Verslag vergadering opiniekamer Opiniekamer: Cluster Samenleving Vergaderdatum: 24 augustus 2010 Plaats: raadzaal, Stadhuis Tijd: 20.00 tot 21.45 uur Voorzitter: de heer H.C.V. Veldhuijsen Raadsgriffier: mevrouw M. de Greef Telefoonnummer: 030-6861797 Notulist: de heer C. During (MKW secretariaatsservices) Aanwezig: Tevens aanwezig: mevrouw C.C.J.M. Cornelissen (CDA) de heer B.W. van der Horst (VVD) de heer H. ter Horst (PvdA) de heer A. Kwakkel (CDA) de heer J.H. Lappee (GroenLinks) de heer R.J. Leutscher (LDIJ) mevrouw A.T. de Neijs-van Rossum (PvdA) mevrouw A.M.P.M. van Noort-van der Lugt (VVD) mevrouw A.M. Poppe (SP) de heer R.J. Rehatta (GroenLinks) mevrouw S. Roos (D66) wethouder M.J.T.G. van Beukering-Huijbregts wethouder F.J.L.M. Cremer wethouder R.G. de Vries 1. Inventarisatie thema's en sprekersplein en bepalen orde van dienst De voorzitter opent de vergadering, heet de aanwezigen welkom en last een korte voorstelronde in. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Pape. 2. Vaststellen verslag Clustervergadering Samenleving d.d. 25 mei 2010 Het herziene verslag wordt vastgesteld. 3. Ingekomen stukken De heer Mulder (Stadsmuseum) reageert op een brief van 19 augustus 2010. Hij heeft hierover drie opmerkingen. Ten eerste: in hoeverre is de gemeente consistent in haar besluitvorming? In februari 2009 heeft de raad het Stadsmuseum de opdracht gegeven om een pakket samen te stellen dat representatief is voor de gemeente. Er is een bedrijfsplan opgesteld waarin het nieuwe ambitieniveau is vastgesteld en waarin een vierjarenplan is vastgesteld. De raad heeft dit in februari jl. goedgekeurd. Uit de laatste brief aan de raad blijkt dat er mogelijk toch weer extra bezuinigingsmaatregelen worden getroffen; het Stadsmuseum dreigt terug te zakken tot het niveau van een oudheidskamer. Dat is niet consistent. Het tweede punt betreft het proces van de verzelfstandiging. Er is een projectgroep opgericht om het Stadsmuseum te verzelfstandigen. Binnen deze projectgroep is er vanuit de ambtelijke organisatie geen enkel inhoudelijk voorstel opgeleverd voor het opzetten van een stichting, noch voor het opstellen van arbeidsvoorwaarden in een separate stichting. Dit zou worden veroorzaakt doordat twee kapiteins het schip bestuurden. De nieuwe projectleider die dit zou moeten verhelpen, heeft de zaak alleen maar tegengewerkt en verder laten stranden. 1
Ten derde de vraag hoe de gemeente omgaat met vrijwilligers. De heer Lubbers is na veertien jaar deel van het bestuur te hebben uitgemaakt vertrokken, en dat doet hij niet zomaar. In de brief wordt hierop niet ingegaan. In plaats daarvan is er een denigrerend schrijven naar de heer Lubbers uitgegaan. Zo moet een gemeente niet omgaan met haar vrijwilligers. Mevrouw De Neijs wijst erop dat de brief verwijst naar het project 'Keuzes maken'. Dat was niet de basis van het raadsbesluit en is als zodanig nieuw beleid. Wethouder De Vries antwoordt dat het verstandig is nu al de consequenties te expliciteren van 'Keuzes maken'. Dat betekent niet dat die keuze voor bezuiniging nu al impliciet is gemaakt, maar als er zwaar weer komt, is het zaak plan B gereed te hebben. Het is te betreuren dat de heer Lubbers afscheid heeft genomen. Hij heeft echter in de loop der tijd verschillende keren met opstappen gedreigd. De heer Mulder geeft aan dat er al eerder sprake is geweest van het opstellen van plan B. Het Stadsmuseum heeft te weinig tijd en capaciteit gehad om dit uit te werken. Wethouder De Vries merkt op dat het bestuur van het Stadsmuseum de opdracht heeft teruggegeven om een bezuiniging van 25.000,00 door te voeren. Dat geeft niet het vertrouwen dat men in de huidige constellatie in staat is zwaar weer te doorstaan. Vandaar dat in het proces is ingegrepen. De heer Mulder stelt dat deze bezuiniging ten koste had moeten gaan van de 75.000,00 die men vrij ter beschikking heeft. Dat gaat niet. Het zou wel mogelijk zijn wanneer het ten koste had mogen gaan van de totale begroting van 400.000,00. De heer Leutscher doet de suggestie aan de hand om externe gelden te werven. Er is ooit een sponsorcommissie Stadsmuseum opgericht, maar die is een zachte dood gestorven. De voorzitter rondt de discussie over het Stadsmuseum af. De heer Leutscher verzoekt het college in het conceptsubsidieoverzicht 2010 van stuknummer 20 aan te geven welke bedragen afkomstig zijn van het rijk, van de gemeente, de provincie, Europa et cetera. Hierdoor wordt inzichtelijk wat het gemeentelijk aandeel bedraagt. Wethouder De Vries zegt toe aan te geven welk aandeel van het totale subsidiebedrag van IJsselstein afkomstig is en welk aandeel afkomstig is van overige overheden. Mevrouw De Neijs vraagt of de 33% stijging van de WWB ten laste komt van de begroting van 2010 of dat dit wordt doorgeschoven naar 2011. Wethouder Cremer zegt toe dat deze technische vraag nader wordt uitgezocht. De voorzitter constateert dat eenieder zich kan vinden in de afdoeningsvoorstellen. 4. Aandachtspuntenlijst d.d. 12 juli 2010 De voorzitter voegt een derde aandachtspunt aan de lijst toe: de ingediende motie van CDA en VVD over de verordening Wet investeren in jongeren is weliswaar ingetrokken, maar in plaats daarvan op de aandachtspuntenlijst opgenomen. De heer Van der Horst wil weten wat de status is van de zesminutenzones van aandachtspunt 1. Wethouder Van Beukering zal dit navragen. Over aandachtspunt 2 is een brief onderweg. Wethouder De Vries leest deze voor. Het aandachtspunt blijft staan. 5. WMO-tevredenheidsonderzoek over 2009 De heer Britt van SGBO houdt aan de hand van PowerPointsheets een presentatie over de resultaten van het tevredenheidonderzoek WMO. 2
Mevrouw Poppe merkt op dat dit onderzoek een kwantitatief onderzoek is, waarbij er weinig ruimte is voor het geven van een toelichting. Dat betekent dat je niet kunt constateren waarom mensen op bepaalde punten ontevreden zijn, waardoor je die punten dus niet kunt verbeteren. De heer Britt antwoordt dat een ondergemiddelde score voor een gemeente een indicatie is om op die punten in te zoomen. Dit onderzoek is een aanzet om pijnpunten te lokaliseren. Mevrouw De Neijs wil weten of bij de vragen over de wachttijden bij aanvragen ook informatie bekend is over de actuele wachttijd. De heer Britt antwoordt dat er een groot verschil is tussen de verschillende soorten aanvragen. De actuele wachttijd is ambtelijk bekend. Een snelle reactie op een aanvraag is vaak van groter belang voor de tevredenheid van de cliënten dan de wachttijd tussen de aanvraag en de levering. Mevrouw Poppe constateert dat veel mensen hulp nodig hebben gehad bij het beantwoorden van de vragen. Zijn die vragen zo moeilijk? Beïnvloedt dat niet het antwoord dat men geeft? De heer Britt legt uit dat ouderen in deze doelgroep zijn oververtegenwoordigd en vaker hulp nodig hebben bij het invullen van de vragenlijst. In de praktijk blijkt er nauwelijks sprake van beïnvloeding, het gaat slechts om een verschil van tienden van punten. Vanaf de publieke tribune wordt gevraagd of deze enquête anoniem is. Is er bij de vraagstelling rekening gehouden met prijsverschillen per gemeente voor het collectief vervoer? De heer Britt antwoordt dat de enquête 100% anoniem is. Het is een landelijke benchmark die geen rekening houdt met de specifieke context van een gemeente. Wanneer mensen op punten ontevreden zijn, is dat voor de ambtenaren reden om dat nader uit te zoeken. De heer Leutscher complimenteert de ambtenaren met het resultaat van deze enquête. De heer Kwakkel is het hiermee eens, maar dringt erop aan vooral niet achterover te gaan leunen. Er valt nog een en ander te verbeteren. Mevrouw Poppe sluit zich aan bij de woorden van de heer Kwakkel. Mevrouw Roos vraagt de wethouder of er een plan is opgesteld voor maatregelen die naar aanleiding van dit rapport worden genomen. Wethouder Van Beukering is niet van plan achterover te leunen. Met name op het punt van het collectief vervoer scoort IJsselstein onder het gemiddelde en daarin moet verbetering komen. Zij komt hierop terug. Mevrouw De Neijs pleit ervoor de tijdspanne tussen de aanvraag van hulp en de uitvoering daarvan mee te nemen in de plannen om waar nodig versnelling aan te brengen. Vanuit de ambtelijke organisatie wordt aangegeven dat er verschil bestaat tussen diverse aanvragen. Hiervoor zijn prestatie-indicatoren opgesteld. De heer Van der Horst vraagt hoe het mogelijk is dat 34% van de ondervraagden aangeeft wel eens van de WMO-raad te hebben gehoord, terwijl 78% van de respondenten aangeeft te weten dat de WMO-raad het college adviseert. De heer Britt legt uit dat die 78% deel uitmaakt van de respondenten die weten dat de WMO-raad bestaat. Het is geen andere groep, maar een nadere precisering. Mevrouw Cornelissen wil weten of er zicht is op de groep die de vragen niet heeft beantwoord. Zou het resultaat anders zijn uitgevallen wanneer ook deze groep de vragen had beantwoord? De heer Britt antwoordt dat een gemeente enig inzicht kan krijgen, ondanks de anonimiteit van het onderzoek, door de kenmerken te vergelijken met de percentages in het cliëntenbestand. Cliënten met 3
een PGB zijn in het algemeen iets sterker vertegenwoordigd in het onderzoek. Het is niet waarschijnlijk dat het uiteindelijke resultaat erg wordt beïnvloed. Mevrouw Van Noort is van mening dat te weinig mensen op de hoogte zijn van het bestaan van de WMO-raad. Is het college voornemens daar iets aan te doen? Wethouder Van Beukering beantwoordt deze vraag met een volmondig ja. 6. Pakketmaatregelen begeleiding AWBZ: beleidsnota Vanuit de publieke tribune wordt aangegeven dat de WMO-raad een advies heeft opgesteld over deze maatregelen. De WMO-raad gaat ervan uit dat de adviezen en aanbevelingen in de uiteindelijke beleidsnotitie worden meegenomen. De ambtelijke ondersteuning geeft aan dat de adviezen en aanbevelingen van de WMO-raad in de uitvoering worden betrokken. De opmerkingen van de WMO-raad hadden met name betrekking op de uitvoering. De heer Kwakkel gaat ervan uit dat op enig moment de raad een uitwerkingsnota zal bereiken. Wethouder Van Beukering merkt op dat de nota kaderstellend is. De aanbevelingen gaan over de uitvoering. Wanneer de raad geluiden bereiken dat in de uitvoering zaken niet goed gaan, kan de raad in diens controlerende rol dit aankaarten. Aan de WMO-raad zal worden teruggekoppeld hoe er is omgegaan met de adviezen en aanbevelingen. Mevrouw De Neijs merkt op dat met ingang van 2011 een afroming zal plaatsvinden van 60.000,00 per jaar. Zij wil weten waarom dit bedrag wordt teruggeplaatst in de begroting. Moet dat geld niet als WMO-geld worden gelabeld? Wethouder Van Beukering antwoordt dat het geld niet is geoormerkt en in de algemene uitkering kan terechtkomen. Het is op dit moment niet duidelijk wat er in het kader van de AWBZ-gelden gevraagd zal worden, maar er is op voorhand al een gedeelte voor gereserveerd. Het is niet de bedoeling van het college de bezuinigingen vanuit Den Haag rechtstreeks over te nemen. In de najaarsrapportage zal het college aangeven hoe een deel van de collectieve voorzieningen wordt ingevuld. Mevrouw Poppe wil weten of het college actief gaat zoeken naar mensen die hulp nodig hebben. Volgens Winsemius kan 40% van de mensen zich niet redden. Het is de vraag of deze mensen de weg naar het WMO-loket weten te vinden. Bovendien krijgen veel mensen geen zorgtoeslag omdat zij daarvan niet op de hoogte zijn. De ambtelijke ondersteuning antwoordt dat de gemeente niet actief gaat zoeken. Daarvoor zijn de instellingen. De gemeente krijgt via die instellingen inzicht in de hulpvraag, ook van minder mondige burgers. Wethouder Cremer stelt dat de AWBZ-regeling een regeling is van de centrale overheid waar de gemeente niet over gaat. De gemeente weet niet welke mensen in IJsselstein een voorziening krijgen en het CIZ weigert medewerking te verlenen om hierin inzicht te krijgen. Het is niet aan de gemeente om acties te voeren voor doelgroepen waar de gemeente niet over gaat. De heer Lappee merkt op dat er een bedrag als compensatiegeld wordt genoemd waarvan het college weet dat het niet helemaal nodig is. Daarop besluit het college om er zonder enige motivatie 60.000,00 vanaf te trekken. Dat bedrag behoeft nadere precisering. Mevrouw De Neijs vermoedt dat er over enige tijd veel meer geld nodig is: IJsselstein is een gemeente met een redelijk jonge populatie. Er is bovendien nog steeds sprake van een grijs circuit van mantelzorgers. Nu lijkt het alsof het rijk te veel geeft, maar zij is bang dat dat geld op den duur te weinig blijkt te zijn. 4
De ambtelijke ondersteuning geeft aan dat mensen die vanuit de AWBZ een beroep doen op de WMO in het lopende budget van de WMO terechtkomen. Daarop wordt jaarlijks in de voor- en najaarsnota bijgeraamd. De heer Kwakkel wijst erop dat het WMO-verhaal een openeinderegeling is. Het is dus logisch dat het bedrag in de algemene middelen wordt ondergebracht. De heer Van der Horst onderschrijft de visie en is blij dat de adviesraden in dit proces zo actief betrokken zijn geweest. De heer Lappee ondersteunt deze woorden en onderschrijft de richting van het beleidskader. De voorzitter concludeert dat dit stuk als een A-stuk naar de raad wordt geleid. 7. Terugkoppeling verbonden partijen Wethouder Van Beukering brengt in herinnering dat de raad aan GGD Midden-Nederland een aanvullende taakstelling van 5% heeft meegegeven. Inmiddels is er een werkgroep ingesteld om die taakstelling te vinden. In het najaar wordt hierover nadere informatie verstrekt. Wethouder De Vries meldt dat het college van mening was dat voor het Regionaal Historisch Centrum een korting van 5% reëel is. Inmiddels blijkt dat het Regionaal Historisch Centrum met het huidige budget nauwelijks in staat is aan de eigen taken te voldoen. Uit een externe toetsing is gebleken dat een extra korting dodelijk is. Het college heeft hiervoor een uitzondering gemaakt, waarover een aparte brief naar de raad zal worden gestuurd. 8. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 21.45 uur. 5