LES: Groepjes maken AFBEELDING SPELLETJE

Transcriptie

1 LES: Groepjes maken DOEL strategieën ontwikkelen voor het bepalen van het aantal objecten in een rechthoekig groepje (bijv. herhaald optellen per rij, verdubbelen, een keersom maken); bewust worden dat het voor sommige groepjes makkelijker is om het totale aantal te bepalen dan voor andere (bijv. een rechthoek met rijen van 5 is makkelijker dan een met rijen van 6); bewust worden dat rechthoekige groepjes met een verschillende vorm toch hetzelfde totale aantal objecten kunnen hebben (bijv. 3 x 4 = 4 x 3 = 2 x 6); bewust worden dat het aantal van een eerder gemaakt groepje kan helpen om het aantal van een nieuw groepje te bepalen (bijv. door een rij erbij te tellen of door een groepje te verdubbelen). BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Groepjes maken (zie p. 5) hulpblad Groepjes maken : het omlijnde vlak is uitgeknipt (zie p. 6) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE 1

2 1. Les deel 1: Groepjes maken De kinderen hebben een potlood en gum op hun tafeltje. U deelt het onderstaande werkblad en hulpblad uit aan de kinderen. Van het hulpblad is het omlijnde vlak uitgeknipt, en ziet eruit als een L in spiegelbeeld. Het hulpblad kan gebruikt worden om rechthoekige groepjes te maken door het blad over het werkblad te schuiven. Laat zien hoe dit werkt door een paar voorbeelden te laten zien, bijv. 1 rij van 5, 2 rijen van 5, 4 rijen van 6. Laat de leerlingen nu zelf met het hulpblad groepjes maken: maak een groepje van 6 gezichtjes, maak een groepje van 10 gezichtjes, maak een groepje van 15 gezichtjes, etc. Laat steeds een paar kinderen vertellen hoe hun groepje eruit ziet, zodat de kinderen ontdekken dat er verschillende mogelijkheden zijn om bijvoorbeeld een groepje van 6 te maken (1 rij van 6, 2 rijen van 3, etc.). Geef de leerlingen daarna de opdracht om op het werkblad rechthoekige groepjes van gezichtjes te maken door er hokken omheen te tekenen. Laat ze in elk groepje schrijven hoeveel gezichtjes in het groepje zitten. Ze moeten het hele blad vol met groepjes maken. Werkblad Groepjes maken 2

3 Hulpblad Groepjes maken U observeert hoe de kinderen de groepjes maken en hoe ze het aantal gezichtjes in een groepje bepalen. Sommige kinderen zullen kleine groepjes maken, andere grote groepjes. Sommige kinderen zullen de gezichtjes in een groepje één voor één tellen, anderen zullen handig tellen in sprongen of rijen. Na een tijdje legt u het werk stil. Op het (digitale) schoolbord staat hetzelfde werkblad als de kinderen hebben. U geeft een paar leerlingen een beurt om te vertellen wat voor groepjes ze hebben gemaakt en hoe ze het aantal gezichtjes per groepje bepalen. Zorg dat aan bod komen: - kleine of grote groepjes maken (nog niet ter discussie stellen welke groepjes makkelijke zijn) - verschillende manieren van gezichtjes tellen: uit het hoofd d.m.v. één voor één aanwijzen, afstrepen of nummeren, tellen met sprongen of in rijen, handig verdubbelen (bijv. een rij van 5 en nog een rij, dat is 10), eventueel een keersom - teken daaronder een groepje van 2 rijen van 5 gezichtjes. Hoeveel gezichtjes samen? - teken een groepje van 4 rijen van 5 gezichtjes. Hoeveel gezichtjes samen? Hoe weet je dat? (je kunt het aantal van het vorige groepje (2 rijen van 5) verdubbelen) Maak de kinderen er van bewust dat er verschillende manieren zijn om het aantal gezichtjes te bepalen. Vergelijk de verschillende manieren nog niet. 3

4 2. Speelsessie 1 Dan zegt u dat de kinderen een spelletje mogen spelen op de computer (alleen of tweetallen), waarbij ze ook groepjes van gezichtjes mogen maken. Laat de kinderen zien hoe ze naar de spelletjeswebsite kunnen gaan, door op het digibord of op een computer naar de website te gaan. De leerlingen kunnen eerst op het voorbeeldfilmpje klikken om een filmpje te bekijken waarin wordt uitgelegd hoe het spelletje werkt. Als ze op het plaatje bij het spelletje klikken, kunnen ze het spelletje gaan spelen. Zorg dat de kinderen eerst het voorbeeldfilmpje bekijken: laat het klassikaal zien of individueel. Laat de kinderen 10 minuten het spelletje spelen, alleen of in tweetallen. Afhankelijk van het aantal beschikbare computers spelen de kinderen allemaal tegelijk of om beurten. U hervat de les met de deel 2 als alle kinderen het spelletje hebben gespeeld. 3. Les deel 2 In dit deel wordt het spelletje klassikaal nabesproken. Doel is om makkelijke groepjes en handige rekenstrategieën onder de aandacht te brengen. Het is de bedoeling dat u de kinderen deze aspecten zelf laat ontdekken, door de volgende vragen te stellen: - Wat voor groepjes heb je gemaakt? Wat vind je handiger: kleine of grote groepjes? Waarom? - Hoe kun je gemakkelijk het aantal gezichtjes bepalen in een groot groepje? Bijvoorbeeld tellen per rij (4, 8, 12, ). Laat zien dat je groepjes kunt onderverdelen, bijv. 4 rijen van 3 is 2 keer 2 rijen van 3; 5 rijen van 4 is 2 rijen van 4 plus 3 rijen van 4. - Wie kan een groepje van 12 maken? Wie kan dat op een andere manier? Laat zien dat er verschillende manieren zijn: 4 rijen van 3, 3 rijen van 4, 2 rijen van 6, 6 rijen van 2. - Ik zag iemand die groepjes maakte met rijen van 6 en iemand die groepjes maakte met rijen van 5. Welke groepjes zijn gemakkelijker als je wilt weten hoeveel gezichtjes in het groepje zitten? Waarom? - Oefen door een paar keer een veld te laten zien en de kinderen te vragen hoe je de gezichtjes snel kunt tellen (bijv. velden van 3x6, 7x4, etc.). Kun je er een som bij bedenken? Maak zo het hele veld vol. - Hoeveel gezichtjes zijn er in het hele veld bij elkaar? Hoe kun je dat uitrekenen? Je kunt alle groepjes bij elkaar optellen of het aantal in een keer berekenen (bijv. 9 rijen van 10, 9 keer 10). Er komt hetzelfde uit! Sluit de les af door te vragen het aantal behaalde punten. Wie is tot nu toe de kampioen? 4. Speelsessie 2 Laat de kinderen hierna nog 10 minuten spelen met het spelletje. Dit kan meteen na het tweede lesdeel of op een later moment. Formatted: Dutch (Netherlands) 4

5

6