Ervaringsrapport Proefproject 15% vvto



Vergelijkbare documenten
15% vvto en FLiPP: ervaringen en resultaten van vroeg vreemdetalenonderwijs. Rick de Graaff Platform vvto Nederland

CLIL in het basisonderwijs

Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen?

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Doeltaal is voertaal. Engels geven in het Engels. Whitepaper. Doeltaal is voertaal Marion Ooijevaar, 30 januari Introductie

Gebruik ICT binnen Content and Language Integrated Learning

ENGELS als Tweede Taal

Omschrijving kwaliteitstandaard vvto Indicator nvt cruciaal

Onderzoek Zuid-Afrika

Nieuwsbrief. Interactieve werkvormen in de klaspraktijk. Onderzoeksresultaten en tips voor de praktijk

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Enquête stichting Parentes Zoetermeer

Meer kansen door internationaal basisonderwijs

Onderzoek Zuid-Afrika

In het kleuteronderwijs is dat al zo, in leerjaar 3 wordt hierop voortgebouwd. Early childhood education besteedt daar ook aandacht aan.

Still going strong? Uitkomsten van de vierde peiling EIBO in toekomstig perspectief. Symposium PPON 25 jaar, 7 november Prof. Dr.

EFFECTEN VAN DE WEEKEND- SCHOOL VAN STICHTING WITTE TULP. - eindrapport - dr. Marga de Weerd. Amsterdam, november 2009

Evaluatie SamenOud training Anders denken, anders doen Casemanagement

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Met deze brief breng ik u op de hoogte van het plan van aanpak voor Engels in het primair onderwijs. 1

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GROTE OUDER- EN LEERLINGENENQUETE 2010

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Parnassusplein 5 T F

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Evaluatierapport. Workshop ADHD. Fontys PABO Limburg. Drs. Arno de Poorter Drs. Anne van Hees

Inleiding 4. Engels in het basisonderwijs 5. Words&Birds een verrijking van de les, een verbreding van de wereld 6. Wat is Words&Birds?

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Kwaliteitsstandaard tweetalig onderwijs 2.0

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Talent nl: een uniek kindcentrum!

Toelichting competenties

Vroeg vreemdetalenonderwijs. Visiedocument

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten

Visiestuk. Waarden. De waarden die ik belangrijk vind op een basisschool zijn:

Doel van deze presentatie is

U levert maatwerk, wij ook. Zakelijke taaltrainingen op maat.

3 Hoogbegaafdheid op school

My name is Tom is een methode Engels voor alle groepen van de basisschool.

Inhoud. Veenendaal, Onderwerp: verantwoording van ons onderwijs. Beste ouder(s)/verzorger(s),

SWINXS BESCHRIJVING. Wat is het? Voor wie is het? Hoe werkt het?

EarlyBird, voor meer, vroeger en beter Engels. Inhoud en werkwijze bij de visitatie voor erkenning als EarlyBird-school

In artikel 18 van de Wet op de expertisecentra wordt na het tweede lid een lid

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Accelerative Integrated methodiek een doe -methode van elkaar leren

Engels overbruggen Brugklasdocenten en -leerlingen over de leerlijn Engels

Mei 2016 Wout Neutel. Rapportage van het onderzoek naar de ervaringen met en mening over huisbezoeken in het onderwijs

Verantwoording van ons onderwijs

Onlinelerenleren.nl. Leren studeren voor nu én later. E-training methodes voor groep 8 t/m examenjaar VO

Reflectiegesprekken met kinderen

Nieuwe didactiek vwo 2 en 3 Connect College: resultaten van een onderzoek. Prof. dr. Perry den Brok

Engels op topniveau. Cambridge Certificates voor alle leerlingen

Cultuureducatie met Kwaliteit

AABOD VORMING

Obs De Bouwsteen maart Notitie huiswerkbeleid OBS DE BOUWSTEEN

Schets van het onderwijsprogramma Route 3, jaar havo/vwo

FLORENCIUS BASISSCHOOL

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Samenwerkend leren in het modernevreemdetalenonderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een geslaagde activiteit

Nederlandse samenvatting

Huiswerkbeleid

Waarom Wetenschap en Techniek W&T2015

Hieronder volgt een verslag van de ouderavond. Met vriendelijke groet, Team Daltonschool Corlaer

Project kansarme leerlingen

Pieter Jonkers Studentnummer:

Wordt Lesson Study lessenstudie? Onderzoek naar de effectiviteit en bruikbaarheid van Lesson Study in de Nederlandse context

De Akkers. Kwaliteitsonderzoek. vroegschoolse educatie

Strategisch lezen voor beroep en studie

Samen Inspireren Ontdekken. Informatiegids. IKC de Plattenburg.

Beleidsplan VVTO april 2017

ONDERWIJSONTWIKKELING - ACTIVERENDE DIDACTIEK

Ontwerpprincipes. Figuur 1: 21 e -eeuwse vaardigheden

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Het flexibel inzetten van de taalmethode heeft te maken met de functie van taal.

Lesson Study: Effectief en bruikbaar in het Nederlandse onderwijs?

Huiswerkbeleid Onderwijsteam 7

HUISWERKBELEID Waarom geven wij op school huiswerk? Hoe kunnen wij er samen voor zorgen dat uw kind optimaal leert?

Bron: Handleiding bij feedbackkader, Marjoleine Dobbelaer, Onderwijsinspectie 2013

Huiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin?

Theoretisch kader De 21st century skills Onderverdeling in cognitieve en conatieve vaardigheden

TEVREDENHEIDSONDERZOEK

Belangrijk BO naar VO. Leerlingvolgsysteem. Leerling-kenmerken. november april

Informatiefolder Centrum Brein & Leren, Vrije Universiteit Amsterdam. Annemarie Trouw Schoolleider St Maartensschool, Limmen (NH)

KNAG dag Andreas Boonstra

Schets onderwijsprogramma en lessentabel Route 3, jaar havo/vwo

Jaarplan o.b.s. De Boomhut

Enquête over beleid en praktijk van instructies in Informatievaardigheden in Nederlandse universiteiten

ERVAREN WERKDRUK IN HET MBO

Engelse taal. Kennisbasis Engelse taal op de Pabo

Schets van het onderwijsprogramma Route 3, jaar vmbo kader/gl/tl

Factsheet Tweetalig Primair Onderwijs

Type 1: De Docent TEST LEERKRACHTSTIJL LAGER. Centrum voor Taal en Onderwijs MIJN PROFIEL

Woordenschatverwerving & taalontwikkelend lesgeven

Schets onderwijsprogramma en lessentabel Route 3, jaar vmbo kader/gl/tl

VERSLAG N.A.V. VIERDE CONSULTATIEFASE (JANUARI-MAART 2019) Ontwikkelteam Engels / Moderne Vreemde Talen

Transcriptie:

Ervaringsrapport Proefproject 15% vvto English corner op de Paulusschool in Hilversum augustus 2012 Deborah van Loon Wim Setz Onder begeleiding van prof.dr. Rick de Graaff Universiteit Utrecht in opdracht van het Europees Platform

Inhoudsopgave Samenvatting...3 Introductie...7 Vvto...7 Proefproject 15% vvto...8 Onderzoeksvraag...8 Methode...9 Participanten...9 Dataverzameling...9 Analysemethode...10 Resultaten - Interviews...12 Directie...12 Aanleiding...12 Opvattingen...13 Resultaten...14 Haalbaarheid...15 Wensen...16 Leerkrachten...17 Eigen vaardigheden...17 Uitvoering...18 Opvattingen...20 Resultaten...22 Haalbaarheid...23 Wensen...24 Leerlingen...26 Ervaringen...26 Ouders...27 Opvattingen...27 Ervaringen...28 Wensen...28 Resultaten - Observaties...29 Discussie...32 Antwoord op de onderzoeksvraag...32 Beperkingen van het onderzoek...36 Aanbevelingen voor de praktijk...37 Conclusie...39 1

Bijlage 1: Originele vragenlijst...40 Bijlage 2: Observatieschema...42 Bijlage 3: Observatieschema Resultaten Groepsleerkrachten en Vakleerkrachten...45 2

Samenvatting Dit rapport doet verslag van de ervaringen in het Proefproject 15% vvto. Hierbij zijn 13 scholen onderzocht die sinds januari 2010 intensieve vormen van vroeg vreemdetalenonderwijs (tot 15% van de lestijd) hebben ingevoerd. De vreemde taal wordt daarbij niet alleen geleerd en gebruikt tijdens de taalles, maar ook tijdens andere schoolse activiteiten. Dit kan binnen andere vakken of thema s zijn, maar ook tijdens pauze- en kringmomenten. Deze geïntegreerde vorm van taalonderwijs staat bekend als CLIL: Content and Language Integrated Learning. De onderzoeksvraag luidde: Wat zijn de ervaringen van de scholen die meedoen aan het proefproject 15% vvto met het aanbieden van vakinhoud in het Engels en Duits? Deze vraag is onderzocht via interviews met betrokkenen op 13 deelnemende scholen (12x Engels en 1x Duits), aangevuld met in totaal 28 lesobservaties. Interviews zijn gehouden met directieleden, leerkrachten, ouders en leerlingen. De interviewresultaten zijn onderverdeeld in de volgende categorieën: aanleiding, eigen taalvaardigheden, uitvoering, opvattingen, resultaten, haalbaarheid en wensen. Uit de interviews komt naar voren dat vrijwel alle betrokkenen enthousiast zijn over de uitgangspunten en de uitvoering van 15% vvto. Wel blijkt dat het voor de meeste scholen (nog) niet haalbaar is om 15% van de lestijd in het Engels te geven, maar dat groei zeker nog mogelijk is. Van de vvto-tijd wordt gemiddeld de helft besteed aan CLIL, ofwel het gebruik van Engels buiten de taalles. De leerkrachten zijn voorzichtig in het aangeven of ze meer uren aan CLIL willen besteden, vooral vanwege praktische haalbaarheid en het feit dat CLIL-onderwijs nog moet groeien. De observaties laten zien dat zowel groeps- als vakleerkrachten in staat zijn om kwalitatief goed taalaanbod te realiseren, gericht op betekenis en interactie. Dit sluit ook aan bij het enthousiasme van leerkrachten, leerlingen en ouders in de interviews. 3

Op basis van de resultaten van dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan: Het is voor de betrokken scholen wenselijk en haalbaar om verder te gaan met intensieve vormen van vroeg vreemdetalenonderwijs volgens de uitgangspunten van het proefproject15% vvto. 15% vvto blijkt voor de scholen een groeimodel: er is meer tijd nodig om verder toe te groeien naar 15%, en om in te schatten of dat streefpercentage werkelijk wenselijk en haalbaar is. Ook is er nog onvoldoende inzicht of 15% vvto in het curriculum een logische bovengrens zou zijn. Het lijkt daarom beter om 15% als een streefniveau te gebruiken in plaats van als boven- of ondergrens. Ook andere scholen kunnen gelegenheid krijgen om intensievere vormen van vvto in te voeren. Net als bij de 13 proefscholen is het belangrijk dat zij de wettelijke ruimte krijgen om te experimenteren en intensief vvto op hun eigen wijze in te voeren. CLIL-activiteiten opnemen in de vvto-les is een haalbare en aantrekkelijke vorm van taalonderwijs. Door te werken met de doeltaal tijdens andere schoolse activiteiten leren de leerlingen op een natuurlijke manier in een rijke leeromgeving. Zowel leerlingen als leerkrachten zijn erbij gebaat. Negatieve gevolgen zijn niet gerapporteerd. Wel is het belangrijk dat leerkrachten en schoolleiding goed begrijpen en verkennen hoe ze CLIL effectief in hun onderwijs kunnen inzetten. Uit de resultaten blijkt verder dat CLIL-methodiek het voordeel heeft dat de les in de doeltaal makkelijk is aan te sluiten bij de gebruikelijke thematische werkwijze. Dit in tegenstelling tot het volgen van een taalmethode waarvan de thema s niet gerelateerd zijn aan het overige onderwijsprogramma. De invoering van intensief vvto in combinatie met CLIL in het basisonderwijs vereist de nodige voorbereiding. Zo hebben scholen geschikt materiaal nodig, dat zij nu veelal zelf maken. Het zou nuttig zijn als er ondersteuning komt zodat de scholen het (zelf ontwikkelde) materiaal kunnen delen. 4

Het taalvaardigheidsniveau van de betrokken leerkrachten bleek ruim voldoende voor een effectief en attractief taalaanbod en interactiemogelijkheden. Het is belangrijk de leerkrachten de mogelijkheid te bieden om hun taalvaardigheden verder te ontwikkelen. Ondersteuning door vakdocenten is daarbij heel zinvol. Vakdocenten spelen een belangrijke rol in het onderwijs en de professionalisering, maar ook bij de ontwikkeling van materialen en werkvormen. Bij een verdere groei van intensievere vormen van vvto (zoals 15% vvto met CLIL) is het belangrijk dat scholen een beroep kunnen doen op talig, taaldidactisch en CLIL-didactisch geschoolde collega s. Hier ligt wellicht een taak voor de pabo s en 2 e graads lerarenopleidingen samen. Wat in dit evaluatieonderzoek het meest is opgevallen, is dat vrijwel iedereen enthousiast is over vvto en CLIL en hiermee zeker verder wil gaan. Toch halen de scholen de 15% in de praktijk (nog) niet; er is behoefte aan ruimte voor een groeiproces. Directies en leerkrachten geven aan zeker toekomst voor 15% vvto in combinatie met CLIL te zien voor het basisonderwijs. Dit wordt onderstreept door het enthousiasme van leerlingen en ouders. Hoe verdere implementatie er precies uit zou moeten zien, is heel divers. Wel ligt er vanuit de leerkrachten de wens om praktische zaken beter op orde te krijgen. Zo is een van de scholen bezig een handboek te schrijven, wat houvast zou kunnen bieden en waar leerkrachten ideeën uit kunnen halen om hun CLIL lessen voor te bereiden. Qua resultaten lijkt er volgens de scholen geen aantoonbaar negatief effect te bestaan op de kennis van het Nederlands en de zaakvakken bij de leerlingen. Dit geven zowel directie als leerkrachten aan. Hierbij moet echter wel worden vermeld dat dit opvattingen betreft en dat er geen kwantitatieve metingen zijn verricht. Ook zijn in dit ervaringsonderzoek niet de effecten van 15% vvto op de taalvaardigheid van de leerlingen onderzocht. De observaties zijn in lijn met de uit interviews verkregen informatie. De pedagogische en talige vaardigheden van de leerkrachten lijken ruim voldoende te zijn om effectieve en gevarieerde lessen te kunnen geven waarin taal en vak geïntegreerd of thematisch worden aangeboden. De thema s die aan bod komen, 5

zijn aangepast op de belevingswereld van de leerlingen. Dit is onder andere te merken aan de manier waarop de kinderen aan de activiteiten meedoen, zoals het zichtbare enthousiasme en betrokkenheid van de leerlingen. Dit enthousiasme wordt ook door de ouders benoemd. 6

Introductie In dit rapport wordt ingegaan op het proefproject 15% vvto dat op dit moment loopt op verschillende basisscholen in Nederland. Om helder te maken wat dit precies inhoudt, wordt een kort overzicht gegeven van wat vvto is, en wordt het proefproject met bijbehorende onderzoeksvraag toegelicht. Vvto Vvto staat voor vroeg vreemdetalenonderwijs, en houdt in dat in het primair onderwijs naast het verplichte vreemdetalenonderwijs in de bovenbouw (groepen 7 en 8) de vreemde taal al eerder wordt aangeboden, mogelijk al vanaf groep 1. Zowel in Nederland als in andere Europese landen wordt deze vorm van tweede taal leren steeds populairder. Er worden verschillende redenen genoemd om hier al op jonge leeftijd mee te beginnen: - de taalgevoelige leeftijd ligt vóór 7 jaar - het stimuleert de algemene taalontwikkeling - het geeft een kwaliteitsimpuls aan het taalonderwijs - het bevordert internationale contacten en samenwerking - het is een middel voor profilering van de school Bron: http://www.europeesplatform.nl/sf.mcgi?3617 Op het moment zijn er in Nederland meer dan 800 basisscholen die een vreemde taal aanbieden vóór groep 7. Dit aantal is gestaag toegenomen in de afgelopen jaren; in 2008 waren er meer dan 170 basisscholen die een vorm van vvto aanboden. De effecten van vvto op de taalvaardigheid van leerlingen lijken positief. Zo heeft Persson (2012) onlangs onderzoek gedaan naar de effecten van vvto op de woordenschat- en grammatica-ontwikkeling van kleuters. Kleuters die vvto (Engels) kregen scoorden significant beter op woordenschat- en grammaticatoetsen dan de controlegroep die geen vvto kreeg 1. 1 Persson, L. (2012). Engels voor kleuters: Een eerste verkenning naar de vormgeving van vroeg vreemdetalenonderwijs in Nederland. Levende Talen Tijdschrift, 13, 2: 25-32. 7

Proefproject 15% vvto Op dit moment mag het primair onderwijs wel vreemde talen onderwijzen, maar alleen als afzonderlijk vak. Alle andere vakken moeten in het Nederlands worden aangeboden. In het proefproject vvto heeft een kleine groep scholen toestemming gekregen om 15% van de onderwijstijd (maximaal 4 uur) les te geven in het Engels of Duits. Het doel van dit proefproject is om te zien of een wetswijziging die toestaat dat een school een gedeelte van de vakinhoud in een vreemde taal mag aanbieden, haalbaar is. Het aanbieden van vakinhoud gekoppeld aan taalonderwijs wordt CLIL genoemd, wat staat voor Content and Language Integrated Learning. In dit verband gaat het om het geven van lessen over onderwerpen die niet direct met de vreemde taal te maken hebben (natuur, wereldoriëntatie, gym, projecten) zowel als pauzemomenten, dagopeningen, spellen en andere activiteiten in de vreemde taal. Binnen het proefproject 15% vvto is het streven zoveel mogelijk van deze 15% onderwijstijd in te vullen met CLIL. Dit maakt immers het verschil met het reguliere taalonderwijs. Het project, waaraan 13 basisscholen in Nederland deelnemen, is in januari 2010 van start gegaan. Hiervoor hebben deelnemende scholen ontheffing gekregen van het Ministerie van Onderwijs; de scholen mogen experimenteren met het aanbieden van vakinhoud en andere activiteiten in een vreemde taal. Onderzoeksvraag In dit rapport wordt de volgende onderzoeksvraag beantwoord: Wat zijn de ervaringen van de scholen die meedoen aan de pilot 15% vvto met het aanbieden van vakinhoud in het Engels en Duits? De ervaring die de participerende basisscholen gedurende drie jaar opdoen, vormt mede de basis voor een advies over de haalbaarheid en wenselijkheid van de voorgestelde wetswijziging. Het doel van dit ervaringsrapport is om een bijdrage te leveren aan dit advies. 8

Methode Participanten Aan de evaluatie van het proefproject 15% vvto doen de volgende scholen mee: Naam: Locatie: Vvto taal: Datum bezoek Geobserveerde klassen BS Gerardus Cabauw Engels 27/03/2012 - Majella Coöperatie Zwolle Engels 07/06/2012 1-2, 3-4, 5-6, 7-8 Veerezon Groningse Groningen Engels 14/06/2012 - Schoolvereniging KBS De Poort Loenen Engels 29/03/2012 3-4, 5-6, 7-8 Nicolaasschool Oss Engels 13/06/2012 - OBS De Horn Wijk bij Engels 24/05/2012 3-4, 5-6, 7-8 Duurstede OBS De Klinker Oud-Beijerland Engels 13/04/2012 4, 5 OBS Passe-Partout Rotterdam Engels 09/03/2012 1-2, 3-4, 6, 8 RKBS De Binckhorst Laren Engels 14/06/2012 1-2, 8 - St. Jan RKBS De Kleine Vaals Duits 31/05/2012 3 Wereld RKBS De Wilge Hilversum Engels 23/05/2012 1-2, 5, 7 RKBS Paulusschool Hilversum Engels 13/06/2012 1-2, 3, 4, 5-6, 7 Titus Hilversum Engels 29/05/2012 1, 5, 7 Brandsmaschool Tabel 1: gegevens deelnemende scholen proefproject 15% vvto Dataverzameling Voor het verzamelen van de gegevens voor dit onderzoek hebben twee Masterstudenten van de Universiteit Utrecht op verzoek van het Europees Platform (EPF) de scholen bezocht, interviews gehouden en observaties uitgevoerd. De scholen werden van tevoren op de hoogte gesteld van de komst van deze studenten en de studenten hebben samen met de scholen afspraken 9

gemaakt over het afnemen van interviews. Elke school werd gevraagd de volgende personen hiervoor beschikbaar te stellen: -één lid van de directie, -één of meerdere (vak)leerkrachten, -één of meer ouders, -enkele leerlingen uit verschillende groepen. De tabel hieronder geeft aan hoeveel personen daadwerkelijk geïnterviewd zijn. Gespreksgroep Aantal Directie 12 Leerkrachten 17 Leerlingen 27 Ouders 13 Tabel 2: aantal geïnterviewde personen per gespreksgroep Voor de interviews had het Europees Platform een basisvragenlijst opgesteld. De studenten hebben hier in overleg met het EPF en hun begeleider een aantal vragen aan toegevoegd. Voor een volledig overzicht van de gestelde vragen, zie bijlage 1. Daarnaast werd er aan de scholen toestemming gevraagd om enkele vvto-lessen te observeren. De observerende studenten gebruikten een beoordelingsschema om verschillende aspecten van de lessen te beoordelen, dat ontwikkeld is in het kader van het FLiPP-onderzoek 2. Dit schema is te vinden in bijlage 2. Op drie scholen konden om roostertechnische redenen geen observaties worden ingepland. Analysemethode In overleg met de contactpersoon bij het Europees Platform en de begeleider van de Universiteit Utrecht hebben de student-onderzoekers een format voor analyse en rapportage uitgewerkt. Er werd besloten om de antwoorden van elke groep ondervraagden (directieleden, docenten, ouders, leerlingen) samen te voegen tot een overzichtelijke rapportage over hun meningen, hun ervaringen en andere 2 Voor meer informatie zie: http://www.project-flipp.com/ 10

aspecten betreffende het project. De analyse en bespreking van de gegevens richt zich vooral op de meest voorkomende opvattingen en observaties, met daarnaast speciaal aandacht voor opvallende of uitzonderlijke opvattingen en observaties. Op basis van de verzamelde data zijn per respondentengroep de volgende antwoordcategorieën te onderscheiden: Directie Leerkrachten Leerlingen Ouders Aanleiding Eigen vaardigheden Uitvoering Opvattingen Opvattingen Opvattingen Resultaten Resultaten Ervaringen Ervaringen Haalbaarheid Haalbaarheid Wensen Wensen Wensen Tabel 3: Antwoordcategorieën per respondentengroep De observaties zijn geanalyseerd met behulp van het observatieformulier. Deze zijn gerapporteerd in een aparte sectie na de interviews. Er is besloten om deze gegevens anoniem te verwerken, omwille van de privacy van de ondervraagden. Als bij de bespreking van de resultaten speciale gevallen genoemd worden, zijn de namen van de scholen willekeurig vervangen door de letters A tot en met L, en worden de namen van de ondervraagden niet genoemd. Door variatie in het aantal ondervraagden, aantal gegeven antwoorden en andere factoren komt het totaal aantal antwoorden bij sommige vragen niet overeen met het totaal aantal scholen. Ook kon niet iedereen elke vraag beantwoorden. 11

Resultaten - Interviews Directie Aanleiding De redenen waarom de scholen meedoen aan het proefproject 15% vvto lopen uiteen. Vier scholen lieten weten dat het project aansluit op al bestaande initiatieven en dat deze initiatieven door het gebruik van de vreemde taal meer diepgang krijgen. Drie directieleden gaven als reden aan dat ze het project wilden gebruiken ter promotie van de school, om zowel bepaalde doelgroepen als nieuwe ouders aan te trekken. Drie scholen hadden gekozen om mee te doen aan het project vanwege de geografische ligging van de scholen, zowel in taalarme gebieden als grensgebieden. Drie directieleden lieten weten dat ze hadden gekozen om mee te doen aan het proefproject 15% vvto vanwege de resultaten van onderzoeken naar taalverwerving, waaruit blijkt dat vvto ook de ontwikkeling van het Nederlands kan bevorderen. In totaal waren er vijf scholen waarvan de directieleden aangaven dat ze de invoering van het project zagen als voorbereiding voor de toekomst, zowel met het oog op internationalisering als voorbereiding voor het voortgezet onderwijs. Ten slotte liet één directielid weten dat de invoering van 15% vvto een initiatief van het algemeen bestuur was. Bij de voorbereiding op de invoering van het proefproject 15% vvto was er bij de meeste scholen sprake van het opstellen van een speciaal plan. Deze werden opgesteld door vakleraren, native speakers, het bestuur, in overleg met andere participerende scholen, in overleg met de leerkrachten of door speciaal aangewezen medewerkers. Op één school was er bij de invoering van het project geen plan aanwezig waardoor de invoering moeizaam verliep. Daarnaast zijn er enkele scholen die verder bouwden op een al bestaand plan voor vvto, en is er ten slotte één school die al vóór de start van het project elk jaar een schoolplan voor Engels opstelde (voortbouwend op plannen van voorgaande jaren). 12

Opvattingen Voordelen Het voornaamste voordeel dat werd genoemd door de directieleden was dat kinderen de vreemde taal sneller en beter leren, en dat vvto taalontwikkeling in het algemeen lijkt te bevorderen. Daarnaast was een veel genoemd voordeel dat scholen door het vvto dieper op thema's in kunnen gaan en dat leerlingen door overkoepelende thema s vanuit twee talen sneller hun woordenschat vergroten. Voordelen genoemd door individuele scholen waren het plaatsen van een vreemde taal in een context waardoor leerlingen begrijpen dat deze vreemde taal meer dan een vak is; dat CLIL leidt tot het beste leerresultaat; dat de vreemde taal spontaan en natuurlijk voor de leerlingen wordt, en dat leerlingen op deze manier de taal spelenderwijs leren. Twee directieleden lieten weten dat het gebruik van CLIL ook leidt tot een vergrote woordenschat en een betere taalvaardigheid onder de leerkrachten. Dit laatste komt doordat de leerkrachten door het lesgeven in een vreemde taal gelijk hun eigen taalvaardigheid trainen. Nadelen Hoewel één school geen nadelen kon noemen, werden er verschillende soorten nadelen genoemd door directieleden op andere scholen. Het voornaamste nadeel dat werd gegeven, is dat leerlingen die in hogere groepen aan het project begonnen, basisvaardigheden missen die ze met 15% vvto op vroegere leeftijd hadden moeten leren. Daarnaast komt het voor dat er leerlingen zijn die de vreemde taal simpelweg moeilijk vinden of deze in hogere groepen minder goed begrijpen. Hierbij werd echter door de directieleden gemeld dat het om een klein aantal van de leerlingen gaat, en dat het moeilijk is voor scholen om hierop in te spelen. Het maken van een apart lesprogramma voor de vreemde taal vereist immers een zekere differentiatie onder de leerlingen, dat nu nog niet aanwezig is. Tenslotte werd er door één school aangegeven dat ingewikkelde onderwerpen die ter sprake komen in de lessen moeilijk zijn uit te leggen in een vreemde taal en daardoor moeilijk zijn te begrijpen voor de leerlingen. Een ander veel genoemd nadeel heeft betrekking op de school in het algemeen, namelijk dat de opstartperiode van het project veel tijd en energie heeft gekost. 13

Daarnaast gaven verschillende scholen aan dat het project moeizaam verloopt, weer door de tijd en energie die het kost, maar ook door financiële beperkingen. Een nadeel specifiek genoemd door twee scholen was dat leerkrachten in het begin bijscholing nodig hadden en daarna ook moeten blijven groeien als docent, terwijl er weinig mogelijkheden zijn voor nascholing. Nadelen genoemd door individuele directieleden waren het ontbreken van een voorbeeldschool; de moeilijkheid van het uitleggen van ingewikkelde onderwerpen; dat thematisch werken beter toepasbaar is in lagere groepen, omdat er in lagere groepen minder vaker gebruik wordt gemaakt van lesmethodes dan in de hogere groepen. Tenslotte was er één directielid die meldde dat er een zekere weerstand was, zowel vanuit het team als van ouders, maar dat dit van korte duur was. Resultaten Het merendeel van de ondervraagde scholen meldde dat ze geen verschil hebben gezien in de ontwikkeling van het Nederlands of de kennis van de zaakvakken. Met de uitzondering van één directielid die vertelde dat de leerlingen erop vooruit zijn gegaan sinds de invoering van 15% vvto, lijkt het niveau op de scholen hetzelfde gebleven. Één school beschikte over CITO-cijfers en zag hierin geen afwijkingen vergeleken met de voorgaande jaren. Wel is het belangrijk om te melden dat alle directieleden die geen verschil rapporteerden, erbij zeiden dat het moeilijk is om dit met cijfers te onderbouwen. Een aantal van deze directieleden was van mening dat er wetenschappelijk onderzoek nodig is voordat er definitieve uitspraken kunnen worden gedaan. Opmerkelijke verschillen per groep Op de vraag of er verschillen te zien waren per groep, zijn veel verschillende antwoorden gegeven. Drie scholen gaven aan dat het te vroeg was om verschillen te zien, evenals twee andere scholen waarvan de directieleden vertelden dat leerlingen die al veel met een vreemde taal te maken hebben gehad, als een boost werken voor de rest van de klas. De volgende verschillen waren op individuele scholen te zien: groepen die eerst moeite hadden met de vreemde taal hadden dat later niet meer; leerlingen die op latere leeftijd met een vreemde taal zijn begonnen zien de taal als extra vak en niet als een onderdeel van hun reguliere lesprogramma; de onderbouw is erg enthousiast over de 14

vreemde taal maar het enthousiasme in de bovenbouw is afhankelijk van de werkvorm; de motivatie neemt af in de latere groepen; kleuters wennen snel aan de vreemde taal maar in de hogere groepen is het niveauverschil groot, en tenslotte vertelde één directielid dat er groepen zijn die een beetje 'Engels-moe' worden. Haalbaarheid Voorwaarden De door de directieleden meest genoemde voorwaarde voor goed CLIL-onderwijs en de succesvolle implementatie van vvto is een goede beheersing van de vreemde taal door de leerkrachten, en voldoende durf om de taal te gebruiken. Een voorwaarde die even belangrijk wordt geacht is de beschikbaarheid of het zelf maken of aanpassen van goed materiaal en het opstellen van een overzichtelijk curriculum. Daarnaast moeten de leerkrachten goed worden getraind vóór de invoering van het vvto en moeten ze zich ook blijven ontwikkelen op het gebied van de vreemde taal. Ook moeten de leerkrachten open staan om de vreemde taal te gebruiken, en is het nodig dat ze voldoende tijd en energie in het vvto te steken. Tenslotte wordt er door individuele scholen gezegd dat het onderwijs op CLIL moet worden aangepast, dat er communicatie moet zijn met vakmensen, en dat er ook sprake moet zijn van 'écht CLILonderwijs'. Voor elke school beschikbaar? Een meerderheid van de gevraagde directieleden was van mening dat CLILonderwijs voor elke school mogelijk moet worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van een wetswijziging. Er was echter wel een aantal scholen die voorwaarden stelden aan de invoering van CLIL-onderwijs op een school, namelijk dat scholen zelf moeten kunnen kiezen en dat het afhangt van de onderwijsvorm die een school al hanteert. Eén directielid dacht dat het in theorie haalbaar was maar dat het onzeker was of het ook in de praktijk lukt, vooral op scholen waar leerlingen al moeite hebben met de Nederlandse taal. Ten slotte was er één directielid die het gebruik van CLIL als vanzelfsprekend achtte, mits 15

de school beschikt over voldoende materiaal en leerkrachten met voldoende vaardigheden. Op vier scholen is expliciet gevraagd of de invoering van CLIL-onderwijs verplicht moest worden gesteld. Twee directieleden waren het hiermee eens, één was er tegen, en één was van mening dat dat waarschijnlijk niet werkt. 15% vvto haalbaar? Hoewel een meerderheid van de directieleden het haalbaar achtten dat 15% van de onderwijstijd aan vvto wordt besteed, zijn er slechts twee die het als een mogelijkheid zien zonder verdere voorwaarden. Drie scholen denken dat het mogelijk is zolang de rest van het onderwijs kwalitatief goed is, evenals twee scholen die het mogelijk achtten mits er moeite wordt gedaan. Overige, apart genoemde voorwaardes zijn: als er bewijs is dat vvto bijdraagt aan de ontwikkeling van taal, lezen, etc.; als het de keuze van de school is om dat te doen; pas na een lange periode waarin het geleidelijk wordt geïmplementeerd; als vvto is ingebed in het curriculum van de school, en als het wordt geïmplementeerd als een groeimodel waarbij er in de lagere klassen met minder uren kan worden begonnen en pas in de hogere klassen sprake is van 15%. Wensen De wensen en verwachtingen van de directieleden voor de toekomst van 15% vvto zijn divers en voor bijna elke school anders. Twee directieleden zien graag meer vrijheid voor scholen om CLIL-onderwijs op te pakken, al dan niet met behulp van een wetswijziging. Ook meer overleg met en een betere overgang naar het voortgezet onderwijs is een wens van twee directieleden. Twee directieleden benadrukken dat de kwaliteit van het huidige onderwijs gewaarborgd blijft. Twee directieleden zien graag de verplichte invoering van vvto met CLIL op Nederlandse basisscholen. Eén directielid meent dat CLIL voor meer nuttige bagage voor basisschoolleerlingen zorgt die zij de rest van hun leven kunnen gebruiken. Ook ziet dit directielid graag eindtoetsen Engels in het basisonderwijs. 16

Meer bekendheid over CLIL is de wens van één directielid, evenals dat er een duidelijker beeld over deze vorm van onderwijs komt. Een ander directielid ziet graag dat CLIL een groter onderdeel gaat worden van de lerarenopleiding. Ook wordt niet verwacht dat CLIL verplicht zal worden gesteld in Nederland. Verder wordt de hoop op een betere samenwerking tussen basisscholen voor een betere implementatie van CLIL genoemd. Dit directielid wenst tevens dat er meer materialen beschikbaar worden gesteld voor scholen die willen participeren. Verder werd de verwachting uitgesproken dat meer basisscholen in Nederland meertalig onderwijs zullen geven in de toekomst. Tenslotte wenst één directielid dat er een bronnenboek komt dat wordt gedeeld tussen deelnemende basisscholen en dat door de basisscholen zelf is samengesteld. Toevallig wordt hier al aan gewerkt door een andere school. Leerkrachten Eigen vaardigheden Alle groepsleerkrachten geven aan dat hun taalvaardigheid in ieder geval voldoende is om de lessen te kunnen geven die ze op dit moment aanbieden. Soms ontbreekt het zelfvertrouwen om Engels te spreken voor de klas. Veel groepsleerkrachten volgen cursussen om hun eigen taalvaardigheid in het Engels te verbeteren en meer zelfvertrouwen te krijgen om Engels te spreken (bijv. FCE, Pilgrims). De leerkrachten gaan hierbij ook een week naar Engeland, wat velen van hen erg leerzaam en behulpzaam vinden voor de spreekvaardigheid. Sommige leerkrachten hebben al eerder ervaring opgedaan (bijvoorbeeld in een internationaal bedrijf werkzaam geweest waar veel in het Engels gecommuniceerd moest worden). Groepsleerkrachten geven aan dat hun taalvaardigheid al doende ook nog verbetert. Een leerkracht geeft aan dat ze het niet erg vindt als een leerling hem/haar af en toe verbetert. Veel vakleerkrachten geven aan dat het niveau van de groepsleerkrachten erg uiteenloopt. Een vakleerkracht geeft aan dat ook de mentaliteit en motivatie van de groepsleerkrachten samenhangt met hun taalvaardigheid. Veel leerkrachten zijn naar een CLIL-conferentie of studiedag geweest, hebben een CLIL-training, 17

of nascholing gehad, op een enkele uitzondering na. Dit is in combinatie met bovengenoemde cursussen. De groepsleerkrachten geven aan absoluut gebaat te zijn bij de hulp en voorbereidingen die de vakleerkracht verzorgt. Bij ongeveer een derde van de scholen verzorgt de vakleerkracht ook trainingen. De vakleerkrachten, die in de meeste gevallen native speakers zijn, helpen de groepsleerkrachten op weg, en proberen na verloop van tijd de groepsleerkrachten zelfstandiger te laten werken. Qua voorbereiding van de lessen geven de meeste leerkrachten aan dat ze zoveel mogelijk informatie verzamelen rondom een thema. Enkele scholen werken met IPC (international primary curriculum) en volgen dus die thema s. Uitvoering Bij de meeste scholen wordt de onderwijstijd Engels ingevuld met een gedeelte aan CLIL-activiteiten en een gedeelte taalvaardigheid (vaak via een taalmethode). Veel CLIL-materiaal wordt zelf gemaakt of samengesteld, omdat er nog geen Engels- of Duitstalige lesboeken bestaan over vakinhoudelijke zaken. Een aardrijkskundeboek uit Engeland is niet geschikt, omdat dit geschreven is voor moedertaalsprekers en inhoudelijk niet overeenkomt met de Nederlandse kerndoelen. Leerkrachten gebruiken bijvoorbeeld materiaal van de site onestopenglish, IPC, EarlyBird, etc. Scholen werken voor de taalvaardigheidslessen vooral met thema s als de school standaard een thematische aanpak hanteert. In andere gevallen worden de thema's alleen bij CLIL-activiteiten toegepast. Voorbeelden van veel voorkomende thema's zijn: het weer, dieren, eten, de Olympische Spelen, etc. Veel scholen hebben een English corner. In de bijeenkomsten van het Europees Platform zijn ook tips gegeven voor het verzamelen van materiaal. Verder wordt er gebruik gemaakt van werkbladen, powerpoints, films, spelletjes, boeken, stripboeken en poppen. Er wordt bij school I geprobeerd om het thema aan te laten sluiten bij wat ze bijvoorbeeld bij Nederlands krijgen. Over het algemeen verzamelt de vakdocent of native speaker het meeste materiaal. De tijd die op de scholen aan Engels wordt besteed loopt sterk uiteen, zoals te zien is in de onderstaande tabel. NB: niet van alle scholen zijn gegevens van alle groepen verkregen. De gegevens in deze tabel geven een indruk van wat de leerkrachten zelf zeggen te besteden aan Engels. 18

Tijd (uren p/w) Groep 1/2 Groep 3/4 Groep 5/6 Groep 7/8 0,5 uur I 1 uur II III IIII II 1,5 uur I III III II 2 uur I I III II 2,5 uur II 3 uur II II II II 3,5 uur 4 uur I Tabel 4: Totale tijd die scholen besteden aan de vreemde taal. De streepjes in de cellen representeren het aantal scholen die aangeven in een bepaalde groep de betreffende tijd per week les te geven in het Engels. Slechts enkele leerkrachten kunnen een duidelijk antwoord geven op de vraag hoeveel tijd van de vvto-lessen aan CLIL-activiteiten wordt besteed. Verder geven leerkrachten aan het moeilijk in te schatten is wat precies wel en geen CLIL is. Slechts zes scholen konden een inschatting geven hoeveel er van de vvto-tijd op CLIL-wijze wordt gewerkt. Hieronder een overzicht. Let op: het gaat hier om een percentage van de totaal aan Engels bestede tijd. Dus als ruim de helft daarvan aan CLIL wordt besteed, valt deze onder de categorie 50-75 %. % van de vvto-tijd dat met CLIL wordt ingevuld Aantal scholen 0-25% 25-50% 3 50-75% 2 19