ONDERZOEK DOEN HOE DOE IK DAT? WORKSHOP PLUSWEEK KLAS 1, 2, 3

Transcriptie

1 ONDERZOEK DOEN HOE DOE IK DAT? WORKSHOP PLUSWEEK KLAS 1, 2, 3

2 WAAROM ONDERZOEK? Onderzoek doen is een belangrijke wetenschappelijke vaardigheid. Tijdens de plusweek ga je leren hoe je dat moet doen. Je voert je onderzoek uit in 6 stappen. De eerste stap doe je voorafgaand aan de plusweek. De andere stappen doe je tijdens de plusweek. Je doet je onderzoek in tweetallen. Je wordt van begin tot eind geholpen door een vaste begeleider. Voordat je aan de slag gaat, is het goed om te weten wat elke stap precies inhoudt. Aan het eind van deze workshop - Ben je bekend met de zes stappen in een onderzoek - Kan je een hoofd- en deelvraag opstellen - Kan je een voorlopige planning maken voor je onderzoek. - Weet je wat er van je verwacht wordt tijdens de plusweek

3 DE ZES STAPPEN VAN EEN ONDERZOEK

4 STAP 1: EEN GOEDE VRAAG We doen onderzoek, omdat we iets willen weten: we vragen ons iets af. De vraag die aan de basis van je onderzoek ligt, noemen we de hoofdvraag. Wat je hoofdvraag is en hoe je die formuleert hangt af van het vak dat je kiest om onderzoek in te doen. Voorbeelden van hoofdvragen zijn: 1. Hoe kunnen we meer jongens aantrekken op het Meander College? 2. Waarom staan er zoveel files in Nederland? 3. Waarom moeten we nog steeds naar school? Je hoofdvraag moet wel onderzoekswaardig zijn. Met andere woorden, als je het antwoord zo op het internet kan vinden, is het geen interessante hoofdvraag.

5 STAP 1: EEN GOEDE VRAAG Een hoofdvraag kan je bijna nooit in een keer beantwoorden. Je zal je vraag in kleine stukjes moeten delen. Dit noemen we deelvragen. Bijvoorbeeld: 1. Waarom kiezen jongens voor het Meander College? 2. Waar staan de meeste files in Nederlands? 3. Wat leert een leerling op school?

6 STAP 1: EEN GOEDE VRAAG Opdracht 1 Werk in tweetallen. Kijk eens even goed om je heen. Wat zie je allemaal? Probeer zoveel mogelijk dingen op te noemen. Probeer nu eens drie onderzoekswaardige hoofdvragen te bedenken op basis van wat je net allemaal hebt gezien.

7 STAP 2: VERKENNEN Vaak is er al veel over je onderwerp bekend. Voordat je je onderzoek kan gaan uitvoeren, moet je goed weten wat er al over is geschreven. Dit noemen we bronnenonderzoek of literatuuronderzoek. Je bronnen moeten bruikbaar zijn. Op het internet staat heel veel informatie. Veel daar van kan je goed gebruiken, maar lang niet alles is geschikt. Het kan voorkomen dat je je vraag een beetje moet aanpassen na je bronnenonderzoek. Het is heel belangrijk dat je altijd een notitie maakt van welke bronnen je hebt gebruikt! Dit noemen we de bronverwijzing. Je mag nooit een bron gebruiken zonder de bron te noemen. Dit is zelfs strafbaar bij de wet (zie ook bijlage 3).

8 STAP 2: VERKENNEN Opdracht 2 Werk in tweetallen. Bedenk samen hoe je kan weten wanneer een bron bruikbaar is. Waar moet een bruikbare bron aan voldoen?

9 STAP 3: ONDERZOEK OPZETTEN Tijdens deze stap ga je informatie uit de echte wereld verzamelen om je deelvragen te beantwoorden. Dit is dus geen bronnenonderzoek, maar lijkt meer op veldwerk. Je gebruikt daarvoor instrumenten. Welk instrument je het beste kan gebruiken, hangt af van je deelvragen (zie bijlage 2) Vaak heb je voor de verschillende deelvragen andere instrumenten nodig. Voorbeelden van instrumenten zijn: Een experiment Een vragenlijst Een interview Een video-opname Een logboek Kijkwijzer (om bijvoorbeeld museumstukken, kunstwerken of gebouwen te bestuderen).

10 STAP 3: ONDERZOEK OPZETTEN Opdracht 3 Bedenk welk instrument uit bovenstaande rijtje past bij de volgende onderzoeksvragen. Soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk! Leg uit waarom je denkt dat dit een geschikt een instrument is. 1. Hoe wordt een kat gevaccineerd? 2. Waarom kiezen jongens voor het Meander College? 3. Wat houdt het werk van een imam in? 4. Wat houdt de gulden snede in? 5. Hoe kunnen we het weer in Zwolle voorspellen?

11 STAP 4: ONDERZOEK UITVOEREN Als je je instrumenten gekozen en opgesteld hebt, kan je het onderzoek uitvoeren. Bedenk van tevoren goed of je afspraken moet maken met andere mensen en hoeveel tijd je nodig hebt.

12 STAP 5: CONCLUDEREN De informatie die je hebt verzameld in stap 4 noemen we data. In stap 5 ga je deze data heel goed gaat bestuderen en je gaat vertellen wat daar is uitgekomen. Dit kan in een stukje tekst, maar dit kan ook in een tabel met toelichting. Met deze informatie kan je antwoord geven op de deelvragen en, uiteindelijk, de hoofdvraag. Dit is de conclusie van je onderzoek.

13 STAP 6: PRESENTEREN Nu je een gedegen antwoord hebt op je vraag, wil je dat natuurlijk aan zoveel mogelijk mensen vertellen. In de laatste stap ga je je conclusies presenteren. Dit kan op verschillende manieren. Opdracht 4 Werk in tweetallen. Brainstorm 5 minuten en bedenk zoveel mogelijk manieren om je onderzoek te presenteren. Kan jij 10 verschillende manieren bedenken?

14 WAT MOET JE DOEN Stap in het onderzoek 1. Hoofd- en deelvragen Ath. 1 Ath. 2 Ath. 3 Binnen 1 vak Binnen 1 vak Combinatie van 2 vakken 2. Verkennen 2 goede bronnen 3 goede bronnen met APA verwijzing Min. 4 bronnen met APA verwijzing, waarvan 1 in het Engels 3. Onderzoek 1 instrument Min. 2 instrumenten Min. 3 instrumenten opzetten 4. Onderzoek Ja Ja Ja uitvoeren 5. Concluderen Ja Ja Ja, met samenvatting in het Engels. 6. Presenteren Verslag + presentatie Verslag + presentatie Verslag + presentatie

15 WAT MOET JE NU DOEN? Voor de plusweek Zoek iemand met wie je gaat samenwerken. Maak een onderzoeksvoorstel. Dit doe je door het document onderzoeksvoorstel plusweek in te vullen. Lever je onderzoeksvoorstel in bij je begeleider voor woensdag 27 juni 2018 om Tijdens de plusweek (dinsdag 3 t/m 6 juli 2018) Je doorloopt stap 2 t/m 6 van je onderzoek Je legt alles vast in een verslag. Je presenteert je onderzoek.

16 BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST Begrip Hoofdvraag Uitleg De belangrijkste vraag van je onderzoek. Dit is wat je eigenlijk wilt weten. Deelvragen Bronnenonderzoek Bronvermelding Instrument Data Conclusie Vragen die je hoofdvraag in kleine stukjes breken zodat je de hoofdvraag kan beantwoorden. Goed bestuderen wat er al over je onderwerp is geschreven. Lijst van bronnen die je hebt gebruikt (zie ook bijlage 3) Middel dat je inzet om informatie te verzamelen. Alle informatie die je met je instrumenten hebt verzameld. Het antwoord op je hoofdvraag.

17 BIJLAGE 2: INSTRUMENTEN KIEZEN Instrument Voordelen Nadelen Experiment Zeer geschikt voor onderzoeken bij bio, scheikunde, of natuurkunde. Je hebt materiaal en een begeleider nodig. Je moet dit vantevoren goed plannen. Enquête (vragenlijst) Je kan op een snelle manier veel informatie krijgen van een grote groep mensen. Je hebt veel enquetes nodig, de data is soms beperkt, soms leveren mensen de vragenlijst niet in. Interview Logboek Je krijgt precies te weten wat iemand van iets vindt. Je houdt precies bij wat er precies gebeurd in een bepaalde periode. Je krijgt informatie van maar 1 persoon. Je moet het ook goed plannen. Veel werk om het bij te houden. Video opname Zeer geschikt als je iets wilt observeren en je wilt er later nog een keer naar kijken. Je moet apparatuur regelen.

18 BIJLAGE 3: APA BRONVERWIJZING Je verwijst op 2 manieren naar bronnen: in de tekst zelf (als je iets citeert of een idee overneemt) De bronnenlijst aan het eind. Er zijn strikte regels over hoe je dit moet opschrijven. Dit noemen we APA stijl (American Psychology Association). Bekijk dit filmpje over het hoe en waarom van een APA bronverwijzing Op de ELO staat een document waarbij je precies kan nagaan hoe je een bron moet opschrijven.