Richtlijnen milieueffectrapportage

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage Uitbreiding en optimalisatie van het vormingsstation van de haven Brugge-Zeebrugge (inclusief aanpassingen aan de weginfrastructuur) Infrabel Directie Infrastructuur/ agentschap Wegen en Verkeer West-Vlaanderen 28 januari 2011 PRMER-0375-RL

2 1. Inleiding en procedure Infrabel en het Agentschap voor Wegen en Verkeer hebben het voornemen om ter hoogte van Zwankendamme (Brugge) een infrastructuurproject te realiseren dat zowel de uitbreiding en de optimalisatie van het huidige vormingsstation omvat als de realisatie van een nieuwe aansluiting op de N31. De milderende maatregelen voorgesteld vanuit het planmer worden verder uitgewerkt en verfijnd. Het milieueffectrapport is nodig voor de stedenbouwkundige vergunningen. Het project houdt een belangrijke aanpassing in van de bestaande spoor- en weginfrastructuur en is projectmerplichtig volgens bijlage II (rubrieken 10 c en 10 e van deze bijlage) van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005)). Omwille van de mogelijk belangrijke milieu-impact is afgezien van de mogelijkheid tot een gemotiveerd verzoek tot ontheffing en onmiddellijk gekozen voor de opmaak van een MER. De initiatiefnemer is Infrabel Directie Infrastructuur (uitbreiding en optimalisatie van het vormingsstation) en het agentschap Wegen en Verkeer Wegen en Verkeer West-Vlaanderen (aanpassingen aan de aansluiting met de N31). De Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 9 augustus De kennisgeving heeft ter inzage gelegen van 25 augustus 2010 tot 3 oktober Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn na een overlegvergadering tussen de betrokkenen opgesteld door de dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het op te stellen MER. Mede op basis van ontvangen inspraakreacties en adviezen zijn de hoofdpunten voor deze richtlijnen als volgt: gebruik trafiekcijfers, vertaling milderende maatregelen planmer (voorziene buffer ten westen van het vormingsstation en ten oosten van de N31), afstemming met het GRUP haven Brugge-Zeebrugge, spoorovergang te Lissewege (alternatieven, impact en maatregelen) en geluid en trillingen. Deze aspecten komen in deze richtlijnen verder aan bod. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot een ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. In deze bijzondere richtlijnen, opgesteld door de dienst Mer, worden dan ook zowel methodologische aandachtspunten en vereisten opgenomen als opmerkingen met betrekking tot de concrete uitwerking van de door de initiatiefnemer voorgestelde methodologie. Beide aspecten samen bakenen de inhoud af van het uiteindelijke MER. 2. Vorm en presentatie De in het MER gebruikte figuren en kaarten zullen overzichtelijk en goed leesbaar zijn. Verder vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, voorzien van een duidelijke bronvermelding, een correcte schaalaanduiding, noordpijl en legende; - verwijzingen in de tekst naar de kaarten op te nemen; - duidelijk het projectgebied af te bakenen; - een afkortingenlijst, verklarende woordenlijst en literatuurlijst in het rapport op te nemen; - de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven; - achtergrondinformatie in bijlagen op te nemen; - nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden; - het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten; - volledige afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - dat de definitieve versie van het MER eveneens in digitale vorm op CD-rom wordt aangeleverd; - dat de initiatiefnemer en alle deskundigen de eindversie van het MER ondertekenen. Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 2 van 7

3 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b Het rapport zal in een afzonderlijk deel aandacht besteden aan de verantwoording en doelstelling van het geplande project. De trafiekcijfers die de kennisgeving vermeldt, gaan over verschillende jaartallen. In het kader van dit projectmer zullen deze geactualiseerd worden tot de gegevens, beschikbaar in oktober Actuele trafiekcijfers ten opzichte van de prognoses in het Strategisch Plan (doorkijk 2020) kunnen een indicatie geven over wanneer de verwachte absolute groei 2020 zal worden bereikt. 4. Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e De kennisgeving beschrijft het voorgenomen project. In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) voor de haven Brugge-Zeebrugge wordt ook een buffer aangeduid ten westen van het vormingsstation en ten oosten van de N31. Het MER zal de aanduiding van deze buffer duidelijk mee opnemen, zowel in het algemeen deel, waar verwezen wordt naar de milderende maatregelen voortvloeiend uit het plan-mer en opgenomen in het GRUP, als in de effectbeoordeling. Vanuit de effectbeoordeling (de disciplines geluid, landschap, mens) zal worden aangegeven welke invulling voor deze buffer wenselijk is, rekening houdend met de stedenbouwkundige voorschriften uit het GRUP. Een aantal zones van het projectgebied vallen buiten de bestemmingswijzigingen die in het kader van het GRUP zijn doorgevoerd: deze zones, die ook in de kennisgeving zijn beschreven, maken deel van het project dat in dit MER wordt onderzocht. Het nulalternatief zal in het MER duidelijk worden omschreven. De kennisgeving beschrijft de locatie- en inrichtings-alternatieven voor het vormingsstation, die in het voorafgaande planmer werden geëvalueerd. De beide ontsluitingsalternatieven voor de locatie Zwankendamme worden in de kennisgeving beschreven. De kennisgeving geeft aan welke de drie alternatieven zijn voor de aansluiting met de N31: het MER zal telkens goed aangeven en op kaart/figuur voorstellen welke de onderzochte alternatieven zijn en welke keuze de projectkeuze is. De alternatieven in relatie tot ontsluiting/spoorwegovergang Lissewege die het MER zal onderzoeken zijn 1 : - het nulalternatief (= huidige vormingsstation en behoud van de overweg); - het alternatief volgens de kennisgeving (spoorwegovergang Stationsstraat onderbroken/afgesloten + ontsluiting autoverkeer ten zuiden of ten noorden + behoud fiets-en voetgangersverbinding); - het alternatief waarbij de sporen in sleuf liggen en de Stationsstraat in ophoging. Het alternatief waarbij het spoor wordt omgeleid en parallel aan de N31 wordt gelegd zal niet verder wordt onderzocht:/ Het MER zal wel inzetten op optimaliseren van de alternatieven en eventuele varianten en milderende maatregelen om milieu-impact te voorkomen/beperken. Indien uit het lopende bilateraal overleg/ mobiliteitsstudie varianten naar voor komen, zullen deze in het MER wat betreft de milieueffecten mee beoordeeld worden: van relevantie zijn naast mobiliteit geluid/ trillingen, grondwater, erfgoed en leefbaarheid in algemene zin.. De resultaten van de Mobiliteitsstudie Lissewege zullen aldus in het MER worden geïntegreerd. 1 Verder onderzoek in functie van de bereikbaarheid van Lissewege op langere termijn wordt gevraagd door de adviezen/inspraak. Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 3 van 7

4 5. Juridische en beleidsmatige context art ,f De kennisgeving schetst in de vorm van een matrix voldoende het juridisch/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of het juridische/beleidsmatige kader onderzoekssturend kan zijn, dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het MER zal voor de zones van het projectgebied die buiten de contouren van het GRUP voor de haven Brugge-Zeebrugge vallen, per zone aangeven welke de procedurele vervolgstappen zijn. Voor dit project is ook het Actieplan Spoorverkeerslawaai, zoals aangenomen door de Vlaamse Regering op 23 juli 2010 van belang om te vermelden (zie verder bij Geluid en trillingen) Zoals in de kennisgeving ook aangegeven overlapt het projectgebied deels met herbevestigd agrarisch gebied. Verder overleg met het beleidsdomein RWO (Ruimtelijke Planning) is eventueel aangewezen om dit uit te klaren. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van deze randvoorwaarden op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een uitgesproken ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden. 6. Bestaande toestand en milieueffecten 6.1 Bestaande toestand en ontwikkelingen art ,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden. De referentiesituatie wordt in het kader van dit project gedefinieerd als de huidige situatie. De referentiesituatie is eveneens het nulalternatief. Ingeval het nieuw aansluitingscomplex op de N31 niet gelijktijdig met de ingrepen aan de spoorinfrastructuur kan worden gerealiseerd (zie onder 4), zal het nodig zijn een tijdelijke oplossing te voorzien voor de aansluiting op de N31: deze zal eveneens op haar milieueffecten worden onderzocht.. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient ook gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 6.2 Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 4 van 7

5 naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Binnen elke discipline moet het gehanteerde toetsingskader worden aangegeven. Alle relevante fases (afbraakfase, aanlegfase, exploitatiefase en onderhoudsfase) dienen binnen alle relevante disciplines aan bod te komen. Voor de volgende disciplines zijn de volgende aanvullingen van belang: Geluid en trillingen 2 Naast het in de kennisgeving gehanteerde toetsingskader zal ook getoetst worden aan het (strengere) toetsingskader van het Actieplan Spoorverkeerslawaai om de nodige milderende maatregelen te begroten. In de eindsynthese zullen de milderende maatregelen vanuit de verschillende disciplines ten opzichte van elkaar afgewogen worden. In het MER zal ook aangegeven worden welke maatregelen op langere termijn tot een vermindering van het geluid kunnen leiden. Wat betreft trillingen zal de impact tot aan de gebouwen van AGC worden aangegeven in de aanlegfase maar voornamelijk in de gebruiksfase, geen detailonderzoek is (momenteel) vereist. Bodem Wat betreft het grondverzet zal het MER aangeven welke de eventuele mogelijkheden zijn tot hergebruik van grond in de Achterhaven: bij voorkeur op basis van concreet verwachte projecten. Mens In het MER moet minstens duidelijk zijn welke oppervlaktes van het HAG worden ingenomen en zal onderbouwd worden waarom dit verlies de structuur van het HAG niet in het gedrang brengt. Elia vraagt in het MER en in het verder proces rekening te houdende met aanwezige en geplande hoogspanningsinstallaties. 6.3 Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Voor de vergelijking van alternatieven is voor dit projectmer in hoofdzaak het onderzoek naar de alternatieven in relatie tot de bereikbaarheid van Lissewege van belang. Uit de vergelijking moet duidelijk zijn welke keuze vanuit milieu de beste zou zijn (zie onder 4 voor de milieuaspecten van belang). Zo mogelijk wordt gestreefd naar een optimalisatiealternatief. Minstens moet duidelijk zijn welke de milieu-voor- en - nadelen zijn van de diverse alternatieven. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen dus varianten geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen. 7 Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project en aangaande methode en inzicht. 2 Diverse inspraakreacties/ adviezen bevestigen het belang van deze discipline in het kader van dit MER. Naast de elementen van onderzoek in deze richtlijnen zijn er diverse specifieke opmerkingen naar de tekst zelf: deze zullen voor aanpassing in overweging genomen worden. Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 5 van 7

6 Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 8 Grensoverschrijdende effecten Er worden geen significante grensoverschrijdende effecten verwacht. 9 Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. 10 Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen (inclusief afweging van milderende maatregelen over de disciplines heen). 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest, zal in dit hoofdstuk aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 12. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. 28 januari Het afdelingshoofd, Paul Van Snick Algemeen Directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 6 van 7

7 Bijlage: overzicht ontvangen inspraak en adviezen 1) Inspraak Er werden diverse inspraakreacties ontvangen o.a. van de vzw Leefbare Polderdorpen, Elia, AGC 2) Adviezen: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen waarvan schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen werden ontvangen: LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Hinder en Risicobeheer VMM, Operationeel Waterbeheer VLM Departement Landbouw en Visserij, Duurzame Landbouwontwikkeling departement MOW, BMV / administratie Wegen en Verkeer, afdeling Wegen en Verkeer West- Vlaanderen. Stad Brugge MBZ Richtlijnen milieueffectrapportage Zeebrugge vorming PR0375 Pagina 7 van 7