Huiswerk les 4 Oefen met de nieuwe handtruc uit de lesomgeving. De achterliggende gedachte blijft hetzelfde. Je zoon of dochter ziet dat het mogelijk is om iets leren. Met de vorige handtruc kwam al naar voren wat ze kunnen als ze oefenen. Nu voelen ze letterlijk aan den lijve hoe het is en krijgen ze de positieve ervaring dat het lukt. Zo wordt ook weer duidelijk dat ze ook kunnen leren concentreren. Als ze maar willen. Wederom gaan ze deze truc aan iemand anders leren. Doe de muziekoefening. Kies ter voorbereiding 4 stukjes muziek uit. Dit zijn stukjes die je kind leuk vindt, niet leuk vindt en wat minder leuk. Je kind gaat rustig liggen of zitten met gesloten ogen. Speel de muziek 1 voor 1 af. Per stuk geef je een opdracht. Bijvoorbeeld dat ze zo goed mogelijk naar de tekst moeten luisteren. Woord voor woord zonder meer te zingen. Een andere opdracht is dat ze zoveel mogelijk muziekinstrumenten moeten benoemen die ze horen. Weer een andere opdracht is dat ze zich op 1 muziekinstrument moeten richten. Doe dit geconcentreerd en ongeconcentreerd. Bespreek na de oefening wat het verschil was, hoe ze het vonden om zich te focussen. Gaf het bijvoorbeeld rust om zich op 1 instrument te focussen? Welk gevoel gaf het? Maak ze bewust van het verschil. Bespreek hoe dit ook in de klas toegepast kan worden.
De concentratiedobbelsteen. Print de dobbelsteen die in de lesomgeving staat. Bespreek per dag 1 vlak. Gebruik de vragen op de kaartjes met dezelfde nummers. Leg uit dat de dobbelsteen gebruikt kan worden in de klas als extra geheugensteun. Vul bij elk nummer in wat jouw zoon of dochter het meeste helpt. Als je alle vlakken hebt ingevuld kan je de dobbelsteen uitknippen en indien mogelijk lamineren. Vouw het in elkaar en plak de dobbelsteen dicht op de bredere stukjes. Werk met afleiding. Laat je zoon/dochter bijvoorbeeld weer met de lepel met sponsbal lopen. Eerst doe je niets. Dan ga je afleiden. Zeg dit in eerste instantie van tevoren. Dan weet je kind wat er kan gebeuren. In een later stadium ga je afleiden zonder waarschuwing vooraf. Ga dingen zeggen, dichtbij lopen, grapjes maken. Het maakt niet uit wat, als het maar afleidt en als je kind zich maar aan de opdracht houdt. Dit houdt in dat deze blijft lopen met de bal op de lepel, zonder dat de bal valt. Oefen ook met andere situaties zoals het laten vallen van je pen als je kind huiswerk maakt. Bespreek hoe het voelt als je kind zich laat afleiden en als dit niet gebeurd. Wat doet dit met het vorderen van het maken van de opdracht? Lukt de opdracht nu wel, niet, of misschien beter? Wat voor gevoel geeft dit?
Ga aan de slag met de hoedjes van Edward de Bono. The 6 thinking heads. Zorg voor 6 gekleurde hoedjes. Neem een voorbeeldsituatie. Dat kan elke situatie zijn. Neem allemaal een kleur en zet deze hoed op of leg deze voor je neer Speel de situatie na, uitgaande van het karakter van het hoedje dat je draagt. Ook al ben je normaal gesproken helemaal niet zo. Wissel na 5 minuten van hoedje. Ga door met dezelfde situatie en voel het verschil nu je een andere hoed op hebt. Wat doet dit? Ga dit ook doen met situaties waarin je je wel/niet kan concentreren. Voorbeelden van andere kenmerken bij de kleuren: Wit : ik kan me concentreren Zwart : ik kan me niet concentreren Rood : ik kies ervoor om me af te laten leiden Blauw : ik leid iemand anders af Groen : ik ben bang om fouten te maken Geel : ik ben totaal niet bang om fouten te maken De oefening sterk als een boom staat in de lesomgeving. Doe deze zo nu en dan. Pak de situatie die het meest aanspreek voor je zoon of dochter. Laat ze het verschil voelen.
Hou nog steeds bij wanneer je kind zich kan concentreren. In bijgevoegd tabel kan je dat doen. Bekijk echt de patronen en schrijf ook de stappen op waar je gaat veranderen en ook hoe je dit kan doen. Dan is het de bedoeling dat je hiermee aan de slag gaat en die stappen gaat zetten. Uiteraard alleen met die patronen waar een verandering nodig is. Laat je kind zich eerst voorstellen dat het zich kan concentreren. Stel deze vragen: Hoe voelt deze situatie? Wat doe ik nu? Wie kan het ook? Wat helpt me nu? Hoe reageren de mensen om me heen? Waar ben ik? Hoe is het als ik dit kan doen in bijvoorbeeld de klas? Hoe zou dit zijn? Kan ik dan makkelijker leren? Wat herinnert me aan het kunnen concentreren? Kan mijn voorbeeld of held dit ook? Geef dit gevoel van je kunnen concentreren een cijfer? Bij 10 voel je je harstikke geconcentreerd, bij 1 fladder je in het rond en kan je je niet concentreren. Dan stel je de volgende vragen: Wat gebeurt er als je niet kan concentreren? Hoe voel je je dan? Hoe reageren de mensen om je heen? Hoe reageer je zelf? Wil je dit gevoel vast blijven houden? Welk cijfer heeft dit gevoel? Bij 10 voel je je harstikke geconcentreerd, bij 1 fladder je in het rond en kan je je niet concentreren. Laat je kind goed het gevoel ervaren tussen de verschillende situaties. Dan laat je je kind benoemen welke situatie het fijnste is. Pak een extra vel, of doe dit achter je opmerkingen in het schema en ga krullen zetten daar waar het allemaal al heel goed gaat. Daar waar verbetering is. Kijk goed naar de hoeveelheid krullen!
Moment Geconcentreerd? Gevoel Is het een patroon? Hoe kan ik dit veranderen? kletsen nee niet fijn ja een tijd afspreken om te kletsen Ik besef dat het huiswerk enorm veel lijkt. Je hoeft echter niet alles in 1x te doen. Doe vooral ook niet teveel achter elkaar en te lang. 10 minuten per dag is als voldoende. Zorg vooral dat het leuk is en jullie veel lachten Dat maakt een groot verschil. Veel succes!