Hyperhomocysteïnemie, risicofactor voor arteriële en veneuze trombose of epifenomeen?

Vergelijkbare documenten
De associatie tussen endotheeldysfunctie en ontsteking en cardiovasculaire ziekte (Hoorn studie)

Vitaminetherapie voor hyperhomocysteïnemie. recidief veneuze trombose niet

Hart, botten, hersenen, nieren. Factor om rekening mee te houden

Hyperhomocysteïnemie als risicofactor voor veneuze trombose

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Samenvatting en Discussie

(hoofdstuk 2) vatting Samen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Chemotherapie en stolling

Tromboseprofylaxe bij niet-chirurgische gehospitaliseerde patiënten. Dr. Marieke J.H.A. Kruip Internist-hematoloog Erasmus MC

Homocysteïne is een zwavelhoudend aminozuur dat

Lipiden behandelen bij de oudere patiënt: starten, stoppen of doorgaan?

Bloeddrukstreefwaarden bij diabetes mellitus: lager of toch niet? Erik Serné Internist- vasculair geneeskundige

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Richtlijn Hyperhomocysteïnemie INHOUDSOPGAVE

Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Samenvatting

Klinische implicaties van de EVOLVE studie

Chapter 11. Samenvatting

B-vitaminen ter preventie van fracturen en de vermindering van het fysiek functioneren

& SAmeNvAttING dankwoord PuBLICAtIeLIJSt CurrICuLum vitae

Homocystinurie. Dr M Janssen Internist Metabole ziekten RUNMC Nijmegen

Samenvatting voor niet-ingewijden

Nederlandse samenvatting

Samenvatting Vitamine K antagonisten zijn antistollingsmiddelen in tabletvorm. Ze worden voorgeschreven voor de behandeling en preventie van trombose.

Citation for published version (APA): van Aken, B. E. (1999). Inflammatory markers, vascular disease and homocysteine

density lipoproteïne (LDL cholesterol) lijkt een belangrijke rol te spelen in de initiatie van Nederlandse samenvatting

PRO. De afwachtende houding t.o.v. NOACs in Nederland schaadt patiënten

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Welke behandeling voor obese type 2 patiënten? Gewoon insuline?

Nederlandse samenvatting

Voortgezette behandeling van longembolie in 2016 visie van de 1.5 lijn Menno Huisman. Afdeling Trombose en Hemostase LUMC Leiden

Diabetes Mellitus en Beweging

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting

Wat doet u? Thuisbehandeling longembolie is nu al veilig. Start behandeling in het ziekenhuis. Na 1 dag naar huis. Na 2 dagen naar huis

HOOFDSTUK 13 SAMENVATTING EN DISCUSSIE

Behandeling DVT/PE hoort NIET thuis in de eerste lijn

Samenvat ting en Conclusies

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Nawoord. Uiteraard gaat mijn dank uit naar Stijn Halkes en Jos Kroon die mij terzijde willen staan als paranimf.

Back to lipids lange termijn effecten van sta6nes

Nederlandse samenvatting

Kanker en het hart. de ultieme uitdaging?

De relatie tussen veneuze trombose en arteriële cardiovasculaire aandoeningen: veneuze trombose behandelen met statine?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The following handle holds various files of this Leiden University dissertation:

JA! Voor optimale preventie van cardiovasculaire eindpunten dient gestreefd te worden naar HbA1c <53 mmol/mol (<7.0%)

Bijlage III Wijzigingen van de samenvattingen van productkenmerken en bijsluiters.

Risk factors for renal function abnormalities

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD

Risk prediction and risk reduction in patients with manifest arterial disease

(Acute) hypertensiebehandeling bij herseninfarct/bloeding. Bert-Jan van den Born

Cardiovasculaire effecten van verstoord mineraal metabolisme bij chronische nierschade

Content. AF & Nierfalen: Epidemiologie. AF & Nierfalen: Epidemiologie. Disclosures: Epidemiologie: AF en Nierfalen. AF en Nierfalen: kip of ei?

HOMOCYSTEINE, B-VITAMINES EN CVD / COGNITIE

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

Voorstellen. Winnie van El Verpleegkundig Specialist Diabeteszorg Universitair Medisch Centrum Groningen

Richtlijnen Goede Voeding

Update PCSK9 trials. Vascular Rounds MUMC

Gender differences in heart disease. Dr Danny Schoors

KGBN. Zin en onzin van statines bij de hoogbejaarde patiënt. De neuroloog & statines.

CVRM addendum (kwetsbare) ouderen

Java Project on Periodontal Disease. Periodontal Condition in Relation to Vitamin C, Systemic Conditions and Tooth Loss Amaliya

Diabetes in ACS. Dr. M.A. Brouwer, UMC Nijmegen. No disclosures

Voorbereiding Eindwerk

VETTEN EN GEZONDHEID INGEBORG A BROUWER, PHD HOOGLERAAR VOEDING VOOR GEZOND LEVEN VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM

Veiligheid en methodologie of Waarom voortijdig stoppen? Job van der Palen METC Twente

Addendum. Nederlandse Samenvatting

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

Overbehandeling Nieuwe behandeling Bloeddrukbehandeling. Sterfte en HbA1c. ACCORD-studie. HbA1c en gezondheidstoestand

Acetylcysteine bij ouderen met COPD. Reduceert acetylsteine exacerbaties?

Belangrijke Veiligheidsinformatie over EFIENT (prasugrel)

Nederlandse samenvatting

innovatie Alline Procap, de nieuwste 100 % Belgische innovatie voor het haar Het geheim van Alline Procap?

Evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO) training voor patiënten. Ton Kuijpers, Epidemioloog

LECTORAAT ZORG & INNOVATIE IN PSYCHIATRIE. Risicofactoren, leefstijl en de mondzorg bij jong volwassenen na vroege psychose

PCSK9-remming: voor welke patienten?

MDO september 2014 CAT: bewijs voor nimodipine bij SAB

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

Statines en cardiovasculaire preventie: de 'Heart Protection Study'

Meta-analyses, top van de piramide? Iwan C. C. van der Horst

Evidence-based Lifestyle Advies

MRI in de diagnostiek van acute trombose Techniek van de toekomst

IBOM-2. Het effect van Medicatiereview en begeleiding van patiënten na verblijf in het ziekenhuis

Koolhydraten en de preventie van welvaartsziekten

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

20 jaar SMART: wat is het laatste nieuws? Hart- en Vaatdag 22 juni 2019

Antistolling bij de oudere patiënt met atriumfibrilleren. Dr Robert G Tieleman Martini Ziekenhuis UMCG

Laboratoria Nieuwsbrief December 2015 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium

CARDIOVASCULAIR RISICO MANAGEMENT BIJ DEMENTIE

chapter 10 Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Preventie in de spreekkamer met U-Prevent

Evidence piramide. Gecontroleerde studies. Welk studie type? 19/02/ me ta.eu. Niet dezelfde piramide voor elke vraag. me ta.eu. me ta.

NOAC s. Bossche Samenscholingsdagen 2014 N. Péquériaux Laboratoriumarts/Medisch leider trombosedienst M. Jacobs Cardioloog

Heart and Soul. Cardiovasculair en Depressie

Gezondheidsvoordelen

Behandeling VTE: aandachtspunten vanuit de 2 e lijn

Transcriptie:

Hyperhomocysteïnemie, risicofactor voor arteriële en veneuze trombose of epifenomeen? Auteurs Trefwoorden W.M. Lijfering en J. van der Meer arteriële trombose, hyperhomocysteïnemie, risicofactoren, veneuze trombose Samenvatting Homocysteïnurie is een zeldzame, autosomaal dominante aandoening met homocysteïneserumspiegels tot 400 μmol/l en een hoog risico op arteriële en veneuze trombose. Dit risico wordt sterk gereduceerd tijdens behandeling met vitamine B6, vitamine B12 en foliumzuur. Milde hyperhomocysteïnemie (homocysteïnespiegels tot ongeveer 100 μmol/l) bleek in case-controlstudies en meta-analyses eveneens een risicofactor voor trombose te zijn, met een relatief risico 2,5-3,0. In recente klinische studies bij patiënten met arteriële of veneuze trombose bleek vitamine B-therapie weliswaar de homocysteïneserumspiegels te verlagen, maar deze behandeling resulteerde niet in een reductie van het risico op trombose. Milde hyperhomocysteïnemie lijkt eerder een epifenomeen te zijn dan een risicofactor voor trombose. (Ned Tijdschr Hematol 2008;5:60-5) Inleiding In 1969 beschreef de patholoog McCully het voorkomen van atherosclerotische plaques bij 2 jong overleden patiënten met homocysteïnurie. 1 Homocysteïnurie is een zeldzame, autosomaal dominante afwijking met een geschatte incidentie van 1 op 150.000-344.000 geboorten. 2 Hierbij kunnen homocysteïneserumspiegels worden gevonden in de orde van 400 μmol/l. Bij 30% van de patiënten treedt veneuze of arteriële trombose op voor het twintigste levensjaar en bij 50% voor het dertigste levensjaar. 3 Door behandeling met B-vitaminen wordt het risico op trombose met 90% gereduceerd. 4 Sinds het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw bleek ook milde hyperhomocysteïnemie, met homocysteïnespiegels tot 100 μmol/l, een risicofactor te zijn voor veneuze en arteriële trombose. In meerdere epidemiologische studies was hyperhomocysteïnemie geassocieerd met een 2,5- tot 3-voudig verhoogd risico op trombose in vergelijking met de normale populatie. 5-10 Wat is homocysteïne? Homocysteïne is het gedemethyleerde derivaat van het zwavelhoudende essentiële aminozuur methionine. Homocysteïne wordt door transsulfurering en remethylering omgezet in respectievelijk cysteïne en methionine. Hierbij zijn de vitaminen B6, B11 (foliumzuur) en B12 betrokken. Een tekort aan deze vitaminen kan resulteren in hyperhomocysteïnemie. Hyperhomocysteïnemie kan worden vastgesteld door meting van de homocysteïnespiegel in nuchtere toestand of na orale belasting met methionine. Wanneer is sprake van hyperhomocysteïnemie? Er zijn meer dan 100 cross-sectionele, case-control, en prospectieve cohortstudies gepubliceerd met in totaal meer dan 12.000 personen naar de effecten van homocysteïneverlaging of over hyperhomocysteïnemie. 11 Desondanks is er nooit een eenduidige grenswaarde voor hyperhomocysteïnemie gedefinieerd. In meta-analyses werd de 95-percentiel, dat overeenkomt met de gemiddelde homocysteïnespiegel plus 2-maal de standaarddeviatie in een controlegroep, als grenswaarde voor hyperhomocysteïnemie gehanteerd. 5-8 In nuchtere toestand varieerde deze grenswaarde van 14,1 tot hoger dan 22,2 μmol/l, n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 60

CβS+B 6 cystathionine γ-cystathionase cysteïne urineafscheiding +B 6 voedselinname methionine homocysteïne methyltransferase + betaïne (lever) B 12 + methionine synthase folaat homocysteïne tetrahydrofolaat overmaat MTH FR auto-oxidised homocysteine + hros N 5 methyl tetrahydrofolaat oxidatie van lowdensitylipoproteïne vaatwandschade proliferatie van glad spierweefsel vaatwandschade verstoring van de vasomotore regulatie optreden van trombose door een procoagulant effect atherogenese trombogenese Figuur 1. Overzicht van de homocysteïnehypothese. hros=highly reactive oxygen species. terwijl deze na orale methioninebelasting varieerde van 29,9 tot hoger dan 79,0 μmol/l. Gelet op de grote variatie van de grenswaarden, is het moeilijk om de uitkomsten van verschillende studies met elkaar te vergelijken. Derhalve lijkt een meta-analyse een minder geschikte methode om de resultaten van meerdere studies te analyseren. Overigens vormden dergelijke meta-analyses wel de basis voor de aan het einde van de negentiger jaren van de vorige eeuw geponeerde homocysteïnehypothese. Homocysteïnehypothese Nadat meerdere meta-analyses suggereerden dat hyperhomocysteïnemie een risicofactor was voor veneuze en arteriële trombose, werd als verklaring de homocysteïnehypothese opgesteld (zie Figuur 1). 5-7,11,12 Volgens deze hypothese bevordert hyperhomocysteïnemie atherogenese door oxidatieve stress. Oxidatieve stress veroorzaakt vaatwandschade en induceert proliferatie van glad spierweefsel. Oxidatieve schade van het endotheel stimuleert eveneens het optreden van trombose door een procoagulant effect en een verstoring van de vasomotore regulatie. Deze hypothese vormde in meerdere studies het model ter verklaring van de waargenomen associaties van hyperhomocysteïnemie met veneuze en arteriotrombotische gebeurtenissen. In overeenstemming met de homocysteïnehypothese waren: een afname van de endotheelfunctie, oxidatie van low-densitylipoproteïne, versterkte adhesie van monocyten aan de vaatwand, activering van de inflammatoire cascade, stimulatie van de proliferatie van glad spierweefsel, een toegenomen expressie van procoagulante factoren, en plaatjesdisfunctie in relatie met hoge homocysteïnespiegels. 12-16 Opgemerkt moet worden dat het meestal in-vitrostudies betrof, waarin de homocysteïnewaarden meer dan 10-voudig verhoogd waren. De bevinding dat B-vitaminen bij het merendeel van de personen met milde hyperhomocysteïnemie resulteerden in lagere of normale homocysteïnespiegels, vormde de rationale voor klinische studies. 17-21 Klinische studies In 1995 en 1996 werden de eerste case-controlstudies gepubliceerd, waarin een 2- tot 3-voudig verhoogd risico op trombose werd vastgesteld bij patiënten met milde hyperhomocysteïnemie. 7,9,10 Vervolgens werden in 1996 klinische studies naar de effecten van de vitaminen B6, B11 en B12 op het (her)optreden van veneuze en arteriële trombose gestart. 17,18 Het is opmerkelijk dat de resultaten van de eerste klinische studies pas in 2004 werden gepubliceerd. 17 De overweging baat het niet, dan schaadt het niet bij de toepassing van B-vitaminen, kan hebben bijgedragen aan een trage recrutering van patiënten voor klinische studies. Bovendien werd vitamine B-suppletie door de overheid van de Verenigde Staten al langere tijd aanbevolen en werd foliumzuur aan graanproducten toegevoegd. 22 Hierdoor waren placebogecontroleerde studies in de Verenigde Staten niet meer mogelijk, hooguit studies waarin hoog- en laaggedosseerde vitamine B-therapie werden vergeleken. 17 Verder waren de klinische studies gebaseerd op de resulta- 61 v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e

ten van meta-analyses, die het relatieve risico van trombose bij hyperhomocysteïnemie betroffen en niet het absolute risico. 5-7 Dit gegeven is van belang, omdat recentelijk bekend geworden is dat het absolute risico niet afwijkt van het risico in de normale populatie. 23,26 Dit impliceert dat grote aantallen patiënten in studies geïncludeerd moeten worden en/of gedurende langere tijd moeten worden vervolgd, om de vermeende risicoreductie te kunnen aantonen, terwijl de klinische relevantie van een dergelijke risicoreductie gering is. Resultaten van klinische studies VISP-studie In 2004 werden in de Vitamin Intervention for Stroke Prevention (VISP)-studie 3.680 patiënten geïncludeerd na een recent herseninfarct. 17 Het primaire eindpunt was het optreden van een recidief herseninfarct, een hartinfarct of dood. De behandeling met een hoge dosering vitamine B (n=1.827) en de behandeling met een lage dosering vitamine B (n=1.853) werden vergeleken. De mediane vervolgtijd was 2 jaar. In de groep die een hoge dosering vitamine B kreeg, was de homocysteïnespiegel bij het beëindigen van de studie gemiddeld 2,3 μmol/l lager dan in de laaggedoseerde vitamine B-groep. Het risico op een arteriële gebeurtenis of dood was vergelijkbaar in de beide groepen (relatief risico (RR) 0,90; 95% BI 0,66-1,23). HOPE 2-studie In 2006 werden in de Heart Outcomes Prevention Evaluation (HOPE) 2-studie 5.522 patiënten geïncludeerd, die 55 jaar of ouder waren en een cardiovasculaire voorgeschiedenis hadden of bekend waren met diabetes mellitus. 19 Behandeling met vitamine B (n=2.758) werd vergeleken met placebobehandeling (n=2.764). Het primaire eindpunt was het optreden van arteriële trombose of dood. De vervolgtijd was 5 jaar. Na het beëindigen van de studie had de behandelgroep gemiddeld een 3,2 μmol/l lagere homocysteïnespiegel dan de placebogroep. Het risico op een arteriële gebeurtenis of dood was niet lager in de behandelgroep; RR 0,95 (95% BI 0,84-1,07). NORVIT-studie In 2006 werden in de Norwegian Vitamin (NOR- VIT)-studie 3.749 patiënten geïncludeerd die ouder dan 50 jaar waren en recent een hartinfarct hadden doorgemaakt. 20 Vier behandelgroepen werden met elkaar vergeleken: een placebogroep (n=943), een groep die behandeld werd met vitamine B6 (n=934), een groep die behandeld werd met vitamine B11 (foliumzuur) en B12 (n=935), en een groep die behandeld werd met vitamine B6, B11 en B12 (n=937). Primair eindpunt was het optreden van een recidief hartinfarct, herseninfarct of dood. De mediane vervolgtijd was 3,3 jaar. De groepen die werden behandeld met B-vitaminen, hadden aan het einde van de studie gemiddeld een 2,9 μmol/l lagere homocysteïnespiegel dan de placebogroep. Het risico op een recidief hartinfarct, herseninfarct of dood werd niet door vitamine B- therapie verlaagd; RR 1,06 (95% BI 0,91-1,24). Dit risico bleek zelfs verhoogd in de groep die behandeld werd met zowel vitamine B6, B11 als B12; in vergelijking met de placebogroep was het RR 1,22 (95% BI 1,00-1,50). Op basis van deze bevinding werd vitamine B-therapie door de auteurs ontraden. Een pathofysiologisch mechanisme ter verklaring van het verhoogde risico, dat vooralsnog alleen in de NORVIT-studie werd waargenomen, is echter niet bekend. Deze uitslag dient derhalve met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. VITRO-studie In 2007 werd in de Vitamine en Trombose (VI- TRO)-studie, bij 701 patiënten met een recente veneuze trombose, het effect van vitamine B-therapie (n=353) op het optreden van een recidief onderzocht, in vergelijking met placebo (n=348). 18 Patiënten werden 2,5 jaar vervolgd. De homocysteïnespiegels waren in de behandelgroep gemiddeld 6,4 μmol/l lager dan in de placebogroep aan het einde van de studie. Noch patiënten met homocysteïnewaarden hoger dan de 75 e percentiel in een controlegroep, noch patiënten met normale homocysteïnespiegels, hadden baat bij vitamine B-therapie; het RR op recidief veneuze trombose in deze gecombineerde groepen was 0,84 (95% BI 0,56-1,26). Een uitgebreide beschrijving van de resultaten van deze studie heeft u op pagina s 52-9 kunnen lezen. HOPE 2-studie In een post-hocanalyse van de HOPE 2-studie, vormde veneuze trombose het eindpunt tijdens behandeling met vitamine B (n=2.758) of placebo (n=2.764). 21 De incidentie van veneuze trombose was 0,35% per jaar in zowel de behandel- als in de placebogroep; RR 1,01 (95% BI 0,66-1,53). Interpretatie klinische studies Hoewel deze klinische studies de homocysteïnehypo- n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 62

patiënten met uitkomst arteriële trombose of dood (%) Omvang risicogroep placebo foliumzuur, B6 en B12 25 20 15 10 5 0 2.764 2.758 2.633 2.633 2.481 2.497 2.327 2.330 2.180 2.179 placebo foliumzuur, B6 en B12 p=-0,41 0 1 2 3 4 5 jaren 948 965 Figuur 2. Uitkomst van de Heart Outcomes Prevention Evaluation (HOPE) 2-studie met betrekking op het risico van arteriële trombose of dood. Dit figuur is met toestemming van Publishing Division of the Massachusettes Medical Society overgenomen uit referentienummer 19. these niet lijken te ondersteunen, werden de uitkomsten op meerdere wijzen geïnterpreteerd. Enerzijds werd gesteld dat de homocysteïnehypothese kon worden verworpen, anderzijds dat de homocysteïnehypothese door de klinische studies werd bevestigd. 24,25 De eerste conclusie lijkt voorbarig. In de klinische studies werd het effect van vitamine B-therapie op het risico van veneuze of arteriële trombose onderzocht, ongeacht de homocysteïnestatus. De homocysteïnehypothese is gebaseerd op de resultaten van meta-analyses, die het risico op trombose bij hyperhomocysteïnemie onderzochten, en niet op het effect van vitamine B-therapie op trombose in het algemeen. 11,12 Mogelijk zijn de effecten van vitamine B-therapie verdund door deze onafhankelijk van de homocysteïnestatus te beoordelen. Het is overigens de vraag of klinische studies nog uitvoerbaar zijn bij patiënten met milde hyperhomocysteïnemie, nu gebleken is dat het absolute risico op trombose bij personen met hyperhomocysteïnemie vergelijkbaar is met de normale populatie. 23,26 De tweede conclusie klinkt paradoxaal. De auteurs baseren deze op meta-analyses die werden gepubliceerd in de jaren voorafgaand aan de klinische studies met B-vitaminen. Op grond van een statistische post-hocmethode werd in deze meta-analyses gesuggereerd dat een reductie van de homocysteïnespiegel met 3 μmol/l zou resulteren in een reductie van het risico op een hartinfarct met 15% en van het risico op een herseninfarct met 24%. 8,27 Uiteraard dient een dergelijke veronderstelling bevestigd te worden in klinische studies. Dat dit niet het geval was, werd door de auteurs toegeschreven aan een te kleine omvang van de onderzoeksgroepen, een te korte vervolgtijd, en het ontbreken van een stratificatie naar genetische varianten met hogere homocysteïnespiegels. Ook meenden zij dat er sprake was van een reductie van het risico op arteriële trombose en dood na 3 jaar in de HOPE 2-studie (zie Figuur 2). 19 Op basis van deze overwegingen kwamen zij tot de aanbeveling om patiënten met hyperhomocysteïnemie te blijven behandelen met foliumzuur. Inmiddels is de eerste meta-analyse van de klinische studies naar het effect van foliumzuur op het risico op arteriële trombose gepubliceerd. 28 Hieruit blijkt dat foliumzuur geen gunstig effect heeft. Het relatieve risico op cardiovasculaire gebeurtenissen tijdens behandeling met foliumzuur in vergelijking met placebo was 0,95 (95% BI 0,88-1,03), voor een hartinfarct was dit 1,04 (95% BI 0,92-1,17), voor een herseninfarct 0,86 (95% BI 0,71-1,04), en voor mortaliteit 0,96 (95% BI 0,88-1,04). Recentelijk bleek uit de Multiple Environmental and Genetic Assessment (MEGA)-studie dat het MTHFR 677C->T-polymorfisme, waarbij hogere homocysteïnespiegels worden gevonden, niet geassocieerd was met een verhoogd risico op veneuze trombose (RR 0,99; 95% BI 0,91-1,08). 29 Hyperhomocysteïnemie: epifenomeen? Uit 2 recente studies is gebleken dat bij patiënten met hyperhomocysteïnemie vaak ook verhoogde spiegels van factor VIII werden gevonden. Alleen wanneer deze combinatie aanwezig was, was sprake van een verhoogd risico op veneuze of arteriële trombose, terwijl dit risico vergelijkbaar was bij patiënten met hyperhomocysteïnemie of normohomocysteïnemie en normale factor VIII-spiegels. 30,31 Het is opmerkelijk dat het risico op trombose in eerdere epidemiologische studies niet werd gecorrigeerd voor een een verhoogde factor VIII-spiegel, aangezien een hoge factor VIII-spiegel een bekende risicofactor is voor trombose en zowel hyperhomocysteïnemie als een verhoogde factor VIII-spiegel geassocieerd zijn met endotheelschade. 11,12,32 De bevinding dat het tromboserisico bij personen met hyperhomocysteïnemie afhankelijk is van gelijktijdig verhoogde factor VIII-spiegels, zou kunnen verklaren waarom klinische studies geen reductie van dit risico bij vitamine B-therapie hebben gevonden, aannemende dat factor VIII-spiegels niet verlaagd worden door vitamine B. Hyperhomocysteïnemie zou dan veeleer een risicomarker of epifenomeen zijn dan risicofactor voor trombose. Aangezien het effect van vitamine B op verhoogde factor 63 v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e

Aanwijzingen voor de praktijk 1. Een gunstig effect van vitamine B-therapie op het risico op recidief trombose is in klinische studies niet aangetoond. 2. Milde hyperhomocysteïnemie vormt geen indicatie voor vitamine B-therapie ter preventie van arteriële of veneuze trombose. 3. Het absolute risico op trombose bij personen met milde hyperhomocysteïnemie is vergelijkbaar met het risico in de normale populatie. 4. Gelet op het ontbreken van klinische implicaties, wordt het testen op hyperhomocysteïnemie ontraden, tenzij er klinische aanwijzingen zijn voor klassieke homocysteïnurie. VIII-spiegels onbekend is, in het bijzonder bij personen met hyperhomocysteïnemie, blijft de genoemde verklaring speculatief. Conclusie In klinische studies is aangetoond dat vitamine B-therapie de homocysteïnespiegels verlaagt bij patiënten met veneuze of arteriële trombose. Deze behandeling resulteerde echter niet in een statistisch significante reductie van het risico op recidief trombose. Dergelijke klinische studies zijn niet uitgevoerd bij patiënten met hyperhomocysteïnemie. Aangezien hyperhomocysteïnemie geassocieerd is met een laag absoluut risico op trombose, is een klinisch relevant gunstig effect van vitamine B-therapie bij patiënten met hyperhomocysteïnemie niet aannemelijk. Bovendien lijkt hyperhomocysteïnemie niet zelf een risicofactor voor trombose te zijn, maar hoge factor VIII-spiegels die frequent voorkomen in combinatie met hyperhomocysteïnemie. De laatste bevinding suggereert dat hyperhomocysteïnemie veeleer een epifenomeen is dan een risicofactor voor trombose. Omdat hieraan geen klinische consequenties zijn verbonden, kan het testen op hyperhomocysteïnemie in de genoemde patiëntencategorieën beter achterwege blijven. Referenties 1. McCully KS. Vascular pathology of homocysteinemia: implications for the pathogenesis of arteriosclerosis. Am J Pathol 1969;56:111-28. 2. Mudd SH, Levy HL, Skovby F. Disorders of transulfuration. In: Scriver CR, Beaudet AL, Sly WS, Valle D, eds. The Metabolic and Molecular Bases of Inherited Disease. 7th ed. New York: McGraw-Hill; 1995: p.1279-327. 3. Mudd SH, Skovby F, Levy HL, Pettigrew KD, Wilcken B, Pyeritz RE, et al. The natural history of homocystinuria due to cystathionine beta-synthase deficiency. Am J Hum Genet 1985;37:1-31. 4. Yap S, Boers GH, Wilcken B, Wilcken DE, Brenton DP, Lee PJ, et al. Vascular outcome in patients with homocystinuria due to cystathionine beta-synthase deficiency treated chronically: a multicenter observational study. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2001;21:2080-5. 5. Ray JG. Meta-analysis of hyperhomocysteinemia as a risk factor for venous thromboembolic disease. Arch Intern Med 1998;158:2101-6. 6. Den Heijer M, Rosendaal FR, Blom HJ, Gerrits WB, Bos GM. Hyperhomocysteinemia and venous thrombosis: a metaanalysis. Thromb Haemost 1998;80:874-7. 7. Boushey CJ, Beresford SA, Omenn GS, Motulsky AG. A quantitative assessment of plasma homocysteine as a risk factor for vascular disease. Probable benefits of increasing folic acid intakes. JAMA 1995;274:1049-57. 8. Homocysteine Studies Collaboration. Homocysteine and risk of ischemic heart disease and stroke: a meta-analysis. JAMA 2002;288:2015-22. 9. Den Heijer M, Blom HJ, Gerrits WB, Rosendaal FR, Haak HL, Wijermans PW, et al. Is hyperhomocysteinaemia a risk factor for recurrent venous thrombosis? Lancet 1995;345:882-5. 10. Den Heijer M, Koster T, Blom HJ, Bos GM, Briet E, Reitsma PH, et al. Hyperhomocysteinemia as a risk factor for deep-vein thrombosis. N Engl J Med 1996;334:759-62. 11. Hankey GJ, Eikelboom JW. Homocysteine and vascular disease. Lancet 1999;354:407-13. 12. Welch GN, Loscalzo J. Homocysteine and atherothrombosis. N Engl J Med 1998;338:1042-50. 13. Lentz SR. Homocysteine and cardiovascular physiology. n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 64

In: Carmel R, Jacobsen DW, eds. Homocysteine in health and disease. Cambridge: Cambridge University Press; 2001. p.441-50. 14. Woo KS, Sanderson JE, Sun YY, Chook P, Cheung AS, Chan LT, et al. Hyperhomocyst(e)inemia is a risk factor for arterial endothelial dysfunction in humans. Circulation 2000;101:2542-4. 15. Hofmann MA, Lalla E, Lu Y, Gleason MR, Wolf BM, Tanji N, et al. Hyperhomocysteinemia enhances vascular inflammation and accelerates atherosclerosis in a murine model. J Clin Invest 2001;107:675-83. 16. Ungvari Z, Sarkadi-Nagy E, Bagi Z, Szollar L, Koller A. Simultaneously increased TxA(2) activity in isolated arterioles and platelets of rats with hyperhomocysteinemia. Arterioscler Thromb Vasc Biol 2000;20:1203-8. 17. Toole JF, Malinow MR, Chambless LE, Spence JD, Pettigrew LC, Howard VJ, et al. Lowering homocysteine in patients with ischemic stroke to prevent recurrent stroke, myocardial infarction, and death: the Vitamin Intervention for Stroke Prevention (VISP) randomized controlled trial. JAMA 2004;291:565-75. 18. Den Heijer M, Willems HP, Blom HJ, Gerrits WB, Cattaneo M, Eichinger S, et al. Homocysteine lowering by B vitamins and the secondary prevention of deep vein thrombosis and pulmonary embolism: A randomized, placebo-controlled, double-blind trial. Blood 2007;109:139-44. 19. Lonn E, Yusuf S, Arnold MJ, Sheridan P, Pogue J, Micks M, et al. Heart Outcomes Prevention Evaluation (HOPE) 2 Investigators. Homocysteine lowering with folic acid and B vitamins in vascular disease. N Engl J Med 2006;354:1567-77. 20. Bonaa KH, Njolstad I, Ueland PM, Schirmer H, Tverdal A, Steigen T, et al. NORVIT Trial Investigators. Homocysteine lowering and cardiovascular events after acute myocardial infarction. N Engl J Med 2006;354:1578-88. 21. Ray JG, Kearon C, Yi Q, Sheridan P, Lonn E; Heart Outcomes Prevention Evaluation 2 (HOPE-2) Investigators. Homocysteine-lowering therapy and risk for venous thromboembolism: a randomized trial. Ann Intern Med 2007;146:761-7. 22. Food and Nutrition Board, Institute of Medicine. Dietary Reference Intakes for Thiamin, Riboflavin Niacin, Vitamin B6, Folate, Vitamin B12, Panothenic Acid, Biotin, and Choline. Washington, DC: National Academy Press; 1988. 23. Lijfering WM, Coppens M, Van de Poel MH, Middeldorp S, Hamulyák K, Bank I, et al. The risk of venous and arterial thrombosis in hyperhomocysteinaemia is low and mainly depends on concomitant thrombophilic defects. Thromb Haemost 2007;98:457-63. 24. Nainggolan L. Cremation of the homocysteine hypothesis: Another folic acid trial fails to impress. Heartwire, november 13, 2006. Te raadplegen op: www.theheart.org/ article/753473.do (bekeken op: 11 februari 2008). 25. Wald DS, Wald NJ, Morris JK, Law M. Folic acid, homocysteine, and cardiovascular disease: judging causality in the face of inconclusive trial evidence. BMJ 2006;333:1114-7. 26. Martinelli I, Bucciarelli P, Zighetti ML, Cafro A, Mannucci PM. Low risk of thrombosis in family members of patients with hyperhomocysteinaemia. Br J Haematol 2002;117:709-11. 27. Wald DS, Law M, Morris JK. Homocysteine and cardiovascular disease: evidence on causality from a meta-analysis. BMJ 2002;325:1202. 28. Bazzano LA, Reynolds K, Holder KN, He J. Effect of folic acid supplementation on risk of cardiovascular diseases: a meta-analysis of randomized controlled trials. JAMA 2006;296:2720-6. 29. Bezemer ID, Doggen CJ, Vos HL, Rosendaal FR. No association between the common MTHFR 677C->T polymorphism and venous thrombosis: results from the MEGA study. Arch Intern Med 2007;167:497-501. 30. Lijfering WM, Veeger NJ, Brouwer JL, Van der Meer J. The risk of venous and arterial thrombosis in hyperhomocysteinemic subjects may be a result of elevated factor VIII levels. Haematologica 2007;92:1703-6. 31. Lijfering WM, Coppens M, Van de Poel MH, Middeldorp S, Hamulyák K, Veeger NJ, et al. Hyperhomocysteinemia is not a risk factor for venous and arterial thrombosis, and is associated with elevated factor VIII levels. Thromb Res 2008 (in press) 32. Tracy RP, Arnold AM, Ettinger W, Fried L, Meilahn E, Savage P. The relationship of fibrinogen and factors VII and VIII to incident cardiovascular disease and death in the elderly: results from the cardiovascular health study. Arterioscler Thromb Vasc Biol 1999;19:1776-83. Ontvangen 28 september 2007, geaccepteerd 15 januari 2008. C o r r e s p o n d e n t i e a d r e s Dhr. drs. W.M. Lijfering, arts-onderzoeker Dhr. prof. dr. J. van der Meer, internist-hematoloog Universitair Medisch Centrum Groningen Divisie Haemostase, Thrombose en Rheologie Afdeling Hematologie Hanzeplein 1 9713 GZ Groningen Tel.: 055 361 27 91 E-mailadres: w.lijfering@int.umcg.nl Correspondentie graag richten aan de eerste auteur. Belangenconflicten: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. 65 v o l. 5 n r. 2-2 0 0 8 n e d e r l a n d s t i j d s c h r i f t v o o r H E M a t o l o g i e