AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3 Datum uitspraak: 16 november 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste Nd, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie:

Raad vanstatc 201108210/1/V2. Datum uitspraak: 16 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 15 juli 2011 in zaak nrs. 11/18681 en 11/18685 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

201108210/1/V2 2 16 augustus 2011 1. Procesverloop Bij besluit van 3 juni 2011 heeft de minister, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij mondelinge uitspraak van 15 juli 2011, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 20 juli 2011, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 juli 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201108210/1/V2 3 16 augustus 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Dekker, ambtenaar van staat. w.g. Bijloos lid van de enkelvoudige kamer w.g. Dekker ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2011 563. Verzonden: 16 augustus 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

M. 2011 14:50 SßR VREEMDELINGEN NR. 037 P. 2/4 qt uitspraak VOORZIENINGENRECHTER's-GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers: AWB 11/18685 (voorlopige, voorziening) AWB 11/18681 (bodem) V-nn Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 15 juli 2011 in het geding tussen; geboren op van Russische nationaliteit, verzoeker, gemachtigde: mr. RJ. Schenkman, advocaat te Amsterdam, en: de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: rar. W. Vrooman, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2011. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig R. Rijkenberg-Sjapira, tolk Russisch. Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen één week na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen: ~~~ Beslissing De voorzieningenrechter verklaart het beroep, geregistreerd onder nummer AWB 11/18681, ongegrond en wijst het verzoek, geregistreerd onder nummer AWB 11/18685, af, Motivering Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorziening te treffen. Verzoeker heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Beoordeeld moet worden of het beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag een redelijke kans van slagen heeft,

JUL. 2011 14:50 SBR VREEMDELINGEN u. 031 p 3/4 Zaaknummers: AWB 11/18685 (voorlopige voorziening") en Pagina 2 van 3 AWB 11/18681 (bodem) inzake Omdat het een derde aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel betreft, dient de voorzieningenrechter te beoordelen of verzoeker nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd Verzoeker heeft gesteld dat hij van een medewerkster van het Mexicaanse consulaat heeft gehoord dat aan hem geen laissez passer zal worden verleend. De voorzieningenrechter overweegt dat verklaringen van de vreemdeling die niet met enig bewijs zijn onderbouwd, in beginsel niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Hoewel verzoeker heeft verklaard dat hij meerdere malen contact heeft opgenomen met de Mexicaanse ambassade, heeft dat nog geen concreet bewijs opgeleverd voor zijn stelling dat aan hem geen laissez passer zal worden verstrekt. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het betoog van verzoeker dat verweerder verzoekers Stellingen dient te onderzoeken, nü verweerder de stellingen op eenvoudige wijze had kunnen verifiëren en de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) dat ook heeft toegezegd, volgt de voorzieningenrechter niet Verweerder is in het kader van verzoekers verblijfsaanvraag niet gehouden om door verzoeker naar voren gebrachte maar niet onderbouwde stellingen ce onderzoeken. In het kader van verzoekers terugkeerprocedure is de DT&V wel gehouden om de mogelijkheid van terugkeer van verzoeker naar Mexico te onderzoeken en van dergelijke inspanningen van de DT&V blijkt ook uit verzoekers dossier. Nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, komt de voorzieningenrechter niet toe aan een beoordeling van het bestreden besluit. Uit het voorgaande volgt ook dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in ongegrondverklaring van het beroep kan eindigen. De voorzieningenrechter beslist dan ook met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep. Het beroep is ongegrond. Dat brengt mee dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening wegens gebrek aan belang afwijst- Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding Waarvan is opgemaakt"dit proces-verbaal. " mr. E.A. Kreb -^ mr. J.C. Boeree griffier!}^ -^f^ voorzieningenrechter afschrift verzonden op: 2 0 I [ J f 7fl 11 \ \ \ \ / Conc.:EK $ \\ \\ VK L VOOR KOPIE CONÇORM DE GRIFFIER DER ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM

20. JUL. 2011 14:50 SBR VREEMDELINGEN NfU37 P< 4/4 Zaaknummers: AWB 11/18685 (voorlopige voorziening) en Pagina 3 van 3 AWB 11/18681 (bodem) inzake Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC 's-gravenhage), De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt een week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6-5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

WeSthoff Postbus 59623 ^ advocaten 1040 LC Amsterdam Per fax: 070-365 13 80 (en per post) Raad van State De Hoogedelgestrenge heer Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-gravenhage Roemer Visscherstraat 39 telefoon 020-66 44 046 fax 020-66 49 320 S. van Andel K. de Bie Ë. van den Bogaard C.A.C.M. Ficq M.H. Klijnstra R.J. Schenkman M.l. Steinmetz Sr4e Vries RAAD VAN STATE. J. Westhoff INGEKOMEN 2 7 JUL 2011 S.F. Yap Amsterdam, 26 juli 2011 7AAKMR S^>NQ?X\»\&^ AAN:. EHANDELD: DD: PAR: ^x, *> [N^ «a*w Hoogedelgestrenge heer, Hoger Beroep Hierbij zend ik u per fax en per post het hoger beroepschrift in bovengemelde zaak. Een kopie van deze brief inclusief bijlagen wordt heden per fax aan de gemachtigde van verweerder, mr W. Vrooman, verzonden. Hoogachtend, fénkman Bijlage: Cc: mr W. Vrooman per fax: 070-779 55 06 Westhoff advocaten is een kantoorcombinatie, ledere aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat in het desbetreffende geval door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitbetaald.

Westhoff advocaten Postbus 59623 1040 LC Amsterdam Per fax: 070-365 13 80 (en per post) Raad van State De Hoogedelgestrenge heer Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC's-Gravenhage Hoger Beroepschrift Roemer Visscherstraat 39 telefoon 020-66 44 046 fax 020-66 49 320 S. van Andel K. de Bie E. van den Bogaard C.A.C.M. Ficq M.H. Klijnstra R.J. Schenkman M.l. Steinmetz S. de Vries M.J. Westhoff S.F. Yap RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 7 JUL 2011 ZAAKNR. AAN: BEHANDELD: DD: PAR: Inzake Verblijvende te Rotterdam APPELLANT Bepaaldelijk Gevolmachtigde tot het instellen van hoger beroep ex. Art. 70 lid 1 Vw: Mr R.J. Schenkman Advocaat te Amsterdam Roemer Visscherstraat 39 te Amsterdam (1054 EW) Tegen De Minister voor Immigratie en Asiel te Den Haag VERWEERDER Gemachtigde: mr W. Vrooman Ambtenaar ten Departemente Postbus 30120 te Den Haag (2500 GC) 1. Achtergronden De heer (hierna: "appellant") komt in hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage (zittinghoudende te Amsterdam) van 15 juli 2011, nr. Awb 11/18681 (productie 1) verzonden op 20 juli 2011. In deze uitspraak is het beroep van appellant tegen de beschikking d.d. 3 juni 2011 ongegrond verklaard. Westhoff advocaten is een kantoorcombrnatie. ledere aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat in het desbetreffende geval door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt uitbetaald.

Westhoff advocaten Hieronder zal appellant grieven tegen deze uitspraak formuleren en een toelichting daarop geven. 2. Grieven 2.1 De rechtbank oordeelt ten onrechte als volgt: "De voorzieningenrechter overweegt dat verklaringen van de vreemdeling die niet met enig bewijs zijn onderbouwd, in beginsel niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Hoewel verzoeker heeft verklaard dat hij meerdere malen contact heeft opgenomen met de Mexicaanse ambassade, heeft dat nog geen concreet bewijs opgeleverd van zijn stelling dat aan hem geen laissez passer zal worden verstrekt. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden". Toelichting: De rechtbank miskent dat ook tijdens de behandeling van het beroep ter zitting is gebleken dat er nog geen laissez passer ten behoeve van appellant is afgegeven. Dit staat niet ter discussie. Er is derhalve wel degelijk bewijs dat aan appellant geen laissez passer is afgegeven. Hieraan gaat de rechtbank ten onrechte voorbij. 2.2 De rechtbank overweegt ten onrechte als volgt: "Het betoog van verzoeker dat verweerder verzoekers stellingen dient te onderzoeken, nu verweerder de stellingen op eenvoudige wijze" h'äd kunnen verifiëren en de regievoeder van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) dat ook heeft toegezegd, volgt de voorzieningenrechter niet. Verweerder is in het kader van verzoekers verblijfsaanvraag niet gehouden om door verzoeker naar voren gebrachte maar niet onderbouwde stellingen te onderzoeken. " Toelichting: In de eerste plaats stelt de rechtbank ten onrechte dat appellant zijn stellingen niet heeft onderbouwd. Appellant heeft immers gedetailleerde verklaringen afgelegd omtrent zijn contacten met de Mexicaanse ambassade; appellant heeft de dag, datum en tijdstip genoemd waarop hij telefonisch contact heeft gehad met de

Westhoff advocaten Mexicaanse ambassade en de naam van de medewerkster van de Mexicaanse ambassade die hij heeft gesproken, genaamd. Appellant heeft tevens aangegeven dat deze medewerkster hem (appellant) kon herinneren. Van niet nader onderbouwde stellingen omtrent zijn contacten met de Mexicaanse ambassade door appellant is derhalve geen sprake. Ten onrechte gaat de rechtbank hieraan voorbij. De rechtbank houdt tevens geen rekening de omstandigheid dat appellant in vreemdelingenbewaring verblijft en contacten met de buitenwereld hierdoor praktisch gezien, bemoeilijkt worden. Tegen deze achtergrond heeft appellant gedetailleerde verklaringen afgelegd en zijn stellingen wel degelijk voldoende onderbouwd. Van appellant kan redelijkerwijs niet meer worden worden verwacht, bijvoorbeeld dat hij de telefoontjes met de ambassade opneemt. Ten tweede, in de beschikking d.d. 3 juni 2011 is gesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk contact met de Mexicaanse ambassade heeft gehad (beschikking d.d. 3 juni 2011, p.3 eerste & vierde alinea). Tijdens de behandeling van het beroep ter zitting stond echter niet -meer- ter discussie dat appellant contact heeft opgenomen met de Mexicaanse ambassade; dit werd geloofwaardig geacht. Nu deze afwijzingsgrond van de bestreden beschikking derhalve is komen te vervallen had het beroep gegrond dienen te worden verklaard. De rechtbank houdt hiermee ten onrechte geen rekening. Reden waarom de uitspraak dient te worden vernietigd. In de derde plaats, de rechtbank miskent dat de handelswijze van verweerder, door de onderbouwde stellingen van appellant naast zich neer te leggen, in strijd is met art. 3:2 Algemene Wet Bestuursrecht. Dit geldt des te meer nu de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek heeft toegezegd de verklaringen van appellant te zullen verifiëren welke toezegging an sich niet ter discussie staat. Gelet op het bovenstaande dient deultspraak van de" rechtbank te worden vernietigd wegens onzorgvuldige totstandkoming en gebrekkige motivering. Conclusie Appellant concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en gegrondverklaring van het bestreden beroep. Amsterdam, 26 juli 2011 Bepaaldelijk Gevolmachtigde: Mr R.J. Schenkman Bijlage; productie 1