Centraal Sociaal Plan 2010

Vergelijkbare documenten
Centraal Sociaal Plan 2014 voor het personeel van Philips in Nederland

Centraal Sociaal Plan

Centraal Sociaal Plan van 2019 tot en met 2023 voor het personeel van Philips in Nederland

Centraal Sociaal Plan van 2019 tot en met 2023 voor het personeel van Philips in Nederland

Centraal Sociaal Plan

Sociaal Plan DELTA Biovalue Nederland BV Augustus 2010

Werknemer: degene met wie werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan en op wie een van de CAO s van AkzoNobel in Nederland van toepassing is

voor het personeel van NXP Semiconductors Netherlands B.V. NXP Software B.V.

ONDERHANDELINGSRESULTAAT AANVULLING SOCIAAL STATUUT VOOR RABOBANK NEDERLAND

ANWB B.V., gevestigd te Den Haag, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer O. Bouman enerzijds, hierna te noemen ANWB,

Sociaal Plan DELTA Biovalue Nederland BV

Addendum GGZ WNB. Looptijd: datum ondertekening tot en met 1 januari 2020 DE ONDERGETEKENDE: Werkgever: GGZ WNB, gevestigd te Halsteren.

H o o f d k a n t o o r

SOCIAAL PLAN 2011 CapitalP inzake AgentschapNL 15 oktober 2011 tot en met 31 december 2013

CONCE. Sociaal Plan. Inhoud

Sociaal plan DSM NL Services B.V. 1 april 2018 tot en met 31 maart 2023

SOCIAAL PLAN 24 februari september 2014

Addendum Calibris. bij Sociaal Plan WKBB

S O C I A L E A F S P R A K E N D E P E R S G R O E P N E D E R L A N D B. V. H a H W E E K K R A N T E N

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid

Sociaal Plan NXP

Afspraken inzake boventalligheid en tijdelijk werk d.d.25 februari 2014

Sociaal Plan RELX Groep

15 april Sociaal Plan 1 april april 2015

Sociale regeling in het kader van de Reorganisatie van Schouwburg Almere. December Sociale regeling. Versie 3 d.d. december 2011 Pagina 1 van 8

Sociaal Plan Hersenen/Psychiatrie

Whitepaper. Wet Werk en Zekerheid

SOCIAAL PLAN NEW ECO FRESENIUS HEMOCARE NETHERLANDS B.V.

Nieuwsbrief Wet Werk en Zekerheid

Wet Werk en Zekerheid (WWZ)

Veelgestelde vragen over de reorganisatie PostNL, branche Post en Pakketten.

Reglement tijdelijke vergoeding pensioenpremie bij ontslag op economische gronden Inhoudsopgave

Arbeids- en ontslagrecht 9 december 2014 Chris van Wijngaarden

Sociaal Plan Recticel Wijchen

SOCIAAL PLAN NEW ECO FRESENIUS HEMOCARE NETHERLANDS B.V.

SOCIAAL PLAN De Combi Groep BV

Martin de Jong 24 september 2009

SOCIAAL PLAN Nagel Nederland Reorganisatie

Sociaal plan. Cerexagri B.V.

Magentazorg. Addendum. Doorlopend Sociaal Plan tot 1 juli 2015

Sociaal Plan. Conelgro B.V. 1 februari - 31 december 2015

FUSIE CONVENANT ADDENDUM BIJ DOORLOPEND SOCIAAL PLAN ORGANISATIEONTWIKKELING KWINTES. Inzake fusie Kwintes en Stichting Iks

1. de sportorganisatie/school/vereniging..., gevestigd te... overeenkomstig artikel... van haar statuten vertegenwoordigd door:

Cao Openbare Bibliotheken Gewijzigde artikelen per 1 januari 2017

Sociaal plan 1 november 2016 tot en met 30 juni 2017

Addendum behorende bij het Sociaal Plan ten behoeve van de fusie en reorganisatie van de stichting Libertas Leiden en betrekking hebbend op de

Deel onderhandelingsresultaat Sociaal Plan ING

Veranderingen Arbeidsrecht 2015

Het ontslagrecht per 1 juli 2015

Wet werk en zekerheid

Twee jaar Wet Werk en Zekerheid

1. Algemeen. 1.1 Inleiding. 1.2 Werkingssfeer. 1.3 Werkingsduur. 1.4 Algemene verplichtingen Medewerker

SOCIAAL PLAN. SCA Hygiene Products Cuijk BV. Sociaal plan SCA Hygiene Products Cuijk BV

Sociaal Plan Hurks prefabbeton bv Vestiging Tilburg en Veldhoven Januari 2013 December 2014

HET NIEUWE ARBEIDS- EN ONTSLAGRECHT De 7 belangrijkste wijzigingen

FNV Bouw, gevestigd te Woerden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer C. van der Veer;

HEADLINE FEATURES: WET WERK EN ZEKERHEID

Wat kies jij? Wegwijzer in het fasemodel

Sociaal Plan HAPAG-LLOYD ROTTERDAM Branch of Hapag-Lloyd AG

PAPYRUS. Sociaal Plan. Papyrus Groep Nederland B.V. Looptijd: 1 juni juni 2013

Sociaal Plan. V&D B.V. en La Place B.V. 1 maart 2015 tot en met 30 juni 2015

Transitievergoeding: vloek of zegen?

Harmonisatie Peuterspeelzalen, Landelijk Sociaal Plan

Wet werk en zekerheid in vogelvlucht

Inhoudsopgave 2 Doelstelling en werkingssfeer 3. Voorkomen boventalligheid 6. Boventallig met interne herplaatsing 7

Medewerkers op afdelingen en/of functies waarin wordt verwacht dat (veel) boventalligheid zal ontstaan.

Inhoud. Doelstellingen van de WWZ. Workshop Wet Wet Werk en Zekerheid. Doelstellingen van de WWZ. Wat is er al veranderd per 1 januari 2015

SOCIAAL STATUUT RTV Noord- Holland 1 december 2013 tot en met 30 april 2014

SOCIAAL PLAN

Sociaal Plan. V&D B.V. en La Place B.V. 1 juli 2013 tot 1 januari 2015

Emmer Compascuum, 1 oktober 2015

Sociaal Plan. Koninklijk Instituut voor de Tropen

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL

Sociaal Plan A. Jansen B.V. 2011/2012

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

De positie van de tijdelijke krachten (flexwerkers):

Nieuw Arbeidsrecht Hoe zit het nu en hoe gaat het worden?

Maatregelen voor het opvangen van boventalligheid bij Teijin Aramid BV. Met opmaak: Nederlands (standaard)

Avondje Legal. 3 Advocaten

# SOCIAAL PLAN. Arjowiggins Security B.V. te Ugchelen

Door op één van onderstaande kopjes te klikken kom je automatisch bij het onderwerp.

S O C I A L E A F S P R A K E N D E P E R S G R O E P N E D E R L A N D B. V.

Wet Werk en Zekerheid

2. de heer/ mevrouw WERKNEMER, wonende te te xxxx (adres: straatnaam, postcode en plaats), geboren op x-x-xxxx, hierna te noemen: Werknemer ;

Wet Werk en Zekerheid

Sociaal Convenant. Annex 1B bij Samenwerkingsovereenkomst De (Gelderse) Werkgeverij van 30 januari Medewerkers die boventallig zijn-

Dit is een voorbeeld van Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zoals gegenereerd met de Arbeidsovereenkomst generator van ICTRecht:

SOCIAAL PLAN. Bouwbedrijf De Keij B.V. Rotterdam

Per 2015 mag er geen proeftijd meer worden opgenomen in arbeidsovereenkomsten met een looptijd tot en met zes maanden.

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Sociaal plan Mueller ten behoeve van de verhuizing naar de nieuw te bouwen locatie te Groenlo.

VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

Sociaal Plan Reorganisatie Splitsing Frontoffice/Backoffice MCB Nederland B.V. Versie 1.5, definitief 15 augustus 2012

Haarlem, 13 november Sociaal Plan overleg

HOOFDSTUK 10d VAN WERK NAAR WERK-AANPAK EN VOORZIENINGEN BIJ WERKLOOSHEID

Landelijk Sociaal Plan Harmonisatie Peuterspeelzalen

Outplacement Voorbeeldteksten

Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid

WET WERK EN ZEKERHEID

Transcriptie:

Centraal Sociaal Plan 2010 voor het personeel van Philips in Nederland Uitgave : januari 2010 Human Resources Nederland Sociaal-Economische Afdeling

2 Januari 2010 De ondergetekenden: 1. PHILIPS ELECTRONICS NEDERLAND B.V., gevestigd te Eindhoven. ten deze optredende voor zich en voor de bedrijven die partij zijn bij de CAO Philips en 2. FNV BONDGENOTEN, gevestigd te Utrecht; 3. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht; 4. DE UNIE, gevestigd te Culemborg 5. VHP2, gevestigd te Eindhoven; Komen het navolgende overeen:

3 Januari 2010 Preambule 1. Philips beleid met betrekking tot inzetbaarheid Philips voert een beleid dat erop gericht is om de inzetbaarheid van de medewerker nu en in de toekomst te bevorderen, waardoor zijn werkzekerheid, in de vorm van een verhoogde inzetbaarheid binnen en buiten Philips, toeneemt. Bij het uitvoeren van dit beleid maakt Philips gebruik van een aantal instrumenten zoals loopbaangesprekken, Persoonlijke Ontwikkel Plannen, employability checks en opleidingsplannen. Met behulp van deze instrumenten worden afspraken gemaakt over zaken als de verblijfsduur binnen de functie, de richting van toekomstige vervolgfuncties rekening houdend met de aanwezige competenties en te ontwikkelen competenties, het volgen van opleidingen etc. 2. Informatie en Overleg Philips zal bij voortduring en tijdig de voorzienbare werkgelegenheidssituatie in open en reëel overleg op centraal niveau met de vakorganisaties en op decentraal niveau met het Intern Overleg en de vakorganisaties bespreken. Van Philips wordt verlangd, deze ontwikkelingen in een zodanig vroeg stadium te voorzien en bekend te maken, zodat zowel het Intern Overleg, de vakorganisaties als ook de individuele medewerker effectief kunnen inspelen op de verwachte ontwikkeling. 1. Algemeen 1.1. Deze regeling is conform artikel 14.8 van de CAO Philips vastgesteld. 1.2. Partijen zullen in de vestigingen een intensief en goed overleg voeren over de inhoudelijke aspecten van reorganisatieplannen en de daarbij gehanteerde overwegingen. 1.3. De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de afspraken die in deze regeling zijn opgenomen berust bij de bestuurder van het Philips bedrijfsonderdeel, waarop deze regeling van toepassing is. 1.4. Contractpartijen zien toe op de naleving van deze overeenkomst 1.5. Waar in deze regeling gesproken wordt van medewerkers, wordt tevens bedoeld medewerksters.

4 Januari 2010 2. Definities In dit sociaal plan wordt verstaan onder: 2.1 Werkgeefster: Philips Electronics Nederland B.V. en de Philips-bedrijven die partij zijn bij de CAO Philips. 2.2. Medewerker: Diegene die op basis van een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in art. 7:610 BW, voor onbepaalde tijd met werkgeefster, en vallend onder de CAO Philips, werkzaamheden voor deze werkgeefster verricht. 2.3. Leeftijd: De leeftijd die een medewerker heeft bereikt op de dag volgend op de laatste kalenderdag van het dienstverband. 2.4. Duur dienstverband: De periode gedurende welke de medewerker in onafgebroken dienstbetrekking arbeid heeft verricht bij (de rechtsvoorgangers van) werkgeefster. Als peildatum voor de vaststelling van het aantal dienstjaren geldt de laatste kalenderdag van het dienstverband, waarbij deze dag wordt meegerekend. De periode waarin een medewerker direct voorafgaand aan zijn arbeidsovereenkomst bij Philips werkzaam was als uitzendkracht of als gedetacheerde, telt mee voor de berekening van het aantal dienstjaren. 2.5. Aanzegging: De mededeling aan de individuele medewerker inclusief de schriftelijke bevestiging daarvan, dat diens arbeidsplaats komt te vervallen en dat voor hem een ontslagprocedure wordt opgestart. Deze mededeling zal niet eerder worden gedaan dan nadat de bestuurder het desbetreffende reorganisatiebesluit waarvan de aanzegging onderdeel uitmaakt na het advies van de Ondernemingsraad heeft genomen. 2.6. Boventallig: De situatie die ontstaat doordat het betreffende bedrijfsonderdeel, in verband met de reorganisatie, niet in staat is om passende werkgelegenheid te bieden aan de betreffende medewerker.

5 Januari 2010 2.7. Ontslagvergoeding: De ontslagvergoeding wordt gebaseerd op de formule A x B x C. A = Aantal gewogen dienstjaren. Voor de vaststelling van het aantal gewogen dienstjaren wordt uitgegaan van aanbeveling 3.2 van De aanbevelingen van de kring van kantonrechters voor de vaststelling van een ontslagvergoeding bij een ontbindingsprocedure ex art. 7:685 BW, zoals deze aanbeveling is vastgesteld op 30 oktober 2008. Voor de berekening van A (aantal gewogen dienstjaren) wordt de diensttijd berekend aan de hand van de dienstjaren, de leeftijd bij aanvang van de arbeidsrelatie en de leeftijd bij beëindiging van de arbeidsrelatie: 1. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tot het bereiken van de leeftijd van 35 jaar tellen voor 0,5; 2. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tussen de leeftijd van 35 en 45 tellen voor 1; 3. dienstjaren, afgerond op hele jaren, tussen de leeftijd van 45 en 55 tellen voor 1,5; 4. dienstjaren, afgerond op hele jaren, vanaf het bereiken van de leeftijd van 55 jaar tellen voor 2. Afronding: een half jaar en één dag wordt afgerond op een heel jaar naar boven. Voorbeeld: Een werknemer is 57 jaar en 25 jaar in dienst. Het gewogen aantal dienstjaren bedraagt dan (3 x 2) + (10 x 1,5) + (10 x 1) + (2 x 0,5) = 32 B = Beloning. Onder beloning wordt verstaan: het bruto maandsalaris op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst en indien van toepassing: vaste overwerktoeslag (RAV 57 lid 5); vaste bijzondere urentoeslag (CAO Philips artikel 7.2 / RAV 59); ploegentoeslag (CAO Philips artikel 7.5 + Bijlage B); ploegentoeslag garantie (CAO Philips artikel 7.5 + Bijlage C lid 7); inkomensafbouwregeling tot aan datum pensionering (CAO Philips artikel 7.5 + Bijlage C lid 1 punt 4 t/m 6). De uitkomst wordt vermeerderd met het percentage persoonlijk budget zoals vermeld in artikel 5.2 CAO Philips. C = Correctiefactor. 2.8. VROM 2006: Vertrekregeling Oudere Medewerkers 2006. 2.9. EVC-traject: Eerder Verworven Competenties-traject.

6 Januari 2010 2.10. Bestuurder: Bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1 sub e Wet op de ondernemingsraden. 2.11. Vakorganisatie(s): De bij de ondertekende partijen onder 2 t/m 5 genoemde organisaties, te weten: FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen, De Unie en VHP2. 3. Werkingsduur en sfeer 3.1 Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2010 en eindigt op 31 december 2011. 3.2 Deze overeenkomst regelt de gevolgen voor elke medewerker die als gevolg van reorganisatie bij werkgeefster tijdens de looptijd van dit Centraal Sociaal Plan is aangezegd dat zijn arbeidsplaats zal vervallen. 3.3 Dit Centraal Sociaal Plan geldt niet voor de medewerkers op wie het Sociaal Plan Shavers 2009-2011 van toepassing is. 4. Begeleidingscommissie 4.1 Ter bewaking van het uitvoeringsproces van dit sociaal plan in de vestigingen waar gereorganiseerd wordt, zal een begeleidingscommissie worden ingesteld. 4.2 Deze begeleidingscommissie bestaat uit vier leden, waarvan twee vertegenwoordigers van werkgeefster en twee vertegenwoordigers van werknemers. 4.3 De vertegenwoordigers van werkgeefster worden benoemd door de werkgeefster. Daarvan is tenminste een HR functionaris en een lid afkomstig uit het bedrijf, aangewezen door de bestuurder. De twee werknemersvertegenwoordigers worden aangewezen door de vakorganisaties. De HR-functionaris vormt het eerste aanspreekpunt tussen het bemiddelingsbureau (zie artikel 6.1) en de begeleidingscommissie. 4.4 De begeleidingscommissie rapporteert per individu eenmaal per maand schriftelijk aan de bestuurder. Aan de vakorganisaties en het intern overleg wordt maandelijks over het verloop van het proces en het succespercentage gerapporteerd. De commissie maakt behoudens het in dit artikel gestelde, onderling afspraken over haar werkwijze van de commissie. 4.5 De begeleidingscommissie heeft voorts als taak: a. Het op verzoek van de medewerker advies uitbrengen aan de bestuurder met betrekking tot de toepassing van dit sociaal plan in individuele gevallen; b. Het op verzoek van de werkgeefster de bestuurder adviseren over de medewerking van een medewerker bij de uitvoering van bepalingen van dit sociaal plan; c. Het al dan niet op verzoek advies aan de bestuurder uitbrengen in die gevallen die tot een ongewenste situatie zou leiden; d. Het gevraagd of ongevraagd adviseren van de bestuurder over de toepassing van de hardheidsclausule. (zie artikel 18). 4.6 Besluiten worden altijd bij meerderheid van stemmen genomen. Indien geen besluit tot stand kan komen in de begeleidingscommissie kunnen partijen dit agenderen in het reguliere overleg tussen partijen bij het betreffende bedrijfsonderdeel. 4.7 De frequentie van bijeenkomsten wordt in onderling overleg afgesproken, maar in ieder geval een maal per maand.

7 Januari 2010 4.8 Indien de bestuurder afwijkt van het advies van de begeleidingscommissie dient hij hiervoor zwaarwegende argumenten aan te voeren en zijn beslissing schriftelijk te motiveren. 4.9 Afwijkende beslissingen worden binnen 14 dagen nadat de beslissing is genomen, gemeld aan de vakorganisaties, in het kader van de toetsende rol die de vakorganisaties hebben met name ten aanzien van hierboven vermelde taken. 4.10 Bij de uitoefening van de taken als hiervoor omschreven worden persoonlijke gegevens uitsluitend aan de begeleidingscommissie verstrekt wanneer de betrokken werknemer daarmee instemt. Dit geldt eveneens ten aanzien van de gegevens over de betreffende werknemer die de begeleidingscommissie aan de bestuurder verstrekt. 4.11 Het eerste aanspreekpunt voor de begeleidingscommissie is de bestuurder. 4.12 De begeleidingscommissie is verplicht tot geheimhouding van alle gegevens waarvan zij als zodanig kennis neemt. 4.13 De werkzaamheden en besluiten cq. adviezen van de begeleidingscommissie laten onverlet de individuele belangenbehartiging van de vakorganisaties. 4.14 De onderneming stelt de begeleidingscommissie de faciliteiten ter beschikking die nodig zijn om haar taken naar behoren uit te kunnen voeren. 5. Passende arbeid 5.1 Medewerking aan passende arbeid. Indien een medewerker, nadat zorgvuldig met hem is overlegd over zijn mogelijkheden toch een passend aanbod weigert of blijft weigeren, zal over een door de bestuurder te nemen beslissing in deze, advies worden gevraagd aan de begeleidingscommissie. 5.2 Een passende functie is een functie die qua salaris, werkzaamheden en opleidingsniveau vergelijkbaar is met de huidige functie van de medewerker. Een functie wordt ook passend geacht als deze zich in één salarisschaal lager bevindt. 5.3 Ook een functie die qua werkzaamheden afwijkt van de huidige functie, maar aansluit bij het profiel van de medewerker en qua salaris en opleidingsniveau vergelijkbaar is met de huidige functie, wordt passend geacht. Een functie wordt niet passend geacht indien de enkele reistijd woon-/werkverkeer meer dan één uur bedraagt, tenzij de huidige reistijd reeds meer dan een uur (enkele reis) bedraagt. 5.4 Een medewerker die op grond van het vervallen van de arbeidsplaats in aanmerking komt voor herplaatsing is gehouden hier constructieve medewerking aan te verlenen. Deze medewerking zal, naast het actief solliciteren, o.a. bestaan uit het volgen van bij- of omscholing gericht op het verkrijgen van een beschikbare (passende) andere functie. 5.5 Indien de medewerker, op wie bovengenoemde situatie van toepassing is, de capaciteiten bezit om zich te laten bij- of omscholen maar weigert hieraan zijn medewerking te verlenen, zal over een door de bestuurder te nemen beslissing in deze, advies worden gevraagd aan de begeleidingscommissie.

8 Januari 2010 6. Begeleiding en bemiddeling 6.1 De aangezegde medewerker wordt direct nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het vervallen van zijn arbeidsplaats, aangemeld voor een begeleidingstraject van-werk-naar- Werk bij een bemiddelingsbureau. Daarnaast wordt deze medewerker de gelegenheid geboden om voorafgaand een workshop Nieuwe Start" of "Guidance towards your Future" te volgen. Hij zal zich tot het uiterste inspannen deze trajecten zo succesvol mogelijk te laten zijn. Aangezegde medewerkers zullen in de gelegenheid worden gesteld om gedurende werktijd deel te nemen aan de begeleidingsactiviteiten. 6.2 De workshops Nieuwe Start" en "Guidance towards your Future" zijn bedoeld voor het maken van een weloverwogen keuze ten aanzien van de toekomst van de medewerker en het vergroten van de inzetbaarheid buiten Philips. Er wordt aandacht besteed aan persoonlijke vragen, zoals wie ben ik; wat kan ik; wat wil ik; welke keuzen zijn voor mij het meest geschikt? Verder wordt uitvoerige informatie verstrekt over de verschillende trajecten die gevolgd kunnen worden. Bovendien wordt geleerd om effectief om te gaan met veranderingen. Na afloop van de workshop heeft de medewerker zijn keuzes vastgelegd in een persoonlijk inzetbaarheidsplan. Deze workshops duren ongeveer een maand. De kosten van de workshop zijn voor rekening van Philips. 6.3 Het begeleidingstraject van-werk-naar-werk houdt in dat werkgeefster de medewerker ondersteunt bij het vinden van ander werk zowel binnen als buiten Philips. Afhankelijk van de situatie kan deze ondersteuning bestaan uit sollicitatietraining, netwerktraining, het deelnemen aan banenmarkten, vacaturematching, jobsearching en bemiddeling, arbeidsmarktoriëntatie en een workshop zelfstandig ondernemerschap. 6.4 Naast het begeleidingstraject, stelt werkgeefster voor het volgen van opleidingen, het deelnemen aan een employabilityscan en/of het doorlopen van een EVC-traject, na voorafgaande goedkeuring door werkgeefster van deelname aan de gewenste activiteit, een extra budget ter hoogte van maximaal EUR 5.000,- exclusief BTW beschikbaar. 6.5 In het geval er een reëel uitzicht is op een dienstverband anders dan bij Philips, kan de werkgeefster de medewerker in de gelegenheid stellen om aldaar een stage te lopen respectievelijk gedetacheerd te worden gedurende maximaal twee maanden. 6.6 Het van-werk-naar-werk begeleidingstraject vindt plaats gedurende een periode van maximaal 6 maanden. Indien deze termijn van 6 maanden nog niet is verstreken op de ontslagdatum wordt het begeleidingstraject na de ontslagdatum voortgezet. 6.7 De medewerker kan een gemotiveerd verzoek bij werkgeefster indienen om de ondersteuning te verlengen. De ondersteuning kan maximaal twee maal met drie maanden worden verlengd. Met het verlengen van de ondersteuning blijft de oorspronkelijk beoogde ontslagdatum ongewijzigd. 6.8 Nadat de arbeidsovereenkomst van de medewerker op zijn initiatief is geëindigd, kan de medewerker vanaf dat moment geen gebruik meer maken van de in dit artikel genoemde faciliteiten.

9 Januari 2010 7. Ontslagprocedure en vergoeding 7.1 Na aanzegging kan werkgeefster ten aanzien van de aangezegde medewerkers de procedure starten om met inachtneming van de van toepassing zijnde opzegtermijn te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De procedure zal zo spoedig mogelijk worden opgestart. De periode tussen datum aanzegging en de ontslagdatum zal ten minste zes maanden bedragen. 7.2 Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op elk moment na aanzegging, ook indien het initiatief van de medewerker uitgaat, wordt een ontslagvergoeding zoals bedoeld in artikel 2.7 uitgekeerd, tenzij de medewerker een passend aanbod weigert of blijft weigeren zoals bedoeld in artikel 5. 7.3 De hoogte van de ontslagvergoeding conform artikel 2.7 wordt berekend met een correctiefactor C = 1. De vergoeding wordt als een eenmalige vergoeding toegekend. 7.4 Er is geen sprake van een ontslagvergoeding indien de medewerker wordt herplaatst binnen Philips of kan worden herplaatst maar de medewerker weigert een passend aanbod zoals bedoeld in artikel 5. 7.5 Indien de arbeidsovereenkomst door de werkgeefster niet kan worden beëindigd op de in artikel 7.1 beoogde ontslagdatum van de arbeidsovereenkomst door een aan de medewerker verwijtbare vertraging, zal de ontslagvergoeding bij ontslag worden verminderd met het bruto maandsalaris zoals opgenomen in artikel 2.7 onderdeel B per hele kalendermaand dat het dienstverband na de boventalligheid heeft voortgeduurd. De bestuurder beslist of sprake is van een aan de medewerker verwijtbare vertraging nadat hij daaraan voorafgaand advies heeft gevraagd aan de begeleidingscommissie. 7.6 De ontslagvergoeding zal nooit méér bedragen dan de inkomstenderving voor de medewerker, berekend over de periode gelegen tussen het ontslag van de medewerker en de datum waarop deze de voor hem geldende pensioenrichtleeftijd bereikt. Onder inkomstenderving wordt in dit verband verstaan de gederfde beloningen als omschreven in artikel 2.7 onderdeel B. Voor medewerkers in de vakgroepen 10 t/m 37, die hun pensioenleeftijd in het Philips flex pensioen uiterlijk op 1 januari 2009 schriftelijk hebben vastgelegd op een leeftijd tussen 62,5 en 65 jaar, wordt, in afwijking van de eerste volzin, de inkomstenderving berekend over de periode gelegen tussen het ontslag en de datum waarop de medewerker de door hem gekozen pensioenleeftijd bereikt. Indien de medewerker heeft gekozen voor een pensioengerechtigde leeftijd die is gelegen vóór diens pensioenrichtleeftijd, dan geldt in afwijking van de eerste volzin dat de inkomstenderving wordt berekend over de periode tot de datum waarop de medewerker de door hem gekozen, eerdere pensioengerechtigde leeftijd bereikt. 7.7 De ontslagvergoeding is een all-in vergoeding. 7.8 De ontslagvergoeding staat los van de gebruikelijke eindafrekening bij gelegenheid van het einde van het dienstverband zoals die van resterende vakantierechten en bonusafspraken.

10 Januari 2010 8. Vertrekstimulering De medewerker waarop het vorige artikel van toepassing is en die na aanzegging het dienstverband zelf opzegt dan wel een beëindigingsovereenkomst sluit om het dienstverband eerder te laten eindigen dan de in artikel 7.1 beoogde ontslagdatum ontvangt naast de ontslagvergoeding een vergoeding voor elke volle maand gelegen tussen de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt en de beoogde ontslagdatum. Deze vergoeding bedraagt 50% van het inkomen over deze maanden, tot een maximum van 50% van 6 maanden, waarbij het inkomen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2.7 factor B. Voor de vaststelling van het aantal dienstjaren en de hoogte van het inkomen wordt uitgegaan van de beoogde ontslagdatum. De medewerker die gebruik maakt van deze regeling heeft geen aanspraak meer op de overige voorzieningen in dit sociaal plan. 9. Oudere medewerkers De aangezegde oudere medewerker die geboren is vóór 1950 heeft op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst de keuze gebruik te maken van de ontslagvergoeding (artikel 2.7) of de VROM 2006. Werkgeefster zal in voorkomende gevallen zorgdragen voor passende voorlichting. 10. Vrijwillige vertrekregeling 10.1 De bestuurder van het Philips bedrijfsonderdeel kan een vrijwillige vertrekregeling conform dit artikel toepassen. 10.2 De bestuurder wijst functiecategorieën aan, waarbinnen de vrijwillige vertrekregeling van toepassing is. De bestuurder kan daarbij de toepassing van deze regeling beperken in de tijd en ten aanzien van het maximaal aantal medewerkers dat binnen de desbetreffende functiecategorie gebruik kan maken van deze regeling. Er wordt naar gestreefd de vrijwillige vertrekregeling voor deze functiecategorieën ten minste een maand voor het moment van aanzegging van de boventallige medewerkers in deze functiecategorie, open te stellen. 10.3 De medewerker, die gebruik wenst te maken van deze regeling, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij de bestuurder. De bestuurder beslist gemotiveerd. De datum van het schriftelijk verzoek is tevens de peildatum voor de berekening van de ontslagvergoeding. 10.4 Met de medewerker die gebruik maakt van deze regeling, wordt een beëindigingsovereenkomst gesloten, op basis waarvan de arbeidsovereenkomst op korte termijn eindigt waarbij ten hoogste rekening wordt gehouden met de geldende opzegtermijn, te rekenen vanaf de indiening van het verzoek. 10.5 De medewerker die beschikt over onvoldoende startkwalificaties voor de door hem geambieerde beroepsrichting heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van Detaomscholing zoals geregeld in artikel 11. De keuze daarvoor dient de medewerker bekend te maken voorafgaand aan het moment waarop de aanzegging van de boventallige medewerkers plaatsvindt. Indien de medewerker alvorens de keuze kenbaar te maken een workshop Nieuwe Start zoals bedoeld in artikel 6.1 wil volgen dan wordt hij daartoe in de gelegenheid gesteld en kan hij zijn keuze voor Deta-omscholing bekend maken na het afronden van deze workshop.

11 Januari 2010 10.6 Met de medewerker die in aanmerking komt voor Deta-omscholing wordt het dienstverband met wederzijds goedvinden beëindigd waarbij geen rekening wordt gehouden met de geldende opzegtermijn. 10.7 De medewerker van wie de arbeidsovereenkomst met toepassing van dit artikel eindigt, ontvangt een ontslagvergoeding conform artikel 2.7. Bij de vaststelling van deze vergoeding wordt de factor C bepaald op 0,65. 10.8 De medewerker die gebruik maakt van deze regeling heeft geen aanspraak op de overige voorzieningen in dit sociaal plan met uitzondering van artikel 11 voor de medewerker die kiest voor Deta-omscholing. 10.9 De medewerker die dit wenst kan gebruik maken van de voorziening zoals bedoeld in artikel 6.1, 6.2 en artikel 6.3. De kosten hiervan worden in mindering gebracht op de ontslagvergoeding met uitzondering van de kosten van een workshop Nieuwe Start. 10.10 Werkgever rapporteert periodiek over het gebruik van deze regeling aan vakorganisaties. 11. Deta-omscholing 11.1 Deta-omscholing is een constructie waarbij de vrijwillig vertrekkende medewerker, conform artikel 10, via scholing en werkervaring begeleid wordt naar een andere baan op de externe arbeidsmarkt. 11.2 Tijdens de scholingsperiode krijgt de medewerker een arbeidsovereenkomst van maximaal 12 maanden bij een detacheerder. 11.3 De deelnemer dient zich binnen een periode van één jaar met behulp van scholing te kwalificeren voor een functie buiten Philips. Meerjarige beroepsopleidingen passen niet in dit traject. 11.4 De kosten van de opleiding zijn voor rekening van Philips. 11.5 Bij her-, bij en omscholingsvragen zal worden gestreefd naar het leveren van maatwerk. De persoonlijke situatie en wensen staan centraal bij het vinden van een oplossing. 11.6 De medewerker die kiest voor Deta-omscholing dient zich te houden aan de afspraken die met hem bij aanvang van het traject Deta-omscholing zijn gemaakt. 11.7 Na het behalen van het diploma is de medewerker verplicht om te gaan solliciteren naar werk. 11.8 Tijdens de detacheringsperiode via Deta-omscholing ontvangt de medewerker gedurende de eerste zes maanden een salaris dat ten minste gelijk is aan het laatst genoten reguliere salaris bij Philips. Na de eerste zes maanden bedraagt het salaris ten minste 70% van het reguliere salaris met als ondergrens het wettelijk minimumloon. 11.9 Onder salaris wordt hier verstaan het laatstgenoten bruto salaris vermeerderd met het voor de betreffende medewerker geldende persoonlijk budget conform de CAO en eventuele ploegentoeslag. Na de eerste zes maanden wordt dit salaris gemaximeerd conform het maximale WW-dagloon op maandbasis. 12. Plaatsmakersregeling 12.1 De medewerker die niet is aangezegd en tot een groep van wederzijds uitwisselbare functies en een leeftijdscategorie behoort, waarbinnen andere medewerkers wel zijn aangezegd, kan aanspraak maken op de plaatsmakersregeling.

12 Januari 2010 12.2 De medewerker, die gebruik wenst te maken van deze regeling, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij de bestuurder. De bestuurder beslist gemotiveerd. Een dergelijke aanspraak wordt echter uitsluitend gehonoreerd indien het vertrek van de desbetreffende medewerker als gevolg heeft dat een medewerker, behorend tot dezelfde leeftijdscategorie, die is aangezegd, zijn arbeidsplaats daardoor behoudt. Tevens geldt als voorwaarde dat de aangezegde medewerker instemt met voortzetting van zijn arbeidsovereenkomst met werkgever. 12.3 Met de medewerker wiens verzoek, bedoeld in het vorige lid, wordt gehonoreerd, wordt een beëindigingsovereenkomst gesloten, op basis waarvan de arbeidsovereenkomst eindigt. De medewerker van wie de arbeidsovereenkomst aldus eindigt, ontvangt een vergoeding conform artikel 2.7. Bij de vaststelling van deze vergoeding wordt de factor C bepaald op 0,5. 12.4 Toepassing van de plaatsmakersregeling is uitsluitend mogelijk indien dit in voorkomende gevallen niet strijdig is met het BBA en het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels van het UWV Werkbedrijf dan wel andere toepasselijke wet- en regelgeving. 12.5 De medewerker, wiens aanspraak op de in dit artikel bedoelde regeling wordt gehonoreerd, heeft geen aanspraak op de overige voorzieningen in dit sociaal plan. 13. Opzegtermijn medewerker en concurrentiebeding 13.1 Indien de aangezegde medewerker een andere functie heeft gevonden, kan werkgeefster de betreffende medewerker houden aan de geldende opzegtermijn. 13.2 Werkgeefster zal de aangezegde medewerker, in beginsel niet houden aan een eventueel beding van non-concurrentie. 14. Financieel advies Medewerkers worden in de gelegenheid gesteld om een neutraal financieel advies in te winnen bij een door Philips te bepalen bureau. 15. Wachttijd bij Melding Collectief Ontslag Bij reorganisaties waarover de ondernemingsraad een positief advies heeft gegeven en waarbij overleg met vakorganisaties heeft plaatsgehad zullen vakorganisaties tijdens het overleg een verklaring tekenen waarmee zij verklaren in te stemmen met het onmiddellijk door het UWV in behandeling nemen van de aanvragen van ontslagvergunningen, zoals bedoeld in art. 6a Wet Melding Collectief Ontslag. Indien vakorganisaties geen noodzaak zien voor overleg verklaren zij met de ondertekening van dit Centraal Sociaal Plan dat zij zijn geraadpleegd en dat zij zich er mee kunnen verenigen, zoals bedoeld in artikel 6a van de Wet melding collectief ontslag, zodat het UWV WERKbedrijf de ontslagaanvragen direct in behandeling kan nemen.

13 Januari 2010 16. Limiteren ontslagvergoeding Indien er gedurende de looptijd van deze regeling een wet in werking treedt met betrekking tot de limitering van de ontslagvergoeding, hebben partijen de mogelijkheid elkaar uit te nodigen voor overleg over de vaststelling van de hoogte van de ontslagvergoeding. Partijen hebben het recht de toepassing van dit Centraal Sociaal Plan op te schorten vanaf zes maanden na de datum waarop zij elkaar hebben uitgenodigd voor overleg. 17. Compensatieregeling 17.1 Voor de duur van dit Centraal Sociaal Plan geldt een compensatieregeling waarbij de ontslagvergoeding wordt verhoogd met een suppletie. 17.2 De suppletie bedraagt een percentage van het verschil tussen de ontslagvergoeding berekend conform het Centraal Sociaal Plan zoals dit gold in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 en de ontslagvergoeding conform dit Centraal Sociaal Plan, met dien verstande dat bij de berekening van beide ontslagvergoedingen wordt gerekend met de factor C die geldt conform dit Centraal Sociaal Plan. 17.3 Het percentage bedoeld in het vorige lid bedraagt 100% voor medewerkers die zijn aangezegd in 2010, 75% voor medewerkers die zijn aangezegd in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 en 50% voor medewerkers die zijn aangezegd in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011. 18. Hardheidsclausule Indien een strikte toepassing van de in deze overeenkomst opgenomen maatregelen in een individueel geval tot een situatie leidt, waardoor de medewerker onevenredig in zijn belangen wordt getroffen, kan de werkgeefster van deze maatregelen in voor de medewerker positieve zin afwijken. Een beslissing over de toepassing hiervan is, gehoord de begeleidingscommissie, uitsluitend voorbehouden aan de bestuurder van het betreffende bedrijfsonderdeel. Toepassing van de hardheidsclausule schept geen precedent. 19. Slotbepaling Indien de overheid wettelijke maatregelen treft die tussen partijen overeengekomen afspraken raken, dan eindigen per de datum dat dergelijke maatregelen in werking treden de desbetreffende bepalingen uit deze overeenkomst. Partijen zullen dan zo spoedig mogelijk terzake overleg plegen en vaststellen welke bepalingen alsdan zullen gelden. Indien nodig zullen partijen tussentijds tijdelijke voorzieningen treffen totdat overeenstemming is bereikt over de nieuwe bepalingen.

14 Januari 2010 Aldus overeengekomen op 7 januari 2010 te Eindhoven 1. PHILIPS ELECTRONICS NEDERLAND B.V., J. Dijkman.. 2. FNV BONDGENOTEN, R. van Baden.. 3. CNV Vakmensen, A. Bot.. 4. DE UNIE, W. Brouwer.. 5. VHP2, A. de Groot..

www.hrn.philips.com