Oefeningen bij les 3. Oefening 1 Vertaal de zinnen naar het Marokkaans.

Vergelijkbare documenten
Oefening 1 Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige en in de verleden tijd.

Oefeningen bij les 5. Oefening 1 Vertaal de zinnen naar het Marokkaans.

Oefening1 Vertaal naar het Marokkaans. Gebruik bij de verleden tijd het hulpwerkwoord zijn. 2 Ik werk thuis. Ik werkte thuis.

Werkwoordoefeningen bij les 5

Antwoorden bij de werkwoordoefeningen bij les 5

Oefening 1 Vul de persoonsvorm in zoals die in het Nederlands tussen haakjes staat.

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1)

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.

Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

1. Luisteren. 2. Luisteren

grijs de bij het ijs de wijn de vijf de prijs de rijst de dijk het rijbewijs a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

SAMEN-WERKEN MET DE MENSEN OM JOU HEEN

BASISCURSUS SCHRIJVEN 0-A1 VOOR ANDERSTALIGE VOLWASSENEN

Programma Nederlands Praten

OPZOEKEN IN HET WOORDENBOEK (1)

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Ontkenning niet of geen

Ontkenning niet of geen

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

INSTRUCTIES BEGRIJPEN

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

In dit boekje zal je vragen vinden over: jezelf, je familie en je thuissituatie. Lees elke vraag aandachtig en antwoord zo nauwkeurig mogelijk.

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Handleiding basiswoordenschat.

Les 3 Ik leer Nederlands

Jeugd Verkeerskrant 7 Zie je mij?

Docentenhandleiding bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch iq s-salama!

Instructieboek: de was doen

TASKFORCE VLUCHTELINGEN

Melkweg. Lekker warm. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Gas en stroom

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Bezoek een bedrijf. Wat kun je en wat weet je na deze lesbrief?

1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen. 3. Welke informatie hoort u? Kruis aan: JA of NEE.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

3 Is dit een jongen of een meisje? 7 Is dit een vork of een mes?

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

H1 D-Toets Fictie en Grammatica

werkbladen thema 5 werk

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

Les 1 Hoe heet jij? - Taalonthaal - AUDIOLESSEN..

Mijn huis, mijn thuis

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Woordsoorten. Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden

Inhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Dries&Driss, Katja&Kadija

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Griep uit Mexico. Oefeningen

Vollenhove Wonen op een havezate

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Betsie is nog maar een kind!

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

1 DISK, Boom Amsterdam

Op de website van je school vind je alle informatie over lokaalwijzigingen, inhaallessen, afwezige docenten en studie-uitstappen.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

pagina 1 van 5 VAN IN

VAKBELEVING EN MOTIVATIE MODERNE VREEMDE TALEN.

Boekverslag Nederlands De weg naar het noorden

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Moedig je groep aan voordat jullie aan het werk gaan. Wanneer iemand even vastzit, zeg je bijvoorbeeld: Kom op, je kunt het wel.

Waarom ga je schrijven: Nieuwsbegripfilmpje kijken. Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht over Egypte

Lesbrief Alles goed? Alles goed is een voorstelling van Timo van den Heuvel De Spraakversterker. Voor meer informatie:

Leerwerkboek. Chinees. Go 100

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

oefeningen voor... de Zilveren Weken 2019

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 7 In huis

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Handleiding. Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec

TOUCHE, TOUCHE! OTMAN en zijn broers

Vragenlijst tieners. Algemene vragen. Waar woon jij?

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

De kunst om met jezelf te leven. Met praktische tips, humoristische verhalen, psychologische inzichten en prachtige afbeeldingen. Hannah Elisa Walsh

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Grammatica - Woordsoorten herhaling vmbo-kgt34

L E S B R I E F Onderweg, reisverhalen van Tommy Wieringa

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Voorwoord. Bondi Sciarone

Melkweg. Een fijne wijk. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: buren

Volgorde in goede de (In de goede volgorde)

Transcriptie:

Oefeningen bij les 3 Oefening 1 Vertaal de zinnen naar het Marokkaans. 1 Wie ben jij (v)? Ik ben Fatima. 2 Komt hij uit Frankrijk? Nee, hij komt uit Duitsland. 3 Waar kom je (m) vandaan? Ik kom uit Algerije. 4 Kom jij (v) uit Marokko? Nee, ik kom niet uit Marokko, ik kom uit Egypte. 5 Ik kom uit Nederland. Zij komen uit Engeland. 6 Wij komen uit Marokko. Jullie komen uit China. 7 Wie zijn dat? Dat zijn Amerikanen. 8 Hoe gaat het met hem? Met hem gaat het goed. 9 Dit is een leraar. Dat is een lerares. 10 Waar komt die man vandaan? Hij komt uit Marokko. 11 Zij zijn Nederlands. Wij zijn niet Grieks. 12 Dit is van ons. Dat is van hen. 13 Hoe heet zij? Zij heet Rachida. 14 Hoe heet hij? Hij heet Driss. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 1 van 6

15 Mijn dochter en jouw zoon. Haar broer en zijn zuster. 16 Is het horloge van jou? Ja, het is van mij. 17 De auto is niet van de man. Het boek is van de leraar. 18 Hij is student Engels. Zij is studente Grieks. Oefening 2 Welke woorden uit de rechterkolom kun je invullen op de puntjes van de linkerkolom? Trek een lijn. Let op mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud. 1 hada..., u hadi... a bent, m a (meisje, vrouw) 2 hadi..., u hadi... b gem a, ma (maan, water) 3 hadi..., u hada... c walidin, xu (ouders, broer) 4 hadik..., u hadi... d suq, zenqa (markt, straat) 5 hadik..., u hada... e m a, a el (vrouw, man) 6 haduk..., u hada... f zenqa, umubil (straat, auto) 7 hadak..., u haduk... g a, kursi (huis, stoel) 8 hadi..., u hadak... h ktab, drari (boek, kinderen) Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 2 van 6

1 dak, u had... a l-walidin, le-ktub (ouders, boeken) 2 dik..., u had... b - a, d-drari (huis, kinderen) 3 dik..., u duk... c z-zenqa, s-suq (straat,markt) 4 had..., u had... d l-weld, - a el (jongen, man) 5 duk..., u duk... e l-amriki, l-meß i (Amerikaan, Egyptenaar) 6 had..., u duk... f l-ma, l-kas (water, glas) 7 dak..., u dik... g le-ktub, d-drari (boeken, kinderen) 8 duk..., u dik... h s-sa$udiyin, t-tunsiya (Saoediërs, Tunesische) 9 had..., u dak... i - a el, le-m a (man, vrouw) Oefening 3 Maak zinnen zoals het voorbeeld. Gebruik een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord uit de tabel. Let op de vervoeging. voorbeeld bent + sġi : l-bent ßġi a. Het meisje is klein. nqi mwessex me lul mesdud wi zwin ldid schoon vuil geopend dicht lang mooi, leuk lekker xubz nqi e biya kbir kas wi sġi bent mdina mwessex a kelb mezyan fe an me lul bit ktab bab mesdud zwin m a mesdud ldid weld Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 3 van 6

Oefening 4 Geef de juiste vorm in het Marokkaans van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat. 1 e biya (klein) 2 a (schoon) 3 mekteb (gesloten) 4 ktab (mooi) 5 m a (Nederlands) 6 bab (gesloten) 7 bent (Marokkaans) 8 xubz (goed) 9 mdina (groot) 10 magana (leuk) 11 bit (dicht) 12 me aßa (vies) 13 bab (open) 14 zenqa (lang) 15 kursi (groot) 16 a el (goed) Oefening 5 Maak zinnen van de woordcombinaties van oefening 4. Maak de zinnen daarna ontkennend met ma-çi. Volg het voorbeeld. voorbeeld - e biya ß i a. - e biya ma-çi ßġi a. Het tapijt is (niet) klein. 1 2 3 4 5 6 7 8 Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 4 van 6

9 10 11 12 13 14 15 16 Oefening 6 Bekijk nog eens de grammaticaonderdelen 3.5 en 3.6. Vul dan de juiste persoonsachtervoegsels in. voorbeeld le-ktab dyal-i mijn boek (letterlijk: het boek van mij) 1 l-mu$ellim dyal- haar onderwijzer 2 l-muderris dyal weld- de leraar van mijn zoon 3 hiya bent-. Zij is onze dochter. 4 walidi- f- a dyal-. Jullie ouders zijn in haar huis. 5 l-kursi da-. De stoel staat naast je. 6 çnu smiyt-? Hoe heten zij? 7 xu- m uwwe. Mijn broer is getrouwd. 8 fayn xal-? Waar is zijn oom? 9 xalt- f-le-mdina. Mijn tante is in de stad. 10 $end- bezzaf dyal d-drari. Zij hebben veel kinderen. 11 $end- bezzaf dyal le-ktub. Wij hebben veel boeken. 12 weld- m i. Zijn zoon is ziek. 13 ma kayen muçkil bin- u bin-. Er is geen probleem tussen mij en jou. 14 waç a el- Me ibi? Is haar man Marokkaans? 15 had s-stilu ma-çi dyal- a xu-! Deze pen is niet van jou, joh (mijn broer)! 16 xu- ani. Mijn broer is rijk. 17 çuf quddam-! Kijk voor je! 18 wedni- kbar. Jullie oren zijn klein. 19 walidi- ß a. Mijn ouders zijn Nederlands Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 5 van 6

20 waç a el- Amriki? Is jouw man Amerikaan? 21 le-wlad dyal- u dyal- jouw en mijn kinderen 22 xt- f-le-mdina. Mijn zus is in de stad. 23 wedni- ß a. Mijn oren zijn klein. 24 $eyni- kbar. Haar ogen zijn groot. 25 iddi- zwinin. Jouw handen zijn mooi. 26 le-byut dyal- mezyanin. Onze kamers zijn goed. 27 $end- blad sxuna. Jullie hebben een warm land. Oefeningen bij Basiscursus Marokkaans-Arabisch les 3 6 van 6