LES: Vallende sommen 3

Transcriptie

1 LES: Vallende sommen 3 DOEL snel kunnen schatten van de uitkomst van deelsommen, door het toepassen van strategieën; inzien dat deelsommen met kleine deler grotere uitkomsten hebben, en deelsommen met een grote deler kleinere uitkomsten. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad "Groter of kleiner? (zie p. 5) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE 1

2 1. Les deel 1: Groter of kleiner? De kinderen hebben een potlood en gum. U vertelt dat ze even een spelletje gaan spelen. U schrijft op het bord het getal 5. U noemt vervolgens in snel tempo getallen tussen 0 en 5, en tussen 5 en 10. Als het genoemde getal groter is dan 5, dan maken de kinderen zich groot: ze strekken hun armen boven hun hoofd. Als het getal kleiner is dan 5, dan maken ze zich klein, door bijv. (zittend) in elkaar te kruipen. U doet dit met de volgende getallen: 6, 4, 1, 8, 2, 9, 7, 3. U zegt dat het nu een beetje moeilijker wordt, want dat u nu sommen noemt. Het gaat er nu om of het antwoord groter of kleiner dan 5 is (0-5 en 5-10). U noemt de volgende sommen: 8:2, 9:3, 12:2, 18:3, 20:5. U deelt het onderstaand werkblad uit en vertelt dat u nu sommen noemt die de kinderen in het goede vak moeten schrijven. De sommen zijn: 15:5, 16:2, 30:5, 27:9, 27:3. Het antwoord hoeft er niet bij. U houdt een vlot tempo aan. Werkblad Groter of kleiner? U observeert hoe de kinderen werken, Eventueel doet u de eerste som voor op het werkblad op het (digi)bord. 2

3 Na de laatste som legt u het werk stil. Op het (digitale) schoolbord staat hetzelfde werkblad als de kinderen hebben. U geeft de kinderen een beurt om te vertellen in welk vak de sommen moeten staan. Zorg dat aan bod komt: - Hoe wist je in welk vak de som moest komen? - Hoe rekende je de som snel uit? (bijv. door aan de tafelsom te denken, door antwoorden van een tafel snel langs te gaan, ) - Moet je van alle sommen precies het antwoord weten om te weten in welk vak ze moeten? Wat kun je ook doen? (schatten/ongeveer uitrekenen, ) - Schatten, hoe doe je dat? (bijv. 30:3=10, dus 27:3=.., daar in de buurt, dus boven de 5) Vergelijk de verschillende strategieën nog niet, maak de kinderen er alleen van bewust dat deze strategieën er zijn. 2. Speelsessie 1 Dan zegt u dat de kinderen het spel Vallende sommen mogen spelen op de computer (alleen of in tweetallen), waarbij ze snel moeten bepalen in welk vak de som moet vallen. Laat de kinderen zien hoe ze naar de spelletjeswebsite kunnen gaan, door op het digibord of op een computer naar de website te gaan. De leerlingen kunnen eerst op het voorbeeldfilmpje klikken om een filmpje te bekijken waarin wordt uitgelegd hoe het spelletje werkt. Als ze op het plaatje bij het spelletje klikken, kunnen ze het spelletje gaan spelen. Zorg dat de kinderen eerst het voorbeeldfilmpje bekijken: laat het klassikaal zien of individueel. Laat de kinderen 10 minuten het spelletje spelen, alleen of in tweetallen. Afhankelijk van het aantal beschikbare computers spelen de kinderen allemaal tegelijk of om beurten. U hervat de les met de deel 2 als alle kinderen het spelletje hebben gespeeld. 3. Les deel 2 In dit deel wordt het spelletje klassikaal nabesproken. Doel is om het schatten en snel uitrekenen van deelsommen onder de aandacht te brengen. Het is de bedoeling dat u de kinderen deze strategieën zelf laat ontdekken, door de volgende vragen te stellen: - Kon je elk sommetje ongeveer uitrekenen/schatten voordat het sommetje beneden was? Was het moeilijk? - Hoe deed je dat? Laat verschillende strategieën aan de orde komen: kennis van keersommen gebruiken, een andere (bekende) deelsom gebruiken die in de buurt komt, delen door een groot getal (45:15), delen door een klein getal (45:5) - Welke manier vind je het handigst? Waarom? Welke manier gaat het snelst? - Wat deed je als je het echt niet wist? (gokken of de som naar het midden laten zakken) Wat is het handigst? Waarom? 3

4 - Wat is het verschil tussen schatten en gokken? Sluit de les af door te vragen naar het aantal behaalde punten. Wie is tot nu toe de kampioen? 4. Speelsessie 2 Laat de kinderen hierna nog 10 minuten spelen met het spelletje. Dit kan meteen na het tweede lesdeel of op een later moment. 4

5 Werkblad "Groter of kleiner?" (Spel "Vallende sommen 3")