Tb 122A: Micro- en Markteconomie

Vergelijkbare documenten
Statische markttheorie. College 4, spm 1212

Oligopolistische markten. College 5, spm 1212

Markt. Kenmerken van marktvormen:

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3 H1 & H2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Domein D: markt (module 3) havo 5

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Week 5 rechtseconomie HC 9, , Onvolledige mededinging

ANTWOORDEN. Tentamen. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf 19 januari Spm1212 Economie & Bedrijf. Woensdag 19 januari uur 17.

SPM 1212: Economie en Bedrijf

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Katern 2 Markten en welvaart

Tentamen. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf 19 januari Spm1212 Economie & Bedrijf. Naam:... Studentnummer:

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent

Extra opgaven hoofdstuk 13

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

Tentamen. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf. Spm1212 Economie & Bedrijf. Naam:... Studentnummer: 1/14

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

Samenvatting Economie Markt & Overheid

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats.

Samenvatting Economie Consument en producent

Domein markt: volkomen concurrentie

Evenwichtspri js MO WINST

Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Markt en marktvormen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Samenvatting Economie Module 2

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Samenvatting Economie Consument en producent

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

d. Marktcorrectiemotief. d. Beide stellingen zijn onjuist c. Alleen stelling II is juist a. parallellisatie c. Monopolistische concurrentie ;

Tentamen ANTWOORDEN. Tentamen Spm1212 Economie & Bedrijf. Spm1212 Economie & Bedrijf. Naam:... Studentnummer: 1/14

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Economie Module 2 & Module 3 H1

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Hoofdstuk 8. De kosten van belastingen

Oefeningen Producentengedrag

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

Kruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief)

Samenvatting Economie Vervoer

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Marketing leidt tot onvolkomen markten, doordat er meer verkocht word dan normaal.

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Extra opgaven hoofdstuk 12

UIT prijsdiscriminatie

Prijsvorming bij monopolie

ALGEMENE ECONOMIE /06

H3 Hoe werken markten

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

Oefeningen op monopolie

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Week 7 rechtseconomie HC 13, , Economische analyse van regulering

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Bedrijfseconomische basisbeginselen. College 3, spm 1212

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

UIT speltheorie HV

Extra opgaven hoofdstuk 14

Hoofdstuk 9: Monopolie

T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten

Deeltoets micro-economie propedeuse

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

Wat is het juiste antwoord? Of welk woord hoort in welke kolom? 2 Monopolistische. concurrentie. Zowel volkomen als volkomen concurrentie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Lesbrief Markt en Overheid 2 e druk

Colhaize Goede service Lage prijs Goede service (A,8) (6,B) Lage prijs (8,C) (D,5)

auteursrechtelijk beschermd materiaal

UIT externe effecten

De kleine Economie voor Dummies. Sean Masaki Flynn, PhD

Samenvatting Economie Micro-economie

Samenvatting Economie Consument en producent

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Literatuur: Onderneming en omgeving. Docent: Jan Coppens

Het Vijfkrachtenmodel van Porter

ECONOMIE VAN NETWERKSECTOREN

1ste bach PSW. Economie. 1ste semester (H1 - H6) uickprinter Koningstraat Antwerpen B13 6,00

Debat: Nationalisering of privatisering?

Commerciële calculaties

Transcriptie:

Tb 122A: Micro- en Markteconomie Module manager: Daniel Scholten Docent : Marloes Dignum d.j.scholten@tudelft.nl m.dignum@tudelft.nl Boek online kopen via blackboard courses Vak in 2 delen Eerste 4 colleges tentamen deel 1 12-12 meerkeuze 25-30 Tweede 4 colleges tentamen deel 2 29-01 open vragen Voor werkcolleges uitgeprinte versie meenemen.

College 1 1. Economische stelsels /orde Verschillende marnieren sturing economie, communisme kapitalisme normen en waarde Technische efficiëntie lagere kosten, zuinig zijn Allocatieve efficiëntie vraag en aanbod op elkaar afstemmen (arbeid kapitaal factoren) Dynamische efficiëntie reden tot innovering is om winst te maken/goedkoper produceren/voordeel Op welk nieveau worden beslissingen genomen: door de overheid en door veel verschillende markten door verschillende actoren. 1. Traditioneel geordende systemen de oude markt met ruilen Statischer sinds industrie revolutie is dit anders 2. Centraal geleide systemen Communistisch. 3. Decentraal georganiseerd esystemen Passen ons op elkaar aan. Zeer felxibel maar kunnen ook harde klappen vallen. Je kan failliet gaan en dan is he tje eigen verantwoordelijkheid. Tegenwoordig produceer je voor winst, vroeger niet. In de echte wereld Alle 3 de vormen komen terug Plan economie kapitalisme tegenovergestelde Overheid van belang mo markt in stand te houden Bescherming consumeten producenten Collectieve goederen Ook belangrijk om zijn rechtsregels en de rechtstaat. Dit houdt de markt in stand. Bescherming persoonlijke goederen. Ook regulering van macht. Sommige landen is het zo ben je rijk dan kun je alles naar je hand zetten.

2. Markten en goederen / diensten Basis begrippen verschillende markten Concrete markt aan dag en tijd verbonden Relevante markten afgebakend op geografie tijd en producten voor beleidsdoeleinden. Dimensies Product Ruimte Drinkwater zeer regionaal. Kan via flesjes maar dat is geen concurrentie. Tijd Opslag houdbaarheid etc Theoretische markt (plaatje vraag en aanbod) Theoretische markten als instrument. Dmv modellen kun je toekomsten en mogelijke markten beschouwen. Soorten goederen Uitsluiting: dat je toegang kan weigeren tot een goed. (vage grenzen tussen de 2) Rivaliteit : als je iets koopt is het van jou. Je bent vrij om het te verhandelen. Club of tol goederen: vergelijkbaar met infrastructuur Capaciteit heeft invloed op rivaliteit

3. Ondernemingen Bedrijf: is een stap in de keten. De ene maakt het hout, de ander de poten, de ander de stoel... Onderneming heeft meerdere bedrijven. Is een langere keten. Non-profit organisatie Kernvragen 1. Hoe hoog kan de prijs gemaakt worden zonder eruit geconcurreerd te worde 2. Welke productie middelen 3. Kartel vorming, joined venture. Bedrijfskolom of waarde keten 1. Zeer plaatsgebonden 2. Handels onderneming brengt vraag en aanbod bij elkaar. Zorgt dat er koop overeenkomsten gesloten worden. 3. Industriële productie middelen 4. Dienstverlening een diesnt is iets dat in tijden van productie ook wordt geconsumeerd Waarde keten van een auto Oer; Grondstoffen Ind/Productie: stoelen, motor, ICT bestandsdelen Dienst: Garages, levering Handel: Dealer Horizontaal (tussen verschillende factoren) of verticaal (tussen verschillende lagen) Diagonaal is ook mogelijk. Dan ga je verder in een andere tak. Je maakt stoelen voor autos maar je gaat ook maar tafels maken. Groothandel tussen producenten Detail handel naar de consument Groei van ondernemingen Intern (productie) vs externe groei (ander bedrijf overnemen) Motieven Kosten voor meer winst Strategie voor meer aandeel Transatcie kosten : sluit een contract af, maar daarvoor moet je onderzoeken keuze maken, contract opgesteld onderhandelt en afspraken worden gemaakt. Dus tussen producent naar consument.

4 overheidsingrijpen Allocatieve: collectieve goederen brengt de overheid. Sommige belagnrijke goederen die de overheid niet levert moet deze wel voorzien Markt imperfecties In de markt structuur en gedrag van odnernemingen dan worden de prijzen hoger dan ze horen te zijn. Kan door marktmacht en natuurlijke monopolies. Onvoledonde dynaische efficientie dan wordt er te weinig geinnoveerd. Dan loop je achterstand op doordat er geen concurrentie is. Geen rede om te ontwikkelen dit is slecht. Marktfalen Goederen die de markt niet op pakt. (quasi-) Collectieve goederen zoals dijken. Externaliteiten zijn dingen als CO2 uitstoot. Zijn kosten die verbonden zijn met het maken van het product maar niet terug komt in de product prijs. Dit kan wel terug gebracht worden in de kosten. Ook huisprijs kan stijgen doordat de omgeving verbeterd. Overheidsfalen... Conclusie We zitten gevagnen tussen falende markten en overheden. Er blijft een bepaalde inefficientie.

HC 2 statische marktheorie deel 1 Statsiche marktheorie economische uitgangspunten die essentieel zijn om bepaalde resultaten ten halen in de markt Zijn aannames, je kunt hiermee zeggen hoe bepaalde mechanisme werken. Slide 3 Marktstructurr: leid tot bepaald gedrag van actoren : dit leidt tot gewenste of ongewenste gevolgen Slide 4 leren Structuur kenmerken Aanbieders en vragers Vvm: veel aanbieders en veel vragers (uitgangspunt) Concentratie graden BV) veel aanbieders welk marktdeel heeft de grootste onderneming BV)absolute en relatieve aanbieding Procut differentiatie: homogeen en heterogeen: homogeen geen verschil Heterogeen variatie binnen het product Hoe moeilijk is het om hiermee de markt op te gaan (toetreding/uittreding) (nemen we niet mee in de statische marktvorm) Kostenstructuur (komt later terug) Gedrag van de actoren: prijs beinvloed heoveel vraag er is Volume productie/afzet Strategisch gedrag Producenten willen maximale winst draiien Consumenten willen het maximale nut hebben. Heel belangrijk voor ze want zij geven geld uit Economische resultaten: Technische geen verspililng Allocatieve optimale inzet van productie factoren Dynamische dat er evenwicht is en ontstaat Bij vvm zijn deze optimaal

Markstructuren te begrijpen paar basis punten slide 8 Neoklassieke benadering Uitgangspunten Vraagfunctie afzetcurve Elasticiteit van de vraag en prijs is de interactie tussen beide (dq/q)/(dp/p) Elastische-inelastische vraag Kruisprijselasticiteit de vraag van A verandert als de vraag verandert van B Prijsafzet curve slide 13/14 Aanbod Langetermijn: Curves gemiddelde kosten slide 23 Het moment dat de raaklijn door de oorsprong de grafiek raakt is het moment dat de marginale kosten (kosten per eenheid) gelijk is aan de gemiddelde kosten. Dus dit is het ideale punt om tot te produceren. Want hierna zullen de GK omhoog gaan. Je maakt winst als de MarginaleKosten hoger is dan de GemiddeldeTotaleKosten en de GemiddeldeVariabeleKosten Economies of scop: zelfde soort producten produceren.

HC 3 statische markttheorie deel 2 VVM! Monopolie: Een aanbieder. Geen concurrentie dus kun je je eigen prijs bepalen. Prijs afzet curve: Winst is maximaal als de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengst (nazoeken) Monopolistische concurrentie Veel aanbieders. Ze kunnen een beetje de prijs zetten maar er is wel concurrentie. Vraag lijn verschuifd naar links en rechts door toe-uittreding. (slide 23) 3 punten: is de prijs boven de marginale kosten? Goed voor de producent Wordt er op de minimale GK geproduceerd? Ja? goed Maak je winst? GK en prijs. Prijs moet hoger liggen dan de GK om winst te maken. Ontstaat vaak voor door product differentiatie. Oligopolie Slechts enkele aanbieders. Nogsteeds het structuur gedrag resultaat denkbeeld. Maakt het mogelijk om onderling afspraken te maken. (gecontroleerde of gecoördineerde prijsaanpassingen) Oligopolie zonder collusie Geen samenwerking. Gedrag van andere partijen wordt als gegeven verondersteld. Met veel verschillende strategieën met vele uitkomsten denkbaar. Speltheorie: Prisoners dilemma: vertrouwen, verklappen, eingevoordeel. VB wapenwedloop Nash:... Punten om op te concurreren (slide 25)

Cournot concurrentie: De hoeveelheid als strategische variabele. Dit kun je niet heel vaak of snel wijzigen.ontstaat een evenwicht waar de prijs groter is dan de MK. Bertrand: gaat om de prijs niet om de hoeveelheid. Want de productie kan meteen omhoog gebracht worden. (slide 32) samenvatting Cournot en Bertrand. Tentamen vraag Monopolisten situatie en vvm (belangrijke tegenovergestelde nog leren!!) Oligolistische markten met collusie Nu wel afspraken, geen volger-volger situatie. Nadelen: deadweight loss. Hoge prijzen. Weinig innovatie Voordeel: laag risico Kartels zijn redelijk stabiel. Risico is het free rider gedrag. Zijn omstandigheden die kartel vorming ondersteunen. Hoge concentratie graad. Hoogste marktaandeel in percentage. Frequentie interactie. Meerdere prisonrs dillemas. Omdat iets vaker gaat gebeuren leer je ervan. Factoren met stabilieit werken collusie in de hand. Liquide middelen. Geld achterhouden wat ervoor zorgt dat het moment van toetreding van een concurrent, he tmogelijk is de prijs onder markt prijs te zetten waardoor er tijdelijk verlies wordt geleden maar de nieuwe spelers wel weggeconcurreerd worden.

HC 5 een economisch perspectief op infrastucturen 1.Verschillende vormen infrastructuur :techinsche economisceh kant 2.Marktbeleid toepassen op infrastructuur Infrastructuur heeft meestal een lage rivaleit bij consumpite, met een hoge mogelijkheid tot uitsluiting. Elektriciteit lange keten van stappen om van generatie tot consumptie kan komen. Is een wisselwerking tussen producenten en leveranciers. Netwerkbeheerders, die zorgen voor de distributie, dragen verantwoordelijkheid. Moeten leidingen onderhouden, en zekerheid bieden dat ze de capaciteit hebben om de verandering in hoeveelheid op te vangen. Leveranciers hebben verantwoordelijkheid om de juiste hoeveelheid te leveren op de juiste momenten. Als ze verkeerd zitten (dus te weinig hebben ingekocht) dan moeten ze noodaankopen doen. Krijgen ze boeten voor van de netwerkbeheerder. Gas Productie onder hgoe druk naar grote klanten onder lage druk naar uiteindelijke klanten. Voor 50% in handen van de overheid, ook elektriciteit. Olie Olie vereist geen hoge inversteringen. Geen leidingen nodig kan via boot/trein/vrachtwagen. Is privaat gebleven. Komt doordat het lage sunkcosts heeft. In elektriciteit en gas zijn de sunkcosts hoger dus zijn die publiek gebleven. Het is ook goedkoper als het via 1 netwerk gaat. Water Wordt beheerd door provincie en gemeente. Is dus publiek, en blijft vrij regionaal. Communicatie en informatie Ontwikkeld heel snel. Haast niet bij te houden. Post Vroeger ptt nu verandert naar Post NL. Begon als publiek (PTT) daarna overgedragen aan private. Ze hebben een monopoly op brieven post. Pakketen kunnen niet door de brievenbus dus daar komen andere private bedrijven aan te pas. Telecom Een netwerk (heel duur, kabels etc) voor meerdere aanbieders om concurrentie te laten plaatsvinden. Zendmasten zijn relatief goedkoop dus daar krijg je concurrentie op die infrastructuur.

Spoor Vroeger meedere bedrijven op het spoor. Nu genationaliseerd. Is veel efficienter. Want dan legt niet iedereen zijn eigensporen heen en terug neer. Ook de trein regelingen zijn overzichterlijker en makelijker te reguleren als maar 1 systeem is. Luchtvaart Schiphol bv is privaat, maar meerdere publieke aandeelhouders. Tegenwoordig veel concurrentie door charter vluchten, rete goedkoop. Veel interconnecties tussen alden zorgt ook voor betere regulering. Vind in de luchtvaart al veel plaats maar bv in energie nog niet. Daar onstaat een soort file in de distributie. Als dit niet gebeurd komt er meer concurrentie en wordt het goedkoper. Afval... Definitie infrastructuren. Netwerk : waar verplaatsing van goederen plaats vind of waar transport diensten worden geconsumeerd. Economische aspect: hoge sunk costs. Verdeling publiek en privaat: een mengelmoes Marktstructuur: varieren

HC 6 infrastructuur regulering in theorie en praktijk 1 Herrinering : gas staal elektriciteit spoor etc. Goverannce monetary flow en commidity flow Economische kenmerken: Netwerkexternaliteiten : hoe meer mensen gebruik maken van het network hoe nuttiger het is - Stel je bent de enige met een telefoon, is waardeloos. (rest spreekt voorzich) Overheidsingrijpen bij marktonvolkomenheden Marktfalen en markt imperfecties Regulering Is het gebruik van overheidsmach tom de beslissingen van economische actoren te beinvloeden Betreft: marktstructuur Regels om gedrag te sturen Monitoring en eventueel straffen van gedrag...maar ook monitoring effect regels... Kost allemaal geld. Kan invloed hebben op marginale kosten of natuurlijk monopolie. Wordt gedaan door de overheid. Regulering controleert, en er zijn regulerings middelen om te sturen. 2 kernvragen Wanneer is regulering noodzakelijk? Hoe omgaan met natuurlik monopolie met hoge verzonken ksoten? Hoe kan de overheid welvaart verhogend ingrijpen? Vraag 1. Marktanalyse: wanneer is er sprake van een natuurlijk monopolie? PQ met GK curve die almaar dalend is (dalende deel van parabool) Er is sprake van natuurlijk monopolie als 1 bedrijf iets goedkoper kan dan meedere bedrijven. Natuurlijk monopolie is houdbaar als de monopolist niks hoeft te doen om de concurrent weg te krijgen, ze komen simpel weg niet of het is onmogelijk te overleven. Als er wel toetreding mogelijk is dan is deze markt betwistbaar maar als de monopolist actie moet ondernemen om de toetreder weg te krijgen is deze markt niet houdbaar. O1 en O2 waar ze elkaar snijden tot dat punt is het subadiviteit, betekent dat het effectiever is om alleen te produceren. Minimum O2 tot daar is het Economies of Scale.

Substituerbaarheid goed /dienst : de mogelijkheid voor een consument om te kiezen tussen 2 mogelijke natuurlijke monopolisten. Onder welke geografische/tijd/product voorwaarden is de markt en is er sprake van subbadiviteit of economisch of scale dan is er sprake van een natuurlijk monopolie. Ook sunk costs (toetredings barrieres) moeten in acht genomen worden. Wanneer reguleren? Post en telecom, zijn dit natuurlijke monopolies? Post? + sunk costs +subbadditiviteit ( op brieven post) + geen techonologische vernieuwingen Telecom? Neemt schijn van natuurlijk monopolie aan +sunk costs ( kabels/zendmasten) -concurrentie is mogelijk Wel of niet ingrijpen ligt vooral aan de substitueerbaarheid. Natuurlijk monopolie maar kun je bv overstappen op bus moet er dan nog ingegrepen worden? Vraag 2 Regulering van natuurlijk monopoliemet hgoe verzonken kosten Hoe stellen we de prijs vast voor de ddiensten op het netwerk? Balans tussen lage kosten voor lage prijzen consument maar niet te laag voor beheering van netwerk. Bij regulering wordt vaak gekozen voor second best option. Dit houd in het snijpunt tussen vraag en GK. Niet met MK dit betekent dat er verlies gemaakt wordt. Ook niet de monopolistische weg zodat deze maximale winst maakt, dit willen we juist verkomen. Regulering methodes: 1. Cost of service Prijs wordt bepaald op de gemaakte kosten in het verleden. Met de voorwardes dat er wordt voldaan aan een minimum level van qualiteit. Als tarieven te laag waren ingesteld kun je dit recht trekken in het jaar erop. Rate case proceedings Fase 1: hoe bepalen we de kosten? (zie slides) Fase 2: hoe bepalen we de prijzen? (zie slides) Door onderscheid te maken tussen consumenten kun je de hoeveelheid laten varieren waardoor het beter aansluit op de vraag.

Risico van regulering is deadweight loss, komt voort uit de moral hazard van een tekort aan prikkels om efficient te werk te gaan. (zie laatste slides voor extra uitleg en definities) Price cap regulation Zorgt net zoals in VVM dat er bespaard gaat worden op kosten om winst te maken.

HC 7 infrastructuur regulering in theorie en praktijk 2 Marktfalen Redenen : Collectieve goederen als een bepaald goed of dienst niet geleverd wordt. Regulering - toegang tot netwerk moet niet open zijn voor iedereen. Het is bv niet veilig als iedereen stroom gaat produceren. 2 kernvragen: Wanneer en hoe infrastructuur reguleren? Wanneer is regulering noodzakelijk? Welke middelen bestaan er en wat is hun effect? Hoe kan de overheid welvaart verhogend ingrijpen? Redenen tot ingrijpen: Operationele coordinatie eisen om de werking van het netwerk goed te houden moet worden gezorgd dat verschillende aanbieders elkaar niet in de weg gaan zitten. Milieu impact,ruimte gebruik: om vervuiling tegen te gaan door afval of uitstoot. Public service: wil je betalen dan moet je het ook kunnen krijgen. Economische betekenis: Externe kosten stel de externe kosten internaliseren. Moet de producent dit compenseren door de prijs te laten stijgen. Aanbod curve schuift naar links. -Stel de externe kosten zijn positief dan onderschat de consument het product eigenlijk. Dus dan ligt de vraag eigenlijk hoger en schuift de vraag lijn naar boven. Taken overheid: Allocatieve taak: correctie van marktonvolkomenheden; Korting voor oudere, tegemoetkomingen studenten (OV), kinderbijslag. OV positieve externaliteit. Als alle studenten bv geld moeten betalen voor reizen dan gaan er meer mensen in de stad wonen woning probleem Criteria voor ingrijpen: Inefficientie van overheid werd in het verleden betwist. Liberalisering zorgde voor beter indicatie prijs van product. ENERGIE: Betrouwbaarheid : (energy security) niet alles eerlijk verdeel over landen. Iedereen moet toegang krijgen dus misschien moet je importeren om te zorgen dat de leverng constant blijft. Betaalbaarheid: natuurlijk monopolie tegen te gaan en het eerlijk te houden.

Redenen tot ingrijpen bij energie: Verstandig omgaan met bronnen, om te zorgen dat het niet opraakt. Daar is beleid voor nodig. Dutch disease: na vondst gas, prijzen omhoog door inflatie. Maar andere sectoren konden hierdoor niet meer concurreren. Betrouwbaarheid:... Betaalbaarheid: Overheid kan meer producenten dan consumeten dwingen. Om te zorgen dat er vraag blijft voor he tnetwerk kan bijvorobeeld niet iedereen zelf energie gaan opwekken Milieu vriendelijkheid:... 2. Mogelijkheden tot ingrijpen bij een falende markt Verschil staatsbedrijf en publieke voorziening: Alleen staatsbedrijf maakt winst, gedraagd zich als een echt bedrijf. Publieke voorzieningen zijn diensten die direct voor de overheid werken. Informatie en overtuiging: zodat de consument meer kennis heeft waardoor de producent gedowningen wordt meer hun best te doen. Economische sturing: geeft speelruimte voor marktactoren binnen een bepaald raamwerk. Is een gebrek aan informatie dus gij kunt.. Command en control: heeft specifieke doelen die gesteld kunnen worden uit specifieke informatie. Daarom gij zult... Op zijn economisch betektn dit... Prijzen en volumes: Prijs hogere prijs prikkel, curve naar linkss en nieuw evenwicht. Effect prijselasticiteit: kan vlakker of steiler lopen. Dus de prijs kan harder of minder snel veranderen. Zijn er substituten: kunnen zo overschakelen naar een alternatief als de prijs stijgt. Moeilijk te wenselijke hoeveelheid vast te stellen. Volume stel er wordt een quotum gezet dan moet je weten wat dat volume is. Wat is nou precies nodig? Verdeling onder producenten en consumenten, wie mag leveren wie mag kopen. En kan het op een andere manier uitgevoerd worden dat het weer net wel mag. Maak je een fout, dan zal er een zwarte markt ontstaan. Daar zitten ook kosten aan verbonden. Zelfde principe maar andere effecten, baseert keuze van beleid op de effecten en situatie. Als er een minium of een maximum wordt getseld is er kans op een tekort of een surplus. Omdat niet op het evenwichts punt wordt geproduceert.

Belasting heffing: Zorgt voor een nieuwe ideale uitkomst want wordt opgeteld bij de prijs. Kans op ontstaan deadweight loss, afweging die gemaakt moet worden. Is het het waard? Consumeten belasting: vraagcurve gaat omhoog. Heffingen: heffingen geeft ruimte voor subsidies. Zorgt voor eerlijkere verdeling door subsidies en uitkeringen. Subsidies heeft ook het tegenovergestelde effect op vraag en aanbod als belasting heeft. Zo zorgt belasting voor stimulering op bepaalde vlakken. Kan zorgen voor oneerlijke concurrentie. Moeilijk te zeggen waar de innovering plaats gaat vinden, worden fouten gemaakt en geld verspilt. Subsidies kunnen ook gegeven worden daar waar het eigenlijk niet nodig was. Ze hadden het ook zonder subsidie gedaan, dus gratis winst. Steeds nieuw beleid is nadelig, doordat het op lange termijn niet stabiel is wat investeerders tegen kan houden.