Onderwerp: Richtnota bouwen en verkavelen. Gemeenteraad van 25 september 2008 Toepassing en inhoud Deze richtnota is van toepassing op elke aanvraag stedenbouwkundige vergunning of aanvraag tot verkavelen op het grondgebied van de gemeente Evergem. Definities Meergezinswoning : een gebouw, dat meer dan één wooneenheid omvat, met uitzondering van bejaardentehuizen, seniories, serviceflats, verpleeginrichtingen, kloosters, hotels en internaten. woongebouw: elk gebouw dat één of meer woonentiteiten bevat woonentiteit : lokaal of geheel van aansluitende lokalen, hoofdzakelijk bestemd voor de huisvesting van een persoon of een groep van samenlevende personen. worden niet beschouwd als woonentiteiten : entiteiten die deel uitmaken van toeristische accommodaties of van collectieve verblijfsaccomodaties, zoals de tehuizen voor bejaarden, de verpleeginrichtingen, de kazernes, de internaten, verblijfsaccomodatie voor studenten opgericht door erkende onderwijsinstellingen, de kloosters, de opvangcentra, de gevangenissen, Een kamerwoning, zoals hieronder omschreven, wordt evenmin beschouwd als een woonentiteit. eengezinswoning : elk gebouw bestaande uit één woonentiteit, waarbij de woonentiteit samenvalt met het volledige gebouw. Wordt ook beschouwd als een eengezinswoning : een gebouw met een nevenfunctie. nieuwe meergezinswoning: de meergezinswoning die bekomen wordt door nieuwbouw (al dan niet na slopen van een of meer bestaande gebouwen), door verbouwing, opdelen, samenvoeging, of functiewijziging (of een combinatie hiervan) van een of meer bestaande gebouwen. kamer : woonentiteit, die door de eigenaar (of houder van een zakelijk recht op het woongebouw) bestemd is om verhuurd of ter beschikking gesteld te worden én waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken - wc, - bad/douche, - kookgelegenheid, én waarbij de bewoners voor de ontbrekende voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimtes in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woonentiteit deel uitmaakt. kamerwoning: elk gebouw waarin minimum één kamer, zoals hiervoor omschreven, aanwezig is, ongeacht of er andere functies en/of woonentiteiten in het gebouw aanwezig zijn. studio : woonentiteit waarin alle leeffuncties geïntegreerd zijn in één ruimte, behoudens het sanitair voor eigen gebruik, dat eventueel voorzien is in een aangrenzende aparte ruimte. appartement : woonentiteit waarin alle leeffuncties verdeeld zijn over verschillende ruimtes. totale vloeroppervlakte van een woongebouw : de som van de horizontale vloeroppervlakte van elke bouwlaag. De omtrek van een horizontale vloeroppervlakte wordt gevormd door de binnenkant van de muren of de vergelijkbare bouwdelen, die het gebouw begrenzen. Worden - bij meergezinswoningen - niet in rekening gebracht: zolders en kelders die niet voor bewoning kunnen worden ingericht, rekening houdend met de minimum vloeroppervlaktes totale vloeroppervlakte van een woonentiteit: de horizontale vloeroppervlakte van het lokaal of de som van de horizontale vloeroppervlaktes van het geheel van aansluitende lokalen. De omtrek van een horizontale vloeroppervlakte wordt gevormd door de binnenkant van de muren of de vergelijkbare bouwdelen, die de woonentiteit begrenzen. buitenruimte : private ruimte in open lucht die: - minimum 20 m2 groot is, 1
- zich situeert op de begane grond, - één aaneensluitend geheel vormt, - niet uitsluitend gelegen is aan de straatzijde van de woning. Bouwen Algemeen Hoofdstuk 1 Bouwen 1. Wonen 1.1.Hoofdgebouw 1.1.1. bouwvrije stroken De bouwvrije zijstrook bedraagt 0 meter (bij koppelbouw) of minstens 3 meter ingeval het om een kopwoning gaat. De achteruitbouwstrook bedraagt 0 meter (bouwen op de rooilijn) of minstens 3 meter en ter hoogte van de garages minstens 5 meter. De tuinstrook bedraagt minstens 8 meter. Met betrekking tot deze laatste kan slechts in uitzonderlijke gevallen afgeweken en gemotiveerd afgeweken worden. 1.1.2. bouwhoogte. De bouwhoogte zal vastgelegd worden aan een op te maken gabarietenplan. 1.1.3. bouwdiepte De bouwdiepte van het hoofdgebouw is op de verdieping beperkt tot 12 meter. Op voldoende brede percelen kan worden toegelaten dat de bouwdiepte 15 meter bedraagt doch in dat geval wordt een bouwvrije zijstrook voor deze uitbouw bepaald aan de hand van de 45 regel. 1.1.4. dakuitbouwen Dakuitbouwen worden toegestaan tot 50% van de gevelbreedte en op minstens 0,60 cm van de perceelsgrens. 1.1.5. uitsprongen op de rooilijn Dit artikel is enkel van toepassing op constructieve elementen van een gebouw die uitspringen op de rooilijn ten opzichte van het gevelvlak, al dan niet over de volledige breedte van de gevel, waarbij de binnenruimte van dat gebouw vergroot wordt. Tot op een hoogte van 2,50 m boven het peil van het trottoirpad of van de openbare weg mogen geen constructieve elementen uitspringen voorbij de rooilijn. 2
Boven deze hoogte mogen constructieve elementen maximum 60 cm uitspringen voorbij de rooilijn, en moeten zij minimum 60 cm (horizontaal gemeten) van de trottoirrand verwijderd blijven. Bij aaneengesloten bebouwing moeten de constructieve elementen die uitspringen voorbij de rooilijn, 60 cm van de zijdelingse perceelsgrenzen verwijderd blijven. Deze constructieve elementen dienen beperkt te blijven tot maximaal de helft van de gevelbreedte. De afwatering van deze uitsprongen mag niet rechtstreeks op het openbaar domein gebeuren doch dient te gebeuren via het afvoerstelsel van het gebouw. 1.1.6. mandelige muren Nieuwbouwmuren die bestemd zijn om scheidsmuren te worden, moeten opgetrokken worden in twee bladen metselwerk. De as van de spouw wordt vastgelegd op de perceelsgrens. De eigenaar van het eerste spouwblad bouwt zo mogelijk tegelijk met het eerste ook het tweede. 1.1.7. gevelmuren De gevelmuren die tegen de rooilijn worden opgetrokken, moeten onder het trottoirpeil een diepte hebben van ten minste 1,50 m, zodat er zonder gevaar voor de stabiliteit van het gebouw uitgravingen op de openbare weg kunnen worden verricht tot op deze diepte. 1.2. Tuinstrook 1.2.1. bouwvrije stroken De bouwvrije zijstroken voor tuingebouwen bedraagt 2 meter. Hierop kan van afgeweken worden mits schriftelijk akkoord van de aanpalende eigenaar. Deze gebouwen kunnen dan opgericht worden op 1 meter van de perceelsgrens of op de perceelsgrens. In Dit laatste geval dient de muur op de perceelsgrens mandeling te zijn en opgericht te worden in overneembare materialen. 1.2.2.mandelige muren Zie 1.1.6 1.2.3. bouwhoogte De kroonlijsthoogte van tuingebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter. Bijgebouwen kunnen afwerkt worden met een plat of hellend dak. 1.2.4. tweede bouwzone Het bouwen in tweede bouwzone is een uitzondering die enkel toegestaan wordt op voldoende grote percelen (ongeveer 1500m 2 ) en waarbij de bouwvrije zijstroken minstens 8 meter bedragen. Het perceel dient over een volwaardige toegang tot de openbare weg te beschikken. Het dient te gaan om een ééngezinswoning waarbij alle functies in het hoofdgebouw worden voorzien. De woning mag enkel bestaan uit een gelijkvloerse verdieping eventueel met een zadeldak. In de tuinzone wordt enkel tuinaccomodatie (zwembad, speeltuigen, ) en een afzonderlijk tuinhuis tot max. 10m 2 toegestaan. Meergezinswoningen Hoofdstuk 2 Meergezinswoningen 2.1. private buitenruimte Elke woonentiteit in nieuwe meergezinswoning dient over een private buitenruimte te beschikken die rechtstreeks toegankelijk is vanuit de woonentiteit. Elke woonentiteit, gesitueerd op de verdieping, dient over een privaat terras te beschikken. Het ontwerp dient de privacy van aangrenzende woonentiteiten maximaal te beschermen. 2.2. bergruimte voor fietsen, 3
Iedere meergezinswoning moet beschikken over een afzonderlijke gemeenschappelijke bergruimte voor minstens evenveel fietsen als er woonentiteiten zijn of over een individuele bergruimte per woonentiteit. De gemeenschappelijke bergruimte voor fietsen moet vanaf de openbare weg goed toegankelijk zijn en bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke circulatieruimte. De gemeenschappelijke bergruimte voor fietsen moet een minimum oppervlakte van 2 m 2 per woonentiteit bezitten. De individuele bergingen dienen een minimum oppervlakte te hebben van 3 m 2. 2.3. Parkeren Elke woonentiteit dient over één garage,carport, parkeerplaats op privaat domein te beschikken. 2.4. Stortkoker Zowel bij nieuwbouw van een meergezinswoning, al dan niet na slopen, als bij verbouwing van of tot een meergezinswoning, is het verboden stortkokers te voorzien. 2.5. Kamer - kamerwoning De minimum totale vloeroppervlakte van een kamer bedraagt 12 m 2. Per voorziening (een kookruimte, bad/douche of wc) die toegevoegd wordt in de kamer bedraagt de minimum totale vloeroppervlakte 3 m 2 meer. Bij gebrek aan een kookruimte in minstens één kamer, moet de kamerwoning beschikken over een gemeenschappelijke keuken met een minimum vloeroppervlakte van 8 m 2. Bij gebrek aan een wc in minstens één kamer, moet de kamerwoning per begonnen groep van vier kamers zonder wc, beschikken over één wc. Bij gebrek aan een douche/bad in minstens één kamer, moet de kamerwoning per begonnen groep van vier kamers zonder een douche/bad, beschikken over één badkamer of doucheruimte. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van een kamer mag bij nieuwbouw niet lager zijn dan 2,50m, behoudens voor dat deel van de kamer dat de opgelegde minimum totale vloeroppervlakte overtreft. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de keuken mag bij nieuwbouw niet lager zijn dan 2,50 m behoudens voor dat deel van de keuken dat de opgelegde minimum vloeroppervlakte overtreft. 2.6. Studio De minimum totale vloeroppervlakte van een studio bedraagt 30 m 2. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de studio mag niet lager zijn dan 2,50 m behoudens voor dat deel van de studio dat de opgelegde minimum totale vloeroppervlakte overtreft. Elke studio dient te beschikken over één wc en over een sanitaire cel met douche of bad. 2.7. Appartement De minimum vloeroppervlakte van de woonkamer in een appartement bedraagt 14 m 2, indien een afzonderlijke keuken aanwezig is, en 18 m 2 indien dat niet zo is. Indien een afzonderlijke keuken aanwezig is, moet deze een minimum vloeroppervlakte hebben van 6 m 2. Een meergezinswoning moet minstens één slaapkamer bezitten met een minimum vloeroppervlakte van 10 m 2. De minimum vloeroppervlakte van eventuele overige slaapkamers bedraagt 6,5 m 2. De vrije hoogte tussen de vloer en het plafond van de woonkamer, de keuken en de slaapkamer mag niet lager zijn dan 2,50 m, behoudens voor dat deel van het lokaal dat de opgelegde minimum vloeroppervlakte overtreft. Elke appartement dient te beschikken over één wc en over een sanitaire cel met douche of bad. 2.8. Natuurlijke verlichting Een kamer en een studio moeten daglicht ontvangen. In een meergezinswoning moeten de woonkamer, de keuken en de slaapkamer daglicht ontvangen. De opening voor ontvangst van natuurlijke verlichting dient minstens 1m 2 te bedragen. 4
Worden niet meegerekend : de daglichten in een scheidingsmuur, de vensters of openingen die uitgeven op een overdekte ruimte, zelfs wanneer het dak ervan het daglicht laat binnendringen. Het plafond van een kelder die gebruikt wordt als woonkamer, keuken of slaapkamer van een eengezinswoning of van een appartement, of die gebruikt wordt als kamer of als studio, moet steeds minimum 1m boven het maaiveld gelegen zijn. 2.9. Bereikbaarheid van woonentiteiten Elke woonentiteit moet rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf de openbare weg. Met rechtstreeks toegankelijk wordt bedoeld dat de woonentiteit vanaf de openbare weg kan betreden worden via een circulatieruimte (binnen of buiten het gebouw) die geen deel uitmaakt van een andere woonentiteit. De toegang mag niet uitsluitend gebeuren via een afgesloten autobergplaats. 2.10. architecturale kwaliteit De nieuwe meergezinswoningen moeten beantwoorden aan het karakter, de schaal en het gangbare materiaalgebruik binnen de gemeente. Bij grotere bouwprojecten dient steeds een visualisatie (3D-tekening gevoegd) bij de aanvraag stedenbouwkundige vergunning zodat de vergunningverlenende overheid zich beter een beeld kan vormen over de inpasbaarheid en belevingswaarde het geplande project. 2.11. Akoestiek De wanden, vloeren, plafonds van de wooneenheden binnen een meergezinswoning dienen zodanig ontworpen en uitgevoerd te worden dat het gebruik van de woongelegenheid geen geluidshinder veroorzaakt in de aanpalende woongelegenheden. Parkeren Hoofdstuk 3 Parkeren 3.1. Parkeerplaatsen voor personen met een handicap Van zodra een parkeerruimte op privaat domein wordt aangelegd met 10 of meer parkeerplaatsen, moet minstens 3% van de plaatsen, met een absoluut minimum van 1 plaats, worden ingericht met minimumafmetingen van 3,5 m breed en 5 m lang. 3.2. Verplichte aanleg parkeervoorzieningen Zie 2.2. 3.3. Streefcijfers voor andere functies 1 parkeerplaats per 3 woningen/kamers in verzorgingsinstellingen en rusthuizen. 1 parkeerplaats per 3 hotelkamers in hotels 1 parkeerplaats per schijf van 10 zitplaatsen in culturele centra, schouwburgen, bioscopen 1 parkeerplaats per 50 m 2 vloeroppervlakte in sportzalen 1 parkeerplaats per schijf van 100m 2 bedrijfsoppervlakte 1 parkeerplaats per schijf van 75 m 2 kantooroppervlakte Overige bepalingen Hoofdstuk 4 Overige bepalingen 4.1. Afvoerkanalen Verbrandingsgassen van verwarmingstoestellen (met uitzondering van de toestellen die werken op aardgas) enerzijds, en lucht of dampen afkomstig uit bedrijfs- en horecaruimtes waarin eetwaren bereid worden anderzijds, moeten afgevoerd worden via aparte daartoe bestemde kanalen, die moeten uitmonden in de open lucht. De uitlaat moet zo geplaatst worden dat de hinder voor de omwonenden maximaal wordt beperkt. Minstens moet de uitlaat van die kanalen zich situeren boven de kroonlijst van het dak van het eigen gebouw, en in ieder geval twee meter boven de bovenrand van alle deur-, venster- en ventilatieopeningen die zich bevinden binnen een straal van 4 m, horizontaal gemeten vanaf de uitlaat van het afvoerkanaal. 5
4.2. Garage en garagepoorten Een garage mag niet rechtstreeks uitgeven op een kamer, studio of appartement. Een garage van een eengezinswoning mag niet rechtstreeks uitgeven op een keuken, woonkamer, badkamer of slaapkamer. Het is verboden een garagepoort te plaatsen in de voorgevel van een gebouw dat deel uitmaakt van een gesloten gevelrij, wanneer de breedte van het perceel, gemeten op de grens met de openbare weg, smaller is dan 6 meter. 4.3. Rechtstreekse toegang tot elke functie in gebouwen met meer dan één functie Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, van een gebouw waar meer dan één functie (behalve een nevenfunctie) wordt voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn zonder dat een andere functie moet betreden worden. Bij verbouwingen van het gelijkvloers van een gebouw waarin meer dan één functie aanwezig is of wordt voorzien, moet elke functie bereikbaar zijn of gemaakt worden zonder dat een andere functie moet betreden worden. Deze verplichting geldt enkel bij verbouwingen die tot gevolg hebben dat de indeling van het gelijkvloers kan worden aangepast. De verplichting vervalt - zowel bij nieuwbouw als bij verbouwingen - indien de gevelbreedte van het gebouw, op de rooilijn gemeten, minder dan 5 meter bedraagt. 4.4. Bereikbaarheid van bovenverdiepingen Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en verbouwing moet de bereikbaarheid van iedere bouwlaag van het gebouw via een vaste trap verzekerd zijn. 4.5. Rioolstelstel, putten 4.5.1. Gescheiden afvoerstelsels voor afval- en hemelwater 4.5.1.1. Verplichting tot aanleg van een gescheiden afvoerstelsel Bij nieuwbouw, al dan niet na slopen, en bij verbouwingen waarbij het afvoerstelsel van afval- en hemelwater aangepast wordt, is de bouwheer verplicht een privaat gescheiden afvoerstelsel voor afvalwater en hemelwater te voorzien. 4.5.1.2. Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor afvalwater Het privaat afvoerstelsel voor afvalwater moet rechtstreeks - via het eigen perceel - uitmonden in het openbare rioolstelsel, indien het perceel grenst aan het openbaar domein waarin een openbare riool aanwezig is. 4.5.1.3. Lozingspunt op het openbaar domein van het afvoerstelsel voor hemelwater Het privaat afvoerstelsel voor hemelwater moet - in de mate dat het hemelwater niet wordt geïnfiltreerd op het eigen perceel in toepassing van artikel 14 - op het openbaar domein uitmonden in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voorhemelwater. Indien dit niet mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de gescheiden openbare riool voor de afvoer van hemelwater. Indien dit evenmin mogelijk is, moet het privaat afvoerstelsel voor hemelwater uitmonden in de (nog niet gescheiden) openbare riool. 4.5.2. Individuele voorbehandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) In gebieden zonder openbaar rioolstelsel, en in gebieden met een openbaar rioolstelsel voor afvalwater dat niet aangesloten is op een waterzuiveringsinstallatie, moet een IBA geplaatst worden. Beerputten zijn verboden. In gebieden met een openbaar rioolstelsel voor afvalwater dat wel aangesloten is op een waterzuiveringsinstallatie, moet een vloeibaarmaker (septische put) geplaatst worden. De vergunningverlenende overheid kan echter de plaatsing van een IBA opleggen, indien het bestaande openbaar rioolstelsel niet geschikt is voor de afvoer van faecaliën naar de waterzuiveringsinstallatie. De wanden van een septische put mogen niet dienen tot het grondvesten van gebouwen. Milieuvriendelijk (ver)bouwen - gratis advies Om de bewoners van Evergem de mogelijkheid te geven advies in te winnen, is er een akkoord afgesloten met de MilieuAdviesWinkel in Gent. Evergemse bouwers en verbouwers kunnen daar gratis bouwadvies krijgen van een architect. Een uur advies kost normaal 35 euro (exclusief BTW). Die uren worden vanaf maandag 2 april 2007 gratis ter beschikking gesteld van de Evergemse bewoners. 6
Bewoners kunnen dan drie uur lang voor bouwadvies naar de MilieuAdviesWinkel in Gent. De gemeente betaalt enkel de uurprijs als er inwoners van Evergem zijn langs gekomen. Folder In de infozuilen in alle gemeentelijke gebouwen vind je een folder over het gratis advies dat inwoners van Evergem kunnen inwinnen bij de MilieuAdviesWinkel. In de folder vind je ookeen strookje dat je dient in te vullen en af te geven bij het bezoek aan de MilieuAdviesWinkel. Info MilieuAdviesWinkel, Koningin Maria-Hendrikaplein 5-6, 9000 Gent, tel. 09 242 87 59, fax 09 242 87 51, info@milieuadvieswinkel.be Verkavelen Hoofdstuk 5 Verkavelen 1. Zaak der Wegen 1.1. Rooilijnen De afstand tussen de rooilijnen in een nieuw aan te leggen weg bedraagt minimum 8,50 meter. Hiervan kan eventueel afgeweken worden (verbreden) indien blijkt dat de nieuwe weg een doorgangsfunctie zal hebben of in functie van aan te leggen parkeervakken of versmald worden indien gekozen wordt voor éénrichtingsverkeer of indien het onmogelijk is om op een andere manier het gebied te ontsluiten. Eénrichtingsverkeer wordt zoveel mogelijk vermeden. 1.2. Riolering/afwatering In de nieuwe verkaveling dient de verkavelaar de riolering aan te leggen conform de beslissing van de gemeenteraad terzake. De afvalwaters en oppervlaktewaters dienen gescheiden te worden afgevoerd. Elke woning dient voorzien te zijn van de nodige huisaansluitputjes. In samenspraak met de dienst gemeentewerken van de gemeente Evergem dient bij elk dossier de mogelijkheid te worden onderzocht om de afvalwaters gescheiden af te voeren. Indien de mogelijkheid bestaat om, zonder kosten voor het gemeentebestuur t.g.v. extra werken aan het oppervlaktenet; de afvalwaters onmiddellijk gescheiden af te voeren dient hiervoor de nodige infrastructuur (afvoerleidingen en huisaansluitputjes) te worden aangelegd door de verkavelaar. Indien er natuurlijke infrastructuur van grachten aanwezig is zal bij voorkeur daarmede rekening worden gehouden. Inzake buffering van de oppervlaktewaters dient voldaan te worden aan de watertoets. Indien het regenwater van de particuliere woningen geinfiltreerd kan worden op eigen terrein dmv infiltratiebakken of andere. wordt er geen huisaansluitputje voorzien voor RWA, tenzij kan worden aangetoond dat men niet kan infiltreren in de ondergrond. Dit gebeurd door middel van een attest van een erkend labo. Het regenwater van de rijweg dient te worden gebufferd en indien mogelijk ook geinfiltreerd. In verkavelingen die niet aangesloten zijn of niet binnen de 5 jaar gaan aangesloten worden op het RWZI dient elke woning te worden voorzien van een voorzuiveringsinstallatie. Elke woning dient voorzien te zijn van een regenput van minstens 5000 liter. 1.3. Wegenis Binnen de geplande verkaveling dienen om de 60 à 70 meter de rechtstanden gebroken te worden en dienen zoveel mogelijk voet- en fietsverbindingen te worden gecreërd. 7
1.3.1. Weg De nieuwe wegen zijn 5,5 meter breed (inclusief greppel boordstenen niet inbegrepen). De wegenis kan enkel versmald worden in functie van het invoeren van éénrichtingsverkeer of wanneer de keuze moet gemaakt worden voor de aanleg van parkeerplaatsen op het openbaar domein. In dit laatste geval krijgt de aanleg van parkeerplaatsen de voorrang. Goten en boordstenen vormen één geheel en dienen uitgevoerd te worden in beton. De wegenis zelf dient te worden uitgevoerd in rood-bruine betonstraatstenen. Enkel indien de weg een doorgangsfunctie krijgt kan een andere materiaalkeuze toegestaan worden. 1.3.2. Voetpaden De zoomwegen worden minstens aan één zijde ingericht met een voetpad. Deze voetpaden worden aangelegd met grijze betonstraatstenen in de maat 20*20*8 op een magere betonverharding. Er dient rekening gehouden te worden met de looplijnen in de verkavelingen. Deze voetpaden dienen te worden aangelegd in de zoomwegen (over de volledige breedte van de zoomweg (1,5 meter breed). 1.3.3. Parkeren op openbaardomein Er dient op het openbaar domein minstens 1 parkeerplaats per 2 woningen worden aangelegd. De aanleg gebeurd bij voorkeur langs de weg waarbij rekening gehouden wordt met de opritten. Deze laatste worden zoveel als mogelijk reeds voorzien op het verkavelingsplan. 1.4. Groenvoorzieningen 1.4.1. straatbeplanting Er dienen straatbomen te worden voorzien. Deze worden bij voorkeur geplaatst bij verkeerstechnische ingrepen of op pleintjes. Hierbij wordt gestreefd om één boom te plaatsen per 10 meter lopende weg. 1.4.2. openbare groen- en nutszone Bij elke nieuwe verkaveling dient een openbare groen- en nutszone te worden voorzien van 5% van de netto oppervlakte van de bouwloten. Deze zone dient te worden ingericht met bosplantsoen en grasvlakte.bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de afwatering met deze zones (drainage, afwateringsgrachten,...). Alle groenzones dienen te worden ingericht conform de richtlijnen van de gemeente. Hierbij zal gestreefd worden naar een samenhang van beplanting binnen de gemeente. Bij kleinere verkavelingen (verkavelingen van minder dan 2 ha bruto oppervlakte), of op gemotiveerde vraag van de verkavelaar of om redenen van een goede ruimtelijke ordening kan de gemeente hiervan afwijken en in verhouding tot de gerealiseerde verkaveling een geldbedrag vragen dat gebruikt zal worden door de gemeente voor de aanleg van grotere groenpartijen in de gemeente. Dit bedrag wordt berekend aan de hand van de 5% regel waar de bekomen oppervlakte vermenigvuldigd wordt met 150,-/m 2 voor de verkavelingen die aan de westzijde liggen van de R4 en met 100,- /m 2 voor die verkavelingen die aan de oostzijde liggen. 1.5. Verkeerssignalisatie De verkeerssignalisatie dient te worden geplaatst in samenspraak met de dienst gemeentewerken en op kosten van de verkavelaar. 1.6. Andere nutsvoorzieningen Alle nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, gas, telefoon, TV- en FM distributie, openbare verlichting) zijn ten laste van de verkavelaar. 8
Op het verkavelingsplan wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de inplanting van de openbare verlichtingspalen. Daarnaast wordt eveneens een zone voorzien voor het plaatsen van een elektriciteitscabine. 2. Formaliteiten/vergunningen 2.1. Verbintenis gratis grondafstand Bij de verkavelingsaanvraag dient een verbintenis van kostloze overdracht wegzate, infrastructuur en groenvoorzieningen te worden gevoegd. Deze verbintenis dient te worden ondertekend door alle betrokken eigenaars. 2.2. Machtigingen De verkavelaar dient, indien nodig, volgende machtigingen aan te vragen : - afschaffing, wijziging buurtwegen. - overwelven, dempen, verplaatsen van waterlopen. - machtiging uitvoering technische werken. 3. Stedebouwkundige voorschriften Het ontwerp van stedenbouwkundige voorschriften dient voorafgaandelijk,digitaal, te worden voorgelegd aan de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente. 4. Woondichtheid/typologie woningen Dichtheid Met betrekking tot de dichtheid die moet realiseerd worden gelden voor de in te dienen projecten volgende regels : Buitengebied : Hier dient binnen het te verkavelen gebied minstens 15 woningen/ha gerealiseerd te worden. De maximale dichtheid van het project mag maximaal 25 woningen/ha bedragen. Randstedelijk woongebied Hier dient binnen het te verkavelen gebied minstens 25 woningen/ha, tenzij in het bestemmingsplan een lagere dichtheid toegelaten wordt, gerealiseerd te worden. De maximale dichtheid van het project mag maximaal 35 woningen/ha bedragen. Om de nodige garantie te krijgen dat de woondichtheid aanvaardbaar blijft mag de woondichtheid van de omgeving waarbinnen het project ingepast wordt maximaal 10% meer bedragen van de minimum dichtheid voorzien in deze zone meer bepaald voor het buitengebied betreft het maximaal 16,5 woningen/ha en voor wat betreft het grootstedelijk gebied maximaal 27,5 woningen/ha. Voor de afbakening van de woonomgeving, waarbinnen deze dichtheden moeten berekend worden, zal door de gemeente een zone afgebakend worden waarbij rekening zal gehouden worden met aantal duidelijk herkenbare grenzen zoals bestaande wegen, waterlopen, infrastructuur, zone-grenzen van bestemmingsplans,. Bij de berekening dienen voor de niet bebouwde delen dezelfde dichtheden in aanmerking genomen te worden dan deze zoals voorzien in het voorgelegde project. Typologie Elke verkaveling dient een mix van verschillende woontypologiën (bestemd voor verschillende doelgroepen) na te streven. Het College van Burgemeester en Schepenen zal hierover waken. 5. Sociale woningen 9
In afwachting van een decretale regeling zoals zal vastgelegd worden in het nieuw decreet ruimtelijke ordening wordt ernaar gestreefd dat in elke verkaveling van 2 ha of meer minstens 15% van de oppervlakte van de bouwkavels voorbehouden wordt voor sociale woningbouw. Het college kan, enkel na advies van de sociale huisvestingsmaatschappijen, op gemotiveerde aanvraag van de verkavelaar afwijken van deze verplichting. Dienstgegevens Datum 9 september 2008 Van Jan Grawet Contact Tel. 09/216.05.50 Fax 09/253.74.89 E-mail ruimtelijke.ordening@evergem.be Kenmerk Prom/874.1/JG/08/Richtnota_definitief 10