De creatieve professional Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Sociaal Pedagogische Hulpverlening



Vergelijkbare documenten
PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER

VERZAMELSCORELIJST VAN GEWENSTE EN AANWEZIGE (DEEL)KWALIFICATIES VOOR SPH ERS IN DE FUNCTIE VAN HULPVERLENER, TEAMBEGELEIDER OF MANAGER

Verklarende woordenlijst

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

De 6 Friesland College-competenties.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

De competente sociaal agoog

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

Opleiding: Eerst Verantwoordelijke Verzorgende met plus (EVV met plus)

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging

Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode )

Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH)

Intercultureel vakmanschap in de stage

voor kleinschalig wonen in de ouderenzorg gebaseerd

Alle deelkwalificaties SAW

Inhoud. Voorwoord 8. Inleiding 10

ECTS-fiche. Graduaat Maatschappelijk werk Samenwerkingsvaardigheden. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

In de Visie is beschreven waar SGL in de toekomst voor wil staan, rekening houdend met ontwikkelingen die op dit moment aan de orde zijn.

Student Company op het hbo. Stappenplan

OPLOSSINGSGERICHT WERKEN MET JONGEREN MISSION POSSIBLE

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige

Mensen met niet-aangeboren hersenletsel

Verpleegkundige teams bij ZZG zorggroep

Beroepscode Beroepsvereniging van cliëntondersteuners voor mensen met een beperking

WAT ZIJN DE UITGANGSPUNTEN

Fase 2 Project Beroepenstructuur. Jeugdzorg. Stappenplan Januari december 2008

Interculturele managementcompetenties

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Samenwerking. Zorg zonder Zorgen! Randvoorwaarden. Resultaat

Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem

VAN ZORG NAAR PREVENTIE

Visie en eindtermen voor jobcoachopleidingen

Instituut voor Sociale Opleidingen

Blauwdruk Leerlijn Seksualiteit

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

De docent beroepsonderwijs: Jongleren op het grensvlak van verschillende werelden. Elly de Bruijn 24 januari 2013 NOT Profiel Lezing

Beroep sociaal pedagogisch hulpverlener

Zorginnovaties en technologie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Niveaubeschrijvingen NLQF per descriptor met toelichting, versie 23 maart 2017

HET NIEUWE CURRICULUM WERKVELD HBO-V 19 NOVEMBER 2015

SCHOOLGERICHT MAATSCHAPPELIJK WERK

Zorgcoördinator, psycholoog, orthopedagoog

De Integriteitcode van Hogeschool Utrecht. Auteur Sjoerd van Geffen. Inlichtingen T E sjoerd.vangeffen@hu.nl.

Competenties en Gedragsindicatoren

Strategisch bedrijfsplan Het Algemeen Maatschappelijk Werk werkt voor mens en maatschappij

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

NASCHOLINGSCENTRUM MAATSCHAPPELIJK WERK

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Mensen met licht verstandelijke beperking met moeilijk verstaanbaar gedrag

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG

Inhoud. Voorwoord 03. Missie en kernwaarden 07. Nieuwe perspectieven voor de toekomst 13. Beloften 23. Merkbaar en herkenbaar 37

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

ten behoeve van het beoordelingsportfolio Startbekwaamheid Hoofdfase 3, ALO

Inleiding Definitie Doel 1. Wat is ervaringsdeskundigheid?

Zorgplan. Wonen / Dagbesteding / Stage en Vrijetijdsbesteding in Hardinxveld-Giessendam ten behoeve van verstandelijk en of meervoudig beperkten

Werkdocument 1 Opleidingsconcept

ECTS-fiche. Graduaat Sociaal-Cultureel werk Samenwerkingsvaardigheden. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Competentiematrix Master Pedagogiek

Deskundigheid in Creatief Vermogen

STRATEGISCH BELEIDSPLAN

FUNCTIEFAMILIE 5.3 Projectmanagement

DOEN WE HET IN ARNHEM

De weg naar zinvolle dagbesteding voor mensen met dementie. begeleidingsprogramma voor organisaties die zorg leveren aan mensen met dementie

Bemoeizorg. mensenkennis. Assertieve psychiatrische hulp aan zorgmijders. post-hbo opleiding

De creatieve professional met afstand het meest nabij. De creatieve professional met afstand het meest nabij

TEAMNASCHOLING ERVARINGSGERICHTE PSYCHOSOCIALE HULPVERLENING WERKEN MET CLIËNTEN EN HUN RELATIONELE CONTEXT

Deze vraagstelling is nader toegespitst op de volgende sub-vragen:

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

14.6. De Dienst Geestelijke Verzorging. Drs W.v.d.Wouw. Samenvatting

Hogeschool Windesheim Zwolle Aandacht voor jeugdzorg en jeugd- en opvoedhulp in hbo-opleidingen en onderzoek.

Context. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Kennisbundels in relatie tot kwalificatiedossiers

7Voorwoord bij de eerste druk 7 8De opbouw van het boek 8 9Een woord van dank Voorwoord bij de tweede druk 11

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer HBO/AS/2002/4056

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

De ICOON-methode voor de zorg- en welzijnssector!

Transcriptie:

De creatieve professional Opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties Sociaal Pedagogische Hulpverlening Landelijk opleidingsoverleg SPH

2 1 Inleiding

Woord vooraf < 4 Eind 1997 werd in opdracht van het Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Pedagogische Hulpverlening het Projectplan Gezamenlijke Opleidingskwalificaties gepresenteerd. Het plan voorzag in de realisering van een gemeenschappelijk opleidingsprofiel, dat gedeeld zou worden door opleidingen en waarin het werkveld zich zou herkennen. De tijdspanne was kort, binnen een jaar zou het werk klaar zijn, opdat de opleidingen in september 1999 aan de implementatie van de geformuleerde kwalificaties zouden kunnen beginnen. Dat de juiste richting werd gekozen, bleek toen in maart 1998 het Visitatierapport SPH uitkwam. De voornaamste aanbeveling in dit rapport was om de opleidingstrajecten van de (toentertijd) twintig opleidingen meer te uniformeren. De opleidingen hadden dit echter reeds opgepakt, ondermeer gestimuleerd door het Sectoraal Adviescollege HSAO van de HBO-Raad. Het projectplan voorzag in vier deelprojecten: een toekomstverkenning (deelproject 1), de formulering van de gemeenschappelijke kwalificaties (deelproject 2), een bijscholings- en implementatieplan voor iedere afzonderlijke opleiding (deelproject 3) en een traject om samen met het werkveld te komen tot een werkveldplatform (deelproject 4). Nu, in januari 1999, kan geconstateerd worden dat het ambitieuze plan ook daadwerkelijk is uitgevoerd. De toekomstverkenning - u treft deze aan op de bijgevoegde cd-rom - was gereed in april. Deze studie diende als input voor het opstellen van de kwalificaties, waarbij de eis was meegegeven dat ze een zekere toekomstgerichtheid en toekomstvastheid moesten hebben. In deelprojectgroep 2, de projectgroep die zich bezighield met de formulering van de kwalificaties, werkten docenten van zeven hogescholen samen. In mei 1998 was het format voor de kwalificaties in concept gereed en kon dit besproken worden in het Landelijk Opleidingsoverleg. Er volgde nog een drietal conferenties. De kwalificaties werden op basis van deze besprekingen steeds verder uitgewerkt en aangepast. Tegelijkertijd werd een traject uitgezet door deelprojectgroep 4. Het werkveld werd betrokken bij de samenstelling van de kwalificaties en op basis van hun commentaar werden de kwalificaties aangescherpt. Het opleidingsprofiel Sociaal Pedagogische Hulpverlening draagt de titel De creatieve professional. Daaruit blijkt al dat de voornaamste competentie van de Sociaal Pedagogische Hulpverlener bestaat uit: inventiviteit, verbeeldingskracht en het kunnen

5 bedenken van onorthodoxe aanpakken voor dikwijls nieuwe problemen en situaties. Deze competentie wordt aangewend in de hulpverlening aan mensen die zich vanwege bijzondere omstandigheden, beperkingen en belemmeringen niet alleen in het alledaagse leven staande kunnen houden. Daarmee zijn de grenzen van de beroepsuitoefening voorlopig gedefinieerd. De voor u liggende opleidingskwalificaties zijn kaderstellend, een bindmiddel tussen de opleidingen en richtinggevend voor de inrichting van de curricula. Dit betekent echter niet dat de opleidingen veroordeeld zijn tot eenheidsworst. Iedere opleiding heeft de mogelijkheid om eigen accenten aan te brengen en de opleiding te kleuren en daarmee haar (aankomende) studenten te inspireren. Afgesproken is echter dat 85% van de opleidingstijd wordt besteed aan het aanleren van de afgesproken competenties en kwalificaties. Het vaststellen van de opleidingskwalificaties en het feit dat zij zijn herkend door het werkveld maken dat deze gebeurtenis kan worden gezien als een historisch moment in de professionaliseringsgeschiedenis van de jeugdzorg, de psychiatrie en de verslavingszorg, de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg, de maatschappelijke opvang en het vluchtelingenwerk en de justitiële hulpverlening. Samen met het werkveld slaan de scholen een nieuwe weg in. Professionalisering wordt opgehangen aan competenties en kwalificaties die in de beroepspraktijk een noodzakelijk set beroepsvaardigheden vormen om adequaat te kunnen handelen. Een document als dit komt niet tot stand zonder stimulerende mensen en inspirerende begeleiding. Alle SPH-opleidingen hebben met veel inzet en enthousiasme hun aandeel aan dit document geleverd. De ondersteuning vanuit de sectorale adviesraad HSAO van de HBO-raad was ook werkelijk ondersteunend. Sascha Bloemhoff van Pricewaterhouse Coopers was als externe begeleider altijd adequaat aanwezig. De projectgroep kan dankbaar en trots dit project afsluiten. De opleidingen SPH staan nu voor de uitdaging om de competenties en kwalificaties in de dagelijkse onderwijspraktijk vorm te geven. Utrecht, januari 1999 Namens de projectgroep Landelijke Opleidingskwalificaties SPH Ria Wijnen, voorzitter

Inhoud < 5 Verantwoording 7 1. Doelstelling en opdracht 10 1.1 Doelstelling 1.2 Beoogd eindresultaat 1.3 Richtinggevende documenten 1.4 Het indelingskader voor de kwalificaties 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener 16 2.1 Wat is sociaal pedagogische hulpverlening? 2.2 Het beroep in zijn context 2.3 Ontwikkelingen in het werkveld 2.4 Het beroepshandelen van de SPH er 3. De HBO-opgeleide professional 26 3.1 De professionele SPH er 3.2 Kenmerken van het HBO-niveau 3.3 Naar een normatieve professionaliteit 4. Hoger onderwijs: werken aan competenties 32 4.1 Ontwikkelingen 4.2 Leren leren 4.3 Competenties 4.4 Opleiden voor een brede beroepsbekwaamheid 4.5 Consequenties voor het opleiden 5. Competenties en opleidingskwalificaties 38 5.1 De competentie van de SPH er in de hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten (segment 1) 5.2 Kwalificaties van segment 1: de hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten 5.3 De competentie van de SPH er met betrekking tot het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie (segment 2) 5.4 Kwalificaties van segment 2: het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie 5.5 De competentie van de SPH er met betrekking tot het werken aan professionalisering (segment 3) 5.6 Kwalificaties van segment 3: het werken aan professionalisering Bijlage 1: gehanteerde begrippen 50 Bijlage 2: gebruikte literatuur 56 Bijlage 3: deelnemers aan het project gemeenschappelijke opleidingskwalificaties 58 Bijlage 4: betrokken hogescholen 59

Verantwoording < 7 Het Opleidingsprofiel Sociaal Pedagogische Hulpverlening is het resultaat van het project Herkende kwaliteit, dat tot doel heeft gemeenschappelijke opleidingskwalificaties tot stand te brengen voor de SPH-opleidingen in Nederland. Dit document is in een zeer constructieve samenwerking tot stand gekomen. Er is ook met enthousiasme aan gewerkt. Al werkende werden in vele gesprekken nieuwe ideeën geboren en inzichten aangescherpt. Het is dan ook een collectief resultaat. De deelprojectgroep Opleidingskwalificaties worstelde met vragen en dilemma s die niet eenvoudig oplosbaar waren. Een dilemma was vooral de vraag op welke wijze de kwaliteiten die het nagestreefde HBO-niveau aanduiden en de normatieve, beroepsethische aspecten van de beroepsuitoefening in het gekozen indelingskader een plaats moesten krijgen. De keuze die gemaakt is voor een indelingskader waarbinnen kwalificaties worden ontleend aan clusters van beroepstaken, maakt een nauwe aansluiting bij het Beroependomeinprofiel Sociaal Pedagogisch Werk mogelijk. Wel verhoudt het zich moeizaam tot genoemde HBO-kenmerken en normatieve en beroepsethische aspecten. Gepoogd is zo goed mogelijk een verbinding aan te brengen tussen het opleidingsprofiel enerzijds

8 Verantwoording (hoofdstuk 2, 3 en 4) en de in hoofdstuk 5 beschreven competenties en kwalificaties anderzijds. In de beschrijving van de competenties bij de verschillende subsegmenten is geprobeerd de beoogde competentie van de SPH er op samenhangende wijze in beeld te brengen. De kwalificaties zijn van deze beschrijvingen afgeleid, maar de selectie ervan berust op analyse van richtinggevende documenten. Na veel discussies en tussendocumenten is uiteindelijk gekozen voor in totaal 23 kwalificaties, in de verwachting dat hiermee de kern van de beroepsuitoefening adequaat is omschreven. Besloten is verder tot het opstellen van kwalificaties in termen van competenties. Het denken in termen van competenties stelt de beroepskracht en diens handelen in beroepssituaties centraal. Het benadrukt de samenhang van competentiegebieden en het geïntegreerd aanwezig zijn daarvan in de persoon van de beroepskracht. Het is een dynamisch en ontwikkelingsgericht concept, dat naar onze opvatting uitstekend aansluit op het realiseren van het HBO-niveau. Wij realiseren ons dat dit gevolgen heeft voor de inrichting van een curriculum. Dat beschouwen wij als een uitdaging. Het aanleren van competenties vindt immers het beste plaats in reële beroepssituaties of situaties die deze benaderen. Het veronderstelt ook een integrale benadering van het handelen in beroepssituaties en een concentrische opbouw van het curriculum. Wat ons met de beginnende professional voor ogen staat, is een creatieve en geïntegreerde beroepsbeoefenaar die de verschillende terreinen waarop hij competent geacht wordt te zijn, op zijn eigen en voor anderen overtuigende wijze integreert. Hij kan in steeds nieuwe situaties zelfstandig en op oorspronkelijke wijze zijn handelen vorm geven; hij kan zijn handelen toetsen aan professionele maatstaven en zich daarover verantwoorden. Dit document is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk is de opdracht uitgewerkt. Naast de doelstelling worden de eisen omschreven waaraan het opleidingsprofiel moest beantwoorden en de wijze waarop de deelprojectgroep Opleidingskwalificaties hiermee is omgegaan. Het gekozen indelingskader voor de kwalificaties is terug te vinden in paragraaf 1.4. In hoofdstuk 2 wordt de sociaal pedagogisch hulpverlener in beeld gebracht. Hier is geprobeerd om een herkenbaar en toe-

Verantwoording < 9 komstgericht beeld te schetsen van de beroepsuitoefening. Daarvoor is uitvoerig gebruik gemaakt van richtinggevende documenten als het Beroependomeinprofiel SPW en de trendstudie Morgen is er weer een dag. In hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de kenmerken van de professionaliteit van de SPH er als hoger opgeleide. Aan de orde komen aspecten als complexiteit, verantwoorden van beroepshandelen, bijdragen aan de methodiek- en beroepsontwikkeling en het normatieve karakter van de professionaliteit. In aansluiting op dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 4 de vraag beantwoord hoe de werker het best kan worden opgeleid. Ontwikkelingen in de samenleving en in het werkveld leiden tot de behoefte aan een brede bekwaamheid, die functioneel is in een beroepscontext die aan grote veranderingen onderhevig is. Het benadrukken van beroepscompetentie als het gestructureerd en geïntegreerd vermogen tot het adequaat verrichten van arbeidshandelingen en het oplossen van arbeidsproblemen (Onstenk 1997) stelt de beroepsbeoefenaar centraal en de persoonlijke wijze waarop deze aan beroepskwalificaties voldoet. De beoogde competentie van de SPH er en de kwalificaties zijn beschreven in hoofdstuk 5. Ze zijn gerelateerd aan de drie niveaus waarop de beroepsbeoefening gestalte krijgt. Aldus is geprobeerd een samenhangend document tot stand te brengen, waarin de sociaal pedagogisch hulpverlener herkenbaar, toekomstvast en toekomstgericht is beschreven.

10 1. Doelstelling en opdracht 1.1 Doelstelling Doel van het project Op weg naar landelijke opleidingskwalificaties SPH was het afleveren van een gedeeld beeld voor de opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening waarin het werkveld zich herkent (Verdieping van het projectplan, p. 5). Elke SPH-opleiding dient zich te committeren aan sturende en richtinggevende landelijke opleidingskwalificaties, die toekomstgericht en toekomstvast zijn, door het werkveld als relevant herkend worden, het HBO-niveau specificeren en tenminste 85 % van het curriculum beslaan. Herkenbaarheid 1.2 Beoogd eindresultaat Het opleidingsprofiel en de opleidingskwalificaties moeten aan een aantal eisen voldoen. Deze zijn: De kwalificaties dienen een bijdrage te leveren aan een herkenbaar beroepsbeeld en de basis te vormen voor communicatie met het werkveld. Alle betrokkenen moeten het indelingskader en de kwalificaties herkennen als relevant voor de beroepsuitoefening. Van belang voor de herkenbaarheid is in de eerste

1. Doelstelling en opdracht < 11 plaats het in 1996 verschenen Beroependomeinprofiel SPW. Hierin wordt het beroep van de sociaal pedagogisch werker uitgewerkt naar vijf niveaus van beroepsuitoefening, beroepsvarianten, taakgebieden en kwalificaties. Uit onderzoek is gebleken dat het beroependomeinprofiel onder vertegenwoordigers van verschillende SPH-beroepsgroepen voldoende herkenbaar is (SPH: eenheid in verscheidenheid, 1997). Er bestaat overeenstemming over de omschrijving van het beroep en de vereiste HBO-kwalificaties op de volgende punten: hulpverlening aan cliënten met problemen in hun ontwikkeling en in het functioneren in hun woon- en leefomgeving; het gecombineerd aanwezig zijn van aspecten van verzorging, begeleiding en behandelingin het werken in de woonen leefsituatie; de omschrijving van het handelen van de beroepskracht: relationeel, procesmatig, persoon als instrument; interventiedoelen met een sterk accent op het versterken van competenties van cliënten; de gewenste HBO-kwalificaties: probleemoplossend vermogen, reflectievermogen, transfervermogen, innovatief vermogen, kunnen samenwerken, coördineren en leidinggeven. De deelprojectgroep heeft alles in het werk gesteld om het advies van de Visitatiecommissie, om versneld uitwerking te geven aan het profiel van de SPH er, waar te maken. De nadrukkelijke aandacht die de commissie vraagt voor inzicht in de culturele, historische en politieke inbedding van vraagstukken van zorg en welzijn, is in profiel en kwalificaties terug te vinden, evenals de meerwaarde die zij toekent aan de integratie van muzische en agogische onderdelen in relatie tot theoretische inzichten over hulpverlening en in relatie tot overige methodieken. Toekomstgerichtheid en toekomstvastheid In de visie op de afgestudeerde SPH er en zijn beroep, en vervolgens in het indelingskader en de kwalificaties, moet tot uitdrukking komen welke eisen nieuwe ontwikkelingen aan de beroepsuitoefening stellen. Toekomstverkenningen geven zicht op trends in de samenleving die van belang zijn voor cliënten die aangewezen zijn op hulp- en dienstverlening, en op de betekenis die deze kunnen hebben voor de beroepsuitoefening en de kwalificaties waarover de beroepskracht moet beschikken.

12 1. Doelstelling en opdracht In dit profiel zijn de uitkomsten van de trendstudie Morgen is er weer een dag verwerkt in de beschrijving van het beroep (hoofdstuk 2) en bij de competenties en kwalificaties (hoofdstuk 5). De toekomstvastheid van de kwalificaties wordt gegarandeerd door de aansluiting die is gezocht bij belangrijke richtinggevende documenten en door het aggregatieniveau waarop de kwalificaties zijn geformuleerd Sturende en inspirerende kwalificaties Opleidingen moeten de kwalificaties daadwerkelijk gaan gebruiken voor de inrichting van hun curricula. Gevraagd werd om een beperkt aantal kwalificaties te formuleren. De beoogde sturende werking komt tot stand door de onderbouwing van de kwalificaties met een visie op de beginnende professional, door een herkenbare beschrijving van de beroepsuitoefening op HBO-niveau, door een onderwijskundig concept van het opleiden tot dat beroep en door de kwalificaties te laten voorafgaan door een beschrijving van de beoogde competentie. Een gemeenschappelijk gedragen visie, de herkenbaarheid van het document als geheel en de samenhang die is nagestreefd binnen het document moeten de inspiratie opleveren om enthousiast met de vertaling ervan naar de curricula aan de slag te gaan. HBO-kwalificaties De kwalificaties moeten het HBO-niveau specificeren. In een afzonderlijk hoofdstuk is het beoogde HBO-niveau beschreven. De visie is vertaald naar de competenties en kwalificaties in hoofdstuk 5. In de opdracht werd gevraagd de kwalificaties te formuleren in termen van te verwerven (beroeps)competenties dan wel te kiezen voor een indeling gebaseerd op kennis, inzicht, houding en vaardigheden. Er is een keuze gemaakt voor het formuleren van kwalificaties in termen van competenties (handelingsbekwaamheid) van de beginnende beroepskracht, verbonden met de uitoefening van clusters van beroepstaken. In hoofdstuk 4 zijn de opvattingen achter deze keuze verwoord. Het competentiebegrip is een dynamisch begrip. De beginnende beroepskracht heeft zich competenties eigen gemaakt, maar staat tevens voor de opgave en uitdaging deze in de beroepspraktijk verder te ontwikkelen. In hoofdstuk 5 is de competentie van de beginnende beroepskracht beschreven en uitgewerkt naar de indeling in taakgebieden.

1. Doelstelling en opdracht < 13 Eisen aan de vormgeving Er is gestreefd naar een beperkt aantal handzame kwalificaties, bestaande uit helder gedefinieerde en toegelichte begrippen, met gebruikmaking van de terminologie van de HBO-raad. Het indelingskader moest handzaam, overzichtelijk en toegankelijk zijn. Dit betekent dat het aantal indelingsniveaus en categorieën is beperkt tot een hoofdindeling in drie segmenten. Er is gestreefd naar een geïntegreerd geheel in samenhang met een visie op de professionele SPH er en zijn beroep en een visie op het opleiden tot het beroep. 1.3 Richtinggevende documenten De deelprojectgroep heeft uit de vele documenten die zij heeft bestudeerd de volgende als richtinggevend genomen voor het tot stand brengen van het opleidingsprofiel: het Beroependomeinprofiel SPW; het Profiel van het vernieuwd HBO; de Basistypering Opleidingen SPH. Tot de belangrijkste inputdocumenten voor de gedachtenvorming binnen de deelprojectgroep behoorden verder: het opleidingsprofiel dat de opleidingen MWD als pilot hebben ontwikkeld; de trendstudie SPH Morgen is er weer een dag ; het onderzoeksrapport Eenheid in verscheidenheid ; het rapport van de Visitatiecommissie SPH. De indeling in segmenten 1.4 Het indelingskader voor de kwalificaties Centraal in het profiel staat de beginnende beroepsbeoefenaar. Hiermee ligt de nadruk op integratie van bekwaamheden op verschillende taakgebieden in de persoon van de beroepsbeoefenaar. De persoon van de hulpverlener is instrument van hulpverlening aan en ten dienste van de cliënt. De verschillende niveaus van de beroepsbeoefening komen in deze hulpverlening samen. Vandaaruit vindt verdieping, verbreding en verrijking plaats tijdens de professionele ontwikkeling van de beginnende beroepskracht. Er is voor gekozen om uit te gaan van taakgebieden die zijn gebaseerd op clusters van beroepstaken. Overwegingen daarbij

14 1. Doelstelling en opdracht waren: de aansluiting op het Beroependomeinprofiel, de herkenbaarheid voor het werkveld, aansluiting op bestaande indelingen in eindtermen binnen de opleidingen, de vergelijkbaarheid met andere HSAO-opleidingen, en de wens om een én inzichtelijk én inspirerend document met opleidingskwalificaties tot stand te brengen. Aansluitend op de belangrijkste richtinggevende documenten is gekozen voor een indeling in drie segmenten. De segmenten zijn kwalitatief gelijkwaardig. De beginnende beroepsbeoefenaar moet voor elk van de taakgebieden even goed zijn toegerust. Het zijn: hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten: de uitvoerende taken van de beginnende beroepskracht als werker; werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie: de taken van de beginnende beroepskracht als medewerker (collega, teamlid, lid van een multidisciplinair team, samenwerkingspartner met het cliëntsysteem); werken aan professionalisering: taken van de beginnende beroepskracht als vertegenwoordiger van een beroepsgroep. De beginnende professional De beroepspraktijkvorming maakt in verschillende leerjaren in belangrijke mate deel uit van de opleiding SPH. Deze vorming vindt doorgaans in diverse instellings- en beroepscontexten plaats. De student heeft zich daarin competenties eigen gemaakt in de hulp- en dienstverlening aan cliënten. Hij zal deze competenties in de daarop volgende jaren nog sterker moeten internaliseren (verbreden, verdiepen en verrijken). Ook zijn vermogen om de ontwikkelde competenties in nieuwe en voor hem op dat moment nog onbekende beroepssituaties over te dragen, zal geleidelijk verder ontwikkeld moeten worden. Ook met betrekking tot leidinggeven, begeleiden en zelfstandig vormgeven aan beleid, projecten en het verrichten van beheerstaken is sprake van een startcompetentie. De opleidingen staan er garant voor dat de student geleerd heeft een bijdrage te leveren aan de beroepsontwikkeling. De beginnende professional wordt geacht te beschikken over de bekwaamheden die hem in staat stellen zichzelf als professional verder te ontwikkelen. Hij heeft een adequate beroepshouding en beschikt over vaardigheden die hem in staat stellen te blijven

1. Doelstelling en opdracht < 15 leren en het beroep vorm en inhoud te geven in nieuwe en onbekende situaties. Hij levert van meet af aan een innovatieve bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep.

16 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener In dit hoofdstuk beschrijven we kernachtig het beroep van sociaal pedagogisch hulpverlener. We werken het vijfde niveau uit van de beroepsuitoefening die wordt onderscheiden in het Beroependomeinprofiel SPW. Onze beschrijving moet herkenbaar zijn en tevens de toekomstvaste en toekomstgerichte elementen bevatten die relevant zijn voor een beroep dat zich ontwikkelt. Doelgroep Woon- en leefsituatie 2.1 Wat is sociaal pedagogische hulpverlening? Sociaal pedagogische hulpverlening is onderdeel van het sociaal pedagogisch werk, dat in het Beroependomeinprofiel SPW omschreven wordt als: Hulp- en dienstverlening in het kader van de primaire - al dan niet vervangende - woon- en leefsituatie (Beroependomeinprofiel, p. 19). Sociaal pedagogisch hulpverleners zijn de HBO-opgeleide sociaal pedagogisch werkers. De doelgroep waar de hulp- en dienstverlening van de SPH er zich op richt, bestaat uit mensen uit alle leeftijdscategorieën die door een combinatie van factoren en omstandigheden (handicap, ziekte, stoornissen, relatie- of gezinsproblemen, ontwikkelingsproblemen) tijdelijk of duurzaam aangewezen zijn op professionele ondersteuning om te kunnen functioneren in hun woon- en leefsituatie. Onder woon- en leefsituatie verstaan we: het geheel van activiteiten, relaties en voorzieningen van en ten behoeve van de cliënt met betrekking tot wonen, werken, dagbesteding en vrije tijd. De woon- en leefsituaties en cliëntsystemen zijn divers. Eenduidige sociale, culturele en levensbeschouwelijke kaders behoren goeddeels tot het verleden. De woon- en leefsituatie kenmerkt zich door zodanige omstandigheden of problematieken dat zonder professionele ondersteuning sprake is van stagnatie in de ontwikkeling of zelfs een bedreiging van het functioneren van de cliënt of het cliëntsysteem. Professionele ondersteuning is in principe aanvullend op de opvoeding en op (mantel)zorg door betekenisvolle anderen.

2. De sociaal pedagogisch hulpverlener < 17 Complexe hulpvragen Hulp- en dienstverlening Werkvelden Hulpvragen hebben vaak een complex karakter, bepaald door combinaties van fysieke, intrapsychische, psychosociale en maatschappelijke factoren (Beroependomeinprofiel, p. 22/23). Deze factoren beïnvloeden de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van de cliënt zodanig dat ondersteuning in de thuissituatie of een vervangende vorm daarvan noodzakelijk is. De hulp- en dienstverlening kan verschillende vormen aannemen, zoals woonbegeleiding, dagbesteding en ondersteuning van ontwikkeling en opvoeding. Het omvat aspecten van verzorging, begeleiding en behandeling, die veelal in combinatie met elkaar voorkomen en aspecten van preventie in zich dragen. De sociaal-pedagogische context verwijst naar een zekere mate van bescherming die de hulp- en dienstverleningssituatie kenmerkt. De SPH er is werkzaam in verschillende functies en in uiteenlopende werkvelden binnen ambulante, residentiële en semi-residentiële settingen. Hij werkt vanuit een instelling op het terrein van de volgende sectoren (indeling Winkelaar 1998): Jeugdzorg; Psychiatrie en Verslavingszorg; Gehandicaptenzorg; Ouderenzorg; Maatschappelijke opvang en vluchtelingenwerk; Justitiële hulpverlening. 2.2 Het beroep in zijn context De sociaal pedagogisch hulpverlener is een sleutelfiguur in het alledaagse leven van mensen die vanwege bijzondere omstandigheden, beperkingen en belemmeringen aangewezen zijn op bijzondere vormen van hulpverlening om op zinvolle wijze maatschappelijk te functioneren. De SPH er heeft vooral te maken met mensen van wie het bestaan gekenmerkt wordt door een combinatie van problemen die samenhangen met onder meer vastgelopen of ontwrichte sociale relaties, aangeboren of verworven beperkingen in hun functioneren en mogelijkheden, en conflicten met de maatschappij. Dat plaatst hen in een kwetsbare sociale positie en ondermijnt de stabiliteit en continuïteit van hun dagelijkse woonen leefsituatie. Het ontneemt hen en vaak ook hun omgeving het zicht op hun mogelijkheden om op een zinvolle wijze vorm te geven aan hun dagelijks leven en maatschappelijk functioneren.

18 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener Zowel de persoon van de cliënt met zijn specifieke behoeften, mogelijkheden en beperkingen als diens woon- en leefsituatie vormen aangrijpingspunt voor professioneel handelen. De wijze van hulpverlenen impliceert dat mensen en groepen niet als op zichzelf staande grootheden worden benaderd, maar mede vanuit de context, de situatie, waarin ze zich bevinden. Als participant aan de dagelijkse woon- en leefsituatie zal de SPH er met de cliënt en het systeem van de cliënt zoeken naar zinvolle bestaansmogelijkheden, werken aan het herstel of de instandhouding van het gewone leven, aan het scheppen van voorwaarden daartoe in de sociale omgeving en aan het beïnvloeden van verantwoordelijken in de samenleving die in staat zijn structurele belemmeringen weg te nemen. De ondersteuning van de cliënt, diens zelfstandigheid en het versterken en/of instandhouden van diens competenties staan daarbij centraal. De handelwijze van de SPH er kenmerkt zich tevens door een preventieve gerichtheid, het gericht zijn op het voorkomen van problemen of van verergering daarvan of terugval daarin. Het werken aan de hulpvragen van de cliënt vanuit de context van het dagelijks leven kenmerkt de sociaal pedagogische hulpverlening. De SPH er moet een basis voor samenwerking tot stand brengen in interactie met de cliënt, ondanks het feit dat lang niet altijd sprake is van vrijwilligheid van de kant van de cliënt en van bereidheid tot samenwerken. De SPH er moet de situatie waarin de cliënt zich bevindt, kunnen analyseren, met inbegrip van diens ziens- en zijnswijze, de aanwezige beperkingen en belemmeringen, zijn gedrag en de sociale en maatschappelijke factoren die hem in een kwetsbare positie plaatsen. Hij speelt daarop in door programma s te ontwerpen en uit te voeren die gericht zijn op een zinvol en acceptabel leven, op zelfredzaamheid, sociale competentie en maatschappelijke integratie De SPH er maakt deel uit van een zorginstelling of hulp- of dienstverleningsorganisatie. Hij kan ook werkzaam zijn binnen een justitiële context. Werken in en vanuit een organisatie brengt met zich mee dat de SPH er in staat moet zijn bij te dragen aan visie, beleid, preventie-activiteiten en hulpverlenings-

2. De sociaal pedagogisch hulpverlener < 19 methodiek van de instelling en dat hij de behandeling/begeleiding om kan zetten in behandelings- en begeleidingsplannen. Tot de beroepscontext behoren niet in de laatste plaats ook maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het maatschappelijk functioneren van de doelgroep en (daarmee) op de inhoud en de werkwijze van het beroep. Van buitengewoon belang daarbij is het in toenemende mate interculturele karakter van de samenleving, nationaal en internationaal. De SPH er kan deze ontwikkelingen in kaart brengen en analyseren, bijdragen aan de verbetering van de maatschappelijke positie van de doelgroep en de verdere profilering en maatschappelijke legitimering van zijn beroep. Van de SPH er wordt dus het nodige verwacht. Hij is in staat zijn interventies te richten op de mogelijkheden van de cliënt en zijn omgeving dankzij een adequate beroepshouding, communicatieve bekwaamheid, agogische deskundigheid, maatschappelijk inzicht, gedragswetenschappelijke en medische kennis en het kunnen hanteren van muzische middelen. Samenwerken met de cliënt, het cliëntsysteem, andere professionals en vaak met vrijwillige medewerkers, gebruik maken van de deskundigheid van anderen, het ontwikkelen en onderhouden van een netwerk en het adequaat hanteren van tegenstellingen en conflicten nemen in zijn werk een belangrijke plaats in. Als hoger opgeleide kan hij omgaan met complexiteit, beschikt hij over een groot reflectievermogen, kan hij zijn handelen verantwoorden en legitimeren en draagt hij bij aan de ontwikkeling van zijn beroep. 2.3 Ontwikkelingen in het werkveld Bij de beschrijving van het beroepshandelen van de SPH er is gebruik gemaakt van de uitkomsten van de trendstudie SPH Morgen is er weer een dag. Ook in de hier geschetste ontwikkelingen in het werkveld is van deze studie gebruik gemaakt. De SPH er ziet zich geconfronteerd met een samenleving die wordt omschreven als een risicomaatschappij, die gekenmerkt wordt door marginalisering van bepaalde groepen en tendensen tot tweedeling op verschillende gebieden. Groepen burgers kunnen niet meer voldoen aan de hoge normen die de samenleving stelt aan burgerschap. Individualisering leidt weliswaar tot

20 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener bevrijding uit traditionele verbanden, maar kan ook leiden tot verlies aan sociale binding en controle. Tegelijkertijd heeft de burger te maken met een terugtredende overheid, die hem meer verantwoordelijkheid en keuzevrijheid toestaat. Dit vraagt om een hoge mate van sociale competentie. Er zal meer aandacht nodig zijn om uitvallers een eigen plaats te geven in de samenleving en om risicogroepen op te sporen. SPH ers moeten daarom ook de mogelijkheden benutten die een preventieve en outreachende aanpak biedt om marginaliserende groepen te signaleren, te benaderen en te ondersteunen. Aandacht vraagt in dit verband de achterblijvende integratie van groepen die een slechte positie op de arbeidsmarkt hebben en oververtegenwoordigd zijn in jeugdhulpverlening en justitiële voorzieningen. De woon- en leefsituaties van cliënten kennen verder een steeds gedifferentieerder karakter. Naast residentiële hulp- en dienstverlening ontstaat een steeds grotere variëteit in vormen van ambulante hulp- en dienstverlening. Er is sprake van een gevarieerd aanbod, afgestemd op de individuele cliënt en ondersteund door diens eigen beslissingsrecht. De zorg vermaatschappelijkt en begeleidingsvormen als rehabilitatie, job coaching en woonbegeleiding nemen een prominentere plaats in binnen het aanbod. Van de cliënt en zijn omgeving wordt veel gevraagd om de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Het beroep op de eigen verantwoordelijkheid en competenties en het benutten van steunstructuren staan haaks op het gegeven dat er sprake is van kleiner wordende sociale netwerken, waarvan de leden tevens minder bereid lijken te zijn tot informele zorgverlening. Daarom mag verwacht worden dat professionele zorg een grote rol zal blijven spelen. De SPH er zal een goed evenwicht moeten vinden tussen de mogelijkheden van de cliënt en de hulpbronnen in zijn omgeving enerzijds en de noodzakelijke professionele ondersteuning anderzijds. De SPH er heeft voorts te maken met ontwikkelingen in het stelsel van zorg. Er is sprake van regionalisering, schaalvergroting, schaalverkleining binnen grootschalige organisaties, ontschotting, intensieve samenwerking van zorginstellingen, transmuraal werken en flexibele zorgprogrammering. De ontwikkeling naar een fijnmazige afstemming van zorgaanbod op zorgvraag noodzaakt de hulpverlener om gedifferentieerder en meer individugericht te werken. Vraaggericht werken vraagt flexibel inge-

2. De sociaal pedagogisch hulpverlener < 21 stelde beroepsbeoefenaars, die kunnen functioneren in verschillende rollen en settingen en die creatief zijn in het ontwerpen van een bij de situatie passende werkwijze. Binnen de zorg is ook sprake van verzakelijking. Er ligt een sterker accent op budgetbeheersing, doelgerichtheid en doelmatigheid, meetbare resultaten en aantoonbare kwaliteit. Informatieen communicatietechnologie doet meer en meer zijn intrede. Gegeven de complexe cliëntproblematiek is samenwerking in de ontwikkeling en uitvoering van een hulp- en dienstverleningsprogramma met andere beroepsbeoefenaren - met ieder een eigen verantwoordelijkheid daarin - een gegeven. De structurele, langdurige en procesmatige hulpverlening van weleer komt door dit alles onder druk, of tenminste in een ander kader te staan. Ontwikkelingen naar regionale samenhang, ambulantisering, vermaatschappelijking van de zorg, het toenemende beroep op gezondheidszorg als gevolg van vergrijzing en de internationale ontwikkeling van sociale beroepen brengen de traditioneel meer op zichzelf staande beroepen als maatschappelijk werker, sociaal pedagogisch hulpverlener en verpleegkundige dichter bij elkaar. De SPH er ziet zich voor het vraagstuk geplaatst de eigen beroepsidentiteit en deskundigheid scherper te benoemen, om in debatten over afbakenings- en samenwerkingsvraagstukken te kunnen participeren Kort samengevat zijn enkele van de belangrijkste ontwikkelingen: vermaatschappelijking van de zorg; meer nadruk op preventie; zorg op maat: vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte hulp- en dienstverlening; meer nadruk op het zelfbeschikkingsrecht en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt ; hulpverlening wordt meer gericht op activeren van mogelijkheden; hulp wordt daar waar mogelijk ambulant aangeboden; meer multi- dan monodisciplinaire hulp- en dienstverlening. Wat de organisatorische ontwikkelingen betreft, zien we: processen van organisatorische schaalvergroting; hulpverlenen vanuit kleinschalige voorzieningen van grote organisaties;

22 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener professionalisering van het management; expliciet kwaliteitsbeleid; multifunctioneel aanbod; van een voorzieningengerichte naar een functiegerichte benadering; oriëntatie op internationale beroepsontwikkelingen; toenemend gebruik van informatie- en communicatietechnologie. 2.4 Het beroepshandelen van de SPH er In deze paragraaf beschrijven we specifieker het beroepsmatig handelen van de SPH er. In de beschrijving is geprobeerd zowel aan de herkenbaarheid als aan de toekomstgerichtheid recht te doen. Het handelen van de SPH er laat zich als volgt omschrijven. Specifiek hulpverlenen en opvoeden: inzet van hart, hoofd en handen De sociaal pedagogische hulpverlening richt zich op cliënten in complexe en tevens specifieke probleemsituaties, die ontstaan zijn door beperkingen en belemmeringen in henzelf of in hun woonen leefomgeving. Het kunnen zeer uiteenlopende probleemsituaties zijn, die hoge eisen stellen aan de beroepskracht en vragen om een volledige inzet van hoofd, hart en handen. De hulpverlener moet een zesde zintuig hebben voor het aanboren van de specifieke mogelijkheden die de cliënt ter beschikking heeft of die de situatie hem biedt. Hij dient te beschikken over een breed handelingsrepertoire (systeemgericht, gedragsgericht en muzischagogisch werken) en dient in zijn handelen gebruik te maken van kennis uit de ortho(ped)agogiek en de ontwikkelingspsychologie en van kennis over pathologie en probleemgedrag. Systeemgericht werken: aanboren van hulpbronnen De SPH er werkt in en vanuit de woon- en leefsituatie met de cliënt en personen uit zijn directe omgeving. Hij doet dat in een agogische of pedagogische context. Dit systeemgerichte werken moet de cliënt in staat stellen zijn eigen wensen, behoeften en mogelijkheden af te stemmen op de hulpbronnen uit zijn omgeving. Systeemgericht werken kent verschillende invalshoeken: samenwerking met het systeem van de cliënt, vanuit een gedeelde (opvoedings)verantwoordelijkheid, werken aan gezamenlijk probleeminzicht en probleemoplossingsstrategieën met de cliënt en het cliëntsysteem, en (samen)werken aan herstel, instandhou-

2. De sociaal pedagogisch hulpverlener < 23 ding of ontwikkeling van de woon- en leefsituatie. De hulpverlener helpt de cliënt een sociaal netwerk te ontwikkelen of weer op te bouwen. Een probleem is dat nu reeds, maar ook in de toekomst sprake lijkt te zijn van afnemende sociale netwerken en een afnemende bereidheid tot informele zorg. Professionele ondersteuning is, mede ook door de toenemende zorgbehoefte, meer dan wenselijk en zal blijvend nodig zijn. Muzisch-agogisch werken: creativiteit als voorwaarde Van de SPH er wordt verwacht dat hij de cliënt binnen zijn mogelijkheden en beperkingen kan helpen nieuwe ervaringen op te doen die bijdragen aan een nieuwe kijk op zichzelf, aan betere ontplooiingsmogelijkheden en aan een meer bevredigende verhouding tot de omgeving. De SPH er hanteert daarbij muzisch-agogische methoden en middelen, die ertoe bijdragen dat de cliënt op eigen en voor hem en voor anderen zinvolle wijze vorm geeft aan zijn bestaan. Voorwaarde voor het adequaat hanteren van deze methoden en middelen is dat de SPH er zelf creatief is in het bedenken van oplossingen en aanpakken die passen bij verschillende cliënten en problemen. Vraaggericht werken: de cliënt centraal De hulpverlening krijgt in toenemende mate een meer vraaggericht karakter. Uitgangspunt is daarbij een grote mate van eigen beslissingsrecht en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarbij stuiten hulpverlener en cliënt op grenzen en beperkingen. Desondanks is de hulpverlener erop gericht de hulp- en dienstverlening af te stemmen op de hulpvragen van cliënten, door daarvoor op maat gesneden werkwijzen en programma s te bedenken en uit te voeren. Dit vraagt de nodige creativiteit en flexibiliteit. Vraaggericht werken legt een grote zorgverantwoordelijkheid bij alle betrokkenen. In de hulp- en dienstverlening is daarmee het spanningsveld tussen de inzet en draagkracht van de cliënt zelf en zijn direct betrokkenen enerzijds en de inzet van de hulpverlener anderzijds prominent aanwezig. Handelingsgericht werken: concrete en haalbare doelen De SPH er werkt aan concrete verbeteringen die de cliënt in staat stellen zich binnen zijn mogelijkheden te ontwikkelen of zich in zijn situatie te handhaven. Hij stelt zijn doelstellingen en interventies af op de mogelijkheden van de cliënt zelf en van het net-

24 2. De sociaal pedagogisch hulpverlener werk rond de cliënt. De SPH er staat voor de opgave zorgvuldig om te gaan met de draaglast en draagkracht van de cliënt en het cliëntsysteem. Hij stelt haalbare doelen, die de kans op positieve ervaringen en succesvolle resultaten optimaal maken. Hanteren van complexiteit en diversiteit De SPH er werkt aan complexe problemen en moet in staat zijn de meervoudigheid van de aanwezige problematiek te doorzien en daarnaar te handelen. Hij moet in staat zijn veel en ingewikkelde informatie te hanteren. Zijn uitvoerend handelen moet hij kunnen verbinden met de voorwaarden vanuit de organisatie en maatschappelijke kaders. De diversiteit in hulp- en dienstverlening vraagt van hem dat hij kan functioneren in verschillende settings en vormen van hulp- en dienstverlening, dat hij in staat is hulp- en dienstverlening te coördineren en dat hij zijn werkwijze kan afstemmen op cliënten en cliëntsystemen met uiteenlopende achtergronden en van verschillende levensfasen. Hanteren van beroepsdilemma s: verantwoordelijk omgaan met tegenstellingen De SPH er moet verantwoordelijk kunnen omgaan met de vele tegenstellingen, spanningsvelden en dilemma s die hij in zijn werk tegenkomt. Hij moet in staat zijn spanningen en onzekerheden in de omgang met de cliënt te hanteren, hij moet kunnen omgaan met afstand en nabijheid, met symmetrie en asymmetrie in relaties, met tegenstellingen in belangen en pluriformiteit in levensbeschouwing, waarden en normen en cultuur en leefstijl. Hij heeft te maken met spanningsvelden en afstemmingsproblemen tussen zijn eigen professionele verantwoordelijkheid en de eisen en verwachtingen vanuit de organisatie waarbinnen hij werkt. Hij ziet zich ondermeer geconfronteerd met de vraag naar resultaatgerichtheid en de behoefte aan standaardisering, die op gespannen voet kunnen staan met de ruimte die hij als werker nodig heeft voor het eigen verhaal en het proces van de cliënt. Dit brengt allerlei keuzeprocessen met zich mee, die verantwoord worden vanuit normatieve professionaliteit. Een adequate beroepshouding zichtbaar maken De SPH er werkt op basis van een beroepshouding die ondermeer gekenmerkt wordt door respect voor de cliënt en diens eigen zijns- en zienswijzen, het kunnen hanteren van diens afhankelijkheid, het bevorderen van diens autonomie, het hanteren van diens eigen verantwoordelijkheid en het zorgvuldig

2. De sociaal pedagogisch hulpverlener < 25 omgaan met privacy. Hij moet bereid en in staat zijn het eigen handelen te verantwoorden naar de cliënt, de instelling en de samenleving en hij moet beschikken over een vermogen tot kritische (zelf)reflectie. Hij is creatief, flexibel en authentiek en bereid zichzelf professioneel te ontwikkelen en nieuwe inzichten in zijn handelen te integreren. Professioneel samenwerken: meerwaarde in dienst van de cliënt De SPH er werkt zelden solistisch. Doorgaans werkt hij samen en in teamverband met beroepsgenoten en andere hulpverleners, vanuit een situatie van gedeelde professionele verantwoordelijkheid voor eenzelfde cliënt of groep cliënten. Hij staat voor de opgave zijn aandeel in de samenwerking te expliciteren en te verantwoorden en zal in staat moeten zijn met verschillen in visie, opvattingen en werkstijl, samenhangende met verschillen in beroepssocialisatie, om te gaan. Hij is erop gericht de deskundigheid van andere professionals, vrijwilligers en mantelzorgers om te zetten in een meerwaarde voor de cliënt. Zorg dragen voor kwaliteit De SPH er staat garant voor een kwalitatief verantwoorde uitvoering van zijn taken. Hij is gericht op het realiseren van de randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn en levert binnen de organisatie waarvan hij deel uitmaakt een bijdrage aan de kwaliteitszorg.

26 3. De HBO-opgeleide professional 3.1 De professionele SPH er De sociaal pedagogisch hulpverlener representeert kwalificatieniveau 5 binnen het sociaal pedagogisch werk. Kenmerkend daarvoor is de hoge mate van zelfstandigheid in het plannen van activiteiten en interventies, het dragen van verantwoordelijkheid voor de organisatie van hulp- en dienstverlening, het scheppen van randvoorwaarden voor verbetering van het primaire hulp- en dienstverleningsproces en het uitvoeren van complexe interventies. HBO- en MBO-opgeleide professionals (kwalificatieniveau 3 en 4) vervullen in de beroepspraktijk rollen die elkaar aanvullen. De HBO er beschikt naast beroepsspecifieke ook over beroepsonafhankelijke vaardigheden, tot uitdrukking komend in zijn vermogen op meta-niveau te reflecteren op eigen handelen en het handelen van anderen in multidisciplinair verband. Daarin onderscheidt hij zich van MBO-opgeleide professionals. Dat geldt ook voor zijn vermogen te werken in situaties waar geen of nauwelijks handelingsvoorschriften voorhanden zijn, zijn vermogen complexere interventies toe te passen en een hulp- en dienstverleningsproces te coördineren. Het werk van dit type professionals definieert Van Delden (1991) als werk waarin steeds opnieuw oplossingen voor nieuwe, unieke problemen gevonden moeten worden. Kenmerken van dit soort werk zijn dat resultaten moeilijk van tevoren te specificeren zijn (maatwerk) en dat het noodzakelijk is dat selectief gebruik gemaakt wordt van veel en sterk gestructureerde kennis. Met het gebruik van standaardprocedures kan dus niet worden volstaan. De diversiteit in onze samenleving (verschillende culturen, leefstijlen, wijzen van zingeving, behoeften en problemen) neemt sterk toe, en daarmee de behoefte aan specifieke antwoorden. De inbreng van professionals wordt daarom in alle sectoren van de samenleving van steeds groter belang. Dit geldt ook binnen het SPH-domein. Het beroepshandelen van SPH ers heeft betrekking op het dagelijks leven van cliënten in hun woon- en leefsituatie. Leefstijlen, cliëntsystemen en hun woon- en leefsituaties worden steeds diverser, terwijl er tegelijk met deze veelvormigheid sprake is van meerduidigheid, dat wil zeggen dat er minder sprake is van eenduidige culturele, levensbeschouwelijke en theoretische kaders waarbinnen geïnterpreteerd en gewerkt kan worden. Deze veelvormigheid en meerduidigheid vragen om

3. De HBO-opgeleide professional < 27 een benadering die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van reflectie, een groot ontwikkelvermogen en een bereidheid het eigen beroepshandelen te verantwoorden. Dit vraagt weer om een creatieve professional, die in staat is het vertrouwde zodanig los te laten dat er ruimte is voor nieuwe en vaak onorthodoxe oplossingen voor de problemen die zich aan hem voordoen. HBO-niveau wordt hier opgevat als het inhoud geven aan het bovenbedoelde begrip professionaliteit. Complexiteit 3.2 Kenmerken van het HBO-niveau Het HBO-niveau wordt getypeerd aan de hand van vijf samenhangende kenmerken. De complexiteit van het beroepshandelen van de SPH er komt tot uiting in de eisen die gesteld worden aan het methodisch handelen. We spreken van methodisch handelen wanneer de noodzakelijk te maken keuzen maximaal worden geëxpliciteerd, onderbouwd en verantwoord. De complexiteit komt dan tot uiting in de volgende aspecten. Methodisch handelen heeft betrekking op verschillende niveaus Het hulpverlenend handelen van de SPH er heeft betrekking op: het cliëntsysteem in diens woon- en leefsituatie; het kiezen en uitvoeren van methoden, technieken en middelen; het ervoor zorgen dat de hulpverleningsorganisatie in voldoende mate voorwaardelijk is voor de hulpverlening als zodanig; het relateren van het hulpverlenend handelen aan maatschappelijk gehanteerde normen, waarden en (bijvoorbeeld juridische) kaders. Kenmerkend voor dit beroepshandelen (dit geldt bij uitstek voor SPH ers) is dat deze niveaus dikwijls tegelijkertijd, ter plekke en op dit moment op elkaar betrokken moeten worden, een zeer complexe vorm van reflection in action (Schön 1983). Reflecteren vanuit en op theoretische en normatieve kaders De SPH er dient veelvuldig, zo niet continu, te reflecteren op theoretische en normatieve kaders die belangrijk zijn voor het hulpverlenen in het algemeen en in concrete situaties. Bovendien kan deze reflectie zich niet beperken tot overwegingen en keuzen bínnen gestelde theoretische en normatieve kaders. De

28 3. De HBO-opgeleide professional gesignaleerde veelvormigheid en meerduidigheid vragen dat keuzen gemaakt moeten worden ten aanzien van de te gebruiken kaders zélf. Hanteren van complexe problematiek De SPH er is in staat adequaat om te gaan met meervoudige cliëntproblematieken, ook in situaties waarin niet of nauwelijks kan worden teruggegrepen op bestaande procedures en handelingsvoorschriften. Hanteren van veel en complexe informatie Er worden bij dit alles hoge eisen gesteld aan het kunnen verzamelen, selecteren, interpreteren, bewerken en gebruiken van informatie. Verantwoorden/legitimeren In een situatie van meerduidigheid is het van groot belang dat de keuzen die worden gemaakt zoveel mogelijk worden verantwoord ten overstaan van de verschillende betrokkenen. Daardoor kunnen deze keuzen met hen bediscussieerd en/of door hen getoetst worden. Als mogelijke betrokkenen dienen (ten minste) onderscheiden te worden: cliënt en cliëntsysteem, de eigen hulpverleningsorganisatie, opdrachtgevers (zorgtoewijzers, financiers) en de samenleving als geheel (het gaat dan vooral om toetsing aan wet- en regelgeving en verantwoording in het openbare debat). Met het verantwoorden op al deze niveaus legitimeert de SPH er zijn eigen beroepshandelen en levert hij tevens een bijdrage aan de maatschappelijke legitimering van het beroep. Ontwikkelen van methodiek en beroep Omdat het beroepshandelen van de SPH er in veel gevallen betrekking heeft op nieuwe, unieke situaties en vraagstukken is hij genoodzaakt continu te reflecteren en te ontwikkelen. Wanneer de noodzakelijke reflectie van de SPH er resulteert in het vastleggen en communiceren van ervaringen op een wijze die bijdraagt aan de kwaliteit van het beroepshandelen van zichzelf en van collega s, spreken we van beroepsontwikkeling. In de eerste plaats zal dit betrekking moeten hebben op de ontwikkeling van het beroepshandelen van de SPH er zelf. Het HBOniveau komt echter vooral tot uiting in de volgende drie elementen:

3. De HBO-opgeleide professional < 29 binnen de instelling waarin de SPH er werkzaam is, kan hij bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van werken ten behoeve van bepaalde (categorieën) cliënten en zo bijdragen aan de verbetering van de instellingsmethodiek; ook kan de SPH er zich daarbij richten op beroepsgenoten binnen een bepaald werkveld van de sociaal pedagogische hulpverlening, en zo bijdragen aan wat wij noemen de beroepsmethodiek SPH; van beroepsontwikkeling SPH is ook sprake wanneer de bijdragen gericht zijn op de legitimering en profilering van het beroep SPH als zodanig. Wetenschappelijk verankeren Niet alleen HBO- en MBO-opgeleiden, maar ook HBO ers en wetenschappelijk opgeleiden vervullen in principe rollen die elkaar aanvullen. Het wetenschappelijk onderwijs richt zich op het leren onderzoeken van de werkelijkheid en het verzamelen van gegevens en het ontwikkelen van theorieën die betrekking hebben op die werkelijkheid. HBO ers zijn onderdeel van de sociale werkelijkheid, zij handelen daarbinnen en reflecteren op het eigen handelen in de contexten waarbinnen dit handelen plaatsvindt. De rol die HBO ers hebben bij (wetenschappelijke) kennisontwikkeling is als volgt te typeren. Enerzijds maken HBO ers gebruik van theorieën, gegevens en opvattingen waaraan de wetenschappen essentiële bijdragen leveren. In deze zin is er sprake van het toepassen van resultaten van wetenschappen door SPH ers. Anderzijds ondersteunen SPH ers de ontwikkeling van wetenschappen doordat zij kennis en ervaringen verzamelen en systematiseren en wetenschappelijke theorieën op hun bruikbaarheid voor het beroepshandelen evalueren en becommentariëren. Het primaire doel van HBO ers is het wetenschappelijk verankeren van het beroepshandelen c.q. van de beroepsmethodiek. Leiding geven en ondersteuning bieden aan medewerkers In samenhang met hun vermogen complexere interventies uit te voeren en een integraal hulpverleningsproces te coördineren c.q. een inhoudelijke regiefunctie te vervullen (Beroependomeinprofiel, p. 44/45), vervullen veel SPH ers in hulpverleningsorganisaties een functie waarin zij het beroepshandelen van andere medewerkers aansturen, coördineren, ondersteunen en verantwoorden.