Goedkeuring project-milieueffectrapport Aanleg AX

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Goedkeuring project-milieueffectrapport Aanleg AX 29 april 2009 PR-MER-0364-GK

2 1 Inleiding Het voorgenomen project aanleg AX betreft de aanleg van een hoofdweg die beschouwd wordt als één van de zes gedefinieerde missing links op het hoofdwegennet in Vlaanderen. De AX zal de verbinding vormen tussen de N49 te Westkapelle (Knokke-Heist) en de N31 ter hoogte van de Blauwe Toren te Brugge. De initiatiefnemer van het voorgenomen project is de Vlaamse Overheid Agentschap Infrastructuur. Het project valt onder toepassing van de project-milieueffectrapportage volgens rubriek 9 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, zijnde: Aanleg van autosnelwegen en autowegen, met inbegrip van hoofdwegen en volgens rubriek 10) o) van het besluit van 10 december 2004 zijnde werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater: onttrekken van grondwater als de capaciteit m 3 per dag of meer bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken. Het kennisgevingsdossier is door de dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 25 september Het kennisgevingsdossier werd terinzage gelegd door het college van burgemeester en schepenen van Damme, Brugge en Knokke-Heist en dit van 6 oktober 2008 tot en met 4 november Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het stadhuis. Parallel werden ook adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen opmerkingen zijn besproken op een vergadering op 23 december 2008 en zijn verwerkt in de richtlijnen. De richtlijnen zijn betekend op 30 maart Het ontwerprapport werd naar de verschillende administraties rondgestuurd voor opmerkingen en er werd een ontwerptekstbespreking georganiseerd op 17 april Het verslag van deze ontwerptekstbespreking werd via mail op 20 april 2009 rondgestuurd voor goedkeuring naar de betrokkenen. Het goedgekeurde verslag werd per mail verstuurd op 22 april 2009 en dit naar de instanties en openbare besturen die naar aanleiding van de ontwerptekst hun mailadressen bezorgd hebben aan de dienst Mer en per post op 23 april 2009 aan de initiatiefnemer, de coördinator van het MER en de instanties en openbare besturen waarvan de dienst Mer niet in het bezit was van rechtstreekse mailadressen. Het definitief rapport werd ter goedkeuring bij de dienst Mer ingediend op 29 april Met betrekking tot de passende beoordeling werd door de dienst Mer advies gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). DIENST MER: goedkeuring milieueffectrapportage project-mer aanleg AX 2

3 2 In het MER beschreven en geëvalueerde alternatieven Het project-mer bouwt voor het alternatievenonderzoek verder op het plan-mer en de optimalisatiestudie. In het kader van de optimalisatiestudie is d.m.v. multicriteria-analyse een verdere selectie gebeurd van de varianten (tracé en uitvoering). In het kader van project-mer worden volgende varianten op het hoofdwegennet verder beschouwd: 2 uitvoeringsvarianten vóór de kruising van het Boudewijnkanaal: viaduct op pijlers of vol grondlichaam; 2 uitvoeringsalternatieven tussen het Boudewijnkanaal en het Leopold- en Schipdonkkanaal: AX steeds 1 m hoger dan de bestaande spoorlijn naar Knokke en de AX op gelijke hoogte met de spoorweg; 2 tracévarianten voor het tracé ten Zuiden van Westkappelle: tracé 1 (voorkeuralternatief uit de plan-mer en de bijhorende passende beoordeling) en tracé 5 (het optimalisatietracé uit de optimalisatiestudie, namelijk optimalisatie van tracé-alternatief 1 en tracé-alternatief 4 van de plan-mer); voor tracé 1 resteren er 2 uitvoeringsvarianten nl. variant 2 (AX ondergronds van vóór N376 tot na N374 met ter hoogte van de kruising de AX in tunnel en er tussen als open U-bak) en variant 3 (AX ondergronds van vóór N376 tot na N374 met onder de N376 AX in tunnel en daarna in open U-bak tot voorbij de N374) en voor tracé 5 resteren er 3 uitvoeringsvarianten nl. variant 2, 3 en 4 waarbij variant 2 en 3 dezelfde zijn als deze van tracé 1 evenwel zuidelijker gesitueerd en bij variant 4 is de AX ondergronds ter hoogte van de N374 en wordt de N376 als tunnel onder de AX gerealiseerd; In het kader van project-mer worden volgende varianten op het onderliggend wegennet beschouwd: 2 uitvoeringsvarianten voor de ontsluitingsweg voor bedrijvenzones de Spie en Herdersbrug: 1) tracé waarbij de huidige brug over de spoorlijnen behouden blijft en de ontsluitingsweg afbuigt tussen de hoeve Goudblomme en de brandweerkazerne en 2) een tracé waarbij de kruising van de spoorlijnen gebeurt d.m.v. een nieuwe tunnel en de weg afbuigt tussen nv UAT en bvba Brugge Trucks & Trailers; 2 uitvoeringsvarianten voor de interne Havenweg: 1) opbreken van de huidige verbinding van de Havenrandweg-zuid met de Herdersbrug en maximale bundeling van de interne havenverbinding met het Boudewijnkanaal en 2) behoud van de huidige ligging van de Havenrandwegzuid; 4 uitvoeringsvarianten voor de aansluiting van de N300 op de het complex AX- Oostelijke Havenrandweg waarbij 2 varianten (A en A ) zich ten noorden van de AX situeren en 2 varianten (B en B ) ten zuiden van de AX. In deze project-mer worden ook landschappelijke ingrepen voorgesteld, in hoofdstuk 13 landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie gebeurt een afweging tussen het voorstel van inplanting van bufferbekkens vanuit de discipline oppervlaktewater (hoofdstuk 9) en de voorstellen van landschappelijke ingrepen vanuit de optimalisatiestudie. De verschillende varianten worden voldoende toegelicht in hoofdstuk 4 van het MER. Het nulalternatief (het niet uitvoeren van het voorgenomen project) wordt in het MER beschouwd. In de discipline mobiliteit (hoofdstuk 7) van het MER gebeurt dit expliciet voor de verschillende effectgroepen, in de andere disciplines gebeurt dit impliciet. De voor het MER relevante ontwikkelingsscenario s (autonome en geplande) worden duidelijk opgelijst in DIENST MER: goedkeuring milieueffectrapportage project-mer aanleg AX 3

4 tabel 2 van hoofdstuk 6, hierbij wordt ook aangegeven voor welke disciplines deze scenario s relevant zijn en in rekening gebracht worden. 3 Toetsing van het MER aan de decretale vereisten Art De doelstelling van het project-mer was verder bouwende op de plan-mer en bijhorende passende beoordeling en de optimalisatiestudie een verdere uitwerking en verfijning uit te voeren van de milieubeoordeling en de passende beoordeling op niveau van het project. Het project-mer bevat de passende beoordeling. Het advies van ANB op de passende beoordeling luidt als volgt: ANB gaat akkoord met de gevolgde methodieken en de conclusies van de passende beoordeling. Het project-mer bevat de milieubeoordeling van het project en de varianten. Het project- MER heeft voor de verschillende varianten (tracé en uitvoering) op basis van de beoordeling van de effecten rekening houdende met de omgevingskenmerken en de mogelijke milderende maatregelen telkens duidelijk het meest milieuvriendelijk alternatief gedefinieerd. Het meest milieuvriendelijke alternatief van de overwogen varianten per zone kan men vinden in deel 16.2 van het rapport. Voor de verschillende varianten is er een duidelijke interdisciplinaire afweging gebeurd. Het project-mer bevat de elementen voor de watertoets, deze zijn behandeld in de disciplines bodem en grondwater en oppervlaktewater en zijn samengevat in deel van het rapport. Hoofdstuk 16 van het MER bevat de synthese en eindintegratie. Deel 1 van hoofdstuk 16 bevat een overzicht van de milieueffecten en milderende maatregelen per discipline voor de verschillende ingrepen per zone en de hieraan gekoppelde beoordeling. Deel 2 van hoofdstuk 16 bevat een globale discipline beoordeling per zone. De afstemming van de beoordeling tussen deel 1 en deel 2 van dit hoofdstuk is niet altijd even transparant: het is bijvoorbeeld niet duidelijk waarom voor fauna en flora zone 3 HW5 inzake ecotoopinname na mildering een beoordeling en -/-- krijgt in deel 1 en in deel 2 deze ecotoopinname na mildering globaal een + krijgt. In de afweging voor zone 5 tussen tracé 1 en tracé 5 komt het aspect versnippering van de open ruimte aan bod in deel 1 (en in de discipline landschap) maar niet in deel 2. Dit wijzigt evenwel niets aan de conclusie in deel 2 m.b.t. de afweging van tracé 1 t.a.v. tracé 5 voor het aspect landschap: ook t.g.v. de impact op versnippering van open ruimte krijgt tracé 1 de voorkeur boven tracé 5. De overname van de beoordeling uit de discipline hoofdstukken naar deel 1 van hoofdstuk 16 is in de meeste gevallen correct gebeurd, hoewel soms bepaalde milderende maatregelen uit de discipline hoofdstukken niet overgenomen zijn in deel 1 of de scores in de discipline hoofdstukken (voor de meeste discipline hoofdstukken worden deze scores uitgedrukt in woorden) niet volledig in overeenstemming zijn met de scores in deel 1 (uitgedrukt d.m.v +/-) rekening houdende met het voorgestelde significantie- en uitdrukkingskader per discipline. Een aantal voorbeelden voor de receptor mens illustreren dit. M.b.t. HW3 wordt voor geluids- en trillingshinder in de discipline mens gesteld dat milderende maatregelen hier eerder ter hoogte van de ontvangers aangewezen zijn; in deel 1 van de synthese wordt dit voorstel van milderende maatregel niet opgenomen (dit voorstel is wel opgenomen in deel 2 van de synthese). M.b.t. LA4 wordt in de discipline mens de visuele impact als matig positief DIENST MER: goedkeuring milieueffectrapportage project-mer aanleg AX 4

5 beoordeeld, wat volgens het voorgestelde significantiekader overeenstemt met ++; in de synthese beoordeeld met +++. Het MER geeft in deel 1 van het hoofdstuk synthese en eindintegratie aan welke milderende maatregelen dwingend zijn en waarvoor doorwerking absoluut vereist is vanuit milieuoogpunt en dit op basis van de expert judgement inschatting van de milieueffecten door de m.e.r.- deskundigen. Bij sommige andere milderende maatregelen dan weer is het niet duidelijk waarom deze bijvoorbeeld als niet dwingend vanuit milieuoogpunt voorgesteld worden in vergelijking met andere dwingende maatregelen voor een zelfde effect met een zelfde beoordeling. Als voorbeeld kan worden verwezen naar de discipline geluid: voor HW1 in zone 1 is het effect als --- beoordeeld en wordt hieraan de dwingende milderende maatregel (geluidsdoelstelling tav woonkern respecteren dmv plaatsing geluidschermen) met rest effect 0 gekoppeld terwijl voor zone 4 wordt HW9 deelzone kruising van de AX met de N376 ook als --- wordt beoordeeld maar hier wordt een niet-dwingende milderende maatregel (extra geluidsisolatie thv de ontvanger nl. de omliggende woning) met resteffect 0 aan gekoppeld. Hoofdstuk 16 synthese en eindintegratie geeft aan via welk(e) instrument(en) de dwingende en niet-dwingende milderende maatregelen uit het project-mer verder kunnen doorwerken. De voorgestelde instrumenten zijn de volgende: verdere opmaak van het referentieontwerp, het DBFM-bestek, de voorschriften van de vergunning(en), de compensaties in het kader van natuurherstel, het landinrichtingsplan Brugse Veldzone en de geplande ruilverkaveling. Het is belangrijk dat wanneer de doorwerking van bepaalde milderende maatregelen (zowel dwingende als niet-dwingende) niet gerealiseerd kan worden via het instrument of één van de instrumenten die voorgesteld worden in de synthese van het project-mer, dat er dan in het respectievelijke instrument(en) gemotiveerd wordt waarom deze doorwerking voorgesteld vanuit milieuoogpunt niet gerealiseerd kan worden via dit instrument en op welke andere manier deze mildering dan wel gerealiseerd wordt of reeds gerealiseerd is. Het milieueffectrapport is opgesteld door en onder verantwoordelijkheid van de erkende m.e.r.-deskundigen, coördinator en initiatiefnemer. Het project-mer heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld en aan de opmerkingen geformuleerd naar aanleiding van de ontwerptekstbespreking en bevat alle inhoudelijke en vormelijke elementen zoals bepaald in artikel van vermeld decreet. Het MER zou dus voldoende informatie moeten bevatten om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. De goedkeuring van het milieueffectrapport wordt met dit goedkeuringsverslag betekend. DIENST MER: goedkeuring milieueffectrapportage project-mer aanleg AX 5

6 Besluit Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer, ingediend op 29 april 2009, goedgekeurd. 29 april 2009, Voor het afdelingshoofd, afwezig Geert Pillu DIENST MER: goedkeuring milieueffectrapportage project-mer aanleg AX 6