Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009

Vergelijkbare documenten
Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2008

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2007

Economische resultaten van de Vlaamse land- en tuinbouw 2013

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

Economische resultaten van de Vlaamse land- en tuinbouw

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2005

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk Boekjaren

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

VARKENSPRO VLEESVARKENS FOD INFORMATIE KGAANTAL PRODUCTIE PRIJS VARKENSSTAPEL TON OPBRENGSTEN ALGEMENE DERKOSTEN BIGGEN

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

RENTABILITEITSANALYSE VARKENS. Vrints Goedele 26 mei 2015

NAAM: DANNY BILLENS LEEFTIJD: 55 PLAATS: OETINGEN (GOOIK) TEELT: BIOLOGISCH FRUIT

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

1.1 Veestapel. Figuur 5.1: Evolutie van de varkensstapel in Vlaanderen, stuks,

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De waalse landbouw in cijfers

De waalse landbouw in cijfers

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De waalse landbouw in cijfers

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse granen voor de korrel

INDICATIEVE KOSTPRIJSBEREKENING VOOR DE VARKENSHOUDERIJ

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

Kostprijsanalyse en rentabiliteitsbepaling vollegrondsgroenten 2008 en 2009

De waalse landbouw in cijfers

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

TON PRIJS KOSTEN EVOLUTIE VLAANDEREN WINTERTARWE S HANDEL AARDAPPELAREA AREAAL SUIKERHOUDENDE EURO OPPERVLAKTE SALDO PROVINCIES

Productierekening 2005

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV

Grondgebonden veeteelt

AARDAPPELEN FOCUS. van het Landbouwmonitoringsnetwerk INLEIDING INHOUD. 1. Inleiding 2. Aardappelteelt in Vlaanderen 3. Resultatenrekeningen

De cijfers zijn exclusief BTW en subsidie zoals toeslagrechten. De specialisatie van de melkveehouderij

RENTABILITEITS- EN KOSTPRIJSANALYSE VLEESVEE

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUW- CONJUNCTUURINDEX VOORJAAR 2019

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse vleesvee

Inkomensverschillen op bedrijfstak melkvee

Inkomensraming land- en tuinbouw Welkom door Jack van der Vorst, algemeen directeur Social Sciences Group

Productierekening van de Vlaamse land- en tuinbouw Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie

O v e r z i c h t v a n d e b o e k h o u d k u n d i g e r e s u l t a t e n v a n l a n d - e n t u i n b o uw b e d r i j v e n

van de Vlaamse landbouw

OVERZICHTSFICHE LANDBOUW IN VLAANDEREN

De kostprijs van de melk op de voorbeeld-weidebedrijven

Productierekening van de Vlaamse land- en tuinbouw 2009

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse vleesvee

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

Vlaamse bedrijfseconomische richtwaarden varkenshouderij

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse sla

P r o d u c t i e r e k e n i n g v a n d e V l a a m s e l a n d - e n t u i n b o uw

Recent is voor de derde maal de studie

Bedrijfsleiderskring: Voorbeeld Boekjaar: 01/10/17

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006

Financiële Analyse. G.E. Sloten. Grote markt BC. Brabant :10. Versie:

Kostprijsanalyse. Aardappelen

Actuele ontwikkeling resultaten en inkomens in land- en tuinbouw 2018

Financiële Analyse. D.E. Momelkveebedrijf. Pinkenlaan AB KOEDORP :52. Versie: Check FM 2_0 2017_06_11

PROGRAMMA VOERWINST VERGELIJKING ZEUGEN ONTWIKKELINGEN EN TRENDS is prognose bedragen exclusief btw

RENTABILITEITSANALYSE APPELS EN PEREN

RENTABILITEITS- EN KOSTPRIJSANALYSE GROENTEN IN OPENLUCHT

Impact van de Russische boycot op de prijzen en de uitvoer van bepaalde landbouwproducten

Vlaanderen is landbouw HET LANDBOUW MONITORINGS- NETWERK / LMN. Een bedrijfseconomische boekhouding voor land- en tuinbouwers

HOE GAAT HET MET U? FOCUS. Welzijn in de land- en tuinbouwsector 1. SAMENVATTING INHOUD

Marktontwikkelingen varkenssector

STERK MET MELK BESLISSINGEN NEMEN OP BASIS VAN BEDRIJFSECONOMISCHE KENGETALLEN.

Vlaanderen is landbouw & visserij

Eindverslag van de technische werkgroep voor de berekening van een varkensindex

Lage kostprijs biedt ruimte voor de toekomst (1)

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Oekraïne (foto s zijn terug te vinden op

Meer zicht op de cijfers

Vlaanderen is landbouw HET LANDBOUW MONITORINGS- NETWERK / LMN. Een bedrijfseconomische boekhouding voor land- en tuinbouwers

Bedrijfseconomische analyse

BEDRIJFSECONOMISCHE RESULTATEN VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

De rendabiliteit van het landbouwbedrijf

Waarden van fosfaatrechten - achtergrondnotitie Natuur & Milieu 1 februari 2016

O v e r z i c h t v a n d e b o e k h o u d k u n d i g e r e s u l t a t e n v a n l a n d - e n t u i n b o uw b e d r i j v e n

Hoe een boekhouding. Beginners

Transcriptie:

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Andy Oeyen Boris Tacquenier

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009 Andy Oeyen Boris Tacquenier Januari 2011 Rapport, 85 blz Depotnummer: D/2011/3241/042 Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie Ellipsgebouw (6de verdieping) Koning Albert II - laan 35, bus 40 1030 Brussel Tel. 02 552 78 20 - Fax 02 552 78 21 e-mail: ams@vlaanderen.be Vermenigvuldiging en/of overname van gegevens zijn toegestaan mits de bron expliciet vermeld wordt: Oeyen. A., Tacquenier B. (2011) Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009, Beleidsdomein Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie, Brussel. Wij doen ons best om alle informatie, webpagina's en downloadbare documenten voor iedereen maximaal toegankelijk te maken. Indien u echter toch problemen ondervindt om bepaalde gegevens te raadplegen, willen wij u graag hierbij helpen. U kunt steeds contact met ons opnemen. 2

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009 3

Inhoudsopgave Inleiding... 6 1. De akkerbouwsector... 7 1.1. Structurele kenmerken... 7 1.2. Rentabiliteit... 8 Bedrijfstak akkerbouw... 8 Bedrijfsresultaten... 12 2. De melkveesector... 15 2.1. Structurele kenmerken... 15 2.2. Rentabiliteit... 16 Bedrijfstak rundvee en voedergewassen... 16 Bedrijfsresultaten... 18 3. De rundvleessector... 21 3.1. Structurele kenmerken... 21 3.2. Rentabiliteit... 21 Bedrijfstak rundvee en voedergewassen... 22 Bedrijfsresultaten... 23 4. De varkenssector... 27 4.1. Structurele kenmerken... 27 4.2. Rentabiliteit... 28 Bedrijfstak vermeerdering... 29 Bedrijfstak vetmesting... 30 Bedrijfsresultaten... 31 5. De groente- en aardbeiensector... 34 5.1. Structurele kenmerken... 34 5.2. Rentabiliteit... 37 Rentabiliteit glasgroentebedrijven... 37 Rentabiliteit bedrijven met overwegend groenten in open lucht... 40 Rentabiliteit champignonbedrijven... 43 Rentabiliteit aardbeienbedrijven... 44 Rentabiliteit groente- en aardbeienbedrijven: samenvattend overzicht... 45 6. De fruitsector (exclusief de aardbeiensector)... 48 6.1. Structurele kenmerken... 48 6.2. Rentabiliteit... 49 7. De sierteeltsector (exclusief boomkwekerij)... 53 7.1. Structurele kenmerken... 53 7.2. Rentabiliteit... 55 Rentabiliteit potplantenbedrijven... 55 Rentabiliteit azaleabedrijven... 56 Rentabiliteit snijbloemenbedrijven... 58 Rentabiliteit sierteeltbedrijven (exclusief boomkwekerij): samenvattend overzicht... 59 8. Samenvattend overzicht... 61 8.1. Landbouw... 61 8.2. Tuinbouw... 63 Bijlagen... 65 Literatuurlijst... 65 Bijlage 1: Methodologische toelichting... 65 Waarnemingsveld... 65 Steekproef... 65 4

Wegingssysteem... 66 Rentabiliteit... 70 Bijlage 2: Definities indicatoren... 74 Bijlage 3: Toelichting Figuren... 82 Bijlage 4: Lijst met figuren... 83 Bijlage 5: Lijst met tabellen... 84 5

Inleiding Dit rentabiliteitsrapport wil de lezer een technisch-economische analyse van de land- en tuinbouwactiviteit in Vlaanderen geven. De resultaten voor 2009 berusten op de verwerking van de boekhoudgegevens van 701 Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven, die deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). De gegevens verzameld in het kader van het LMN werden op wetenschappelijke wijze geëxtrapoleerd naar de gehele Vlaamse landbouwsituatie. Ter vergelijking worden ook de indicatoren vanaf 2005 opgenomen. Inhoudelijk worden eerst voor de belangrijkste bedrijfstypes de structurele en technisch economische indicatoren weergegeven. Achtereenvolgens komen de volgende sectoren aan bod: akkerbouw, melkvee, rundvlees, varkens, groenten en aardbeien, fruit en sierteelt. Bij elke sector wordt wat dieper ingegaan op resultaten van belangrijke bedrijfstakken. Voor een overzicht van de volledige land- en tuinbouwsector wordt verwezen naar hoofdstuk 8. De cijfers tonen aan dat 2009 vooral een heel moeilijk jaar was voor de tuinbouw en de melkveesector. De melkveesector werd getroffen door uitzonderlijk lage prijzen. Ook de glastuinbouw en de fruittelers hadden te kampen met verminderde opbrengsten door slechtere prijsvorming. De dalende energiekost kon geen soelaas brengen om de verliezen te beperken. De varkenssector kende een beter jaar dan 2007 en 2008. Dit was vooral te danken aan lagere voederkosten. Ook de vleesveesector profiteerde van de lagere voederkosten. Meer toelichting bij de methodologie vindt u in het afsluitende hoofdstuk. Hier worden de verschillende gebruikte indicatoren toegelicht. Daarnaast wordt de methode van de extrapolatie uitgelegd. Door deze extrapolatie zijn de cijfers in dit rapport goede indicatoren voor de toestand van de Vlaamse land- en tuinbouw met beroepsmatig karakter. 6

1. De akkerbouwsector 1.1. Structurele kenmerken Het areaal graan van de beroepsbedrijven in Vlaanderen nam in 2009 met ca. 2000 ha af en het areaal aardappelen nam met een zelfde oppervlakte toe. Het areaal suikerbieten kende een minimale stijging na de forse daling in 2008. In 2009 zijn er in Vlaanderen 1.625 gespecialiseerde akkerbouwbedrijven met beroepsmatig karakter. Gemiddeld hebben deze bedrijven een oppervlakte van 48,9 ha. Tabel 1: Structuur van de gespecialiseerde akkerbouwsector, 2005-2009 kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 Aantal bedrijven 1.732 1.653 1.663 1.606 1.625 Oppervlakte akkerbouw per bedrijf (ha) 32,43 33,27 34,34 35,09 35,06 Waarvan granen 51,2% 52,8% 46,2% 59,5% 55,3% aardappelen (excl. pootgoed) 18,5% 19,7% 19,3% 19,3% 22,5% suikerbieten 17,5% 16,9% 20,7% 13,0% 13,0% Oppervlakte cultuurgrond per bedrijf (ha) 43,5 45,0 46,2 48,4 48,9 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie De statistieken over de structuur van de akkerbouwbedrijven blijven ongewijzigd. De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per akkerbouwbedrijf is ruim 48,9 ha. De gemiddelde oppervlakte akkerbouwgrond per akkerbouwbedrijf is ruim 35 ha. De meeste bedrijven (40,1%) hebben 10 tot 25 hectare akkerbouwgrond. De 80% kleinste bedrijven betelen iets minder dan de helft van het totale akkerbouwareaal en de 20% grootste bedrijven betelen net iets meer dan de helft. Figuur 1: Verdeling van de akkerbouwbedrijven volgens oppervlakte, 2009 Toelichting: Volle lijn: lorenz curve met op de horizontale as het aantal bedrijven gesorteerd op oppervlakte en op de linker verticale y-as het cumulatief percentage van de oppervlakte. Stippellijn: oppervlakte/bedrijf in ha (rechter y-as). (zie bijlage 3) Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 7

De voornaamste akkerbouwgewassen zijn granen, aardappelen en suikerbieten. Zij vertegenwoordigen in 2009 91% van het akkerbouwareaal. Ten opzichte van 2008 steeg het areaal akkerbouwgewassen met 1,1%. Het areaal granen daalde met 6%, het areaal suikerbieten bleef steeg minimaal (1,1%) en het areaal aardappelen steeg aanzienlijk (+18%). 1.2. Rentabiliteit Om de bedrijfsresultaten van deze sector in Vlaanderen te bespreken worden de boekhoudkundige resultaten van de gespecialiseerde bedrijven geëxtrapoleerd met een wegingmethode (zie bijlage 1). De analyse van deze financiële bedrijfsresultaten is gebaseerd op de boekhoudkundige resultaten van 72 bedrijven, met gemiddeld 48,4 ha cultuurgrond. De bespreking van specifieke bedrijfstakken is gebeurd door analyse van alle bedrijven met de desbetreffende teelten. Het aantal bedrijven dat in deze analyses gebruikt werd is afhankelijk van het aantal telers met de besproken teelt. Deze resultaten werden niet geëxtrapoleerd. Bedrijfstak akkerbouw Wintertarwe De gegevens voor bedrijfstak wintertarwe zijn gebaseerd op cijfers van 274 bedrijven. Het rendement van de graanoogst was het hoogste in de laatste vijf jaren. Tabel 2: Evolutie van de opbrengstcijfers van wintertarwe, 2005-2009 kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 rendement (kg/ha) 8.391 8.178 7.439 8.475 9.343 gemiddelde prijs (euro/100kg) 10,5 14,1 22,5 13,5 11.7 opbrengst graan (euro/ha) 877 1.152 1.671 1.141 1.091 variabele kosten (euro/ha) 611 610 631 755 696 bruto saldo (*) (euro/ha) 456 757 1.279 658 663 (*) inclusief opbrengsten nevenproducten De gemiddelde graanprijs lag in 2009 13% lager dan in 2008 en maar liefst 48% lager dan in 2007. Het was van 2005 geleden dat de prijs nog zo laag was geweest. Tabel 3: Regionale opbrengstcijfers van wintertarwe, 2009 kengetal Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 9.467 8.929 9.191 9.833 opbrengst (euro/ha) 1.146 1.051 1.062 1.124 prijs (euro/100kg) 12,1 11,8 11,6 11,4 In 2009 was de opbrengst in euro per ha voor granen eerder laag. Het rendement (kg) steeg wel per hectare, maar door de lagere prijs resulteerde dit niet in een grotere opbrengst (euro) per hectare. De totale variabele kost per ha voor wintertarwe daalde met 8 % tegenover 2008. 8

Vooral de meststofkosten, die een groot deel van de totale kost zijn, daalden gevoelig. De bestrijdingsmiddelen bleven hetzelfde. Het bruto saldo blijft ondanks de lagere opbrengsten op het niveau van vorig jaar door de gedaalde variabele kosten. Figuur 2: Verdeling van de variabele kosten per ha wintertarwe, 2009 energie 8% overige 1% zaai- en pootgoed 13% werk door derden 25% meststoffen 20% bestrijdingsmiddelen 33% Bewaaraardappelen De rentabiliteitscijfers voor bedrijfstak bewaaraardappelen zijn gebaseerd op gegevens van 150 aardappeltelers. Het rendement van de aardappeloogst lag iets hoger dan in 2008. Tabel 4: Evolutie van de opbrengstcijfers van bewaaraardappelen, 2005-2009 kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 rendement (kg/ha) 40.865 34.522 45.846 43.753 45.065 gemiddelde prijs (euro/100kg) 10,9 15,5 9,3 10,3 9,2 opbrengst (euro/ha) 4.459 5.351 4.266 4.487 4.141 variabele kosten (euro/ha) 1.541 1.717 2.118 1.970 2.058 bruto saldo (*) (euro/ha) 2.918 3.658 2.163 2.529 2.096 (*) inclusief opbrengsten nevenproducten De aardappelprijs daalde tegenover 2008 met meer dan één euro per 100 kg aardappelen en komt daar nagenoeg mee terug op het niveau van 2007. Deze prijsdaling kan verklaard worden door het gestegen areaal en de grotere oogst. In Vlaanderen steeg de oppervlakte aardappelen met ruim 11%. In Vlaanderen steeg de totale oogst met 7%. De opbrengstcijfers variëren naargelang de streek (tabel 5). De Zandstreek noteerde in 2009 het hoogste rendement en de hoogste opbrengst per ha. De resultaten voor de Kempen werden weggelaten bij gebrek aan voldoende gegevens. Tabel 5: Regionale opbrengstcijfers van bewaaraardappelen, 2009 9

kengetal Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 46.862 50.721 42.847 45.065 opbrengst (euro/ha) 4.377 4.457 4.057 3.960 prijs (euro/100kg) 9,3 8,8 9,5 8,8 Figuur 3 geeft een verdeling van de variabele kosten. Het aandeel van de kosten voor het zaaien pootgoed is in 2009 het grootst en vervolgens die van de kosten voor bestrijdingsmiddelen. Voor de rest verandert er nauwelijks iets ten opzichte van 2008. De totale variabele kosten zijn in 2009 nagenoeg dezelfde gebleven (+1,3%). De kosten voor het zaai- en pootgoed stegen sterk (+19,9%) terwijl de kosten voor energie sterk daalden (-19,3%). Figuur 3: Verdeling van de variabele kosten per ha bewaaraardappelen, 2009 werk door derden 15% energie 4% overige 2% zaai- en pootgoed 35% bestrijdingsmiddelen 31% meststoffen 13% Een diepgaande analyse van de kostprijs van de aardappelsector is terug vinden in het rapport Kostprijsanalyse Aardappelen (de Regt, 2010) Suikerbieten De rentabiliteitscijfers voor bedrijfstak suikerbieten zijn gebaseerd op gegevens van 172 bietplanters. Het rendement van de suikerbietenoogst lag 12% hoger dan in 2008 en ook het suikergehalte steeg voor het vierde jaar op rij (tabel 6). Tabel 6: Evolutie van de opbrengstcijfers van suikerbieten, 2005-2009 kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 rendement (kg/ha) 64.797 66.810 65.030 68.163 76.351 gemiddelde prijs (euro/100kg) 4,0 3,3 3,2 3,2 3,1 opbrengst (euro/ha) 2.599 2.237 2.074 2.170 2.373 suikergehalte (%) 16,9 16,4 17,2 17,8 18,6 variabele kosten (euro/ha) 1.096 1.073 1.139 1.217 1.226 bruto saldo (*) (euro/ha) 1.504 1.169 942 957 1.149 10

(*) inclusief opbrengsten nevenproducten De ontvangen prijs per ton bieten blijft stabiel en bedraagt 31 euro. Het effect van de suikerhervorming, dat de gegarandeerde prijs voor witte suiker vanaf 2006 over 4 jaar met 36% verlaagt, wordt ook dit jaar gemaskeerd door het uitzonderlijk hoge suikergehalte van de bieten in 2009. De minimumprijs voor suikerbieten is in 2009 vastgesteld op 26,29 euro per ton. De werkelijke prijs ligt ca. 20% hoger. Het suikergehalte is een stuk hoger dan de referentie van 16%. De opbrengsten per oppervlakte stegen met 9% ten opzichte van 2008. Er zijn duidelijk regionale verschillen in de rendementen en hierdoor ook in de financiële opbrengsten (tabel 7). De Polders en Zandleemstreek noteren de hoogste opbrengst per ha. Lichte verschillen vinden we terug bij het suikergehalte. Tabel 7: Regionale opbrengstcijfers van suikerbieten, 2009 kengetal Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 74.845 78.361 77.646 75.070 opbrengst (euro/ha) 2.379 2.329 2.379 2.339 prijs (euro/100kg) 3,2 3,0 3,1 3,1 suikergehalte (%) 19,0 18,1 18,5 18,6 De variabele kosten bedragen in 2009 1.226 euro per ha, wat een lichte stijging is tegenover 2008. Het loonwerk is de belangrijkste operationele kost, gevolgd door de kost voor bestrijdingsmiddelen en bietenzaad. Samen zijn deze 3 goed voor driekwart van de totale variabele kost. De kosten voor energie waren aanzienlijk lager (-18%), de kosten voor bestrijdingsmiddelen daalden eveneens (-8%) en de kosten voor bietenzaad stegen (+9%) tegenover 2008. Figuur 4: Verdeling van de variabele kosten per ha suikerbieten, 2009 energie 6% overige 5% zaai- en pootgoed 21% werk door derden 33% meststoffen 13% bestrijdingsmiddelen 22% 11

Bedrijfsresultaten Opbrengsten In figuur 5 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. Hieruit blijkt dat veel gespecialiseerde akkerbouwbedrijven naast de akkerbouwteelten ook nog andere activiteiten uitoefenen. De opbrengsten uit marktbare gewassen maken 67% uit van de totale opbrengsten. De premies in het kader van het GLB zijn in de post overige opbrengsten geklasseerd. Figuur 5: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2009 overige opbrengsten 21% varkens 4% rundvee en voedergew assen 8% marktbare gew assen 67% De opbrengsten voor marktbare gewassen (+4%), rundvee en voedergewassen (+6%) en varkens (+5%) stegen. Ook de overige opbrengsten namen toe (+17%), door de verhoging van de premies in het vernieuwde suikerbietenbeleid. De opbrengsten voor pluimvee vielen volledig weg ten opzichte van voorgaande jaren. Deze opbrengsten waren te wijten aan enkele (4 van de originele 76) bedrijven die werden verwijderd uit de statistiek omdat hun opbrengsten uit pluimvee te zwaar doorwogen. Bijgevolg daalt de totale opbrengst ten gevolge van de gewijzigde methodiek. Kosten In 2009 namen de kosten voor zaai- en pootgoed sterk toe (+19%), evenals de betaalde lonen en het werk door derden (+24%). De kosten voor energie namen sterk af (-25%). De kosten voor veevoeder daalden ten gevolge van de gewijzigde methodiek (zie opbrengsten). Bijgevolg daalden ook de totale kosten. 12

Figuur 6: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2009 w erk door derden 6% betaalde lonen 2% overige kosten 7% zaai- en pootgoed 8% veevoeders 5% meststoffen 5% bestrijdingsmiddelen 7% berekende lonen 27% energie 3% werktuigkosten 14% grond- en gebouw enkapitaal 16% Inkomen en kapitaal In 2008 was er een sterke daling van het inkomen. 2009 heeft het tij voor de akkerbouwsector niet volledig kunnen keren. Het netto bedrijfsresultaat, inclusief vergoeding voor eigen kapitaal en arbeid is gedaald tot een verlies van 482 euro per hectare. De opbrengst per 1000 euro kosten daalt tot 864 euro. Het familiaal arbeidsinkomen (netto bedrijfsresultaat vermeerderd met toegerekende lonen voor familiale arbeid) per FAK steeg weinig tot 17.047 euro. Dit komt overeen met 43% van het vergelijkbaar inkomen. Het bedrijfsinkomen per FAK bedraagt in 2009 24.056 euro. Dit is de vergoeding die een bedrijf ontvangt voor eigen arbeid en kapitaal. Zowel het eigen vermogen als het vreemd vermogen zijn afgenomen op de akkerbouwbedrijven. De solvabiliteit, de verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal vermogen, is 80%. 13

Tabel 8: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, bedragen in euro, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 46,2 45,9 48,6 51,5 48,4 Aantal VAK 1,49 1,52 1,48 1,62 1,61 Aantal FAK 1,42 1,39 1,35 1,53 1,44 Opbrengsten per hectare cultuurgrond 3.520 3.299 3.546 3.337 3.056 Marktbare gewassen 1.912 2.047 2.223 1.996 2.075 Rundvee en voedergewassen 170 194 212 226 240 Varkens 121 162 111 108 114 Pluimvee 945 406 499 471 0 Overige opbrengsten 372 489 502 536 627 Kosten per hectare cultuurgrond 3.758 3.433 3.545 3.788 3.537 Zaad en pootgoed 188 186 240 239 286 Veevoeders 742 451 468 550 161 Meststoffen 110 116 127 174 170 Bestrijdingsmiddelen 213 202 244 241 247 Energie 117 117 117 141 105 Werktuigkosten 358 403 414 441 480 Grond-en gebouwkapitaal 516 451 484 544 559 Berekende lonen 985 1 012 905 953 990 Betaalde lonen 42 52 52 28 57 Werk door derden 185 203 213 195 219 Overige kosten 302 239 280 281 264 Nettobedrijfsresultaat per hectare cultuurgrond -238-134 1-451 -482 Opbrengst per 1000 euro kosten 937 961 1 000 881 864 Familiaal arbeidsinkomen per hectare 748 878 906 502 508 cultuurgrond Familiaal arbeidsinkomen per FAK 24.142 28.898 32.687 16.913 17.047 Bedrijfsinkomen per hectare cultuurgrond 888 1.038 1.084 696 717 Bedrijfsinkomen per FAK 28.811 34.169 39.099 23.445 24.056 Eigen vermogen einde boekjaar 309.369 324.629 354.634 405.559 373.838 Vreemd vermogen einde boekjaar 94.531 81.231 91.337 97.512 93.154 Solvabiliteit einde boekjaar 0,77 0,80 0,80 0,81 0,80 Bron:AMS 14

2. De melkveesector 2.1. Structurele kenmerken In 2009 zijn er in Vlaanderen 3642 gespecialiseerde melkveebedrijven, waarvan er 77% sterk gespecialiseerd zijn. Tabel 9: Structuur van de gespecialiseerde melkveesector, 2005-2009 Kengetal Boekjaar sterk gespecialiseerd (PR 411) matig gespecialiseerd (PR412) gespecialiseerd (PR41) aantal bedrijven 2005 3 244 1 172 4 416 aantal bedrijven 2006 2 947 1 039 3 986 aantal bedrijven 2007 2 820 952 3 772 aantal bedrijven 2008 2 805 882 3 687 aantal bedrijven 2009 2 806 836 3 642 aantal melkkoeien per bedrijf 2005 49 35 46 aantal melkkoeien per bedrijf 2006 52 38 48 aantal melkkoeien per bedrijf 2007 54 39 50 aantal melkkoeien per bedrijf 2008 56 40 52 aantal melkkoeien per bedrijf 2009 59 43 56 ha cultuurgrond/bedrijf 2005 33.2 34.1 33.4 ha cultuurgrond/bedrijf 2006 34.4 36.1 34.8 ha cultuurgrond/bedrijf 2007 36.2 37.0 36.4 ha cultuurgrond/bedrijf 2008 37.4 38.6 37.7 ha cultuurgrond/bedrijf 2009 38.8 40.0 39.1 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2005 29.1 26.1 28.3 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2006 30.0 27.8 29.4 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2007 31.6 28.2 30.7 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2008 33.0 30.1 32.3 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2009 34.5 31.6 33.9 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Het totaal aantal melkveehouders daalt in 2009. De daling is enkel terug te vinden bij de matig gespecialiseerde bedrijven. Het aantal sterk gespecialiseerde melkveehouders blijft constant. Het aantal melkkoeien per bedrijf neemt toe. Beide trends duiden op een specialisering van de melkveesector. Structureel zijn er veel verschillen waar te nemen tussen de bedrijven. Bijna 68% van de melkkoeien wordt gehouden op bedrijven met meer dan 50 melkkoeien, terwijl 52% van de bedrijven minder dan 50 melkkoeien heeft. De stijgende trend van het aantal hectare cultuurgrond wordt ook dit jaar doorgezet. De bedrijven bezitten in 2009 gemiddeld 39,1 ha cultuurgrond. Het grootste aandeel van de cultuurgrond (86%) is bestemd voor grasland en voedergewassen. De gespecialiseerde melkveehouders bewerken 22% van de totale Vlaamse oppervlakte cultuurgrond. 15

Figuur 7: Verdeling van de gespecialiseerde melkveebedrijven volgens aantal melkkoeien, 2009 Toelichting: Volle lijn: lorenz curve met op de x-as het aantal bedrijven gesorteerd op aantal melkkoeien en op de linker y-as het cumulatief percentage van het aantal melkkoeien. Stippellijn: Aantal melkkoeien/bedrijf (rechter y-as). (zie bijlage 3) Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 2.2. Rentabiliteit Voor de analyse van de bedrijfsresultaten worden enkel de sterk gespecialiseerde bedrijven (productierichting 411) weerhouden om de invloed van andere bedrijfstakken te minimaliseren. De resultaten werden geëxtrapoleerd volgens een wegingmethode (zie bijlage 1). De analyse gebeurt op de resultaten van 99 bedrijven, met een gemiddelde melkproductie van 407.007 liter, 91,6 GVER en 40,2 hectare cultuurgrond. De resultaten van de bedrijfstak analyse werden niet gewogen. Bedrijfstak rundvee en voedergewassen De financiële opbrengst per ha van de bedrijfstak rundvee en voedergewassen was in 2009 laag. De opbrengsten per GVER bestaan voor 80% uit de opbrengsten uit melkproducten (tabel 10). De lage opbrengsten zijn hoofdzakelijk het gevolg van de lage melkprijs die in 2009 een vrije val kende. De gemiddelde melkproductie per bedrijf blijft stijgen, wat wijst op steeds groter wordende bedrijven. 16

Tabel 10: Evolutie van de rentabiliteitscijfers melk, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 melkgift per koe (liter/koe) 6.612 6.744 6.993 7.034 6.954 vetgehalte (g/liter) 43,4 43,5 43,5 42,9 43,0 eiwitgehalte (g/liter) 34,7 34,7 35,0 34,8 34,7 melkproductie (liter/bedrijf) 318.872 343.016 383.558 399.626 407.007 waarvan: - bestemd voor de melkerij (%) 94,3 96,0 95,0 95,7 96,1 - gevoederd aan vee (%) 2,9 2,5 2,7 2,7 2,4 prijs per liter aan melkerij (euro/100 liter) 29,02 28,45 35,68 33,08 24,86 opbrengst rundvee en voedergewassen per ha (euro) 3.209 3.266 4.336 3.676 3.287 opbrengst rundvee en voedergewassen per GVER (euro) 1.491 1.508 1.953 1.697 1.408 waarvan: - opbrengst melkproducten 1.223 1.264 1.676 1.467 1.121 - overige opbrengst rundvee en voedergewassen 268 244 277 230 287 variabele kosten per GVER (euro/gver) 568 593 680 796 719 variabele kosten per liter (euro / 100 l) 13,5 13,5 14,6 17,8 16,2 bruto saldo per GVER (euro) 923 914 1.273 902 689 bruto saldo per 100 liter (euro) 22,0 23,4 28,9 21,9 14,8 opbrengst per 1.000 euro bijkomende voederkosten 6.539 6.211 6.247 4.522 4.402 (euro) gemiddelde krachtvoederkost voor melkvee (euro/kg) 0,188 0,187 0,229 0,270 0,246 De melkprijs kende in 2009 een forse daling met een dieptepunt in juni waardoor de opbrengst van melkproducten per GVER het laagste peil in jaren bereikte. De verhoogde prijzen van koeien (zie figuur 8) resulteerde in 2009 in hogere opbrengsten uit de verkoop van rundvee. Deze stijging kon echter de daling van de melkprijs niet compenseren, omdat de opbrengst uit melkproducten het overgrote deel van opbrengsten uitmaken. Figuur 8: Evolutie van de prijs van koeien (euro per 100kg) en nuchtere kalveren (euro per stuk), 2005-2009 220 140 60 2005 2006 2007 2008 2009 Bron: BIRB, BVK en marktberichten goed gevormd 55% verwerking nuchtere kalveren 17

De variabele kosten per liter geproduceerde melk bedroegen 16,2 eurocent, of 719 euro per GVER. Dit is een daling van 10% ten opzichte van 2008. Ten opzichte van de periode vóór 2008 bleven deze kosten echter hoog. Deze kosten zijn inclusief de kosten aan het jongvee en de voedergewassen. De verdeling van de variabele kosten (figuur 9) toont aan dat de voederkosten nog steeds het grootste aandeel in de totale kost hebben. Het aandeel zakt wel van 48% tot 44% van de totale kost. Dit is het gevolg van de gedaalde voederkosten (-14%) en de gedaalde energiekost (-8%). Het bruto saldo per liter daalt tot 14,8 cent. De opbrengst per 1000 euro bijkomende voederkosten bedraagt slechts 4.402 euro. Figuur 9: Verdeling van de variabele kosten in de gespecialiseerde melkveehouderij, 2009 zaai- en pootgoed 5% overige 9% meststoffen 8% werk door derden 14% bestrijdingsmiddelen 3% energie 9% diergeneeskundige zorgen 8% bijkomende voederkosten 44% Meer informatie over de kosten en opbrengsten in de melkveesector is beschikbaar in het rapport Inkomensverschillen op bedrijfstak melkvee verklarende parameters (Coulier, 2010) Bedrijfsresultaten Opbrengsten In figuur 10 wordt de structuur van de opbrengsten per hectare cultuurgrond weergegeven. De opbrengsten uit rundvee en voedergewassen nemen 80% voor hun rekening. Dit duidt op een sterke specialisatie van de melkveehouders Onder de overige opbrengsten zitten onder andere de premies en toeslagrechten. De opbrengsten uit rundvee en voedergewassen bevatten verkoop van melk en runderen, aanwas van de veestapel en verkoop en inventarisverschillen van voedergewassen. De opbrengsten uit rundvee en voedergewassen zijn door de lage melkprijs in 2009 sterk gezakt. 18

Figuur 10: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde melkveebedrijven, 2009 overige opbrengsten 14% marktbare gew assen 4% varkens 2% rundvee en voedergew assen 80% Kosten De kosten per hectare voor de melkveesector daalden licht in 2009 met 2% ten opzichte van 2008. De grootste daling is waar te nemen bij de veevoederkost, die met 12% daalde ten opzichte van 2008. Verder zijn ook de energiekosten (-8%) en de kosten voor bestrijdingsmiddelen gezakt (- 10%). Ook werd er per hectare minder aan meststoffen besteed in 2009 dan in 2008. De kosten voor de berekende lonen, grond- en gebouwenkapitaal en de veevoeders zijn de drie voornaamste kosten en nemen samen tweederde van de totale kost op een gespecialiseerd melkveebedrijf voor hun rekening (figuur 11). Figuur 11: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde melkveebedrijven, 2009 w erk door derden 5% overige kosten 7% zaai- en pootgoed 2% veevoeders 15% meststoffen 3% bestrijdingsmiddelen 1% berekende lonen 31% energie 3% diergeneeskundige zorgen 2% grond- en gebouw enkapitaal 21% werktuigkosten 10% 19

Inkomen en kapitaal Het inkomen daalt in 2009 naar een nieuw dieptepunt. De totale opbrengsten waren in 2009 bijzonder laag door de slechte melkprijzen. Het netto bedrijfsresultaat per hectare was in 2009 sterk negatief (-1.188 euro/ha), er wordt een opbrengst van 775 euro per 1000 euro kosten gehaald. Het familiaal arbeidsinkomen, uitgedrukt per familiale arbeidskracht, daalt tot 10.868 euro wat slechts 27% van het vergelijkbaar inkomen voor 2009 is. De vergoeding die een bedrijf ontvangt voor zijn eigen arbeidskrachten en zijn kapitaal (het bedrijfsinkomen per FAK) is in 2009 gedaald tot 17.398 euro. Het vreemd vermogen en het eigen vermogen per bedrijf neemt toe. De solvabiliteit van de melkveebedrijven neemt toe en bedraagt in 2009 op het einde van het boekjaar 72%. Tabel 11: Bedrijfsresultaten van de sterk gespecialiseerde melkveebedrijven, bedragen in euro, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 35,3 36,0 37,2 38,1 40,2 Aantal ha grasland en voedergewassen 30,5 31,8 32,9 34,4 36,7 Aantal melkkoeien 48,2 50,9 54,8 53,9 58,7 Aantal VAK 1,51 1,48 1,54 1,66 1,73 Aantal FAK 1,50 1,48 1,54 1,65 1,72 Opbrengsten per hectare cultuurgrond 3.920 4.096 5.313 4.549 4.089 marktbare gewassen 207 203 265 168 159 rundvee en voedergewassen 3.209 3.266 4.336 3.676 3.287 varkens 85 66 111 90 63 pluimvee 9 9 54 79 0 overige opbrengsten 409 551 546 536 581 Kosten per hectare cultuurgrond 4.484 4.604 5.142 5.359 5.276 zaai- en pootgoed 84 82 89 95 98 veevoeders 523 542 787 878 775 meststoffen 100 103 107 151 142 bestrijdingsmiddelen 61 60 62 68 61 diergeneeskundige zorgen 105 110 115 125 129 energie 126 144 152 179 165 werktuigkosten 432 441 486 529 516 grond- en gebouwenkapitaal 869 960 1.052 1.051 1.095 berekende lonen 1.609 1.591 1.666 1.636 1.653 betaalde lonen 2 2 1 2 3 werk door derden 222 222 249 266 262 overige kosten 351 346 376 379 377 Netto bedrijfsresultaat per hectare cultuurgrond -564-508 170-810 -1.188 Opbrengst per 1.000 euro kosten 874 890 1.033 849 775 Familiaal arbeidsinkomen per hectare cultuurgrond 1.047 1.083 1.836 826 465 Familiaal arbeidsinkomen per FAK 24.551 26.366 44.388 19.044 10.868 Bedrijfsinkomen per hectare cultuurgrond 1.267 1.329 2.113 1.122 745 Bedrijfsinkomen per FAK 29.776 32.356 51.084 25.871 17.398 Eigen vermogen einde boekjaar 301.307 318.299 364.728 390.556 412.413 Vreemd vermogen einde boekjaar 102.883 120.822 136.644 138.827 156.649 Solvabiliteit einde boekjaar 0,75 0,72 0,73 0,74 0,72 20

3. De rundvleessector 3.1. Structurele kenmerken De gespecialiseerde vleesveesector (exclusief bedrijven met mestkalveren) telt in 2009 1.677 bedrijven (tabel 12). De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond van deze bedrijven blijft stabiel. De sector neemt ongeveer 7,6% van het Vlaamse landbouwareaal in. Ook het areaal grasland en voedergewassen is volledig in lijn met de voorgaande jaren. Tabel 12: Structuur van de gespecialiseerde vleesveebedrijven, 2005-2009 Kengetal 2001 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 1.439 1.333 1.405 1.484 1.667 1.677 aantal runderen per bedrijf 125 123 123 127 119 121 ha cultuurgrond/bedrijf 26,2 27,7 28,0 28,2 28,4 28,4 ha grasland en voedergewassen per bedrijf 23,3 23,8 23,8 23,8 23,9 24,0 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Het gemiddeld aantal runderen per bedrijf steeg in 2009 licht. Het aantal runderen op een bedrijf (figuur 12) kende nog steeds een grote spreiding. De meeste bedrijven (26.7%) hebben tussen de 50 en de 100 runderen. De 23% grootste bedrijven (meer dan 150 runderen) zorgen voor 49% van de runderen. Figuur 12: Verdeling van de gespecialiseerde vleesveebedrijven volgens aantal runderen, 2009 Toelichting: Volle lijn: lorenz curve met op de x-as het aantal bedrijven gesorteerd op aantal runderen en op de linker y-as het cumulatief percentage van het aantal runderen. Stippellijn: aantal runderen/bedrijf (rechter y-as) (zie bijlage 3) Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 3.2. Rentabiliteit De analyse is gebaseerd op de resultaten van 40 gespecialiseerde vleesveebedrijven (PR 42), met gemiddeld 108 GVER, 53 zoogkoeien en 42,2 hectare cultuurgrond. Het betreft 21

voornamelijk gesloten zoogkoeienbedrijven, waarbij de stieren van eigen bedrijf afgemest worden. De resultaten werden geëxtrapoleerd volgens een wegingsysteem (zie bijlage 1). De analyse van de bedrijfstakken gebeurde op basis van niet-geëxtrapoleerde gegevens. Bedrijfstak rundvee en voedergewassen De opbrengsten per hectare uit rundvee en voedergewassen daalden in 2009 licht. (tabel 13). De variabele kosten daalden in 2009 sterk. De opbrengsten per 1.000 euro bijkomende voederkosten stegen sterk door de gedaalde voederkost. Tabel 13: Evolutie van de opbrengstcijfers vlees, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 opbrengst rundvee en voedergewassen (euro/ha) 1.648 1.869 1.890 2.230 2.065 opbrengst rundvee en voedergewassen (euro/gver) 711 738 759 828 801 variabele kosten rundveehouderij en voedergewassen (euro/gver) 423 449 504 608 500 bruto saldo (euro/gver) 289 289 255 221 301 opbrengst per 1.000 euro bijkomende voederkosten (euro) 3.555 3.214 2.651 2.320 3.321 gemiddelde krachtvoederkost voor vleesvee (euro/kg) 0,192 0,218 0,251 0,292 0,247 De prijzen van vleesrunderen, met uitzondering van goedgevormde stieren, bleven in 2009 stijgen. Figuur 13: Evolutie van de verkoopprijzen van de levende dieren in euro per 100 kg, 2005-2009 300 250 200 150 2005 2006 2007 2008 2009 stieren dikbil stieren goed gevormd koeien dikbil koeien goedgevormd Bron: BIRB In 2009 werden er voor 499 euro variabele kosten per GVER gemaakt, wat een daling met 18% is ten opzichte van 2008. De voederkosten maken 49% uit (figuur 14) van de totale variabele kosten. Ten opzichte van 2008 is de belangrijkste evolutie de daling van de veevoederkost met 20%. Door het grote aandeel van deze kost is het effect van deze daling op de totale variabele kost aanzienlijk. De energiekost en de kost voor werk door derden per GVER daalden in 2009 beide met 13%. Een opvallende stijging met 16% is waar te nemen bij de diergeneeskundige zorgen. 22

Figuur 14: Structuur van de variabele kosten per GVER, 2009 overige 5% zaai- en pootgoed 3% meststof f en 7% w erk door derden 12% bestrijdingsmiddelen 2% energie 6% diergeneesk. zorgen 16% veevoeder 49% De sterke daling van de voederkosten en de min of meer stabiele opbrengsten zorgen ervoor dat in 2009 het bruto saldo met 37% toeneemt. De opbrengst per 1.000 euro bijkomende voederkosten stijgt in 2009 dan ook fors met 43%. Bedrijfsresultaten Opbrengsten De opbrengsten per hectare bleven in 2009 op hetzelfde niveau als in 2008. In figuur 15 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. Het aandeel van de opbrengsten uit rundvee en voedergewassen tegenover de totale opbrengsten is 59%. Zoogkoeienpremies, toeslagrechten en andere premies zijn in de overige opbrengsten opgenomen. Het aandeel van de marktbare gewassen in de totale opbrengst daalt. 23

Figuur 15: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde rundvleesveebedrijven, 2009 overige opbrengsten 25% marktbare gewassen 13% pluimvee 2% varkens 2% rundvee en voedergewassen 58% Kosten De totale kosten per hectare zijn in 2009 licht afgenomen (-4%). De kosten voor veevoeders per hectare zijn het sterkst gedaald (-21%). Als gevolg van de lagere olieprijzen in 2009 zijn ook de kosten voor energie lager. Door het kleine aandeel van deze kost heeft de daling weinig invloed op het bedrijfsresultaat. De berekende lonen, de veevoeders en de kosten voor het grond- en gebouwenkapitaal zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 64% van de kosten voor hun rekening (figuur 16). Het belang van de veevoeders is teruggedrongen tot 18%, door de sterke daling van de veevoederkosten. Figuur 16: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde rundvleesbedrijven, 2009 w erk door derden 5% berekende lonen 31% overige kosten 9% zaai- en pootgoed 2% veevoeders 18% meststoffen 3% bestrijdingsmiddelen 2% diergeneeskundige zorgen 5% energie 2% grond- en gebouw enkapitaal 15% werktuigkosten 8% 24

Inkomen en kapitaal Door de daling van de kosten en de stabiele opbrengst is het netto bedrijfsresultaat per hectare beter dan vorig jaar. Vooral veevoeder speelt een belangrijke rol bij de bepaling van de kosten. Het familiaal arbeidsinkomen per FAK is sterk gestegen (98%) ten opzichte van het moeilijke jaar 2008 van 7.396 euro naar 14.632. Het inkomen blijft echter laag in vergelijking met het inkomen van een gemiddelde loontrekkende. Het arbeidsinkomen per FAK steeg in 2009 tot 37% van het vergelijkbaar inkomen. Het bedrijfsinkomen per FAK bedraagt in 2009 23.202 euro. Dit is de vergoeding die het bedrijf ontvangt voor eigen arbeid en kapitaal. De solvabiliteit van de vleesveebedrijven is in 2009 op het einde van het boekjaar 78%. 25

Tabel 14: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde rundvleesbedrijven, bedragen in euro, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 Beteelde oppervlakte 43,9 45,6 45,3 42,3 42,2 Aantal ha grasland en voedergewassen 34,0 34,6 34,4 37,3 34,5 Aantal dieren in GVER 102 115 116 119 108 Aantal VAK 1,41 1,34 1,40 1,47 1,55 Aantal FAK 1,41 1,34 1,40 1,47 1,55 Rentabiliteit (euro) - - - - - Opbrengsten per hectare cultuurgrond 2.596 2.936 3.179 3.567 3.561 marktbare gewassen 312 407 549 381 447 rundvee en voedergewassen 1.648 1.869 1.890 2.230 2.065 varkens 14 28 31 128 82 pluimvee 0 0 0 0 70 overige opbrengsten 620 632 709 828 898 Kosten per hectare cultuurgrond 3.313 3.561 3.919 4.557 4.389 zaad en pootgoed 73 87 90 84 97 veevoeders 467 587 681 1.001 786 meststoffen 84 77 90 120 118 bestrijdingsmiddelen 63 61 84 89 80 diergeneeskundige zorgen 153 196 216 194 204 energie 86 100 95 106 94 werktuigkosten 295 337 386 373 370 grond- en gebouwenkapitaal 456 505 531 652 650 berekende lonen 1.159 1.126 1.175 1.246 1.365 betaalde lonen 0 0 0 0 2 werk door derden 180 164 161 222 218 overige kosten 297 322 410 469 400 Netto bedrijfsresultaat/ha cultuurgrond -717-625 -740-989 -828 Opbrengst per 1.000 euro kosten 783 825 811 783 811 Familiaal arbeidsinkomen/ha cultuurgrond 442 501 435 257 537 Familiaal arbeidsinkomen per FAK 13.737 17.038 14.016 7.396 14.632 Bedrijfsinkomen/ha cultuurgrond 661 768 726 604 852 Bedrijfsinkomen per FAK 20.527 26.110 23.402 17.427 23.202 Eigen vermogen einde boekjaar 287.602 342.604 334.851 383.105 394.050 Vreemd vermogen einde boekjaar 84.412 72.429 75.022 79.591 97.680 Solvabiliteit einde boekjaar 77% 83% 82% 83% 78% 26

4. De varkenssector 4.1. Structurele kenmerken In Vlaanderen is de varkenssector een belangrijke speler in de land- en tuinbouw. De eindproductiewaarde maakt in 2009 47% van de waarde van de volledige veeteeltsector uit, en 28% van de volledige land- en tuinbouw. De sector is weinig ondersteund door het GLB, en kampt met sterke prijsschommelingen. De gespecialiseerde varkenssector telt in 2009 2.275 bedrijven. In tabel 15 worden enkele structurele kenmerken weergegeven. Er werd een opdeling gemaakt naar specialisatie: fokkerij (zeugen aanwezig maar geen mestvarkens), mesterij (vleesvarkens aanwezig maar geen zeugen) en gemengde bedrijven (zowel zeugen als mestvarkens aanwezig). De gemengde bedrijven vormen de grootste groep. Alle gespecialiseerde varkensbedrijven samen betelen in 2009 5,1% van de Vlaamse oppervlakte cultuurgrond. Het totaal aantal bedrijven is gedaald met 2,3% ten opzichte van 2008. Bij de zuivere vetmesterij en fokkerij is er een lichte toename in het aantal bedrijven in 2009. Tabel 15: Structuur van de gespecialiseerde varkenssector, 2005-2009 Fokkerij 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 115 123 112 96 100 aantal varkens per bedrijf 1.211 1.287 1.427 1.618 1.939 aantal zeugen per bedrijf 320 325 392 413,79 481 ha cultuurgrond/bedrijf 8,05 10,06 11,69 11,83 11,41 Vetmesterij 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 758 804 772 778 794 aantal varkens per bedrijf 1.220 1.200 1.257 1.272 1.309 aantal zeugen per bedrijf 0 0 0 0 0 ha cultuurgrond/bedrijf 6,90 7,28 7,72 8,58 8,75 Gemengde bedrijven 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 1.578 1.592 1.551 1455 1.381 aantal varkens per bedrijf 1.628 1.660 1.700 1.806 1.913 aantal zeugen per bedrijf 181 187 190 197,9 208 ha cultuurgrond/bedrijf 14,90 15,97 16,46 16,94 17,19 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Het gemiddeld aantal varkens op deze bedrijven stijgt jaarlijks bij alle specialisaties. Er is echter een groot verschil naargelang de specialisatie. Ook tussen de individuele bedrijven is er een groot verschil in bedrijfsstructuur (figuur 17). De meeste varkens (38%) worden gehouden op bedrijven met meer dan 2.500 varkens. Iets meer dan de helft van de bedrijven hebben tussen de 1.000 en 2.500 varkens. Bij de bedrijven met zeugen is bijna 30% van de zeugen gehuisvest in bedrijven met 200 tot 300 zeugen. De meeste bedrijven hebben 100 tot 300 zeugen. 20% van de bedrijven heeft meer dan 300 zeugen. 27

Figuur 17: Structuur van varkensbedrijven, 2009 1. Alle bedrijven 2. Bedrijven met zeugen Toelichting: Volle lijn: lorenz curve met op de x-as het aantal bedrijven gesorteerd op aantal varkens en op de linker y-as het cumulatief percentage van het aantal varkens. Stippellijn: aantal varkens/bedrijf (rechter y-as) (zie bijlage 3) Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 4.2. Rentabiliteit De financiële bedrijfsresultaten hebben betrekking op 69 gespecialiseerde bedrijven (productierichting 501) met gemiddeld 1.435 omgerekende varkens en 19 hectare cultuurgrond. Voor de berekening van de gegevens per bedrijfstak, worden de bedrijven geselecteerd met meer dan 75 fokzeugen voor de vermeerdering en met meer dan 300 mestvarkens voor de 28

vetmesting. De meeste bedrijven in de steekproef zijn gecombineerde bedrijven, zodat deze ondernemingen voor de beide bedrijfstakken in aanmerking worden genomen. Bedrijfstak vermeerdering Deze resultaten zijn gebaseerd op 104 bedrijven met een bedrijfstak met meer dan 75 fokzeugen. De gespecialiseerde zeugenhouderij scoort technisch elk jaar beter: het aantal grootgebrachte biggen per zeug steeg, hoewel het sterftepercentage ook licht steeg (tabel 16). Het aantal worpen per zeug per jaar steeg licht. Tabel 16: Evolutie van de rentabiliteitscijfers zeugenhouderij, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 gemiddeld aantal aanwezige zeugen 145 150 161 169 179 aantal worpen per zeug per jaar 2,16 2,20 2,19 2,21 2,23 aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar 19,9 20,2 21,2 22,2 22,6 sterftepercentage biggen 13,2 14,0 13,1 13,4 13,6 opbrengsten zeugenhouderij (euro/gem. aanwezige zeug) 697 723 660 828 868 variabele kosten (euro/gem. aanwezige zeug) 531 555 644 764 645 bruto saldo (euro/ gem. aanwezige zeug) 167 168 16 64 224 opbrengsten per 1.000 euro voederkosten (euro) 1.879 1.853 1.374 1.453 1.833 gemiddelde verkoopprijs per big (euro) 38,7 40,3 33,1 40,2 39,1 gemiddelde prijs krachtvoeder voor biggen (euro/kg) 0,26 0,28 0,32 0,36 0,31 gemiddelde prijs krachtvoeder voor zeugen (euro/kg) 0,16 0,18 0,22 0,26 0,21 De opbrengst per gemiddeld aanwezige zeug steeg in 2009 met 5%. De variabele kosten per zeug bedroegen in 2009 645 euro. Dit komt overeen met een daling van 16%. Dit is ook hier toe te schrijven aan de gedaalde krachtvoederkost. De voederkosten nemen 73% van de totale variabele kosten voor hun rekening (figuur 18), waardoor dit de belangrijkste variabele kostenfactor is. Het bruto saldo steeg in 2009 fors. Figuur 18: Verdeling van de variabele kosten per zeug, 2009 w erk door derden 1% energie 8% diergeneeskundige zorgen 10% overige variabele kosten 8% veevoeder 73% De sterk gedaalde kosten en de relatief stabiele biggenprijs, samen met de licht verbeterde technische resultaten zorgde er voor dat het bruto saldo voor de zeugenhouderij sterk stijgt tot 29

224 euro per zeug. De opbrengst per 1000 euro voederkosten stijgt met 26% door de daling van de krachtvoederkost. Bedrijfstak vetmesting Deze resultaten zijn gebaseerd op de resultaten van 107 bedrijven met een bedrijfstak met meer dan 300 mestvarkens. De opbrengsten voor vleesvarkens daalde eerder sterk (-13%) tegenover 2008 (tabel 17). Tabel 17: Evolutie van de opbrengstcijfers vleesvarkenshouderij, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 gemiddeld aantal aanwezige vleesvarkens 862 913 952 1.071 1.085 gemiddeld gewicht van verkochte vleesvarkens (kg) 109 110 110 111 111 sterftepercentage (%) 2,97 2,89 2,74 2,89 2,67 opbrengsten vleesvarkenshouderij (euro/gem. aanwezig vleesvarken) 218 228 222 246 214 variabele kosten (euro/gem. aanwezig vleesvarken) 120 130 164 187 149 bruto saldo (euro/gem. aanwezig vleesvarken) 98,0 98,2 58,5 59,4 65,0 opbrengsten per 1.000 euro voederkosten (euro) 2.009 1.932 1.475 1.415 1.562 gemiddelde verkoopprijs per vleesvarken (euro) 123 128 118 133 123 gemiddelde prijs krachtvoeder voor vleesvarkens (euro) 0,17 0,18 0,22 0,26 0,20 De gemiddelde verkoopprijs per vleesvarken is in 2009 gedaald met 7% waardoor de opbrengsten minder hoog waren dan in 2008. De waarde van de overgebrachte biggen wordt als negatieve opbrengst geboekt, waardoor de opbrengsten per vleesvarken sterker schommelen dan de verkoopprijs. Aan kostenzijde dalen de variabele kosten met 20%. De voederkost daalt met 21%. Aangezien de voederkosten 91% van de totale variabele kosten voor hun rekening (figuur 19) nemen, wordt de daling van de variabele kost praktisch volledig bepaald door de voederkosten. Figuur 19: Verdeling van de variabele kosten per vleesvarken, 2009 energie 1% w erk door derden 2% overige variabele kosten 4% diergeneesk. zorgen 2% veevoeder 91% Door de sterk gedaalde variabele kosten stijgt het bruto saldo per gemiddeld aanwezig vleesvarken tot 65 euro. 30

Bedrijfsresultaten Opbrengsten De maandprijzen van de vleesvarkens lagen, met uitzondering van januari en april, het hele jaar onder de prijzen van 2008. Voor biggen en zeugen was de prijs in het begin van het jaar hoger, na april zakte de prijs echter opnieuw. Uit de structuur van de bedrijfsopbrengsten van de gespecialiseerde bedrijven blijkt dat 87% afkomstig is van de varkens. Dit wijst op een sterke specialisatie (figuur 20) van deze bedrijven. De opbrengst uit varkens per GAV daalt wel met bijna 7%. Figuur 20: Structuur van de opbrengsten voor de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2009 pluimvee 4% overige opbrengsten 2% marktbare gewassen 6% rundvee en voedergew. 1% varkens 87% Kosten De totale kosten per omgerekend varken zijn gedaald met 10%. Vooral de kosten van de veevoeders veroorzaken de daling, ze dalen met meer dan 32 euro per gemiddeld aanwezig varken. Een andere dalende kostenpost is energie (-17%). De veevoeders zijn de belangrijkste kost, en nemen 54% van de kosten in op de gespecialiseerde varkensbedrijven (figuur 21). 31

Figuur 21: Structuur van de kosten voor de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2009 berekende lonen 13% w erk door derden 2% grond- en gebouw enkapitaal 12% werktuigkosten 4% energie 3% overige 9% diergeneesk. zorgen 3% veevoeders 54% Inkomen De gedaalde kosten voor veevoeders, gecombineerd met een redelijke opbrengst zorgen voor een beter inkomen in 2009. De opbrengsten lagen echter wel lager dan in 2008. Het inkomen op de gespecialiseerde varkensbedrijven verbeterde in 2009 tegenover 2008. De totale opbrengsten zijn in 2009 nog steeds onvoldoende om de totale kosten (inclusief de vergoeding voor eigen arbeid) te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten lager zijn dan 1.000. Het netto bedrijfsresultaat steeg wel sterk tegenover 2008. Ook de opbrengst per 1.000 euro kosten steeg. Het familiaal arbeidsinkomen per FAK steeg tot 33.729 euro. Dit is 84% van het vergelijkbaar inkomen voor 2009. Het bedrijfsinkomen per omgerekend varken (+68%) en per FAK (+75%) stegen tegenover 2008. De technische en economische kengetallen uit de varkenssector worden uitgebreid besproken in het rapport Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk: boekjaren 2007 2009 van Deuninck (2010). 32

Tabel 18: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2005-2009 Kengetal 2005 2006 2007 2008 2009 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 15,9 16,2 17,8 20,0 19,0 Aantal omgerekende varkens (gemiddeld aantal aanwezige per jaar) 1.234 1.240 1.238 1.380 1.435 Aantal VAK 1,51 1,59 1,50 1,56 1,54 Aantal FAK 1,50 1,54 1,46 1,49 1,49 Opbrengsten per omgerekend varken 283,2 296,9 295,3 315,2 298,5 marktbare gewassen 14,0 18,7 26,1 16,4 17,1 rundvee en voedergewassen 3,3 4,5 4,8 2,7 1,8 varkens 248,8 256,2 245,1 279,8 260,7 pluimvee 13,0 11,9 13,0 7,9 12,1 overige opbrengsten 4,1 5,6 6,3 8,5 6,9 Kosten per omgerekend varken 264,0 281,2 321,5 337,1 303,2 zaad en pootgoed 1,7 2,2 2,7 2,4 2,6 veevoeders 135,9 143,2 181,2 197,9 165,3 meststoffen 0,9 1,1 1,0 1,3 1,2 bestrijdingsmiddelen 1,8 1,9 2,6 2,3 2,2 diergeneeskundige zorgen 11,1 11,7 11,0 10,7 10,2 energie 9,6 9,9 9,5 10,7 8,9 werktuigkosten 7,2 8,3 10,1 10,2 10,9 grond- en gebouwenkapitaal 28,4 30,8 32,4 34,8 36,8 berekende lonen 43,7 45,9 43,2 38,9 39,7 betaalde lonen 0,2 1,1 0,8 0,8 0,6 werk door derden 6,1 6,9 7,1 6,0 5,2 overige kosten 17,5 18,2 19,9 21,0 19,7 Netto bedrijfsresultaat per omgerekend varken 19,2 15,8-26,1-21,9-4,6 Opbrengst per 1.000 euro kosten 1.073 1.056 918 935 985 Familiaal arbeidsinkomen per omgerekend varken 62,9 61,7 17,1 17,0 35,1 Familiaal arbeidsinkomen per FAK 51.839 49.693 14.528 15.719 33.729 Bedrijfsinkomen per omgerekend varken 68,8 69,1 25,4 27,0 45,4 Bedrijfsinkomen per FAK 56.600 55.719 21.527 24.923 43.553 Eigen vermogen einde boekjaar 236.900 269.296 283.233 340.195 371.141 Vreemd vermogen einde boekjaar 145.950 153.053 171.347 202.182 263.517 Solvabiliteit einde boekjaar 62% 64% 62% 63% 58% 33

5. De groente- en aardbeiensector 5.1. Structurele kenmerken De groente- en aardbeiensector zijn qua oppervlakte minder belangrijk in Vlaanderen. De gespecialiseerde groentebedrijven betelen samen slechts 2,34% van de totale Vlaamse oppervlakte cultuurgrond in 2009. De sector is echter goed voor 15% van de totale productiewaarde van de land- en tuinbouw. In Vlaanderen waren er in 2009 1.802 gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven met beroepsmatig karakter. Dit is een daling van 7% ten opzichte van het vorige jaar (tabel 19). De daling is merkbaar bij alle specialisaties. Tabel 19: Structuur van de gespecialiseerde groente- en aardbeienbedrijven gespecialiseerde glasgroentebedrijven 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 851 823 779 738 675 ha groenten per bedrijf 1,12 1,16 1,22 1,29 1,35 ha cultuurgrond per bedrijf 2,26 2,29 2,25 2,38 2,38 bedrijven met overwegend groenten in open lucht 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 620 587 578 531 504 ha groenten per bedrijf 6,62 6,72 6,91 7,63 7,58 ha cultuurgrond per bedrijf 15,21 15,77 15,63 16,48 16,57 champignonbedrijven 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 74 60 57 54 46 ha groenten per bedrijf 0,21 0,23 0,22 0,25 0,25 ha cultuurgrond per bedrijf 0,44 0,51 1,12 0,93 0,41 aardbeienbedrijven 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 388 410 376 363 354 ha groenten per bedrijf 2,23 2,02 2,18 2,30 2,41 ha cultuurgrond per bedrijf 6,71 7,24 6,69 7,64 7,90 gespecialiseerde groentebedrijven 2005 2006 2007 2008 2009 aantal bedrijven 2.214 2.143 2.041 1.932 1.802 ha groenten per bedrijf 2,96 2,98 3,10 3,43 3,41 ha cultuurgrond per bedrijf 7,01 7,32 7,34 7,83 8,05 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie De gespecialiseerde glasgroentebedrijven vormen de grootste groep. De gemiddelde oppervlakte groenten bedraagt 1,35 ha. 96% van de groenten op deze bedrijven wordt onder glas gekweekt. Gemiddeld hebben deze bedrijven 1,29 hectare groenten onder glas. Tomaten (48%) en kropsla (17 %) nemen de grootste oppervlakte voor hun rekening. Paprika sluit de top 3 af met 10% van de oppervlakte. Samen met de komkommers zijn deze glasgroenten goed voor 79% van de oppervlakte onder glas. 34