Samenvatting Novelle 1. De versterking van de rol van de gemeente



Vergelijkbare documenten
Overzicht Novelle Herzieningswet

Samenvatting Novelle Blok

XAO. nerk. ons kei ECFD/U

Hoofdlijnen van de concept-novelle

Herzieningswet samenvatting. 22 juni 2014

Hoofdlijnen van de concept-novelle

Lokaal woonbeleid. Woningwet en Huisvestingswet

Woningwet op weg: Tussen droom en daad. - Alles wat u wilde weten - 30 september 2015 Simone Kramer BZK Han Dirks BZK

Herzieningswet De betekenis voor de gemeente en regio; de relaties op lokaal niveau Stand van zaken (feb 2015)

Samenvatting herziene Woningwet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEMO HERZIENING WONINGWET

Strategisch scheiden of splitsen DAEB / niet-daeb. Bram Klouwen en Bert van t Land Companen

ONINGWET WAT BETEKENT DIT VOOR DE GEMEENTE?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Woningwet 2015 in vogelvlucht

II Artikelsgewijze toelichting

1. Inleiding 2 2. Onderwerpen in het wetsvoorstel waarover geen wijzigingen worden voorgesteld 4

Recente ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting. Raadscommisie Ruimte en Vastgoed 24 maart 2015 Gabrielle van Asseldonk

B&W Vergadering. B&W Vergadering 1 november 2016

VNG woensdag 2 april :39 Stadhuis Lbr.14/024 - Wijzigingen Woningwet: "Novelle" uw kenmerk. ons kenmerk ECFD/U Lbr.

Woningwet Tekst en uitleg voor huurdersorganisaties. Tweede druk, februari 2016

Masterclass Handreiking Prestatieafspraken. 1 oktober 2015

TOELICHTING BESLISBOOM

PIJLER FYSIEK. Marije Eleveld, Henk Brauer, Roeland van de Schaaf, Jeroen Weijers, Rinette Reynvaan

Herziening Woningwet:

Nieuwe Woningwet. Wat verandert er in de sociale huursector?

Woningwet woningcorporaties en gemeenten. Informatie voor gemeenten. de piketpalen gaan nu de grond in

Kennisavond Woningwet. 28 April 2015

W O N I N G C O R P O R A T I E S

Samen naar een passende voorraad hulpwijzer voor gemeenten bij scheiden en splitsen

In vogelvlucht. De Woningwet 2015 Nieuwe spelregels voor de sociale huursector

Notitie over het scheidings- en splitsingsvoorstel

Weging van zienswijzen door de Aw

Weging van zienswijzen door de Aw

Onderzoeksinstituut OTB

SCHEIDEN VERSUS SPLITSEN HET GOEDE GESPREK AEDES

Knelpuntenanalyse Novelle en BTIV 2015

B&W Vergadering. woningcorporaties Zaaknummer , , ) Commissie Commissiedatum Gemeenteraad

VOORBEELD. Woningwet Tekst en uitleg voor huurdersorganisaties. Eerste druk, mei 2015

Drs. Joyce Langenacker Haarlem

SCHEIDEN OF SPLITSEN THAT S THE QUESTION? PAUL MINKE AEDES

ons kenmerk STAF/ALG/U

Scheiden en splitsen: Samen op weg naar een passende voorraad

Veranderende rol gemeente in het toekomstig woonbeleid

Gevolgen van Woningwet en Regeerakkoord voor het lokale speelveld

HOOFDPUNTEN CONCEPT BESLUIT TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015 (BTIV) AMvB bij de novelle herziene Woningwet

Onderwerpen Woningwet, BTIV en Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting

a) Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

WET OP HET OVERLEG HUURDERS- VERHUURDER

Boxmeer Herzieningswetproof. Annemarieke Sandee FRAEY Partners in Publieke Waarde 3 maart 2016

woonconcept Datum 7 juli 2016 Behandeld door Telefoonnummer

Datum: 3 maart 2014 Betreft: consultatie-versie van de novelle op de Herzieningswet toegelaten instellingen. Geachte heer Blok,

Samenvatting Woningwet voor gemeenten INCLUSIEF HET BESLUIT TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING (BITV)

ons kenmerk ECFD/U

Ver van huis? 26 maart Pieter Schut Notaris vastgoed

Wonen in het Land van Heusden en Altena. Gemeenteraden en woningcorporaties 10 maart 2015

KENNISMIDDAG NOVELLE

No.W /I 's-gravenhage, 5 juni 2014

Beslisdocument college van Peel en Maas

HOOFDPUNTEN NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG. Reactie minister Blok op vragen van de Tweede Kamer over de novelle

Samen naar een passende voorraad hulpwijzer voor huurders bij scheiden en splitsen

BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN BESLUIT TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING. Vergelijking van het concept en definitieve BTIV bij de Woningwet

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Novelle Herzieningswet: slot op de deur of de deur op slot? Auteurs: Eelkje van de Kuilen Dennis van Tilborg

Relatie Gemeente corporaties In perspectief van de Novelle

Reactie op Novelle en AMvB

Financiering van de corporatiesector na de novelle. René Goorden

ons kenmerk ECFD/U

Actueel beeld van de woningbehoefte in 2015, 2020 en 2025: Wat is het effect van de vraag op de ontwikkeling van woonmilieus?

Overzicht en stemmingsuitslagen bij moties Novelle op Herzieningswet

Daeb / niet-daeb. Scheiden of splitsen van het bezit van woningcorporaties VOORBEELD

VERANDERENDE SPEELVELD

Overzicht Novelle herziening woningwet

Wet- en regelgeving scheiding DAEB/niet-DAEB

Beslisdocument college van Peel en Maas

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HOOFDPUNTEN IMPLEMENTATIE WONINGWET

Daarnaast gaan we onder 4. nog in op het terugdringen van de bedrijfslasten bij corporaties en het interne en externe toezicht.

IMPLEMENTATIEPLAN HERZIENE WONINGWET (NOVELLE)

Prestatieafspraken en risicomanagement corporaties

De volkshuisvestelijke gevolgen van de DAEB-splitsing

Visie WSW op aflossingsplicht leningen Daeb aan niet-daeb

Strategische keuzes bij scheiden en splitsen Samen op weg naar een passende voorraad

Huisvestingswet 2014/ Woningwet Nieuwe spelregels voor de sociale huursector

Herzieningswet/novelle. 10 december 2014

Vragen en antwoorden 2/145 (versie 5)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Collegebesluit Collegevergadering: 11 december 2018

1. Wat is uw reactie op de voorgestelde wijzigingen in de Woningwet?

Reglement commissie maatschappelijk presteren en vastgoed

Memorie van toelichting. Inhoudsopgave

Corporaties: maatschappelijke opgave groter, het speelveld kleiner? Het effect van de Novelle op Wonen en Zorg

Onderzoeksinstituut OTB

WSW visie op scheiding en/of splitsing van DAEB en niet-daeb

VOORBEELD. Lokale prestatieafspraken. Handreiking voor huurdersorganisaties. Tweede (geheel herziene) druk, oktober 2016

Lange Voorhout 8 Postbus Minister voor Wonen en Rijksdienst 2500 EA Den Haag Postbus EA DEN HAAG

Algemene Rekenkamer..,

Zaaknummer: Datum: 8 september 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Transcriptie:

Samenvatting Novelle Op 5 juli 2012 is het wetsvoorstel Herzieningswet, een wijziging van de Woningwet, aangenomen door de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. Nadien is het kabinet Rutte II aangetreden. In het regeerakkoord van dat kabinet is een aantal voorstellen opgenomen voor een inperking van het werkterrein van de corporaties, de wijze van functioneren van corporaties, de versterking van de rol van gemeenten, de financiering van corporaties en de vormgeving van het toezicht. Om dit in wetgeving te verankeren worden nu voorstellen opgenomen in een Novelle : een wijziging van het wetsvoorstel Herzieningswet. De Novelle zal voor advies naar de Raad van State worden gestuurd. Daarna gaat de Novelle naar de Tweede Kamer. Tot slot zal de Novelle, samen met het wetsvoorstel Herzieningswet, worden behandeld in de Eerste Kamer. Het kabinet mikt er op om de wet in werking te laten treden op 1-1-2015. Deze samenvatting is gebaseerd op de Novelle zoals deze in het voorjaar van 2014 in consultatie is gebracht en op het bestuurlijk overleg dat de VNG had met minister Blok. Niet uitgesloten kan worden dat de tekst van de Novelle nadien nog gewijzigd is. Een definitief wetsvoorstel is pas openbaar als het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. 1. De versterking van de rol van de gemeente Het kabinet wil de positie van gemeenten versterken waar het gaat om de bijdrage die corporaties moeten leveren aan de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave. In de Novelle is opgenomen dat de corporatie met haar werkzaamheden naar redelijkheid bijdraagt aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid dat geldt in de gemeenten waar zij feitelijk werkzaam is. Het kabinet geeft aan dat uitgangspunt zou moeten zijn dat een gemeente beschikt over een actueel vastgesteld volkshuisvestingsbeleid. Het kabinet geeft geen voorschriften hoe dat volkshuisvestelijk beleid er uit moet zien behalve dat, voor zover andere gemeenten een rechtstreeks belang hebben bij dat beleid er regionaal overleg plaats dient te vinden. De gemeente kan in haar woonvisie of volkshuisvestingsbeleid thema s aandragen waarvan zij vindt dat de corporaties daarop dienen te presteren. Daarbij kan de gemeente prioriteiten en posterioriteiten vaststellen, zowel naar thema als naar wijk/buurt/stadsdeel. De gemeente kan thema s aan de orde stellen als nieuwbouw van sociale huurwoningen, de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad (o.a. verkoop van bezit of liberalisatie van woningen door de corporatie), betaalbaarheid en bereikbaarheid van de woningvoorraad, de huisvesting van specifieke doelgroepen, de kwaliteit en duurzaamheid van de woningvoorraad en de woonomgeving, investeringen in leefbaarheid en maatschappelijk vastgoed voor zover die tot het werkterrein van corporaties behoren en andere thema s die tot het gebied van de volkshuisvesting behoren. In de Novelle wordt de noodzaak om het volkshuisvestingsbeleid vast te leggen versterkt door te bepalen dat de corporatie niet gehouden is naar redelijkheid bij te dragen aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid, wanneer dat beleid niet is vastgelegd en daarover met andere gemeenten overleg is gevoerd.

Het tijdstip waarop de corporatie de gemeente een meerjarig overzicht van voorgenomen werkzaamheden moet verstrekken wordt vervroegd van 1 november naar 1 juli. Op basis van het overzicht van werkzaamheden kunnen de gemeenten afleiden welke werkzaamheden op hun grondgebied zijn voorzien, en welke bijdrage daarmee is beoogd aan de uitvoering van het volkshuisvestingsbeleid dat in die gemeenten geldt. De corporatie doet hiermee een bod op het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid c.q. de woonvisie. In de Novelle is opgenomen dat de corporatie voor 1 januari na het begin van haar begrotingsjaar een overzicht aan de minister dient te sturen van haar voorgenomen meerjarige werkzaamheden in de gemeenten waar zij feitelijk werkzaam is. Gemeenten krijgen hiervan een afschrift. De gemeente kan, indien een corporatie de gemaakte afspraken niet zou nakomen of niet aan de op schrift gestelde, binnen de kerntaken van de corporatie passende, wensen van de gemeente zou tegemoetkomen, een beroep doen op de geschilbeslechtingprocedure bij de minister. In de herzieningswet is al opgenomen dat als de minister een geschil moet beslechten hij dat zal doen op basis van de financiële positie en polsstok van de corporatie. De minister zal in het licht van de woonvisie vaststellen of de gemeente de corporatie niet overvraagt. Indien sprake zou zijn van voldoende financiële ruimte bij de corporatie en indien er sprake is van een redelijk appèl door de gemeente, kan een ondermaats bod van de corporatie leiden tot een beroep van de minister op de corporatie om het bod richting de gemeente aan te passen. Indien nodig kan de minister dit appèl ondersteunen door de inzet van het toezichtinstrumentarium zoals opgenomen in het wetsvoorstel. De minister zal de gemeente, indien nodig, bestuurlijk aanspreken op het uitvoeren van zijn oordeel. Ten slotte is al in de herzieningswet opgenomen dat huurdersorganisaties betrokken worden bij het overleg om te komen tot prestatieafspraken tussen de corporatie en de gemeente. Dit overleg wordt dus tripartiet. In de Novelle is de mogelijkheid opgenomen om bij AMvB regels te stellen aan inlichtingen die door de corporatie op verzoek van de gemeente aan de gemeente verstrekt moeten worden. Daarnaast is er in de Novelle in voorzien dat de financieel toezichthouder een oordeel geeft over de jaarstukken van de corporatie (volkshuisvestingsverslag, financieel verslag). Daarin zal een beoordeling van de financiële ruimte van de corporatie worden betrokken. In de AMvB zal worden vastgelegd dat de gemeente een afschrift van dit oordeel van de financieel toezichthouder ontvangt. Op deze wijze kan de gemeente inzicht krijgen in de investeringscapaciteit van de corporatie. Daarnaast kan de gemeente beschikken over informatie van het WSW in het kader van de achtervang bij de borging van leningen. In de Novelle is opgenomen dat de gemeente vervolgens een zienswijze kan geven op onder andere het volkshuisvestingsverslag, waarin de gemeente haar oordeel kan geven over de wijze waarop de corporatie uitvoering heeft gegeven aan de afstemming met de gemeente. 02/06

Resumerend kan het samenspel tussen gemeenten en corporaties als volgt worden gekenschetst. Het ligt op de weg van de gemeente om het voor de gemeente geldende volkshuisvestingsbeleid, in overleg met andere gemeenten die daar rechtstreeks belang bij hebben, te verankeren. Bij voorkeur zijn ook huurdersorganisaties bij de totstandkoming van het beleid betrokken. De corporatie die in de gemeente werkzaam is, wordt geacht naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en de gemeente jaarlijks tijdig (voor 1 juli) inzicht te verschaffen in de wijze waarop de corporatie invulling geeft aan het bijdragen aan dat volkshuisvestingsbeleid, wat gezien kan worden als het bod van de corporatie aan de gemeente. De corporatie nodigt de gemeente daarbij uit om te komen tot het maken van afspraken waarbij ook de betrokken huurdersorganisaties zijn betrokken. Ten behoeve van de beoordeling van het bod van de corporatie aan de gemeente, kan de gemeente gebruik maken van het door de financieel toezichthouder afgegeven oordeel over de corporatie. Daarnaast kan de gemeente de corporatie zelfstandig om inlichtingen vragen en kan zij beschikken over aanvullende informatie met het oog op haar achtervangpositie bij de borging van leningen door het WSW. Wanneer er een geschil ontstaat tussen partijen kunnen zij zich tot de minister wenden. Daarnaast ontvangt de gemeente jaarlijks het volkshuisvestingsverslag van de corporatie waaruit zij kan afleiden hoe de corporatie invulling heeft gegeven aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid. Wanneer de gemeente daar een zienswijze over heeft gegeven is de corporatie verplicht deze aan de minister te sturen. Ten slotte is de betrokkenheid van de gemeente niet beperkt tot de cyclus om te komen tot het maken van prestatieafspraken. Van de gemeente wordt ook een zienswijze gevraagd waar het gaat om de verkoop van sociale huurwoningen door de corporatie, uitbreiding van het werkgebied van de corporatie, fusie en splitsing van corporaties, de administratieve scheiding voor wat betreft de overheveling van te liberaliseren huurwoningen naar de niet-daeb-tak, en de beoordeling van de noodzaak van de uitvoering van niet-daeb werkzaamheden door de corporatie. Ook is de gemeente betrokken bij de opstelling door de corporatie van een reglement over de sloop van woningen. 2. De werkzaamheden van de corporaties In de Novelle wordt voorgesteld de corporatie op te splitsen in twee van elkaar gescheiden bedrijfsonderdelen, zijnde de Daeb-tak (Diensten van Algemeen Economisch Belang), die de kerntaken van de corporatie uitvoert en de niet-daeb tak die belast is met alle overige werkzaamheden. Werkzaamheden in de corporaties die niet tot de Daeb behoren en voor zover ze tot de toegestane werkzaamheden behoren, moeten dus sowieso in een aparte tak binnen de corporatie worden ondergebracht (de niet-daeb tak). Het wetsvoorstel verplicht daarbij sowieso tot een administratieve scheiding. Daarnaast is een juridische scheiding mogelijk, die in dat geval logischerwijs in de plaats komt van de administratieve scheiding. Met de scheiding moet worden geborgd dat werkzaamheden in de niet-daeb tak worden uitgevoerd zonder compensatie (staatssteun) zodat er onder gelijke condities met marktpartijen wordt geopereerd en er geen sprake is van marktverstoring. Nieuwe niet-daeb werkzaamheden worden na de scheiding gefinancierd tegen marktconforme condities (dus zonder borging door het WSW). 03/06

Verplicht naar de niet-daeb tak over te brengen werkzaamheden betreffen in ieder geval huurwoningen met een geliberaliseerd huurcontract op het moment van splitsing, commerciële onroerende zaken (winkels, kantoren, overige bedrijfspanden), grondposities ten behoeve van de bouw van niet-daeb onroerende zaken en de (belangen in) huidige BV s en NV s van corporaties. Facultatief over te hevelen werkzaamheden betreffen niet-geliberaliseerde huurwoningen die wel in aanmerking kunnen komen voor liberalisatie. Te liberaliseren woningen De keuze of en, zo ja, in welke mate gebruik gemaakt wordt van de ruimte tot het onderbrengen van te liberaliseren huurwoningen in de niet-daeb tak is in belangrijke mate lokaal maatwerk. Dit zal in nauw overleg tussen de corporatie, de huurdersorganisaties en de gemeente bezien moeten worden. Een voorstel tot facultatieve overheveling zal dan ook vergezeld dienen te gaan van zienswijzen van de gemeenten waarin de corporatie werkzaam is alsmede van zienswijzen van hun huurdersorganisaties. De minister zal vervolgens de voorstellen beoordelen. De gemeentelijke zienswijze legt daarbij veel gewicht in de schaal, maar de financiële belangen van de corporatie en de levensvatbaarheid van beide bedrijfsonderdelen vormen ook essentiële toetspunten voor de minister. 3. De juridische splitsing De corporatie die juridisch wil splitsen dient vroegtijdig over de voorgenomen afsplitsing overleg te voeren met de gemeenten waarin zij feitelijk werkzaam is en met haar huurdersorganisaties en bewonerscommissies. Het splitsingsverzoek dient vervolgens, voorzien van zienswijzen van de hierboven bedoelde gemeenten, huurdersorganisaties en bewonersorganisaties, ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de minister. 4. Beperkingen van de Daeb-taken van corporaties Ten aanzien van de Daeb wil het kabinet de werkzaamheden op het terrein van de leefbaarheid nader definiëren ten opzichte van de huidige praktijk. Er moet gaan gelden dat het om werkzaamheden gaat die samenhangen met het sociale bezit en het daaraan ondergeschikte en direct daarmee verbonden maatschappelijke vastgoed. Uitgangspunt is dat de werkzaamheden een op de wijk, buurt of het buurtschap gerichte functie hebben, in gebieden waar de corporatie bezit heeft. Een deel van het maatschappelijk vastgoed zal tot het woondomein worden gerekend zoals hospices en opvangcentra. Functies die onlosmakelijk samenhangen met zorggebouwen van corporaties worden niet meer apart beschouwd als maatschappelijk vastgoed maar gerekend tot het wonen als zij een fysieke eenheid vormen met het woonzorggebouw (dagbesteding, zorgsteunpunten). De wet zal straks toestaan dat in de plint van een woongebouw meerdere maatschappelijke huurders onderdak kunnen vinden zoals: jongerenopvang, maatschappelijk werk, welzijnswerk, zorgsteunpunten, maatschappelijke dienstverlening, veiligheidhuizen, bibliotheken en culturele activiteiten etc. Dergelijke functies onderbrengen in een losstaand gebouw zal niet meer worden toegestaan. Werkzaamheden die in het verleden zijn toegestaan en thans niet meer zouden mogen, hoeven niet te worden beëindigd. De toegestane activiteiten maatschappelijk vastgoed en leefbaarheid worden bij 04/06

AMvB nog nader gedefinieerd. 5. Toegestane niet-daeb werkzaamheden Wat betreft de niet-daeb werkzaamheden komt het er in de kern op neer dat de gemeenten in een woonvisie of vastgelegd volkshuisvestingsbeleid aangeven welke niet-daeb investeringen zij noodzakelijk achten. Daarbij is het noodzakelijk dat de gemeente over de opgave aan niet-daeb investeringen overleg voert met omliggende gemeenten zodat voorgenomen investeringen worden afgestemd op de regionale omstandigheden en vraag. De gemeente dien de voornemens ten aanzien van niet-daeb te publiceren. Marktpartijen kunnen dan hun belangstelling kenbaar maken. De gemeente zal moeten bepalen of de marktpartij in staat of bereid is om de niet-daeb werkzaamheden uit te voeren. Is de gemeente van oordeel dat dat niet het geval is, dan kan de gemeente in zee gaan met de corporatie. Als een marktpartij het hier niet mee eens is, kan deze zich wenden tot de minister. Uiteindelijk moet de minister instemmen met het door een corporatie verrichten van niet-daeb werkzaamheden. De minister stemt daar alleen mee in als: a. de corporatie een verklaring van de gemeente kan overleggen waaruit blijkt dat de gemeente de werkzaamheden noodzakelijk acht en dat er geen andere, commerciële, marktpartijen bereid of in staat zijn gevonden om deze nieuwe ontwikkelingen op te pakken; b. de niet-daeb werkzaamheden behoren tot het werkdomein van de corporatie; en c. de toets van het WSW positief is. Het WSW toetst of bij de niet-daeb voornemens sprake is van een plan met een positief rendement op niveau van het project én op het niveau van de kasstromen van de gehele corporatie. Daarnaast kan het WSW een inschatting maken of de voornemens nu of op termijn een risico kunnen vormen voor de uitvoering van Daeb werkzaamheden. Als de minister een plan van de corporatie goedkeurt kan de corporatie overgaan tot de financiering en uitvoering van het plan. Uitgangspunt daarbij is dat de corporatie de activiteit extern en marktconform moet financieren (dus niet geborgd via het WSW). Daarbij is er een verschil tussen herstructureringsgebieden (herbebouwing van bestaand bebouwd gebied) en uitleglocaties. Bij de financiering van herstructurering is het in het geval van een administratieve scheiding denkbaar dat de financieel toezichthouder toestaat dat de Daeb tak een interne lening verstrekt vanuit de netto opbrengst (na aflossing van de WSW-geborgde lening, rustend op dit verkochte bezit) van woningverkopen teneinde de niet-daeb tak in staat te stellen de ongeborgde lening (deels) te financieren. Dit zal pas aan de orde kunnen zijn als de toegelaten instelling heeft aangetoond dat ongeborgde financiering (deels) niet mogelijk is en dat ook mogelijkheden om de financiering af te bouwen door bijvoorbeeld de verkoop van niet-daeb vastgoed ontbreken. Het verschil met de financiering van uitleglocaties is dat in deze situatie er exclusief sprake moeten zijn van externe financiering door een vermogensverschaffer. Een interne lening van de Daeb naar de niet-daeb is bij uitleglocaties niet mogelijk. 05/06

Bij een administratief gescheiden corporatie die nieuwe niet-daeb investeringen wil doen, moet de gemeente dus deze investeringen noodzakelijk vinden en moeten er tegen dezelfde condities geen commerciële aanbieders in de markt bereid zijn en moet de WSW-toets positief uitvallen. Deze randvoorwaarde gelden bij de juridisch afgesplitste niet-daeb niet. 6. De wijzigingen ten aanzien van het toezicht Over de vormgeving van het toezicht is veel te doen geweest. Hier wordt volstaan met het aanhalen van de belangrijkste uitgangspunten die het kabinet hanteert: De ministeriële verantwoordelijkheid ten aanzien van het externe toezicht (volkshuisvestelijk en financieel) wordt gewaarborgd. Het toezicht dient los van de beleidsfunctie te opereren. Dit moet gelden voor zowel het financiële als het volkshuisvestelijke toezicht. De beide vormen van toezicht hebben elk hun specifieke karakter en dienen elk goed tot hun recht te komen. De beide vormen van toezicht zullen derhalve gescheiden blijven. Gegeven de raakvlakken en mogelijkheden tot efficiencyverbeteringen wordt zorg gedragen voor een optimale informatie-uitwisseling en samenwerking tussen beide toezichtfuncties. De toezicht- en saneringsfunctie worden gescheiden van elkaar vormgegeven en komen bij verschillende organisaties te liggen. 7. Sanering van corporaties Het kabinet wil de sanering van corporaties, die nu nog door het CFV wordt uitgevoerd, anders vormgeven, en daarbij de verantwoordelijkheid voor sanering geheel onder ministeriële verantwoordelijkheid brengen. De saneringstaak van het CFV wordt daarmee beëindigd. De saneringsfunctie kan voor een belangrijk deel worden uitgevoerd door het WSW, wat aansluit bij het vanuit zijn borgingsfunctie kunnen beoordelen in welke gevallen vanuit financieel oogpunt een sanering noodzakelijk is. Deze uitvoering, waaronder mede begrepen het bij corporaties heffen van de noodzakelijke middelen, zal door middel van een mandaatbesluit van de minister bij het WSW worden belegd. 8. De schaal van de corporatie In het regeerakkoord is opgenomen dat de schaal van een corporatie in overeenstemming moet zijn met de schaal van de regionale woningmarkt en de maatschappelijke kerntaak. Tegen deze achtergrond acht de regering een rol van de gemeente wenselijk bij de vaststelling van het regionale werkgebied van de corporaties. De regering wil dit vorm geven door de gezamenlijke gemeenten de mogelijkheid te bieden een voorstel te doen voor de bepaling van het regionale werkgebied van de aldaar werkzame corporaties. Op basis van een voorstel van gemeenten kan de minister vervolgens een begrenzing vaststellen voor de aldaar werkzame corporaties. De minister zal daarbij de afweging maken of er sprake is van een samenhangende woningmarkt en daarbij zo nodig een visie van de provincie vragen. Wanneer gemeenten niet met een voorstel komen is er geen begrenzing van het werkgebied voor de betreffende corporaties die in dat werkgebied werkzaam zijn. 06/06