2] idealisme, positivisme & de Linguistic Turn

Vergelijkbare documenten
TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Geloven en redeneren. Samenvatting

Eindexamen Filosofie vwo II

n filosofie n wetenschapsfilosofie n soorten wetenschap n filosofie van de informatica n inhoud college n werkwijze college

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006

Proeftentamen deel Wetenschapsfilosofie proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Geologica. Logisch Empirisme, Popper en Kuhn. Opzet van dit college. Rationalisme. Wat is kennis? Wetenschappelijke Revolutie.

INLEIDING Plato's grot Filosofie en ideologie De hermeneutische cirkel DEEL 1. DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT

Zin in filosofie. Ludo Abicht en Hendrik Opdebeeck. Acco Leuven / Den Haag

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof

Titel: Wittgenstein s Tractatus Logico Philosophicus Door: G.J.E. Rutten, Amsterdam 3 Augustus Inleiding

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

cultuur & media hoorcollege moderniteit en postmoderniteit theo ploeg

Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde).

Theorieën en hoofdfiguren uit de sociologie?

INLEIDING Over verwondering, contingentie en denken-als-ordenen 13

Immanuel Kant. Rationalisten meenden dat de rede de bron van kennis is; college 2 Wetenschapsfilosofie

Naam student. Examennummer. Handtekening

Ter inleiding (tot een inleiding)

Indexicale Problemen voor Frege

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Inhoud. 1. Protagoras Gorgias Thrasymachus, Callicles en Hippias 13

Eindexamen filosofie vwo I

Handleiding bij Wondere wetenschap

2] waarheid van Plato tot Nietzsche

Materie en geest. Grenzen aan het fysische wereldbeeld. Gerard Nienhuis. Universiteit Leiden. Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018

Vraag Antwoord Scores

Inleiding in de Filosofie & de Ethiek

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Semantiek van predicatenlogica en Tractatus

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

4] wetenschap & de institutionalisering van objectiviteit

Leren Filosoferen. Tweede avond

1. Waarom wetenschapsleer... 2

Semantiek 1 college 2

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 13 25

Overzicht van vandaag. Filosofie van de geest: WB3027 Joel Anderson ( , blok 2) Het other minds probleem. Het argument from analogy

Filosofie van de wiskundige praktijk (naturalisme) Bart Van Kerkhove

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Voor wat betreft het multiple choice gedeelte heeft elke vraag altijd 3 mogelijke antwoorden, waarvan er slechts één het juiste is!

Filosofie voor de Wetenschappen

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

Eindexamen filosofie vwo II

geloof en wetenschap Prof.dr. Cees Dekker Kavli Institute of NanoScience Delft

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden !!

Denkgereedschap 2.0 EEN P R A K T I S C H E M A N I E R VA N K R I T I S C H D E N K E N A L C E D O C O E N E N, S O LV E N TA

Eliminative Materialism and the Propositional Attitudes

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Semantiek 1 college 4. Jan Koster

Het lichaam-geest probleem

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw (part II)

Semantiek 1 college 8. Jan Koster

TAALFILOSOFIE WAT IS BETEKENIS?

filosofie vwo 2016-II

Wetenschaps- filosofie. Wolter Kaper AMSTEL-instituut

KEN WILBER: SENSE AND SOUL STIOUTENBURG ACADEMIE STUDIEMIDDAG KEN WILBER STOUTENBURG, 17NOVEMBER 2016

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z.

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Inhoud. Wanneer is wetenschap ontstaan?

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

Eindexamen filosofie vwo I

BEWUSTZIJN GEEST BEWUSTE GEEST DENKEN BEWUST-DENKEN

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Vrijdag 21 juni uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Vrijdag 21 juni uur

Kinderen van het universum

Lorentz Lyceum. Datum: Onderwerp: Identiteit & samenleving

De mens. Een machine?

Don t be fooled by your own wisdom. (Witold Gombrowicz) Inhoud van deze presentatie

De Syntax-Semantiekredenering van Searle

Filosofie van de geest: WB3027. Bijeenkomst #4 (19 nov 2009) I feel your pain : Wittgenstein en Malcolm over de identificatie van pijn

TAALFILOSOFIE. Docenten: Dr. Rosja Mastop en Menno Lievers

Wim Lintsen. Cursus De grote vragen van de Kosmos. Deel 2 De methode van de wetenschap

foundationalist: Er zijn zelf-evidente, en dus zelfrechtvaardigende, overtuigingen. Er zijn zelf-evidente, waarheidsbehoudende inferentieregels.

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

3] van filosofisch dualisme naar 'twee culturen'

De machinemens in de medische geschiedenis en in de huidige medische praktijk

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten

Niet-feitelijke waarheden (2)

7.1. Samenvatting door een scholier 2567 woorden 27 januari keer beoordeeld. Filosofie

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Methoden Week 1, 2, 4. College 2. Eerst: stukje wetenschapsfilosofie. Empirisch-analytisch onderzoek. Onderzoeksbenaderingen (wetenschapsparadigma s)

De filosofie van René Descartes

Woord en wereld Een inleiding tot de taalfilosofie

Tegenvoorbeeld. TI1300: Redeneren en Logica. De truc van Gauss. Carl Friedrich Gauss, 7 jaar oud (omstreeks 1785)

Eindexamen vwo filosofie II

Higgs-deeltje. Peter Renaud Heideheeren. Inhoud

De actualiteit van een vergeten filosoof: Charles S. Peirce ( ) dr. mr. Kees Schuyt Vereniging voor Wijsbegeerte 17 oktober 2017

Het laboratorium in je hoofd. Pim Lemmens

Gottlob Frege, Der Gedanke, 1918.

Methodologie voor de sociale wetenschappen. Voorwoord. Deel 1 Algemeen: basisbegrippen 1. H1 Waarom sociaalwetenschappelijk onderzoek?

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap

BEGRIJPEN EPISTEMISCH SIGNIFICANT?

Transcriptie:

2] idealisme, positivisme & de Linguistic Turn de Verlichting - the age of reason (1650-1800) in de middeleeuwen nam de mens een vaste plaats in op de ladder van God's schepping (scala naturæ) de moderne filosofie wordt gekenmerkt door de centrering van het subject: het centraal stellen van de mens de wetenschappelijke revolutie (16 e - 18 e eeuw) had daarbij grote gevolgen voor het wereldbeeld en mensbeeld het geloof in een betekenisvolle Goddelijke orde maakte plaats voor een vertrouwen in de menselijke Rede de Verlichting was een stroming met een optimistisch geloof in emancipatie en vooruitgang door rationele kennis het verlichtingsdenken ging in tegen kerkelijk dogmatisme, en voedde een wereldbeeld gestoeld op: 1] universele en rationele gronden (zoals de natuur-wetten: waarde-neutraal, onpersoonlijk, niet-teleologisch) 2] centrering van het subject (individualisme, vrijheid, emancipatie) 3] vooruitgang & maakbaarheid (kennis = macht) de Romantiek - the age of reflection (1750-1850) als reactie op het Verlichtingsdenken ontstaat als tegenbeweging (counter-enlightenment) de Romantiek de Romantiek waardeert voelen / passie boven denken, het subjectieve boven het objectieve, directe ervaring (beleving) boven empirie, synthese en holisme boven analyse, ambiguiteit en ironie boven zekerheid en helderheid, kunst boven wetenschap, artistieke creativiteit boven nabootsing, spiritualiteit boven materialisme, zin boven nut, kwalitatief beschrijven boven kwantitatief verklaren, organische natuurbeschouwing boven mechanicisme en natuurbeheersing, etc. kenmerken van het romantische wereldbeeld t.a.v. natuur en cultuur: anti-analytisch en anti-reductionistisch (holistisch) t.a.v. mens & natuur (subject/object): dus verwerping van het mechanistische wereldbeeld (van Bacon, Descartes, Hobbes, Newton) het mechanistisch denken reduceert natuur, universum, en het leven tot een betekenisloos systeem de natuurwetenschappelijke methode is gebaseerd op controle / beheersing (Bacon: "kennis is macht") het subject ziet zichzelf als rationeel, plaatst zichzelf tegenover het object, en wil begrijpen om te beheersen maar de mens maakt deel uit van de natuur, kan haar niet beheersen, zonder van zichzelf vervreemd te raken de natuur heeft een eigen dynamiek, en is niet onderworpen aan deterministische natuurwetten en formules om de natuur te begrijpen moeten we onszelf begrijpen, onze eigen natuur doorgronden ("age of reflection") naast ratio moet er ook aandacht zijn voor passie, gevoel, en de ervaring dat er meer is dan we kunnen bevatten wetenschap moet de mens dus niet tegenover de natuur plaatsen (als subject vs. object), maar beide verenigen i.p.v. mechanische metaforen gebruikt de Romantiek daarom organische metaforen Verlichting age of reason kwantitatief objectiviteit analytisch / reductionistisch universele wetten materialistisch mechanistisch / tijd is lineair Bacon, Descartes, Locke, Hume, Voltaire, Diderot Romantiek age of reflection kwalitatief / essentialistisch (inter)-subjectiviteit holistisch historische processen / dialectiek idealistisch organisch / tijd is cyclisch / dialectisch Rousseau, Schiller, Goethe, Schelling, Herder 9

(Duits) Idealisme Kant's Kritik der reinen Vernunft laat ons achter met een betekenisloze natuur, een anoniem en zinloos universum uiteindelijk is de werkelijkheid (als Ding an sich) niet kenbaar, maar moeten we het bestaan ervan veronderstellen kennis is afhankelijk van de a priori vormgeving door het kenvermogen (aanschouwingsvormen en categorieen) m.a.w: wij kunnen de dingen slechts kennen zoals ze aan onze waarneming en kenvermogen verschijnen tijd en causaliteit zijn niet empirisch, maar maken de ervaring van dingen als causaal in de tijd pas mogelijk sommige uitspraken gaan over waargenomen verschijnselen (fenomenen), andere zijn speculatief (metafysica) transcendentaal idealisme: in de filosofie gaat het niet om de dingen zelf, maar om de manier waarop we ze kennen "alle kennis die zich niet met de objecten zelf bezighoudt maar met onze kennis erover, noem ik transcendentaal" filosofen na Kant trokken radicale, maar uiteenlopende, conclusies uit zijn theorie; vooral t.a.v. het Ding an sich Kant s transcendentaal idealisme gaf aanzet tot het Duits Idealisme (o.a. Fichte, Schelling en Hegel) als de werkelijkheid zoals die werkelijk is (als Ding an sich), onkenbaar is, dan is objectiviteit onmogelijk hoe de werkelijkheid aan ons verschijnt wordt bepaald door ons kenvermogen / aanschouwingsvormen onze kennis zegt dan meer over hoe wij de werkelijkheid interpreteren, dan over de werkelijkheid zelf het Ding an sich is dan een overbodige aanname, immers: alles is dan fenomenologie (verschijningsleer) ons wereldbeeld en zelf-beeld verandert in de loop van de geschiedenis, en is dus een historisch product kennis is een groeiend inzicht in hoe de dingen aan ons verschijnen: een product van cultuur / beschaving / geest ook het (zelf)bewustzijn is geen onveranderlijk / statisch gegeven, maar een moment-opname van een proces de geschiedenis (cultuur, wetenschap, kunst, filosofie) is dan een geschiedenis van de Rede / Geest (Geist) oftewel: de geschiedenis van de manier waarop het (bewust)zijn aan zichzelf is verschenen (Hegel) de wereld is dus een product van ons bewustzijn (Schopenhauer: Die Welt als Wille und Vorstellung, 1818) de rol van taal tijdgenoten van Kant en de Idealisten hadden reeds een verband gelegd tussen denken / ervaring, en taal Johann Georg Hamann (1730-1788) 1 we kunnen ons denken nooit losmaken van andere facetten van ons mens-zijn, dus ook niet van onze taal elk mens wordt geboren in een taal-werkelijkheid, en deze talige werkelijkheid stempelt zijn denken ons denkvermogen is afhankelijk van ons spraakvermogen, en de rede is dus aangewezen op de taal Johann Gottfried Herder (1744-1803); de belangrijkste proponent van de Sturm und Drang-beweging (ca. 1770) stelt dat onze interpretatie van de werkelijkheid historisch-cultureel bepaald is "alle volkeren op aarde (...) hebben een unieke, onherhaalbare identiteit", een Volksgeist deze volksaard hangt nauw samen met de taal de er gesproken wordt Wilhelm von Humboldt (1767-1835) taal is niet alleen een ergon (een gereedschap waarmee wij de werkelijkheid beschrijven / representeren) maar vooral een energeia (een dynamisch proces waarin de cultuur vorm krijgt en waar wij deel van uitmaken) verschillende talen geven op verschillende wijze vorm aan de wereld "de mens leeft met zijn objecten, zoals de taal ze aan hem presenteert [...] elke taal tekent rondom de mensen die haar spreken een magische cirkel, waar men niet aan kan ontsnappen [...] de diversiteit van talen is niet een diversiteit van tekens en geluiden, maar een diversiteit van wereldbeelden" Friedrich Nietzsche (1844-1900): "wij bezitten niets dan metaforen voor zaken; metaforen die op geen enkele wijze corresponderen met hetgeen ze naar verwijzen" 10

positivisme: de emancipatie van de natuur-wetenschappen in de 19 e eeuw was wetenschap geen intellectuele hobby meer, maar maakte inherent deel uit van de moderniteit door de industriële revolutie was technologie steeds prominenter aanwezig in het dagelijks leven Bacon's idee 'kennis = macht' gold meer dan ooit tevoren, o.a. in de vorm van technologie (industrialisatie) experimentele wetenschap werd meer en meer gezien als enige ware vorm van kennis het idealisme / de Romantiek heeft de filosofie in deze tijd van verwetenschappelijking geen goed gedaan haar speculatieve gehalte, obscuur taalgebruik, en onbewijsbare hypothesen lokten reacties uit er was behoefte aan een onderscheid t.a.v. de filosofie, die in die tijd gedomineerd werd door het idealisme als reactie op de Romantiek, het historicisme & het idealisme (vooral de invloed van Hegel), zien we de opkomst van het materialisme (Marx), positivisme (Comte) en naturalisme (Mill, Darwin) deze beroepen zich op de empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming) empirisch betekent in deze zin niet zozeer zintuiglijk, maar vooral: proef-ondervindelijk tot begin 19 e eeuw heette alle natuur-wetenschap (Newton e.d.) natural philosophy in de 19 e eeuw verzelfstandigden vele wetenschappen zich tot aparte disciplines en beroepsgroepen philosopher raakte uit de gratie en werd vervangen door chemist, mathematician, economist, etc. William Whewell (1794-1866) constateerde "an increasing proclivity of separation and dismemberment" in 1833 & 1840 introduceerde hij de termen 'scientist' en 'physicist' (als variant op 'artist' en 'humanist') 2 tegen 1840 was natural philosophy geprofessionaliseerd tot een aparte beroepsgroep die erkenning eiste wetenschap boekt vooruitgang door positieve bewijsvoering op basis van empirie en de kwantitatieve methode naturalistische aanname: er is een natuurlijke, objectief gegeven, waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid die werkelijkheid kunnen we niet 'an sich' kennen, maar laat zich wel wetenschappelijk onderzoeken de vraag "wat is wetenschap" wordt een normatieve vraag: "wat geldt als wetenschap?" een antwoord op deze vraag werd luidt en duidelijk geformuleerd door het positivisme het positivisme beroept zich op empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming) dit onderscheid t.o.v. filosofie was vooral een verschil in methode: science = empirisch, filosofie = metafysisch 3 eind 19 e / begin 20 e eeuw wordt het positivisme een belangrijke stroming binnen de filosofie en wetenschappen ontwikkelingen in de wiskunde en logica dragen bij aan een nieuwe visie op wat filosofie is / moet zijn filosofie moet niet idealistisch en holistisch zijn, maar analytisch en reductionistisch (pseudo)wetenschappelijke en filosofische theorieën moeten onderworpen worden aan een kritisch oog filosofie moet zich richten op de logische analyse van beweringen en theorieën vragen aangaande de werkelijkheid 'an sich' zijn speculatief en metafysisch, en moeten uitgebannen worden tegelijkertijd wilden de anti-idealisten 'terug' naar een common-sense-realisme: "dingen bestaan gewoon" logici als Frege en Russell droegen bij aan de 'verwetenschappelijking' van de filosofie onder het logicisme de Linguistic Turn 4 behalve in de wiskunde werd er in de 19 e eeuw ook grote vooruitgang geboekt in de logica de resultaten deden sommige filosofen / wiskundigen 5 vermoeden dat er een nauwe relatie tussen beide bestaat het logicisme (1872 tot jaren '20) was een project om de wiskunde te vertalen / funderen in de logica dit was het startschot voor de analytische filosofie, die vooral de Angelsaksische filosofie heeft beïnvloed eind 19 e eeuw kwam er zo o.a. door ontwikkelingen in de logica (weer) meer aandacht voor taal 11

begin 20 e eeuw voltrekt zich (vooral in de Angelsaksische landen) de zgn. Linguistic Turn dit behelsde een verschuiving van een bewustzijns-filosofisch naar een taal-filosofisch paradigma de term Linguistic Turn werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann (1906-1987), lid van de Wiener Kreis Bergmann identificeerde Wittgenstein als de initiator ervan (maar feitelijk gingen Russell en Frege hem voor) de 20 e eeuw luidt een verschuiving in van een focus op denken en epistemologie, naar een focus op taal de term Linguistic Turn wordt geassocieerd met de analytische filosofie (en logisch positivisme) vooral in de Angelsaksische landen kreeg deze stroming de leidende rol in de filosofie 6 motto van de analytische filosofie: The way to understand reality is by examining language analytische filosofie is een reactie op de idealistische teneur binnen filosofie (holisme, fenomenologie) het wordt soms synoniem geacht met taal-filosofie, maar is eigenlijk een tak van de taal-filosofie kenmerken van de analytische filosofie 7 sterk vertrouwen in rationalisme en de natuur-wetenschappelijke methode om de wereld te beschrijven benadert filosofische problemen los van historische oorsprong of taalkundige en culturele context interesse in analyse van een filosofisch probleem en interpretatie van de wereld (i.p.v. de menselijke conditie) problemen die zich niet door de logica laten oplossen, blijven door de beperkingen van de taal onoplosbaar analytische filosofie wil schijnproblemen analyseren, die door ons taalgebruik gesuggereerd worden: er zijn geen essenties (wezenskenmerken, een ware aard), maar slechts empirisch vast te stellen feiten het ziet taal als objectiveerbaar: streeft naar helderheid in theorie-vorming, met logica als gereedschap introspectie & metafysica maken plaats voor taal-analyse gebaseerd op logica (Frege, Russell, Wittgenstein) logica gaat over de formele structuur (niet de inhoud) van redeneringen en beweringen (proposities) het verband tussen redeneringen en de werkelijkheid is niet relevant voor de geldigheid van een redenering 8 Logicisme, logisch atomisme & de referential theory of meaning Gottlob Frege (1848-1925) 9 is de voorloper van de analytische filosofie: wars van metafysisch gespeculeer common sense: de werkelijkheid is niet mentaal maar objectief; dingen bestaan op zich, los van het geheel anti-holistisch: de werkelijkheid kan begrepen worden los van historische of sociale context eigenschappen van- en relaties tussen "dingen" zijn vergelijkbaar met wiskundige functies taal / wiskunde beschrijft niet het wezen der dingen (hun ware aard), maar slechts hun logische samenhang Über Sinn und Bedeutung (1892) behandelt het verschil tussen betekenis & verwijzing (sense & reference) hij onderscheid 2 soorten betekenis: betekenis als referentie = het object waarnaar het begrip verwijst (bijv: Venus) betekenis als zin (sense) = de betekenis waarnaar het begrip verwijst (ochtend- en avond-ster) dit verschill lijkt op dat tussen connotatie (associatie) en denotatie (verwijzing) Sinn heeft betrekking op het bedoelde (een idee), Bedeutung heeft betrekking op waarnaar verwezen wordt zo kunnen woorden qua Sinn (betekenis-inhoud) verschillen, maar naar hetzelfde verwijzen de woorden ros en knol verwijzen beide naar paard, maar hebben en andere connotatie / betekenis-inhoud en woorden als eenhoorn en smurf hebben wel een Sinn (betekenis-inhoud), maar geen Bedeutung 12

Bertrand Russell (1872-1970) Russell wordt beschouwd als vader van de analytische filosofie en het logisch atomisme logisch atomisme was een reactie op het (Brits en Duits) idealisme (holisme), dat stelt: "alle feiten zijn met elkaar verbonden: de werkelijkheid is fundamenteel één, en kan alleen zo gekend worden" Russell is sterk gekant tegen idealisme (Hegel) enerzijds, en cartesiaans en Hume's scepticisme anderzijds hij verdedigt een common sense realisme: individuele dingen, feiten, concepten, en getallen bestaan objectief logica is de basis van alle denken; logische analyse van taal moet de filosofie zuiveren van zinloze speculatie het logisch atomisme gaat uit van ontologisch pluralisme: de wereld bestaat uit losse (atomaire) feiten, die afzonderlijk gekend kunnen worden, los van het geheel uit de structuur van de logica valt af te leiden hoe de werkelijkheid feitelijk is ingericht feiten zijn volgens Russell "die dingen die een bewering waar of onwaar maken" On Denoting (1905) gaat over verwijzing en betekenis (de kapstok & ruggegraat van de analytische filosofie) hierin bekritiseert Russell de betekenis-theorie van Frege: ook termen of proposities die nergens naar verwijzen kunnen zinvol (betekenisvol) zijn, maar zijn wel onwaar: bijv: "eenhoorns hebben één hoorn" is onwaar, want eenhoorns bestaan niet volgens Russell zijn fictieve uitspraken onwaar: "de koning van Frankrijk is kaal" is onwaar de grammaticale structuur van de zin valt namelijk niet samen met de logische structuur ervan de logische structuur is: "er is één huidige koning van Frankrijk" en "deze is kaal" voor een conjunctie (en-bewering) geldt dat beide delen waar moeten zijn, wil de hele bewering waar zijn Ludwig Wittgenstein (1989-1951): Tractatus Logico-Philosophicus (1922) Wittgenstein baseert zich op het logisch atomisme en vernieuwingen in de logica door Russell en Frege het is de taak van de filosofie om de logische vorm van empirische uitspraken te beschrijven zinvolle uitspraken zijn afbeeldingen van (mogelijke) situaties (en kunnen waar of onwaar zijn) m.a.w: zinnen zijn betekenisvol als ze een (mogelijke) stand van zaken uitdrukken ware uitspraken zijn met succes getoetste zinvolle uitspraken in z n algemeenheid zegt een bewering: dit is de stand van zaken (Tractatus 4.5) de logische structuur van proposities is isomorf met de logische structuur van de werkelijkheid afbeeldings-theorie van de propositie: beweringen drukken standen van zaken in de werkelijkheid uit Wittgenstein's afbeeldings-theorie is een versie van het correspondentie-model van de waarheid dit stelt dat een uitspraak waar is als ze met de werkelijkheid correspondeert, en onwaar als ze dat niet doet Wittgenstein stelt dat een uitspraak waar is als ze correspondeert met het feit dat ze beschrijft er is een formele overeenkomst tussen de structuur van de wereld en de structuur van de taal via inventarisatie van alle atomaire uitspraken kan de hele wereld (alle feiten) in kaart gebracht worden de samenhang van feiten is dus de werkelijkheid, en hiervan kunnen we kennis hebben "de wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen de wereld wordt door de feiten gedefinieerd en daardoor dat het alle feiten zijn het geheel van de feiten bepaalt wat het geval is en ook wat allemaal niet het geval is de feiten in de logische ruimte zijn de wereld" 13

zoals feiten bestaan uit elementen in onderling verband, zo bestaan beweringen uit woorden in onderling verband de enkelvoudige volzin (atomaire propositie) functioneert als afbeelding ("de kat slaapt") taal en wereld (geheel van feiten) hebben dezelfde logische vorm de vroege Wittgenstein formuleerde een afbeeldings-theorie van betekenis (afbeelding als formele abstractie) beweringen beelden feiten af, zoals een landkaart op formele wijze een terrein 'afbeeldt' woorden (namen) zijn gebaseerd op conventie, maar de logische structuur van de bewering is feitelijk de relatie tussen woord en object (de verwijzing) wordt vastgelegd in een ostensieve (aanwijzende) definitie de structuur van een bewering moet conform de regels van de logica zijn de elementen binnen een bewering moeten ergens naar verwijzen (bedeutung) alleen beweringen die standen van zaken / feiten representeren zijn betekenisvol, andere zijn zinloos ethiek en metafysica zijn geen feitelijke beschrijvingen, niet te verifiëren, en daarom betekenisloos sinnlos / senseless = niet nuttig, tautologisch, a-priori, niet verwijzend naar feiten in de wereld (1+1=2) bijv. 1+1=2 of mijn vader is een man of de cirkel is rond unsinnig / nonsensical = nonsense, niet bewijsbaar of weerlegbaar bijv: God is liefde of Cruijff is de beste of leven is lijden onzorgvuldig taalgebruik leidt tot filosofische verwarring en metafysische theorie-vorming de filosofie kan geen problemen oplossen, doch slechts schijn-problemen doen verdwijnen in navolging van Hertz meent hij dat filosofische problemen voortkomen uit vage en onterechte vragen bijv: wat het wezen van kracht is, is een onzinnige vraag, we kunnen alleen spreken over wat we waarnemen het doel van de filosofie is om zin van onzin te scheiden; zin is wat waar of onwaar is d.w.z: alleen apophantisch taalgebruik is betekenisvol (apophansis = bewering: dus waar of onwaar) zinvolle uitspraken moeten waar of onwaar kunnen worden bevonden d.m.v. verificatie (empirie) Wittgenstein wilde wetenschappelijk (zinvol) denken onderscheiden van (zinloos) denken enerzijds om de wetenschap te vrijwaren van metafysica en vage ideeën, maar ook om het denken over de mens te vrijwaren van positivisme doel van de Tractatus Logico-Philosophicus is dus tweeërlei: 1] een einde maken aan schijnproblemen van de filosofie door aan te geven waar de grens van het zegbare ligt 2] een dam opwerpen tegen de oprukkende verwetenschappelijking van het mensbeeld enkelvoudige dingen bestaan wel, maar we kunnen er geen kennis van hebben (vgl. Kant's Ding an sich) standen van zaken (feiten) zijn dus alleen toegankelijk via de taal / logica het gebied van het zegbare wordt zo beperkt tot empirische uitspraken; niet-empirische uitspraken zijn zinloos namen & betekenis van beweringen we moeten betekenis en waarheid scheiden door verschil te maken tussen namen en beweringen namen zijn de kleinste atomaire analyse-eenheden: verwijzende woorden (kat, atoom, planeet, Higgs-deeltje) namen moeten hypothetisch worden gepostuleerd (conventie / afspraak) als kleinste element van de taal de betekenis van een naam (teken / woord) is datgene waarnaar het verwijst (be-tekende), of het bestaat of niet namen krijgen pas betekenis in de context van een bewering; ze verwijzen niet naar een essentie / aard / wezen namen hebben alleen betekenis in hun onderlinge verbinding (verificatie van de verwijzing is onmogelijk!) only the proposition has sense; only in the context of a proposition has a name meaning (Tractatus 3.3) 14

namen benoemen (be-tekenen) objecten, maar beelden de dingen niet af (het Ding an sich is onkenbaar) beweringen (proposities) beelden wel situaties af (maar benoemen niet) de betekenis van een volzin (bewering, propositie) zit in de volzin zelf, in de compositie van namen een naam kan niet waar of onwaar zijn (verwijst alleen), een bewering wel (feiten zijn verifieerbaar) zo kunnen (gekende) namen in een nieuwe combinatie in een volzin staan en iets (op)nieuw be-tekenen de wijze waarop namen verwijzen is volgens conventie / theorie: 'atoom' krijgt pas betekenis door de theorie over de betekenis van namen moeten we het eens zijn (conventie), maar feiten zijn objectief / logisch als we het eens zijn over de betekenis van kat, zitten en mat, dan is "de kat zit op de mat" waar of onwaar de vraag of katten, matten, atomen, quarks of genen objectief bestaan is metafysica; het zijn slechts namen namen verwijzen dus naar hypothetische objecten, feiten zijn de logische relaties ertussen, en maken de wereld de 7 basis-stellingen uit de Tractatus zijn: Die grenzen meiner sprache sind die grenzen meiner welt (5.6) 1] De wereld is alles wat het geval is. 2] Wat het geval is (een feit) is het bestaan van standen van zaken. 3] Het logische beeld van de feiten is de gedachte. 4] De gedachte is een betekenisvolle zin. 5] De zin is een waarheidsfunctie van elementaire zinnen. 6] De algemene vorm van een waarheidsfunctie is: [p-, ξ-, N(ξ-)] Dit is de algemene vorm van een zin. 7] Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen. de Tractatus is een poging om het zegbare te zeggen, en daarmee het domein van het onzegbare af te bakenen stelling 7 anders geformuleerd: "de grenzen van de taal zijn de grenzen van de filosofie" tot het onzegbare rekent hij het ethische, esthetische, religieuze en mystieke (dat wat gebaseerd is op waarden) "Der Sinn der Welt muß außerhalb ihrer liegen" (Tractatus 6.41) filosofie als metafysica (van Plato tot Hegel) is een dwaling: sinnlos/unsinnig maar de Tractatus is ook niet bewijsbaar, en dus sinnlos/unsinnig; het is slechts een ladder My work consists of two parts, the one presented here plus all that I have not written. And it is precisely this second part that is the important point. For the ethical gets its limit drawn from the inside, as it were, by my book; I ve managed in my book to put everything firmly into place by being silent about it het voorwoord van de Tractatus Logico-Philosophicus stelt dat de uitspraken erin definitief zijn, en dat de problemen van de filosofie er voorgoed mee opgelost zijn, doordat hun zinloosheid aangetoond is filosofie kan geen problemen oplossen; wetenschappelijke noch filosofische filosofie kan slechts schijn-problemen doen verdwijnen, door analyse van het taalgebruik logisch-positivisme (logisch-empiricisme / neo-positivisme) Wittgenstein's Tractatus heeft veel invloed gehad op de Wiener Kreis, een club van wetenschappers / filosofen de Wiener Kreis (Verein Ernst Mach) werd gevormd in 1922, na een informele aanloop van 15 jaar debatteren 10 deze club wilde de Tractatus benutten voor de uitwerking van een wetenschappelijk wereldbeeld: logisch positivisme = strikt empirische interpretatie van het logisch atomisme (in de Tractatus niet te vinden) 15

de Tractatus wordt zo de mascotte van de Wiener Kreis wordt vertaald als: "een volzin begrijpen, betekent, weten wat het geval is, indien hij waar is" "de betekenis van een zin is de methode van zijn verificatie" Wittgenstein's afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel : een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten worden het verificatie-criterium onderscheidt zinvolle van zinloze beweringen, oftewel wetenschap van metafysica het verificatie-beginsel stelt dat alle geldige uitspraken wetenschappelijk verifieerbaar moeten zijn: d.w.z. via vaste regels te herleiden zijn tot waarnemingsgegevens alleen proposities die empirisch te toetsen zijn hebben betekenis; lees: kunnen waar of onwaar zijn het logisch positivisme probeert zo tot een nieuw fundament te komen d.m.v. reductie: alle feitelijke beweringen kunnen gereduceerd worden tot toetsbare, elementaire empirische uitspraken kern van het empirische aspect aan de theorie zijn de sense data (objectief waar te nemen elementaire feiten) deze kunnen beschreven worden in elementaire protocol-zinnen (feitelijke beweringen) het verificatie-criterium eist dat deze elementaire beweringen objectief getoetst (geverifieerd) moeten worden de afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel : een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten worden zo zou de filosofie zichzelf overbodig maken, en zouden er alleen wetenschappelijke vragen overblijven het verificatie-beginsel maakt uit of een bewering / theorie zinvol of zinloos is als niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap en metafysica (zinloze filosofie) m.a.w: verifieerbaarheid werd het demarcatie-criterium voor ware wetenschap filosofie moest zich toeleggen op verheldering van taalgebruik door logica en begrips-analyse (linguistic turn) alle andere filosofie behoort tot de humanities, die zich bezighouden met de menselijke verbeelding Werner Heisenberg's antwoord op het onderscheid tussen zinvol en zinloos van de logisch positivisten: 11 "The positivists have a simple solution: the world must be divided into that which we can say clearly, and the rest, which we had better pass over in silence. But can anyone conceive of a more pointless philosophy, seeing that what we can say clearly amounts to next to nothing. If we omitted all that is unclear, we would probably be left with completely uninteresting and trivial tautologies." ondanks de kritiek werd het logisch positivisme omarmd door de wetenschappelijke wereld tot in de jaren '60 gezien het maatschappelijk imago van wetenschap als ontdekkers van Waarheid is dit goed te begrijpen voorbeelden van de verschuiving van essentialistische verklaringen naar positivistische beschrijvingen: wat is warmte? het ontsnappen van caloric (gewichtloze vloeistof) of beweging van deeltjes (moleculen)? Antoine Lavoisier (1743-1794) introduceerde de calorische theorie van warmte (1783): caloric = wat warmte is Benjamin Thompson (Count Rumford, 1753-1814) experimenten suggereerden: warmte = beweging van deeltjes 16

Jean-Baptiste Joseph Fourier (1768-1830) was geen natural philosopher, maar wiskundige in "the analytical theory of heat" (1822) introduceert hij een mathematische wet (Fourier's law) deze wet zegt niet wat warmte is (ontologie), maar beschrijft hoe het zich gedraagt (vgl. behaviorisme) namelijk: volgens bepaalde wetmatigheden; het fenomeen warmte kan mathematisch worden beschreven Fourier ondermijnde de afbeeldings-theorie: de werkelijkheid is niet kenbaar, alleen de fenomenen de afbeeldings-theorie is metafysica: er is geen manier om 'achter' de fenomenen te kijken we weten nooit wat het object van onze studie is; we kunnen alleen het gedrag ervan beschrijven we hebben geen voorstelling van de werkelijkheid nodig: wiskunde is het fundament voor wetenschap Michael Faraday (1791-1867) gebruikte in zijn theorie over magnetisme nauwelijks wiskunde, maar termen James Clerk Maxwell (1831-1879) vertaalde Faraday's theorie over magnetisme en electriciteit naar wiskunde Maxwell's puur wiskundige beschrijving verklaarde niet wat een electro-magnetisch veld is, alleen wat het doet Maxwell's formules beschrijven / verbeelden het magnetisch veld op mathematische manier William Thomson / Lord Kelvin (1824-1907) meende dat we een theorie pas werkelijk begrijpen, als we er een fysische / ruimtelijke / mechanische voorstelling / model van kunnen maken Maxwell en Fourier braken met dit idee: wetenschap is niet gebaseerd op ruimtelijke / fysieke voorstelling het succes van wetenschap hangt niet af te hangen van 'echt begrip' (Kelvin) van de fenomenen; het beschrijven ervan volstaat (Ernst Mach, Pierre Duhem, Heinrich Herz verdedigden deze visie) de werkelijkheid 'an sich' kunnen we dus niet kennen, alleen de fenomenen (instrumentalisme) maar hoe kan wetenschap dan voorspellen, als er geen relatie met de werkelijkheid 'an sich' is? waarom zou wiskunde (een menselijke uitvinding) de taal zijn om de fenomenen te beschrijven? als wiskunde mensenwerk is, wat is dan de betekenis van mathematische modellen van de natuur? daarbij: wetenschappelijke theorieën zijn voordurend aan verandering onderhevig (historicisme) wetenschap werkt, voorspelt, brengt technologie voort, maar waar is wetenschap kennis van? de werkelijkheid? met het voortschrijdende succes van wetenschap verdwijnen deze metafysische vragen naar de achtergrond natuurwetenschappelijke theorieën werden steeds abstracter, en steeds ontoegankelijker voor de leek theorie en empirie blijven op elkaar betrokken, maar het idee van representatie wordt steeds problematischer het (metafysische) idee 'werkelijkheid' maakt plaats voor positivisme: wisselwerking tussen empirie & theorie bijv. Henri de Saint-Simon (1760-1825), Pierre-Simon Laplace (1749-1827) en Auguste Comte (1798-1859) John (Johann) Bernhard Stallo (1823-1900): The Concepts and Theories of Modern Physics (1882) wat is de status van concepten in wetenschappelijke theorieën? hooguit heuristisch, en altijd voorwaardelijk we moeten een conceptualisatie van de werkelijkheid niet verwarren met de werkelijkheid zelf vgl. Alfred Korzybski: "the map is not the territory" of de parabel van de blinden en de olifant wetenschappelijke theorieën moeten gevrijwaard blijven van realisme / metafysische aannames Percy Williams Bridgman (1882-1961) trekt uit Einstein's relativiteits-theorie een relativistische conclusie: operationalisme: de betekenis van een concept ligt in de wijze van waarnemen / meten / verifiëren het gaat niet om de werkelijkheid achter onze waarneming, maar de wereld van onze waarneming 12 1 Hamann was volgens Berlin "the most passionate, consistent, extreme and implacable enemy of the Enlightenment" 2 William Whewell: The Philosophy of the Inductive Sciences (1840); beide termen worden pas gebruikelijk eind 19 e eeuw 17

3 hypothetisch deductief redeneren + naturalistisch reductionisme + empirie = de methodische grondslag van de natuurwetenschap - hypothese: te testen veronderstelling - deductie: afleiding van het bijzondere uit het algemene - redeneren: denken in controleerbare logische stappen - naturalisme: er bestaat een objectief gegeven natuurlijke waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid, en deze is kenbaar - reductionisme: achter de veelheid van verschijnselen één principe, een eerste oorzaak of oer-stof veronderstellen - empirie: (proefondervindelijke) waarneming 4 de term Linguistic Turn werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann (1906-1987), lid van de Wiener Kreis Bergmann identificeerde Wittgenstein als de initiator ervan, maar feitelijk gingen Russell en Frege hem voor 5 Franz Brentano, Edmund Husserl, Gottlob Frege, Bertrand Russell, Alfred North Whitehead, Ludwig Wittgenstein 6 de kloof tussen de positivistische (empiristische, naturalistische, wetenschappelijke) benadering enerzijds, en de neo-kantiaanse, hermeneutische en fenomenologische benadering anderzijds, leidt in de 20 e eeuw tot gescheiden werelden, aparte culturen, die zich op verschillende manieren manifesteren: - alfa & bèta, in Angelsaksische landen bekend als sciences & humanities (gamma = social sciences) C.P. Snow stelt in The Two Cultures (1956) dat er een onvruchtbare scheiding bestaat tussen alfa & bèta, en dat in intellectuele kringen bèta wordt afgedaan als toegepaste, technische wetenschap voor ingenieurs; Plato of Shakespeare citeren heeft meer status dan Newton of Planck begrijpen - angelsaksische & continentale filosofie: angelsaksische filosofie is meer pragmatisch / empirisch georienteerd (Hobbes, Locke, Hume, Bentham, Mill) continentale filosofie richt zich meer op de condition humaine (mens & cultuur) - analytische filosofie enerzijds, en semiotiek en structuralistische (taal)filosofie anderzijds: de analytische filosofie en de linguistic turn waren vooral van invloed op de angelsaksische filosofie de 'continental linguistic turn' (na WO2) vond weinig weerklank in de angelsaksische filosofie (tot Rorty) 7 fases van de analytische filosofie: 1900-1920: realisme, logicisme & logisch atomisme (Frege, G.E. Moore, Whitehead, Russell) 1920-1945: logisch positivisme van de Wiener Kreis (gepopulariseerd door Ayer en Carnap) 1945-1985: analyse van de omgangstaal (Wittgenstein II, Ryle, Austin, Searle, Strawson) 8 bijv: premisse 1: alle mensen zijn sterfelijk premisse 1: alle mensen zijn groen premisse 2: Socrates is een mens premisse 2: Socrates is een mens conclusie: Socrates is sterfelijk conclusie: Socrates is groen beide redeneringen zijn geldig (want logisch equivalent), maar hun waarheid is afhankelijk van verificatie hetzelfde geldt voor mathematische modellen: interne consistentie en verificatie van voorspellingen zijn 2 dingen 9 Frege zorgt met zijn Begriffschrift in 1879 voor een doorbraak in de logica: hij introduceert de predicaten-logica zowel de syllogistiek als de propositie-logica zijn te interpreteren binnen de predicaten-logica dit vormt de theoretische grondslag voor ontwikkeling van moderne computertechniek en informatica Grundgesetze der Arithmetik (1893-1903) probeert de wiskunde in een verzamelingenleer te axiomatiseren Frege is de geestelijk vader van het logicistische project, een deductieve wetenschap gebaseerd op logica en wiskunde het logicisme stelt dat de wiskunde een uitbreiding is van, en reduceerbaar is tot logica 10 Gustav Bergmann, Rudolf Carnap, Philipp Frank, Hans Hahn, Tscha Hung, Victor Kraft, Karl Menger, Richard von Mises, Marcel Natkin, Otto Neurath, Olga Hahn-Neurath, Theodor Radakovic, Rose Rand, Friedrich Waismann, en later Herbert Feigl en Kurt Gödel. Wittgenstein en Karl Popper waren regelmatig aanwezig, maar geen leden van de groep, daar zij op essentiële punten afweken van het door de groep gepropageerde logisch positivisme of logisch empirisme 11 Wittgenstein's 7 e stelling uit de Tractatus: "What We Cannot Speak About We Must Pass Over In Silence" ook wel vertaald als "Whereof One Cannot Speak, Thereof One Must Be Silent." 12 vgl: intelligentie is geen onafhankelijk bestaand iets, maar intelligentie is dat wat een intelligentie-test meet 18