1. Vertaling in predicatenlogica Opdrachten Werkcollege 4 Vertaal de volgende zinnen naar de eerste orde predicatenlogica: Jan of Piet studeert wiskunde Moskou is een stad in Rusland Geen student die 5 krijgt bewondert zichzelf (neem aan dat 5 een constante is) Alle studenten dansen en zingen 2. Neo-Davidsoniaanse event representatie Vertaal de volgende zinnen in de eerste orde predicatenlogica, gebruikmakend van variabelen over events. Je hoeft nog geen informatie over de werkwoordstijd te verwerken. Jan kuste een meisje in de tuin Gisteren heeft Jan koffie gedronken met Marie in de kantine Jan ontmoette Piet gisteren op de universiteit Je mag hier Jan, Marie, Piet, een meisje, de tuin, koffie, de kantine, de universiteit, gisteren als constanten behandelen. 3. Representatie van tijd Geef aan de hand van je plaatjes en formules op p601 (of op de slides van het hoorcollege Betekenis 1) een vertaling van de volgende zinnen in de eerste orde predicatenlogica: Jan slaapt in een boomhut Jan sliep in een boomhut Jan gaat in een boomhut slapen 4. Representatie van tijd Fig 17.5 in het boek legt uit wat Reichenbaachse representatie van tijd in het Engels is. Bij het hoorcollege Betekenis 1 hebben we naar 2 zinnen gekeken: When Mary s flight departed, I ate lunch When Mary s flight departed, I had eaten lunch a. Teken een plaatje met Reichenbaachse representatie voor deze zinnen. Leg uit wat R, U en E voor staan. b. Geef aan de hand van je plaatjes en formules op p601 (of op de slides) een vertaling van de
zinnen in de eerste orde predicatenlogica. Let wel op dat je nu informatie over de tijd van de twee events moet verwerken. NP: Neem Mary s flight als een constante. 5. Lambda s Bekijk de volgende herschrijfgrammatica met bijbehorende semantiek. S NP VP { NP.sem(VP.sem) } NP Det N' { Det.sem(N.sem) } NP Eigennaam { Eigennaam.sem } VP V { V.sem } Eigennaam Piet { λp.p(p) } V slaapt { λx. Sl(x) } Hier is p de individuele constante die met Piet correspondeert en is Sl de predikaatlogische vertaling van "slapen". a. Deze grammatica kan precies 1 grammaticale zin afleiden. Laat zien hoe de grammatica tot de semantiek van deze zin komt. Doe dit als volgt. Teken eerst een boomstructuur voor de syntaxis van de zin. Teken vervolgens dezelfde structuur, maar vul hier de relevante semantiek in. Vervolgens achterhaal je de zinssemantiek door conversiestappen met de lambda-termen te doen. Laat elke stap zien. b. We voegen nu extra regels toe: N' N { N.sem } Det elke { λp.λq. y[p(y) Q(y)] } N student { λx.std(x) } Hier is Std de predikaatlogische vertaling van "student". Laat zien hoe de grammatica tot de semantiek van "Elke student slaapt" komt. Doe dit op dezelfde manier als in 5a. c. In predikatenlogica gebruiken we de afkorting "!" voor de kwantor "precies één". Dat wil zeggen dat de formule!y[p(y)] waar is dan en slechts dan als er precies één individu is die eigenschap P heeft. We willen nu dat de zin "Precies één student slaapt" de volgende semantiek toegekend krijgt:! y[std(y) Sl(y)]. We gaan er van uit dat "precies één" als geheel in het lexicon is opgenomen en van de categorie Det is. We voegen dus de volgende regel toe:
Det precies één {......... } Geef de semantische vertaling (semantic attachment) die tussen de accolades in deze regel moet staan om de gewenste semantiek te krijgen. 6. Pragmatiek Laat van elke zin in (b) zien of het een entailment, implicatuur, of presuppositie is van de corresponderende zin(nen) in (a). 1. a. Mijn broertje snapt niks van semantiek. b. Ik heb een broertje. 2. a. Spreker 1: Was het een leuk feestje? Spreker 2: Nou, het bier was goedkoop. b. Het was een stom feestje. 3. a. Als Herbert met de auto is, gaat-ie te laat komen. b. Ik weet niet of Herbert met de auto is. 4. a. Alle studenten hebben een voldoende gehaald. b. Sommige studenten hebben een voldoende gehaald. 5. a. Sommige studenten hebben een voldoende gehaald. b. Niet alle studenten hebben een voldoende gehaald. 6. a. Het spijt me dat ik je speelgoedbeer kapot heb gemaakt. b. Ik heb je speelgoedbeer kapotgemaakt. 7. Discourse Beschouw de volgende discourses: (i) Een student kocht een boek van Chomsky. Hij is taalkundige. Yoad bewondert hem. (ii) Yoad bewondert een taalkundige. Hij heet Chomsky. Een student kocht een boek van hem. a. Onder A, B, C en D zijn vier DRS en getekend. Geef voor elk van de vier DRS en aan of deze een representatie kunnen zijn van de betekenis van de discourses in (i) en (ii). Motiveer je antwoord door uit te leggen hoe de anafora resolutie tot stand komt. A
Student(u) v=chomsky Boek(w) Van(w,v) Kopen(u,w) Taalkundige(x) x=u y=yoad Bewonderen(y,z) z=u B Student(u) v=chomsky Boek(w) Van(w,v) Kopen(u,w) Taalkundige(x) x=v y=yoad Bewonderen(y,z) z=v C u=yoad Taalkundige(v) Bewonderen(u,v) w=chomsky w=v Student(x) Boek(y)
Van(y,z) z=x Kopen(x,y) D u=yoad Taalkundige(v) Bewonderen(u,v) w=chomsky w=u Student(x) Boek(y) Van(y,z) z=v Kopen(x,y) b. Discourse (ii) is ambigu en staat meerdere mogelijke interpretaties toe. Spel een mogelijke interpretatie van (ii) uit die niet in A-D staat, en werk deze uit in een DRS. Licht toe hoe je proces van anaforaresolutie tot stand komt in de DRS, en hoe deze verschilt van de interpretaties die in A-D zijn gegeven.