KENNISGEVINGSNOTA. planmer N71 Neerpelt omleidingsweg. MOW - agentschap infrastructuur - afdeling Limburg mei 2007



Vergelijkbare documenten
Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

leeswijzer bij de kenningsgevingsnota Plan-MER ontsluiting Haspengouw - E40

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Plan-MER-Verslag. Plan: Initiatiefnemer:

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Infomoment Verapazbrug

Goedkeuring plan-milieueffectrapport PRUP Omleidingsweg Anzegem

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Aanvullende nota bij het plan-mer ruilverkaveling Schelde-Leie

Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

TRACÉ EN PLANMER STUDIE TRAMLIJNEN VLAAMS BRABANT

p r o c e s n o t a R U P B e e l d b e p a l e n d e B a k e n s i n h e t l a n d s c h a p

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL

Hengelhoef informatievergadering 5 december 2013

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Aanvraag van een planologisch attest

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Verzoek tot ontheffing van het opstellen van een project-mer: Ontheffingsbeslissing. Project:

/11/2015

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

25 november Dienst Ruimtelijke Planning

HANDLEIDING PARTICIPATIE IN HET M.E.R.-PROCES

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Ontheffing van MER-plicht

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

plan-mer N71 Neerpelt omleidingsweg MOW oktober 2008 MER

Kennisgeving plan-mer Regionaal bedrijventerrein Wommelgem-Ranst

Goedkeuring project-milieueffectrapport Aanleg AX

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Gemeente Wuustwezel Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kaartenatlas Informatief en richtinggevend deel

Gemeente Schilde RUP "De Vogelenzang " Procesnota Juli 2018

PITTEM RUP DE POSTERIJ

Een vlottere mobiliteit in de Noorderkempen Aanleg Ring rond Malle FASE 1

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

OUD-TURNHOUT RUP De Hoogt Aanvulling screeningsnota

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kruishoutem

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

Richtlijnen milieueffectrapportage

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Berlare

BETREFT: plan MER screening

Hervergunning en verandering van een attractiepark

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij Bovenzanden

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Besluit van de Deputatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Uitbreiding Recreatiepark Hengelhoef te Houthalen-Helchteren.

MER in de omgevingsvergunning

2 planningsproces. ting van: DD-MM-JJJJ

Project-m.e.r.-screening

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Sint-Janspoort Kortrijk. Initiatiefnemer:

Toelichting bij de procedure voor de bouw van een 2 de kerncentrale te Borssele (Nederland)

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Goedkeuring milieueffectrapport. Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

RUP Hippodroom Stad Tongeren. Procesnota Maart 2018

VR DOC.0722/3

adviezen n.a.v. planmer-screening

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Gemeente Wijnegem Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Wommelgemsteenweg. Procesnota Dossier WIJ1022

Conceptnota voor nieuwe regelgeving

Project-m.e.r.-screening

Betreft: Advies over de planmer-screening met betrekking tot wijziging RUP zonevreemd bedrijf Nieuwmoer te Kalmthout Aanvrager: gemeente Kalmthout

Transcriptie:

KENNISGEVINGSNOTA planmer N71 Neerpelt omleidingsweg MOW - agentschap infrastructuur - afdeling Limburg mei 2007

- 2 -

Inhoud: Figuren:...- 6 - Kaarten:...- 6 - Tabellen:...- 7 - I. De kennisgevingsnota: een uitnodiging...- 9-1. Situering van het programma...- 10-2. Het ruimtelijk uitvoeringsplan: de keuze...- 11-3. Milieueffectrapportage: een afweging vooraf...- 11-4. De kennisgeving: nodigt uit om mee te denken...- 12-5. De mogelijkheden tot inspraak...- 12 - II. De context van de milieueffectrapportage...- 15-1. Wettelijk kader milieueffectrapportage...- 16-1.1. Doelstelling en kenmerken van de milieueffectrapportage...- 16-1.2. De procedure van de milieueffectrapportage...- 16-1.3. Toetsing aan de MER-plicht...- 18-2. Het nut van de milieueffectrapportage als informerend instrument...- 20-3. De initiatiefnemer en het team van deskundigen...- 22-3.1. Naam van de initiatiefnemer...- 22-3.2. Het college van deskundigen...- 22-3.3. De Dienst Milieueffectrapportage...- 23 - III. De context van de planopzet...- 25-1. Ruimtelijke situering van het programma...- 26-2. De beschrijving van het plan...- 28-2.1. Het nut en de noodzaak van N71 als noordelijke omleiding...- 28-2.2. De alternatieve tracés...- 31-3. Juridische en beleidsmatige context...- 36-3.1. Inleiding...- 36-3.2. Juridische situering...- 42-3.3. Beleidsmatige situering...- 52 - IV. De aanpak van de milieueffectrapportage...- 73-1. Algemene aanpak milieueffectonderzoek...- 74-1.1. Te onderzoeken alternatieven in het MER...- 74-1.2. De referentiesituatie en afbakening van de studiegebieden...- 75 - - 3 -

1.3. Gegevensverzameling... - 76-1.4. Ingreep-effectschema... - 76-1.5. Uitwisseling van informatie... - 79-2. Discipline mens: mobiliteit... - 83-2.1. Effectgroepen... - 83-2.2. Afbakening van het studiegebied... - 83-2.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 83-2.4. Methodologie effectvoorspelling en -beoordeling... - 88-3. Discipline bodem... - 92-3.1. Effectgroepen... - 92-3.2. Afbakening van het studiegebied... - 92-3.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 92-3.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling... - 95-4. Discipline water: oppervlaktewater... - 98-4.1. Effectgroepen... - 98-4.2. Afbakening van het studiegebied... - 98-4.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 98-4.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling... - 100-5. Discipline water: grondwater... - 102-5.1. Effectgroepen... - 102-5.2. Afbakening van het studiegebied... - 102-5.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 102-5.4. Methodologie effectvoorspelling en -beoordeling... - 103-6. Discipline geluid... - 105-6.1. Effectgroepen... - 105-6.2. Afbakening van het studiegebied... - 105-6.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 105-6.4. Methodologie effectvoorspelling en -beoordeling... - 106-7. Discipline lucht... - 108-7.1. Effectgroepen... - 108-7.2. Afbakening van het studiegebied... - 108-7.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 108-7.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling... - 114-8. Discipline fauna en flora... - 116-8.1. Effectgroepen... - 116-8.2. Afbakening van het studiegebied... - 116-8.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 116-8.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling... - 118-9. Discipline mens: gezondheid... - 121-9.1. Effectgroepen... - 121-9.2. Afbakening van het studiegebied... - 121-9.3. Beschrijving van de referentiesituatie... - 121-9.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling... - 122 - - 4 -

10. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie...- 123-10.1. Effectgroepen...- 123-10.2. Afbakening van het studiegebied...- 123-10.3. Beschrijving van de referentiesituatie...- 123-10.4. Methodologie effectvoorspelling en beoordeling...- 133-11. Discipline mens: ruimtelijke aspecten - functionele aspecten...- 136-11.1. Effectgroepen...- 136-11.2. Afbakening van het studiegebied...- 136-11.3. Beschrijving van de referentiesituatie...- 136-11.4. Methodologie effectvoorspelling en -beoordeling...- 138-12. Discipline mens: ruimtelijke aspecten - belevingsaspecten...- 141-12.1. Effectgroepen...- 141-12.2. Afbakening van het studiegebied...- 141-12.3. Beschrijving van de referentiesituatie...- 141-12.4. Methodologie effectbeoordeling- en voorspelling...- 141-13. Passende beoordeling...- 143-13.1. Inleiding...- 143-13.2. Aanmelding speciale beschermingszones...- 143-13.3. Beschrijving van de referentiesituatie...- 144-14. Natuurtoets...- 146-15. Grensoverschrijdende effecten...- 147-15.1. Discipline mens: mobiliteit...- 147-15.2. Discipline water: oppervlaktewater en grondwater...- 147-16. Voorstel inhoudstabel MER...- 148 - Bijlagen...- 150-1. Draagkrachtonderzoek...- 151-1.1. Inleiding...- 151-1.2. Criteria...- 151-1.3. Methodiek voor het bepalen van de relatieve draagkracht...- 155-1.4. Resultaten van het draagkrachtonderzoek...- 157-2. Literatuurlijst...- 158-2.1. Aanwezige literatuur...- 158-2.2. Op te vragen literatuur...- 158-3. Verklarende woordenlijst...- 160-4. Lijst van afkortingen...- 162 - - 5 -

Figuren: figuur 1: schematische weergave Neerpelt-Overpelt... - 10 - figuur 2: de verkeersrelaties in het gebied... - 30 - figuur 3: typedwarsprofiel met dubbelrichtingfietspad... - 32 - figuur 4: typedwarsprofiel zonder fietsvoorzieningen... - 33 - figuur 5: typedwarsprofiel met twee enkelrichtingfietspaden... - 33 - figuur 6: ontwikkelingsperspectief voor het kleinstedelijk gebied Neerpelt- Overpelt... - 55 - figuur 7: uittreksel uit de gewenste ruimtelijke structuur Neerpelt... - 57 - figuur 8: N71 ter hoogte van het bosgebied met woonclusters... - 58 - figuur 9: beeldimpressies bij de mogelijke entree... - 60 - figuur 10: concept lokaal bedrijventerrein Loërakker... - 63 - figuur 11: fictief voorbeeld van een beoordelingsschema... - 81 - Kaarten: kaart 1: situering van het plangebied in een de ruimere omgeving... - 26 - kaart 2: het plangebied op luchtfoto... - 26 - kaart 3: situering van de toponiemen in het plangebied... - 26 - kaart 4: de tracé-alternatieven op het kadaster... - 33 - kaart 5: gewestplan... - 42 - kaart 6: goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen... - 43 - kaart 7: VEN-gebieden en speciale beschermingszones... - 43 - kaart 8: cultuurhistorisch patrimonium... - 51 - kaart 9: afbakening van de studiegebieden... - 75 - kaart 10: referentietoestand mobiliteit - situering op meso-niveau... - 84 - kaart 11: referentietoestand mobiliteit - draagkrachtonderzoek... - 84 - kaart 12: referentietoestand mobiliteit - openbaar vervoer op meso-niveau... - 86 - kaart 13: referentietoestand mobiliteit - fietsverkeer op meso-niveau... - 86 - kaart 14: referentietoestand mobiliteit - situering op micro-niveau... - 87 - kaart 15: geologie in het studiegebied... - 92 - kaart 16: bodemkaart... - 92 - kaart 17: bodemgebruik volgens de biologische waarderingskaart... - 92 - kaart 18: bodemgebruik volgens corine landcover... - 92 - kaart 19: overstromingsgebieden en categorisering van de waterlopen... - 98 - kaart 20: kwaliteitsmeetnet VMM... - 98 - kaart 21: grondwaterkwetsbaarheid, peilputten en winningen... - 102 - kaart 22: vereenvoudigde weergave van de BWK-eenheden op macroschaal... - 116 - kaart 23: kwetsbaarheid voor verdroging... - 116 - kaart 24: kwetsbaarheid voor geluidsverstoring... - 116 - kaart 25: elementen uit de atlas van de traditionele landschappen... - 123 - kaart 26: de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (ca. 1775)... - 123 - - 6 -

kaart 27: de kaart van Vandermaelen (ca. 1850)...- 123 - kaart 28: de topografische kaarten van het Institut Cartographique Militaire (1896-1897)...- 123 - kaart 29: referentietoestand functionele aspecten mesosystemen...- 136 - Tabellen: tabel 1: groep van MER-deskundigen en medewerkers voor de uitwerking van het MER...- 23 - tabel 2: juridische randvoorwaarden...- 36 - tabel 3: beleidsmatige randvoorwaarden...- 38 - tabel 4: goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen...- 43 - tabel 5: habitatnummer met overeenkomstig habitat...- 47 - tabel 6: belangrijkste waterlopen met categorie en beheerder...- 49 - tabel 7: ingreep-effectschema...- 77 - tabel 8: uitwisselingsschema informatie...- 80 - tabel 9: resultaat draagkrachtonderzoek...- 85 - tabel 10: overzicht van de geologie in het studiegebied...- 93 - tabel 11: overzicht van de belangrijkste bodemseries...- 94 - tabel 12: bodemgebruik binnen het studiegebied volgens de BWK...- 94 - tabel 13: oppervlaktewaterkwaliteit VMM-meetpunten...- 99 - tabel 14: NO- en NO 2-concentraties (uurwaarden) van het kalenderjaar 2004 voor de meetstations Dessel en Mol...- 109 - tabel 15: SO 2-concentraties (dagwaarden) van het meteorologisch jaar 2004-2005 voor de meetstations Dessel, Bree, Mol en Lommel...- 110 - tabel 16: stofconcentraties (PM 10) van het kalenderjaar 2004 voor het meetstation Dessel...- 111 - tabel 17: benzeenconcentraties (jaargemiddeldes) van het kalenderjaar 2004 voor de twee meetstations in Tessenderlo en gans Vlaanderen...- 111 - tabel 18: benzeenconcentraties (dagwaarden) van het kalenderjaar 2004 voor het meetstation Geel...- 112 - tabel 19: ozonconcentraties (uurwaarden en hoogste 8-uursgemiddelden) van het kalenderjaar 2004 voor het meetstation Dessel...- 112 - tabel 20: zwarte rookconcentraties (dagwaarden) van het meteorologisch jaar 2004-2005 voor het meetstation Hasselt...- 113 - tabel 21: niet beschermd erfgoed...- 131 - tabel 22: habitats en soorten waarvoor het habitatrichtlijngebied aangemeld is...- 144 - - 7 -

- 8 -

I. De kennisgevingsnota: een uitnodiging De kennisgevingsnota kan in de eerste plaats beschouwd worden als een uitnodiging om mee na te denken over de elementen die in rekening gebracht moeten worden vooraleer een plan wordt opgesteld. Om dit te verduidelijken gaan we eerst in op de verschillende stappen die gevolgd moeten worden vooraleer de overheid effectief overgaat tot de realisatie van het plan. Het laatste hoofdstuk verduidelijkt hoe u op deze uitnodiging kan ingaan: wat zijn de mogelijkheden tot inspraak? - 9 -

1. Situering van het programma Zowel op Vlaams als op provinciaal en gemeentelijk beleidsniveau bestaat de wil om het centrum van Neerpelt te ontlasten van doorgaand verkeer. Een oplossing hiervoor is de aanleg van een omleidingsweg rond Neerpelt. Het Vlaams ministerie van openbare werken afdeling Limburg (MOW) nam hiertoe het initiatief door het opstellen van een streefbeeld. Dit streefbeeld onderzocht de wenselijkheid van dergelijke verbinding en bakende op die manier het te onderzoeken programma af. De weg dient het bestaande westelijk tracé van N71 kort te sluiten met het bestaande oostelijk tracé van N71 en zo het verkeer rond Neerpelt om te leiden. De verbinding is in onderstaande figuur schematisch weergegeven met een rechte pijl. Het is de bedoeling om op die manier minstens een deel van het verkeer via N790 - N712 doorheen het centrum van Neerpelt om te leiden en het diffuus verkeer doorheen het gebied ten noorden van Neerpelt te concentreren. figuur 1: schematische weergave Neerpelt-Overpelt De Holen Kanaal Bocholt-Herentals Nolimpark Neerpelt Overpelt bron: Grontmij Belgroma, 2003, Noordelijke Omleiding N71 Neerpelt, fase 1, Nut en Noodzaak, eindrapport 4 maart 2003 in opdracht van AWV Limburg, figuur 9, eigen aanvullingen. In het streefbeeld van 2004 1 worden 5 alternatieven voor het aan te leggen tracé ter discussie gesteld. Zij zijn gesitueerd op kaart 1 verderop in dit rapport en hebben een lengte van om en bij de 3,5 kilometer. Elk van de tracés gaat minstens deels door bestemd natuurgebied (omgeving De Holen). Het is vooralsnog onduidelijk voor welk tracé geopteerd zal worden. Evenmin zijn duidelijke opties aanwezig over de aanleg en inrichting van elk van deze tracés. De bedoeling van de milieueffectrapportage is informatie te verschaffen over de randvoorwaarden voor elk van deze tracés zodat een gedegen afweging kan gebeuren. 1 Grontmij Belgroma, 2004, Noordelijke Omleiding N71 Neerpelt, fase 2, Conceptstreefbeeld en Tracékeuze, conceptrapport7 2 juni 2004, in opdracht van AWV Limburg - 10 -

2. Het ruimtelijk uitvoeringsplan: de keuze Om de omleidingsweg N71 aan te leggen dient de overheid eerst en vooral terreinen te reserveren door middel van een juridisch plan. Welk tracé deze omleidingsweg zal volgen is vooralsnog onduidelijk. De keuze zal gebeuren op basis van het bestaande gewestplan of een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan. Deze plannen dienen om de betrokkenen rechtszekerheid te bieden vooraleer de overheid met de concrete aanleg van een omleidingsweg begint. Het zijn met andere woorden beslissingsinstrumenten om het vooropgestelde programma uit te voeren. Het is op dit ogenblik nog onduidelijk wie een eventueel ruimtelijk uitvoeringsplan dient op te stellen: de provincie Limburg of de Vlaamse overheid. Hoe dan ook is aan de goedkeuring van een ruimtelijk uitvoeringsplan een officiële procedure verbonden. Vooraleer een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan wordt goedgekeurd, moet het aan een breed publiek kenbaar worden gemaakt via een openbaar onderzoek. Dit openbaar onderzoek duurt 60 dagen. Tijdens dit openbaar onderzoek kan iedereen bezwaar indienen tegen het aanleggen van de weg, tegen de plaats waar de Vlaamse overheid de weg wil aanleggen of tegen de manier waarop zij dit wil doen. Op het gewestplan is één van de mogelijke tracés aangeduid als reserveringsstrook. Een aanpassing van het gewestplan is niet mogelijk. Een nieuwe wijziging van de bestemmingen kan enkel gebeuren door middel van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor de herzieningen van een gewestplan waren in het verleden gelijkaardige regels inzake het openbaar onderzoek van toepassing. Hoewel de aanleg van een omleidingsweg in verschillende structuurplannen is vastgelegd, kan uit het milieueffectrapport blijken dat er dwingende redenen zijn om alsnog niet voor de aansluiting te kiezen. Daarom is ook een zogenaamd nul-alternatief opgenomen. Omdat de overheid voor de aanleg van de weg over een vergunning dient te beschikken, zal ook de aanleg van de weg aan een openbaar onderzoek onderhevig zijn. In de vergunningsprocedure is immers een openbaar onderzoek voorzien. 3. Milieueffectrapportage: een afweging vooraf Het Ministerie openbare werken afdeling Limburg (MOW) neemt het initiatief voor deze milieueffectrapportage. Vooraleer de overheid het plan opstelt wenst zij ook voor zichzelf de mogelijke effecten te onderzoeken. Ze neemt hiertoe het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen als vertrekbasis. Eén van de elementen die zij wil nagaan is welke effecten het programma heeft op de doelstellingen die zij nastreeft met betrekking tot het milieu. Om dit te realiseren zet zij milieueffectrapportage (mer) in als procedureel instrument. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure die wordt gevolgd vóórdat een activiteit of ingreep (project, beleidsvoornemen zoals plan en/of programma) plaatsvindt. In deze procedure worden de milieugevolgen van deze activiteit op een wetenschappelijk verantwoorde wijze bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De grondgedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) reeds in een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen. - 11 -

Milieueffectrapportage dwingt de overheid mogelijke milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer zij over de uitvoering van het plan of het project een besluit neemt. Het eindpunt van deze procedure is het milieueffectrapport, een MER. In dit geval zal het gaan om een zogeheten planmer omdat de tracékeuze nog onduidelijk is. Dit planmer zal vooraf de effecten verduidelijken van de mogelijke keuzes in bijvoorbeeld een ruimtelijk uitvoeringsplan. Het planmer is met andere woorden in de eerste plaats een informatief instrument. Het helpt de overheid de verschillende mogelijkheden af te wegen op basis van de gevolgen voor het milieu. De uiteindelijke beslissing over het tracé en de inrichtingsvoorwaarden zal door de bevoegde overheid genomen worden via het ruimtelijk uitvoeringsplan. In deze beslissing zal de bevoegde overheid naast de milieueffecten ook rekening houden met effecten op andere (sociale, economische en technische) vlakken en met openbare inspraak. 4. De kennisgeving: nodigt uit om mee te denken De kennisgeving is het formele begin van de mer-procedure, het geheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruiken van een MER. Het is de eerste procedurele stap in de opmaak van een milieueffectrapport. Er wordt een kennisgevingsnota ter inzage gelegd voor een breder publiek. Op die manier krijgt iedereen, zowel de individuele personen als de maatschappelijke organisaties en de betrokken instanties, de kans om opmerkingen te formuleren over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport. In het bijzonder kunnen zij op die manier opmerkingen geven over welke effecten en alternatieven bestudeerd moeten worden en de manier waarop zij bestudeerd moeten worden. Dit wordt ook de inhoudsafbakening genoemd. De kennisgevingsnota is te beschouwen als de formele uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over wat in het MER verder moet uitgewerkt worden. De kennisgevingsnota geeft de blauwdruk van het planmer. Op basis van de kennisgevingsnota en van de richtlijnen van de bevoegde administratie zal het planmer opgesteld worden. De kennisgevingsnota geeft informatie over de inhoud en doelstellingen van het programma en over de manier waarop de studie naar de mogelijke milieueffecten zal worden uitgevoerd. De verschillende alternatieven worden naast elkaar gelegd. Eén van de alternatieven, het nulalternatief, is dat er geen weg komt. 5. De mogelijkheden tot inspraak Op deze kennisgeving kan eenieder die dit wenst reageren. De kennisgeving is immers juist bedoeld als een uitnodiging om het onderzoek te richten. Nuttige reacties zijn bijvoorbeeld voorstellen voor mogelijke bijkomende alternatieven (andere tracé s), voorstellen voor onderzoek naar mogelijke effecten die niet in het kennisgevingsdossier zijn vermeld, bepaalde aandachtspunten of gebieden in de omgeving van het plan die op dit ogenblik niet zijn vermeld. Formele bezwaren of petities kunnen niet ingediend worden in dit stadium van het plan. Dit kan wel later bij de de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan of de vergunningsaanvraag. U kan dan gebruik maken van het afgewerkte MER om uw bezwaren beter te onderbouwen. Om een reactie te kunnen geven ligt de voorliggende kennisgeving gedurende een periode van maximaal 30 dagen ter inzage bij de gemeenten die zich situeren in het plangebied en/of die invloed kunnen ondervinden van één of meerdere de alternatieven in het programma. Het betreft de gemeenten Neerpelt en Hamont-Achel. De kennisgeving wordt door de dienst Mer ook ge- - 12 -

publiceerd op hun webstek http://www.mervlaanderen.be onder de rubriek dossier databank. Op de website is ook een inspraakformulier gepubliceerd met een aantal tips voor het opstellen van uw reactie. U kan reageren zolang het kennisgevingsdossier ter inzage ligt. Hiervoor moet u ofwel een brief indienen bij de gemeente (Neerpelt of Hamont-Achel) waar het kennisgevingsdossier ter inzage ligt, ofwel de brief met uw reacties opsturen naar de dienst Mer op onderstaand adres: Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Cel Milieueffectrapportage planmer N71 Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel U kan deze reacties ook per e-mail bezorgen aan mer@vlaanderen.be of per fax verzenden naar 02/553 80 75. Uw suggesties, aanvullingen en bemerkingen op de in het kennisgevingsdossier voorgestelde invulling van het finale MER-rapport worden door de Cel Milieueffectrapportage gebundeld en verwerkt in richtlijnen. De richtlijnen vormen een aanvulling op het kennisgevingsdossier, in de richtlijnen wordt vermeld wat er nog bijkomend onderzocht moet worden en op welke manier dit moet gebeuren. Datgene wat in de richtlijnen gevraagd wordt, moet opgenomen worden in het finale MER-rapport. De richtlijnen worden ondermeer betekend aan het college van burgemeester en schepenen van alle steden en gemeenten waar de kennisgeving ter inzage gelegen heeft en kunnen daar opgevraagd worden. De richtlijnen zullen eveneens op de webstek www.mervlaanderen.be geplaatst worden. - 13 -

- 14 -

II. De context van de milieueffectrapportage De context van de milieueffectrapportage geeft aan waarom een milieueffectrapportage wordt opgesteld en wie voor het opstellen van het milieueffectenrapport zal zorgen. De vraag naar het waarom heeft zowel te maken met een aantal wettelijke richtlijnen die van toepassing zijn als met het nut van de rapportage op zich. Ter verduidelijking van wie het milieueffectrapport zal opstellen zijn zowel de initiatiefnemer als de verschillende deskundigen opgelijst. - 15 -

1. Wettelijk kader milieueffectrapportage 1.1. Doelstelling en kenmerken van de milieueffectrapportage Milieueffectrapportage heeft tot doel het milieu een plaats toe te kennen die evenwaardig is aan de sociale, economische en andere maatschappelijke belangen. Het is specifiek gericht op de besluitvorming met betrekking tot acties die aanzienlijke effecten kunnen hebben op het milieubelang en de veiligheid en de gezondheid van de mens. Om dit te realiseren zijn in het decreet van 18 december 2002 volgende essentiële kenmerken vastgelegd: de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten, of in het geval van zware ongevallen mogelijke, gevolgen voor mens en milieu, van een voorgenomen actie en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven voor de actie of onderdelen ervan de beschrijving en evaluatie van de mogelijke maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen actie op een samenhangende wijze te vermijden, te beperken, te verhelpen of te compenseren de kwaliteitsbeoordeling van de verzamelde informatie de actieve openbaarheid van de rapportage en de besluitvorming over de voorgenomen actie. 1.2. De procedure van de milieueffectrapportage De procedure voor het opstellen van een MER wordt gekenmerkt door vier fasen. Tijdens de kennisgevingsfase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de dienst Mer. Zij beslist of de kennisgevingsnota al dan niet volledig is. In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het MER vastgesteld door de dienst Mer en dit op basis van de ingebrachte opmerkingen. In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen de eigenlijke MER opgesteld. Tijdens de beoordelingsfase wordt het planmer inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de dienst Mer. De verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden hieronder kort toegelicht. 1.2.1. Kennisgevingsfase Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de dienst Mer op de hoogte van het voorgenomen plan en planmer. De kennisgevingsnota omvat tenminste: een beschrijving van het plan / de voorgenomen activiteit relevante gegevens uit vorige rapportages en studies de voorgestelde inhoudelijke aanpak van het planmer een beschrijving en evaluatie van reeds onderzochte alternatieven de voorstelling van de MER-coördinator en de erkende MER-deskundigen. 1.2.2. Richtlijnenfase De dienst Mer zorgt voor de bekendmaking en terinzagelegging van de kennisgeving binnen een termijn van 10 dagen na volledigverklaring ervan. Aan de initiatiefnemer, MOW, bezorgt de dienst Mer een afschrift van de bekendmaking. Tevens informeert zij de initiatiefnemer over de - 16 -

aanvangs- en afsluitingsdatum van de terinzagelegging. Ze bezorgt hierbij een afschrift van de kennisgeving en de beslissing aan tenminste: het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten(neerpelt en Hamont-Achel) en/of de bestendige deputatie van de provincie Limburg bepaalde administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die met dit doel zijn aangewezen. Het plan kan effecten hebben op een andere lidstaat van de Europese Unie (Nederland). Daarom wordt tevens een afschrift verzonden naar de betrokken autoriteiten. Zij kunnen hun opmerkingen medelen aan de dienst Mer binnen een termijn van veertig dagen na verzending. De gemeenten en/of provincies leggen het afschrift ter inzage van het publiek binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan. De terinzagelegging duurt dertig dagen. Opmerkingen over de inhoudsafbakening van het MER moeten binnen deze 30 dagen aan de dienst Mer bezorgd worden. De dienst Mer neemt binnen de 60 dagen na volledigverklaring een beslissing en deelt deze binnen de 70 dagen mee aan de initiatiefnemer, instanties en autoriteiten. De beslissing van de dienst Mer heeft betrekking op: de inhoud van het planmer en de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het planmer de aanstelling van de opstellers. De dienst Mer houdt bij haar beslissing rekening met: de relevantie van de milieueffecten en de opmerkingen en commentaren van de instanties en het publiek, in het bijzonder deze die handelen over te onderzoeken effecten, alternatieven of maatregelen. 1.2.3. Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het mer-richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-mer opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen. 1.2.4. Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de dienst Mer controleert deze of het planmer beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt de dienst Mer het planmer goed of af en stelt ze een volledigheidsverklaring op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 60 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Als een ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgesteld zal het goedgekeurd plan- MER hier deel van uitmaken. Het planmer zal desgevallend als advies gevoegd worden bij de goedkeuringsprocedure tot definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan. - 17 -

1.3. Toetsing aan de MER-plicht 1.3.1. De noodzaak tot opmaak van een planmer Vermits voor de realisatie van N71 nog geen concrete ontwerpen beschikbaar zijn en er meerdere alternatieven moeten worden afgewogen betreft het een planmer en geen projectmer. De activiteiten waarvoor een planmer moet worden opgesteld zijn (nog) niet vastgelegd in een uitvoeringsbesluit. In bijlage I bij het decreet van 18 december 2002 betreffende de milieueffecten veiligheidsrapportage zijn enkel algemene criteria opgesomd om de programma s en plannen te bepalen die aan een dergelijke rapportage onderworpen moeten worden. Omdat geen enkel uitvoeringsbesluit bepaalt welke plannen en programma s aan een planmer onderhevig zijn, wordt verwezen naar betreffende de richtlijn van de Europese Unie (2001/42/EG) artikel 3. Hierin is vastgelegd dat het gaat om alle plannen en programma s die een kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voor projecten waarvoor een milieueffectrapportage verreist is volgens bijlage I en bijlage II in de richtlijn 85/337/EEG over openbare en private projecten alle plannen waarvoor een beoordeling verreist is in navolging van de richtlijn 92/43/EEG (de Habitatrichtlijn). In bijlage I bij de richtlijn 85/337/EEG is punt 7c mogelijk van toepassing. Het betreft onder andere de aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, indien de nieuwe weg een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft. N71 is geselecteerd als primaire weg categorie II. Het aantal rijstroken langs dergelijke wegen is 2x2 of 2x1, eventueel met ventwegen. De lengte van de weg hangt af van het gekozen tracé maar is steeds kleiner. Het langste tracé heeft een lengte van ca. 3,5 kilometer. Het bestaande deel van N71 tussen N74 en Broeseinderwijk heeft een lengte van 1,5 kilometer. De habitatrichtlijngebieden Hageven en Warmbeek liggen deels in het plangebied. Zij zijn weergegeven op kaart 7. De uitvoering van het plan kan effecten hebben op deze gebieden. 1.3.2. De noodzaak tot opmaak van een projectmer bij de aanleg van N71 Vooralsnog is het onduidelijk of de opmaak van een projectmer voor de uiteindelijke aanleg van N71 vereist zal zijn. Toch kunnen al een aantal elementen worden aangehaald die tot de opmaak van een projectmer kunnen leiden. Leidraad is het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Voor volgende gevallen is het project volgens het uitvoeringsbesluit aan de milieueffectrapportage onderworpen, maar kan een gemotiveerd verzoek leiden tot de ontheffing van de verplichting tot opmaak van een projectmer: de aanleg gaat in de lijn van bijlage II.1.c van het uitvoeringsbesluit gepaard met een ontbossing van 3 hectare of meer in een gebied waar artikel 87 van het bosdecreet niet van toepassing is het gaat, in de lijn van bijlage II.10.e van het uitvoeringsbesluit om: de aanleg van wegen met 4 of meer rijstroken over een lengte van 1 km tot 10 km de aanleg van wegen met 2 of meer rijstroken over een lengte van 10 km of meer de aanleg van verharde wegen die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen. - 18 -

de verlenging van een weg in navolging van categorie 13: de wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I of II, waarvoor al een vergunning is afgegeven, die zijn uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Tot nader order wordt aangenomen dat de aanwezigheid van een planmer een motivatie tot ontheffing van de verplichting kan inhouden. - 19 -

2. Het nut van de milieueffectrapportage als informerend instrument Het nut van de milieueffectrapportage situeert zich op twee vlakken: het betrekken van bijkomende deelnemers in het besluitvormingsproces in een vroeg stadium het vastleggen en duidelijk omschrijven van de effecten waarmee rekening zal moeten worden gehouden bij de uitwerking en de uiteindelijke implementatie van het plan. Ook de probleemstelling in verband met de effecten waarmee rekening zal moeten worden gehouden situeert zich op haar beurt op twee vlakken: de effecten van het functioneren van N71 als omleidingsweg de effecten van de verschillende tracés op hun omgeving. Deze effecten kunnen zowel ruimtelijk als naar hun aard worden gecategoriseerd. In het eerste geval worden zij gecategoriseerd in zogenaamde alternatieven en varianten, in het tweede geval is er sprake van verschillende onderzoeksdisciplines en bepaalde aspecten van deze disciplines. De alternatieven Een ruimtelijk uitvoeringsplan kan zowel voorschriften formuleren over de reservering van een terrein voor een bepaalde bestemming als over de inrichting en het beheer van dit terrein. Het onderzoek voor het planmer zal zich met ander woorden niet alleen moeten richten op het nut van N71 als omleidingsweg, maar ook op de tracékeuze van deze weg en de inrichting van de verschillende mogelijke tracés. Op die manier zullen volgende vormen van alternatief in het onderzoek betrokken worden: een nulalternatief waarbij de weg niet wordt aangelegd maar de gekende geplande projecten in de omgeving in rekening worden gebracht de tracé-alternatieven die zich richten op de aanleg van de weg volgens een bepaald tracé de inrichtingsalternatieven die zich richten op de manier waarop het tracé wordt aangelegd. De verschillende disciplines De bedoeling van het plan is het oplossen van een mobiliteitsprobleem. Eén van de middelen hiertoe is de aanleg van een weg. Deze aanleg kan betekenen dat verschillende vormen van verstoring op het omliggend gebied ontstaan of dat juist andere vormen van verstoring worden afgezwakt. Op basis van de keuze die moet worden gemaakt (het al dan niet aanleggen van een weg op een bepaalde plaats) vormen daarom volgende disciplines de basis voor een verder onderzoek: geluid bodem water (oppervlaktewater en grondwater) lucht fauna en flora landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie mens (mobiliteit, ruimtelijke functionele aspecten, ruimtelijke belevingsaspecten, gezondheid). - 20 -