2012 Evaluaties Milou Visser Iselinge Hogeschool
Evaluatie rekenles bingo Aantal leerlingen: 6 leerlingen hebben het spel bingo gespeeld. Groep: 2 Ik startte de les met een inleiding over het spel bingo. De leerlingen kregen een speelkaart en het spel begon. De eerste kaart hebben we samen nagekeken. Y. had nummer 6, ik stelde de vraag: wat mag je nu doen? Ze vertaalde haar handelingen en legde het fiche op nummer 6. Zo speelde we dit een aantal keren. Na 4 kaartjes kwam er een dilemma ter tafel: als twee kinderen allebei het goede cijfer hebben, wie mag er dan een fiche? Al snel kwamen erachter dat beide kinderen gewoon een fiche mochten pakken. Er was een leerling die moeite had met de cijfers 6 en 9. Als leerkracht is het van belang dit goede in de gaten te houden. De leerlingen hebben het spel erg goed meegespeeld. Sommige hadden moeite met het overzien van de getallen in het speelvlak maar naar mate het spel vorderde kreeg het spel een vloeiende lijn en kon er ook vlot doorgespeeld worden. Het verschil tussen 6 en 9 moet goed aangegeven worden, sommige leerlingen hadden hier nog moeite mee. Het is een geluksspel, de leerlingen krijgen inzicht in eerlijk spelen, het is maar een spelletje en er kan ook vals gespeeld worden. Leerlingen zien bij cijfersymbolen direct welke hoeveelheid het is, bij de andere structuren wordt er echter steeds opnieuw geteld. wellicht aandacht besteden
2. Evaluatieles duo en trio De hele klas kringactiviteit De leerlingen zaten in de kring en kregen van de leerkracht een kaart. Het begrip buurgetallen werd nog een uitgelegd. Daarna werd er in stilte gezocht naar de juiste duo s. De les verliep prima, alle kinderen deden precies wat er gedaan moest worden. Daardoor zijn er weinig opmerkingen te plaatsen. een tip voor de volgende keer, belangrijkste punten Wellicht de les uitvoeren met alleen groep 1 en alleen groep 2. Er zal dan beter te zien zijn of de leerlingen van groep 1 ook goed begrijpen wat er bedoeld wordt buurgetallen.
Evaluatie rekenles SOT de hoogste kaart 3. Aantal leerlingen: 4 leerlingen spelen het spel de hoogste kaart. Groep: 2 Er is een uitleg gegeven over hoe het spel gespeeld wordt. Elke leerling krijgt een stapeltje kaarten met cijfersymbolen, dominostructuren, en eierdoosstructuren.(de kaarten worden nog niet bekeken) De leerlingen legden tegelijk hun eerste kaart op. Deze bekeken we vervolgens. Sommige leerlingen kwamen direct tot de conclusie welke kaart het meest/ hoogst was. Er zat echter tijdens deze eerste ronde al een probleem in, twee kinderen legden een kaart op met beide het aantal 5. Een leerling had het cijfersymbool 5, de andere leerling een dominostructuur. Het duurde bij sommige leerlingen lang voor dat ze zagen dat het even veel was en niet elke leerling was direct in staat tot een oplossing te komen. Het was zelfs even lastig. We bedachten diverse oplossingen: Een leerling krijgt alle kaarten, de andere krijgt niets. Ze kwamen al snel tot de conclusie dat dit helemaal niet eerlijk is. Elke leerling krijgt twee kaarten, dat is wel eerlijk want 2 en 2 is evenveel De kaarten houdt de juf bij zich, dat is de stapel die niet eerlijk was Iedereen houdt zijn eigen kaart, maar dat is niet het doel van het spel Met hulp van de leerkracht werd er gekozen voor de tweede oplossing. De leerlingen die een lage hoeveelheid hebben moeten direct te maken krijgen met nadelen van het spel en de pechkaarten. Een aantal ronden later kregen we het zelfde dilemma voorgelegd. Twee leerlingen hadden de hoeveelheid 8. Er was echter een oplettende leerling die het volgende zei: maar wie krijgt dat welke kaart van de andere leerlingen? Dat is 3 en 4 en 3 is minder dus wel een beetje een pechkaart. 4 is ook niet veel maar wel meer dat 3. We hebben er uiteindelijk voor gekozen om het kaartje te innen van de leerling die naast je zit. Dat is de meest eerlijke oplossing. Inzicht en groeiend getalbegrip Tevens was duidelijk te zien naarmate het spel vorderde, dat de leerlingen steeds meer inzicht kregen in wat de hoogste kaart was, en noemden de kaarten met de hoeveelheid 1,2,3 en 4 al snel de pechkaarten. De leerlingen speelden het spel steeds sneller en trokken zelf al conclusies: ik denk dat Roos gaat winnen want zij heeft al heel vaak de hoogste kaart gehad ik ga niet winnen want ik heb alleen maar pechkaarten Er was, naarmate de leerlingen het spel langer speelden, nog een opmerkelijk aspect opgevallen. Minstens 3 leerlingen probeerden kaarten te bekijken, schoven andere kaarten naar boven en dachten stiekem kaarten te verwisselen. Dit duidde direct op het feit dat de hoeveelheid van het getal of de structuur steeds meer.
Belangrijkste punten samengevat: Inzicht in getallen en getal relaties worden vergroot. Het is een geluksspel, de leerlingen krijgen inzicht in eerlijk spelen, het is maar een spelletje en er kan ook vals gespeeld worden. Leerlingen zien bij cijfersymbolen direct welke hoeveelheid het is, bij de andere structuren wordt er echter steeds opnieuw geteld. wellicht aandacht besteden
4. Evaluatieles wie het meest gooit Meerdere malen uitgevoerd in tweetallen Groep 1: De jongste leerlingen hadden het meeste moeite met het uitvoeren van de handelingen. Daarom heb ik gebruik gemaakt van één dobbelsteen. De leerlingen mochten een aantal keren gooien met de dobbelsteen en de stipjes tellen. De vijf en zes waren daarbij erg lastig te tellen. Daarom oefenden we een aantal keren. Ook het verschil tussen meer en minder was niet direct voor hen zichtbaar. Ze wilden beide graag fiches pakken. Omdat het aantal stippen niet concreet zichtbaar was voor de leerlingen, hebben we blokjes gepakt en het nog eens gelegd. Leerling 1 gooide 3, ze mocht drie blokjes pakken om nog eens te controleren Leerling 2 gooide 4, hij mocht vier blokjes pakken. Met behulp van de blokjes was goed zichtbaar welke hoeveelheid ook meer was, en zo gingen we het spel verder. Groep 2: Zij hadden direct door wat het spel inhield en mochten dan ook met twee dobbelstenen gooien. Het optellen van 5 en 6 was soms lastig, want door de vraag: hoe weet je dat? telden sommige leerlingen nog eens. Daardoor kwamen ze er wel achter dat 5 en 6 altijd 11 is. Net als de leerlingen weten dat 5 en 5 altijd 10 is. De leerlingen spraken wederom van pechcijfers, zoals de 1, 2 en 3. Ze wisten precies wat ze moesten gooien om te kunnen winnen. Groep 1: Het is een lastig spel als het gaat om meer / minder. Dit moet eerst goed toegelicht worden, eventueel eerst een klein spelletje doen met concrete voorwerpen. Groep 2: De leerlingen moet je laten verwoorden wat ze denken, zodat je als leerkracht weet welke denkhandelingen zij uitvoeren.
5. Evaluatie bakjesspel Uitgevoerd met groep 1 in de kleine kring (de les is ter introductie iets anders uitgevoerd, de leerlingen hebben dit spel de rest van de week tijdens de inloop mogen spelen) De leerlingen zaten in een kleine kring, de bakjes op tafel. Daarbij was al direct een klein probleem: voor sommige leerlingen waren de cijfers niet goed zichtbaar. Daarom mochten een aantal leerlingen op de grond gaan zitten. De leerlingen mochten gooien met een grote dobbelsteen. De les verliep prima, het was een korte les, waarbij de leerlingen uitgelegd kregen hoe het spel in zijn werking ging. Tijdens de inloop mochten twee leerlingen dit samen uitvoeren. Er was een tweetal (twee jongens) die het niet uitvoerden zoals uitgelegd was. Gooien met de dobbelsteen was voor hen velen malen leuker, dus daar ben ik bij gaan zitten. Samen hebben we het spel gespeeld, waarna ze later wel met de dobbelsteen mochten gooien. De leerlingen moeten goed zicht hebben op de bakjes, zodat zij alles meekrijgen van de les. Ze zouden afdwalen en het leerstofaanbod niet meer meekrijgen. Als de leerlingen het spel zelfstandig uitvoeren, moet er wel toezicht op zijn.
6. De buschauffeur Uitgevoerd met groep 1 en 2 in de grote kring Een leuk spel die aansloot bij het thema van de week, beroepen. Ik begon de inleiding met een verhaal over een reisje met de klas. In de kring stonden 6 stoelen in het midden. Ik stapte als eerste in de bus, waarna ik twee namen van de leerlingen opnoemden. Zij mochten ook in de bus stappen. Ik vertelde verder dat de bus verder reed en ik benieuwd was hoeveel kinderen er nu in de bus zaten. Ze speelden we het rekenspel met instappen, uitstappen (optellen en aftrekken, eentje meer, eentje minder) Een aantal leerlingen van groep 1 zagen niet in een keer het aantal en mochten dat tellen. Alleen spelen met groep 1. Er is dan beter zichtbaar hoe ver de leerlingen zijn met het tellen en inzien van een hoeveelheid. Groep 2: de leerlingen kunnen dit ook spelen door te tekenen op het bord. Ik heb dit uitgeprobeerd en, het voordeel is dan de hoeveelheden hoger aangenomen kunnen worden.