Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / Cursusafhankelijke toets Cursus B1.2 4 0708 het verhaal van de patiënt Cursuscoördinator dr. A.K. Oderwald 4 Opdrachten, gesloten boek, open vragen, MET antwoord aanwijzingen Elke van de vier opdrachten wordt met maximaal tien punten gehonoreerd; samen 40 punten voor de hele toets. De vragen per opdracht (2-4) krijgen een deel van deze 10 punten, afhankelijk van de zwaarte van de vraag. De verdeling van de punten is vermeld bij de opdracht. De antwoordmatrix die na afloop van het tentamen op Blackboard wordt geplaatst geeft uitsluitend steekwoorden voor de antwoorden. Maar antwoorden die alleen uit steekwoorden zonder context of toelichting bestaan zullen niet tot een voldoende leiden. Maak niet de fout om zonder structuur alles op te schrijven wat je denkt dat misschien tot het antwoord behoort. Het cijfer wordt niet bepaald door het aantal gebruikte woorden in het antwoord. Schrijf duidelijk. Onleesbare antwoorden zijn per definitie fout. Let op! Vraag 1 is een vraag die vorig jaar is gesteld, maar door het wegvallen van studiestof kan deze vraag dit jaar niet meer op deze manier gesteld worden. Bovendien was deze vraag vorig jaar vooraf vrijgegeven (het was dus bekend dat deze vraag op het tentamen zou komen), zodat de manier van vragen ook afwijkt van de overige drie vragen. Deze vraag is dus dit jaar minder relevant. Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 1 van 6
OPDRACHT 1 / 2 vragen 1 Waarom is het voor artsen zinnig om stil te staan bij Vraag 1: verhalen in het algemeen en Vraag 2: verhalen van artsen en patiënten in het bijzonder? Schrijf hierover een korte met argumenten onderbouwde beschouwing van maximaal 250 woorden, gebaseerd op de studiestof. Opdracht 1 Antwoord vraag 1 Het algemene antwoord kan onderbouwd worden met de tekst van Howard Brody. Hij noemt bijvoorbeeld 4 kenmerken van verhalen, later nog aangevuld met twee andere kenmerken. Antwoord vraag 2 Het antwoord op de vraag kan worden gebaseerd op het artikel van Brody, het artikel van Baart, eventueel het artikel van Frank of het college van Meijman. Voorbeelden kunnen uit patiëntenverhalen en casus die gebruikt zijn in het onderwijs gehaald worden. Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 2 van 6
OPDRACHT 2 / 2 vragen 2 Vanaf de jaren zestig van de 20 e eeuw is in de gezondheidsethiek het beginsel van autonomie belangrijk geworden. Dat autonomiebegrip gaat terug op de Verlichting waarin het begrip ontwikkeld werd in reactie op heteronomie. Vraag 1. Leg het onderscheid uit tussen autonomie als aanwijsbare eigenschap en als na te streven waarde. Maak daarbij gebruik van de kritiek die is geformuleerd op het idee van autonomie als aanwijsbare eigenschap van personen. Pas beide betekenissen toe in een voorbeeld. (6 punten: 1p per goede omschrijving van autonomie als eigenschap en als waarde; 2p per goed voorbeeld) Opdracht 2 Antwoord vraag 1: Autonomie als eigenschap: In veel ethische theorieën gaat men ervan uit dat mensen (altijd) in staat zijn tot het maken van eigen keuzen. Kritiek: dat is niet altijd zo. Niet iedereen heeft (altijd) dat vermogen (kinderen, dementerenden, sommige zieken, sommige mensen laten zich leiden door driften). Autonomie als na te streven waarde: het is waardevol en wenselijk dat mensen autonoom zijn of worden. Dit ideaal impliceert dat het goed is dat mensen zelf hun leven naar eigen inzicht inrichten. De voorbeelden moeten aansluiten bij deze twee betekenissen. Vraag 2. Geef vier redenen waarom het beginsel van autonomie vanaf de jaren zestig belangrijk is geworden. Leg per reden uit waarom dat het geval is. (4 punten: 1p per juiste reden) Opdracht 2 Antwoord vraag 2: Verschillende redenen waarom het beginsel van respect voor autonomie belangrijk is geworden: Twijfel over de weldadigheid van specifieke medische behandelingen. Bepaalde nieuwe behandelingen konden leven weliswaar verlengen maar met ernstige twijfel over de kwaliteit van dat leven. Het spanningsveld tussen de professionele verplichting van de arts om het leven te verlengen en het respecteren van de wensen en voorkeuren van de mondige patiënt dat hiervan het gevolg was, leidde tot een opleving van de medische ethiek. Democratiseringsgolf waarin de patiënten over meer kennis beschikken en mondiger worden. Artsen worden geacht naar die patiënten te luisteren. Het begrip kwaliteit van leven wordt ingevoerd en tegenover de kwantiteit van leven geplaatst. Om te voorkomen dat mensen met een lage kwaliteit van leven van het leven zouden worden uitgesloten, werd belangrijk gevonden dat de subjectieve beleving en waardering van de kwaliteit van het leven van de patiënt zelf (of een vertegenwoordiger) het uitgangspunt moet zijn. Bron: Hoofdstuk 4 Leerboek Medische Ethiek Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 3 van 6
OPDRACHT 3 / 2 vragen In "Allochtonen en migranten bij de huisarts" beschrijft Douwe de Vries nogal wat verschillen in de huisartsenpraktijk tussen de (westerse) arts en allochtone patiënten. Vraag 1. Noem drie van deze verschillen en voorzie elk verschil van een voorbeeld. (Totaal 6 punten; per verschil 1 punt, per goed voorbeeld bij het verschil 1 punt) 3 Opdracht 3 Antwoord vraag 1 Keuze uit: taal wederzijdse verwachtingen ziektebeleving en gezondheidsgedrag opvattingen over de aard van ziektes de samenhang tussen klachten en ziekte, leefomstandigheden en psychische problemen verwachtingen ten aanzien van de competentie van geneeskunde en gezondheidszorg Vervolgens beschrijft Douwe de Vries drie gebieden van specifieke deskundigheid die een huisarts volgens hem nodig heeft om de hulpverlening aan allochtonen en migranten te verbeteren. Vraag 2. Noem die drie deskundigheidsgebieden en geef voor elk gebied een voorbeeld. (1 punt voor het noemen van de drie gebieden, 1 punt per goed voorbeeld) Opdracht 3 Antwoord vraag 2: Houding, Kennis, Vaardigheid Bron: Hoofdstuk 13 uit Gezondheidszorg en cultuur. Voorbeelden zijn daar ook te vinden Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 4 van 6
OPDRACHT 4 / 4 vragen De neurowetenschappen stellen de vraag hoe het mogelijk is dat wij in controle zijn en de ervaring hebben van een vrije wil. 4a Vraag 1. Beschrijf de drie probleemgebieden die hiermee samenhangen (1 punt per probleemgebied) Antwoord vraag 1: Mentale veroorzaking, vrijheid, controle (+ uitleg) (p. 193 en 194 reader) Vraag 2. Beschrijf twee experimenten waaruit een twijfel omtrent het bestaan van de vrije wil kan worden geconcludeerd (1 punt per experiment) Antwoord vraag 2: Keuze uit experiment van Beauregard, Libet en Grey Walter (+uitleg) (p. 194-197) Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 5 van 6
OPDRACHT 4 / 4 vragen Vraag 3. Beschrijf de drie theoretische posities die kunnen worden ingenomen in de theorieën over de vrije wil (1 punt per positie) Antwoord vraag 3: determinisme, libertarianisme en compatibilisme (+ uitleg) (197-199) 4b Vraag 4. Waarom is in moreel opzicht deze discussie over de vrije wil waarover de mens al dan niet beschikt belangrijk? Motiveer je antwoord (2pt) Antwoord vraag 4: onze ethiek (en ook rechts)opvatting is ondenkbaar zonder het concept van de vrije wil. 200 202. Bron: artikel van de Boer) Oefentoets CAT B1.2.4 0809 / MET antwoord aanwijzingen Pagina 6 van 6