nr Indicator Intern/extern*

Vergelijkbare documenten
Factsheet NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2016

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) NBCA 2015 [ ZIN besluit verwerkt; ]

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2017

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Factsheet Indicatoren NABON Breast Cancer Audit (NBCA) 2018

Oplegger indicatorset Mammacarcinoom verslagjaar 2016

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland. Indicator nummer Indicatornaam

NBCA: Een eerste stap in de goede richting

Evaluatie gebruik richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van het mammacarcinoom

Oncologie 2015 Handboek met indicatoren en normen voor tien oncologische aandoeningen. Versie juli 2014

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)

Less is more: Axillaire stagering en behandeling bij het mammacarcinoom

Dutch Lung Surgery Audit (DLSA)

NABON Breast Cancer Audit. Pathologie

Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling

Borstkanker B1: Bepalen van ER/PR/Her2/Neu. Definitie: Aandeel van patiënten gediagnosticeerd met invasieve borstkanker bij wie

11 april Annemarie Haverhals Leider programma

Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA)

Vroegstadium borstkanker Medicamenteuze behandeling. Jan Drooger Internist-oncoloog Huisartsensymposium 20 september 2017

Echografie + biopsie

NABON-Nota Handboek organisatie mammazorg

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :

De indicatoren over borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn:

special Mammazorg in de IKMN-regio over de hele linie verbeterd Vier projecten met succes afgerond evaluatie mammazorg

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA)

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Inclusie & exclusie criteria DUCA. DUCA 2017 Registratie gestart: 2011

Factsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)

LANDELIJK REGISTRATIEFORMULIER MAMMATUMOREN. Zkh reg.nr: SIG code zkh: pagina 1 van 5. Datum:. Paraaf:.

Verantwoordingsdocument Selectief inkoopbeleid Alles voor betere zorg. Beste zorg bij borstkanker

Borstkanker indicatoren - Resultaten voor

Borstcentrum Bernhoven. Yvonne Paquay Chirurg

Vlaams Indicatoren Project VIP²: borstkankerindicatoren

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016

Vlaams Indicatorenproject VIP²: Kwaliteitsindicatoren Borstkanker

Toelichting bij de resultaten van het Vlaams Indicatoren Project (VIP²)

Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; ] Registratie gestart: 2009

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Chemotherapie voorafgaand aan de borstoperatie

Vlaams Indicatoren Project

Factsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86

VBHC; niet te lang over nadenken

Factsheet indicatoren IGZ Transparantieportaal Zorg 2017

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland

Wijzigingsdocument NBCA november 2015

Neoadjuvante chemotherapie bij borstkanker

Praktijkvariatie: diagnostiek bij Ductaal Carcinoma In Situ

Incidentie Behandeling Kostprijs

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( )

Staat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC?

TP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016

Oplegger indicatorenset Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) verslagjaar 2017

Vlaams Indicatoren Project VIP²

Chemotherapie voorafgaand aan de borstoperatie

Oplegger indicatorenset Colorectaal Carcinoom (DSCA = DCRA) verslagjaar 2018

Verantwoordingsdocument Selectief inkoopbeleid Beste zorg bij borstkanker. Delta Lloyd 2015, definitief

Beste zorg bij borstkanker

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 75

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 78

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 85

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 16

VIP²: resultaten borstkankerindicatoren

Factsheet Indicatoren Leverchirurgie (DHBA)

Verplichte indicatoren die moeten worden aangeleverd aan Zorginstituut Nederland

BORSTKANKER INDICATOREN

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( )

Indicatorenrapportage Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2018 Totaal aantal ingevoerde patiënten

Handreiking Kiesgerust

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER

Prestatie-indicatoren NVRO V3.1

Transcriptie:

Indicatorenset NABON mammaregistratie Versie 17 januari 2013 (aangepast vanuit versies 29 juli 2011 en 17 januari 2011) nr Indicator Intern/extern* 1 Deelname aan de NABON mammaregistratie Extern 2 Gestandaardiseerde verslaglegging patholoog Intern 3 Aandeel HER2 positieve bepalingen Intern 4 Aandeel ER positieve bepalingen Intern 5 Aandeel PgR positieve bepalingen Intern 6 7 Percentage patiënten met mammacarcinoom dat prebehandeling in multidisciplinair team besproken is Percentage geopereerde patiënten met mammacarcinoom dat postoperatief in multidisciplinair team besproken is 8 Toepassen BI-RADS eindcategorieën verslaglegging mammaradiologie Intern 9 Deelname aan klinisch wetenschappelijk onderzoek Intern 10 Adjuvante chemotherapie bij vroeg stadium mammacarcinoom Intern 11 Neoadjuvante systemische therapie bij T4 tumoren Intern 12 13 Percentage patiënten met neoadjuvante chemotherapie dat prebehandeling wordt gezien door de radiotherapeut Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt bij lokaal uitgebreid mammacarcinoom waarvoor ablatio mammae Extern; volgens NABON-norm Extern; volgens NABON-norm Intern Intern 14 Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt bij DCIS na borstsparende behandeling Intern 15 Wachttijd tussen diagnose en aanvang neoadjuvante chemotherapie Extern; zonder norm 16 Wachttijd tussen diagnose en eerste operatie (inclusief directe reconstructie) Extern; zonder norm 17 Wachttijd tussen laatste chirurgische therapeutische ingreep en start radiotherapie Intern 18 Wachttijd tussen eerste dag laatste chemotherapie kuur en start radiotherapie Intern 19 Wachttijd tussen initiële behandeling en aanvang adjuvante chemotherapie Extern; zonder norm 20 Irradicaliteit bij eerste mammasparende operatie voor invasief mammacarcinoom 21 Irradicaliteit bij eerste mammasparende operatie voor DCIS Extern; volgens NABON-norm Extern; volgens NABON-norm 22 Okselklierdissecties bij pn0 status Extern; zonder norm 23 Percentage patiënten met een lokaal recidief in de ipsilaterale borst/thoraxwand of regionaal als first event Extern 24 Differentiatie beleid chirurgen Intern * Een aantal indicatoren worden in het eerste registratiejaar voor het eerst uitgevraagd. De werkgroep Mammaregistratie zal na het eerste jaar rapporteren op geaggregeerd niveau over de kwaliteit van de registratie en de uitkomst op deze indicatoren. Uitkomsten op ziekenhuis worden in het eerste jaar alleen geanonimiseerd gepresenteerd. Voor de externe indicatoren is kwaliteit van de indicatoren (bij gebruik van de gestelde definities) voldoende om deze op ziekenhuisniveau te vergelijken. Deze indicatoren zijn opvraagbaar bij ziekenhuizen. De intentie is om in de toekomst alle indicatoren in de mammaregistratie als externe indicatoren beschikbaar te stellen. Per januari 2011 zullen alle gegevens per ziekenhuis verzameld worden van patiënten met een invasief mammacarcinoom of DCIS. Belangrijk is dat in de noemer telkens wordt uitgegaan van de patiënten die in het betreffend ziekenhuis een (therapeutische) borstoperatie hebben ondergaan, ook als dit niet expliciet is opgenomen per indicator.

Indicator 1 Relatie met kwaliteit Deelname aan de NABON mammaregistratie Deelname aan de NABON mammaregistratie geeft inzicht in de behandeling van patiënten met borstkanker in de instelling. Deelname waarborgt het gebruik van uniforme coderingen en definities. Daarmee draagt het bij aan de transparantie van de zorg en indirect aan de verbetering van kwaliteit van diagnostiek en behandeling. Doet de instelling mee aan de NABON mammaregistratie a) (minimaal 1 patiënt aangeleverd en geaccordeerd). b) Het percentage patiënten met een primair mammacarcinoom en/of DCIS dat is opgenomen en geaccordeerd door de behandelaars in de NABON mammaregistratie. Definitie volledig : alle items in de mammaregistratie zijn ingevuld voor zover van toepassing en uitgevoerd in betreffende ziekenhuis. a) Deelname: ja/nee. b) Aantal patiënten waarvan de informatie in de registratie volledig is, en geaccordeerd is door de behandelaars. Aantal patiënten met primair mammacarcinoom en/of DCIS. primair invasief mammacarcinoom en DCIS, geopereerd in betreffend ziekenhuis. Exclusie: van alleen LCIS. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis.

Indicator 2 Relatie met kwaliteit Gestandaardiseerde verslaglegging patholoog Gestandaardiseerde verslaglegging vraagt expliciete uitspraken van de patholoog op aspecten die van invloed zijn op de verdere diagnostiek en behandeling van patiënten. Daarmee draagt het bij aan de kwaliteit van diagnostiek en behandeling. De Vereniging Pathologie stimuleert het gebruik van PALGA plus module. Daarom zullen we naast afvinklijst ook het percentage PA verslagen per PA lab dat is vastgelegd via protocollaire verslaglegging in de PALGA plus module als parameter meenemen. a) b) a) b) Het percentage patiënten met invasief carcinoom van 1 cm of groter, waarvan postoperatief standaard items beschikbaar zijn die voor verder beleid van belang zijn. Het percentage PA verslagen per PA lab dat is vastgelegd via protocollaire verslaglegging in de PALGA plus/ PALGA protocol module Aantal standaardverslagleggingen waarbij bij invasief carcinoom van tenminste 1 cm doorsnede de volgende items tenminste in het verslag moeten zijn opgenomen: ER%, PgR%, HER2status, gradering, tumorgrootte, resectievlak, aantal positieve lymfeklieren. Aantal vastgelegd via protocollaire verslaglegging in de PALGA plus module voor mammacarcinoom a) Aantal PA verslagen postoperatief van invasief carcinoom van tenminste 1 cm doorsnede b) Aantal PA verslagen postoperatief van primair mammacarcinoom en/of DCIS primair invasief mammacarcinoom, zonder neoadjuvante chemotherapie, en DCIS. Exclusie: van alleen LCIS. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis

Indicator 3 Relatie met kwaliteit Aandeel HER2 positieve bepalingen Als er geen case-mix verschillen zijn tussen instellingen, dan verwacht je geen grote verschillen tussen de uitkomsten in receptorbepalingen. Als er toch verschillen zijn, dan duidt dit mogelijk op procesfouten in het diagnostisch traject. Het percentage tumoren met een positieve HER2 uitslag. De waarde van deze indicator als maat voor de kwaliteit van zorg is mede afhankelijk van de rol die de case-mix speelt in de verschillende ziekenhuizen/laboratoria. In de analyses wordt gecorrigeerd voor de leeftijd van de patiënten (< 40 jaar, 40-69 jaar, 70 jaar) en de morfologie van de tumor. Omdat de waarde van de indicator als maat voor de kwaliteit van zorg nog niet geheel duidelijk is, is het een interne indicator. Aantal positieve uitslagen. Aantal patiënten bij wie HER2 status bekend is. primair invasief mammacarcinoom Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis.

Indicator 4 Relatie met kwaliteit Aandeel ER positieve bepalingen Als er geen case-mix verschillen zijn tussen instellingen, dan verwacht je geen grote verschillen tussen de uitkomsten in receptorbepalingen. Als er toch verschillen zijn, dan duidt dit mogelijk op procesfouten in het diagnostisch traject. Het percentage tumoren met een positieve ER uitslag. De waarde van deze indicator als maat voor de kwaliteit van zorg is mede afhankelijk van de rol die de case-mix speelt in de verschillende ziekenhuizen/laboratoria. Omdat de waarde van de indicator als maat voor de kwaliteit van zorg nog niet geheel duidelijk is, is het een interne indicator. Aangenomen wordt dat alle relevante case-mix factoren beschikbaar zijn in de registratie. Aantal positieve uitslagen ( 10% van de tumorcellen positief). Aantal primair invasieve mammacarcinomen waarvan ER bekend is. primair invasief mammacarcinoom Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis

Indicator 5 Aandeel PgR positieve bepalingen Als er geen case-mix verschillen zijn tussen instellingen, dan verwacht je geen grote verschillen tussen de uitkomsten in receptorbepalingen. Als er toch verschillen zijn, dan duidt dit mogelijk op procesfouten in het diagnostisch traject. Relatie met kwaliteit NB De waarde van deze indicator als maat voor de kwaliteit van zorg is nog niet geheel duidelijk. De PgR is van beperkte waarde voor het bepalen van het behandelbeleid. Daarom is het een interne indicator, welke mogelijk geschikt is om de kwaliteit van bepalingen te monitoren. Aangenomen wordt dat alle relevante case-mix factoren beschikbaar zijn in de registratie. Het percentage tumoren met een positieve PgR uitslag. Aantal positieve uitslagen ( 10% van de tumorcellen positief). Aantal primair invasieve mammacarcinomen waarvan PgR bekend is. Primair invasief mammacarcinoom. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis.

Indicator 6 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten pre-behandeling is besproken in een multidisciplinair team Het bespreken van patiënten in een pre-behandeling en postoperatief MDO leidt in een deel van de gevallen tot aanvullende vragen over diagnostiek en behandelplan. Het MDO draagt bij aan zowel de kwaliteit van de behandeling van de individuele patiënt, als van de kennis en werkwijzen in het algemeen. NABON norm: > 90% van de patiënten is besproken Percentage patiënten met mammacarcinoom dat pre-behandeling in een multidisciplinair team wordt besproken, waarvan een digitaal verslag beschikbaar is voor alle behandelaars. Het MDO dient te bestaan uit minimaal: radioloog, patholoog, chirurg, medisch oncoloog en radiotherapeut. Gezien de complexiteit van registratie, is het wenselijk om deze drie elementen te registreren en rapporteren. Norm is conform NABON-norm: meer dan 90 % wordt besproken. a) Aantal patiënten dat besproken is in pre behandel MDO. b) Aantal patiënten waarvan een digitaal verslag beschikbaar is voor alle behandelaars. c) Aantal patiënten waarvan in het digitaal verslag vermeld is dat alle benodigde specialismen vertegenwoordigd waren tijdens de bespreking. Aantal patiënten met primair invasief mammacarcinoom of DCIS. primair invasief mammacarcinoom en/of DCIS. Effectiviteit, veiligheid, doelmatigheid.

Indicator 7 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten dat postoperatief is besproken in een multidisciplinair team Het bespreken van patiënten in een pre-behandeling en postoperatief MDO leidt in een deel van de gevallen tot aanvullende vragen over diagnostiek en behandelplan. Het MDO draagt bij aan zowel de kwaliteit van de behandeling van de individuele patiënt, als van de kennis en werkwijzen in het algemeen. NABON norm: >90% van de patiënten is besproken. Percentage patiënten met mammacarcinoom dat postoperatief in een multidisciplinair team wordt besproken, waarvan een digitaal verslag beschikbaar is voor alle behandelaars. Het MDO dient te bestaan uit minimaal: radioloog, patholoog, chirurg, medisch oncoloog en radiotherapeut. Gezien de complexiteit van registratie, is het wenselijk om deze drie elementen te registreren en rapporteren. Norm is conform NABON-norm: meer dan 90 % wordt besproken. a) Aantal patiënten dat besproken is in postoperatief MDO. b) Aantal patiënten waarvan een digitaal verslag beschikbaar is voor alle behandelaars. c) Aantal patiënten waarvan in het digitaal verslag vermeld is dat alle benodigde specialismen vertegenwoordigd waren tijdens de bespreking. Aantal patiënten met primair invasief mammacarcinoom of DCIS dat geopereerd is. primair invasief mammacarcinoom en/of DCIS. Exclusief patiënten die (nog) niet geopereerd zijn. Effectiviteit, veiligheid, doelmatigheid.

Indicator 8 Relatie met kwaliteit Toepassen BI-RADS eindcategorieën in verslaglegging Heldere en systematische radiologische verslaglegging met uniformiteit in terminologie en aanbevelingen verbetert de intercollegiale communicatie en beleid. Percentage mammaradiologieverslagen volgens het BI-RADS standaardverslag en afgesloten met een BI-RADS eindcategorie. Aantal patiënten die geopereerd zijn voor invasief ca of DICS met voor alle foto s (mammografie, echo, MRI) in de diagnostische fase een gestandaardiseerde mammaradiologieverslagen met een BI-RADS eindcategorie. Aantal geopereerde patiënten met een primaire maligniteit van de mamma (invasief en/of DCIS). primair invasief mammacarcinoom en/of DCIS. Exclusie: patiënten die niet geopereerd zijn. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Doelmatigheid.

Indicator 9 Relatie met kwaliteit Deelname aan klinisch wetenschappelijk onderzoek Deelname van patiënten aan klinisch wetenschappelijk onderzoek is van belang om de kwaliteit van de zorg in de toekomst verder te verbeteren. Het percentage patiënten dat deelneemt aan wetenschappelijke studies (=METC goedgekeurde studies). NB 1 patiënt kan meerdere malen in meerdere jaren - geteld worden in de teller. In de analyses in het eerste jaar bekijken wat de invloed hiervan is op het resultaat. Omdat de waarde van de indicator als maat voor de kwaliteit van zorg nog niet geheel duidelijk is, is het een interne indicator. RT-studies worden meegerekend voor het ziekenhuis waar de primaire operatie is gedaan. Aantal patiënten dat deelneemt aan wetenschappelijke studies (inclusief RT-studies; deelname van een patiënt in 2 studies telt als 2). Aantal patiënten gediagnosticeerd met een invasief mammacarcinoom en/of een DCIS. aantal patiënten gediagnosticeerd met een invasief mammacarcinoom en/of een DCIS. Exclusie: geen verdere behandeling. Effectiviteit

Indicator 10 Relatie met kwaliteit Adjuvante chemotherapie bij vroeg stadium mammacarcinoom Adjuvante chemotherapie bij patiënten met een vroeg stadium mammacarcinoom leidt tot langere overleving. Percentage patiënten met een invasief mammacarcinoom, jonger dan 60 jaar met minimaal een macrometastase dat adjuvante chemotherapie heeft gekregen. Alle patiënten met een vroeg stadium (T1-2N1) mammacarcinoom, jonger dan 60 jaar met minimaal een macrometastase die adjuvante chemotherapie hebben ondergaan. (In de analyses wordt gekeken naar wel/niet taxaan bevattend en wel/niet trastuzumab bevattend). Alle patiënten met een vroeg stadium (T1-2N1) mammacarcinoom, jonger dan 60 jaar met minimaal een macrometastase. patiënten jonger dan 60 jaar met een pt1-2 mammacarcinoom met minimaal macrometastase: N1 Exclusie: patiënten die neo-adjuvante chemotherapie hebben gehad en M1 patiënten. in de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis

Indicator 11 Relatie met kwaliteit Neoadjuvante systemische therapie bij T4 tumoren Neoadjuvante systemische therapie bij T4 tumoren leidt tot betere lokale controle. Het percentage patiënten met primair invasief mammacarcinoom ct4, waarbij neoadjuvante chemotherapie of hormonale therapie is gegeven. de definitie van ct4 omvat géén tumoren met alleen ingroei in de huid. Ingroei in de huid is een T4 als er veranderingen van de huid zijn die vallen onder een T4b (oedeem waaronder peau d'orange, of ulceratie van de huid van de borst, of huidsatellieten in de huid van de borst) of T4d (inflammatoir carcinoom). Daarnaast is T4a ingroei in de thoraxwand. Aantal ct4m0 patiënten dat neo-adjuvante systemische therapie heeft gehad voor de operatie (In de analyses wordt gekeken naar wel/niet taxaan bevattend en wel/niet trastuzumab bevattend) Totaal aantal patiënten gediagnosticeerd met een ct4m0 tumor. Exclusie: M1 primair invasief ct4, anyn mammacarcinoom. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis.

Indicator 12 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten met neoadjuvante systemische therapie dat pre-behandeling gezien wordt door de radiotherapeut Hiermee wordt de aanbeveling van de landelijke richtlijn mammacarcinoom 2008 gevolgd. Prebehandeling bezoek aan de radiotherapeut draagt bij aan de kwaliteit van de behandeling, omdat a) bij veel patiënten (maar niet allemaal) beoogd wordt alsnog een sparende behandeling te verrichten bij een goede respons van het mammacarcinoom en b) bestraling geïndiceerd is bij irresectabel LABC. Percentage patiënten met mammacarcinoom dat preoperatief gezien wordt door radiotherapeut in geval van neoadjuvante systemische (zowel chemotherapie als endocriene) therapie en tevens indicatie voor aanvullende radiotherapie. Aantal patiënten die voorafgaand aan de neoadjuvante systemische therapie is gezien door de radiotherapeut. Aantal patiënten dat neoadjuvante systemische therapie heeft gehad en tevens postoperatief bestraald is. primair invasief mammacarcinoom, geopereerd, neoadjuvante chemotherapie, postoperatief radiotherapie. in de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid, doelmatigheid.

Indicator 13 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt bij lokaal uitgebreid mammacarcinoom (exclusief T3N0) waarvoor ablatio mammae De NABON richtlijn geeft aan dat alle patiënten met lokaal uitgebreid mammacarcinoom (exclusief T3N0) postoperatief aanvullende radiotherapie dienen te krijgen, ook indien ablatief behandeld. Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt na ablatio mammae bij lokaal uitgebreid mammacarcinoom (exclusief T3N0). De waarde van deze indicator als maat voor de kwaliteit van zorg is nog niet geheel duidelijk. Daarom is het een interne indicator. Na het eerste jaar zullen analyses (waarin case-mix factoren die in de registratie beschikbaar zijn meegenomen kunnen worden) uitwijzen of de indicator geschikt is. Daarbij geldt dat rekening gehouden dient te worden dat bij T3 tumoren de indicatie voor RT afhangt van meerdere risicofactoren (daarom exclusie van T3N0). Aantal patiënten dat radiotherapie krijgt. Primair invasief lokaal uitgebreid mammacarcinoom (NABON richtlijn: klinisch T3; T4, anyn, M0 en anyt, N2-3, M0) waarvoor ablatio mammae. Exclusie: T3N0 primair invasief lokaal uitgebreid mammacarcinoom (NABON richtlijn: klinisch T3: T4, anyn, M0 en anyt, N2-3, M0). in de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Effectiviteit, gelijkheid.

Indicator 14 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt bij DCIS na borstsparende behandeling De NABON richtlijn geeft aan dat patiënten met DCIS die sparend worden behandeld aanvullende radiotherapie dienen te krijgen. Percentage patiënten dat radiotherapie krijgt bij sparend behandelde DCIS. Aantal patiënten met DCIS dat radiotherapie krijgt. Aantal patiënten met DCIS dat sparend wordt geopereerd. alleen DCIS. Exclusief: ablatio voor DCIS; invasief carcinoom. in de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Effectiviteit, gelijkheid.

Indicator 15 Relatie met kwaliteit Wachttijd tussen diagnose en aanvang neoadjuvante chemotherapie Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de neoadjuvante chemotherapie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen aangepast te worden. Het betreft het interval tussen het verrichten van de diagnostische procedure waarbij pathologische bevestiging van de tumor verkregen is, en de datum van start neo-adjuvante chemotherapie. Bij cytologie én histologie geldt de datum van de procedure (niet het verslag) van de eerste pathologische bevestiging. De norm is start van de neoadjuvante chemotherapie binnen maximaal 5 weken na het verrichten van de diagnostische procedure (zie ook bijlage 1). bij overname van behandeling van een ander instituut, telt de datum van intake in plaats van de datum van de eerste PA diagnose. Aantal patiënten dat 5 weken na de eerste diagnostische verrichting is gestart met neoadjuvante chemotherapie. Totaal aantal patiënten met als primaire behandeling neoadjuvante chemotherapie voor een nieuw gediagnosticeerd invasief M0 mammacarcinoom. patiënten met primair invasief M0 mammacarcinoom met neoadjuvante chemotherapie. Tijdigheid

Indicator 16 Relatie met kwaliteit Wachttijd tussen diagnose en eerste operatie (inclusief directe reconstructie) Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de operatie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen aangepast te worden. Het betreft het interval tussen het verrichten van de diagnostische procedure waarbij pathologische bevestiging van de tumor verkregen is, en de datum van de eerste operatie aan de mamma (eventuele eerdere SNP telt niet mee). Bij cytologie én histologie geldt de datum van de procedure (niet het verslag) van de eerste pathologische bevestiging. De norm is voor 90% van de patiënten operatie binnen maximaal 5 weken na het verrichten van de diagnostische procedure (zie ook bijlage 1). bij overname van behandeling van een ander instituut, telt de datum van intake in plaats van de datum van de eerste PA diagnose. Aantal patiënten dat 5 weken geopereerd is (inclusief directe reconstructie). Totaal aantal patiënten met als primaire behandeling een operatie voor een nieuw gediagnosticeerd invasief mammacarcinoom of DCIS. Exclusie: primair invasief mammacarcinoom of DCIS. andere eerste behandeling dan operatie; metastase op afstand van dit mammacarcinoom. In de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Tijdigheid * overweging om bij analyse apart te kijken naar de cases waarbij de datum van definitieve diagnose gelijk is aan de operatiedatum.

Indicator 17 Relatie met kwaliteit Wachttijd tussen laatste chirurgische therapeutische ingreep en start radiotherapie Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de adjuvante radiotherapie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen aangepast te worden. Het percentage patiënten dat binnen 5 / 6 weken na de laatste therapeutische operatie is gestart met radiotherapie vanwege primair invasief mammacarcinoom of DCIS. Datum laatste operatie: kan operatie aan de mamma zijn, of de datum van een latere okselklierdissectie a) b) Aantal patiënten dat 5 weken na de laatste therapeutische operatie is gestart met radiotherapie. Aantal patiënten dat 6 weken na de laatste therapeutische operatie is gestart met radiotherapie. Totaal aantal patiënten dat radiotherapie heeft gekregen, volgend op de operatie, zonder voorafgaande adjuvante chemotherapie. Exclusie: primair invasief mammacarcinoom en DCIS, geopereerd, waarna radiotherapie. patiënten die postoperatief meteen gestart zijn met adjuvante chemotherapie (voorafgaand aan de radiotherapie). In de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Tijdigheid

Indicator 18 Relatie met kwaliteit Wachttijd tussen eerste dag laatste chemotherapie kuur en start radiotherapie Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de adjuvante radiotherapie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen aangepast te worden. Het percentage patiënten dat binnen 4 weken na de eerste dag van de laatste chemotherapie kuur is gestart met radiotherapie vanwege primair invasief mammacarcinoom. Aantal patiënten dat 4 weken na de eerste dag van de laatste chemotherapie is gestart met radiotherapie. Totaal aantal patiënten dat postoperatief chemotherapie gevolgd door radiotherapie heeft gekregen. primair invasief mammacarcinoom, geopereerd en behandeld met adjuvante chemotherapie, waarna radiotherapie. Tijdigheid

Indicator 19 Relatie met kwaliteit Wachttijd tussen initiële behandeling en aanvang adjuvante chemotherapie Voor de patiënt is het onwenselijk lang te moeten wachten op de adjuvante chemotherapie. Als veel patiënten lang moeten wachten, dienen processen aangepast te worden. Het percentage patiënten dat binnen 4 weken gestart is met adjuvante chemotherapie na de laatste operatie of de laatste dag van de radiotherapie. Datum laatste operatie: kan operatie aan de mamma zijn, of de datum van een latere okselklierdissectie a) b) Aantal patiënten dat 4 weken na de laatste operatie is gestart met adjuvante chemotherapie. Aantal patiënten dat 4 weken na de laatste dag van de radiotherapie is gestart met adjuvante chemotherapie. Totaal aantal patiënten met adjuvante chemotherapie volgend na operatie (a) of volgend op operatie/radiotherapie (b) voor M0 invasief mammacarcinoom. primair invasief mammacarcinoom, geopereerd en/of radiotherapie, adjuvante chemotherapie. Tijdigheid

Indicator 20 Relatie met kwaliteit Irradicaliteit bij eerste mammasparende operatie voor invasief mammacarcinoom en waarbij de tumor niet radicaal is verwijderd, moeten aanvullende behandeling ondergaan. Met name de aanvullende chirurgische behandeling bij meer dan focale resttumor wordt gezien als belasting van de patiënt. Streefnorm NABON nota < 20% meer dan focale tumorrest in het resectievlak. Percentage patiënten bij wie tumorweefsel meer dan focaal aanwezig is in het resectievlak na een eerste borstsparende operatie. twee tellers: a) aantal patiënten bij wie tumorweefsel meer dan focaal aanwezig is in het resectievlak na een eerste locale excisie van een maligne mammatumor, b) aantal patiënten waarbij niet bekend is of tumorweefsel aanwezig is in het resectievlak. Totaal aantal patiënten met een eerste borstsparende operatie voor een maligne mammatumor. primair invasief operabel mammacarcinoom (met of zonder DCIS), geopereerd, eerste operatie sparend. geen exclusie neoadjuvante systemische therapie in de analyses zal gekeken worden naar relevante case-mix factoren. Uitkomst Effectiviteit

Indicator 21 Relatie met kwaliteit Irradicaliteit bij eerste mammasparende operatie voor DCIS en waarbij de tumor niet radicaal is verwijderd, moeten aanvullende behandeling ondergaan. Met name de aanvullende chirurgische behandeling bij focale of meer dan focale resttumor wordt gezien als belasting van de patiënt. Streefnorm NABON nota: < 30% focale of meer dan focale tumorrest in het resectievlak. Percentage patiënten bij wie tumorweefsel focale of meer dan focaal aanwezig is in het resectievlak na een eerste borstsparende operatie. twee tellers: a) aantal patiënten bij wie tumorweefsel focaal of meer dan focaal aanwezig is in het resectievlak na een eerste locale excisie van een DCIS, b) aantal patiënten waarbij niet bekend is of tumorweefsel aanwezig is in het resectievlak. Aantal patiënten met eerste mammasparende operatie van DCIS (ptis). primair DCIS, geopereerd, eerste operatie sparend. Exclusie: LCIS en invasief carcinoom. Uitkomst Effectiviteit

Indicator 22 Relatie met kwaliteit Okselklierdissecties bij pn0 Een okselklierdissectie geeft morbiditeit. Het is algemeen geaccepteerd dat een schildwachtklierprocedure bij cn0 een goed alternatief is voor een okselklierdissectie (indien ct1-2). Het niet uitvoeren van een schildwachtklierprocedure of het mislukken van een schildwachtklierprocedure is een indicator voor de kwaliteit van de diagnostiek. Okselklierdissecties bij pn0 status bij pt1-2 tumoren (feitelijk ct1-2, maar pragmatisch gekozen voor pt1-2 en niet ct1-2). Omdat mogelijk een definitieprobleem bestaat in het onderscheid tussen een schildwachtklierprocedure en een okselklierdissectie, wordt in de indicator tevens het aantal schildwachtklierprocedures waarbij meer dan 5 okselklieren zijn verwijderd gerapporteerd. a) b) c) d) a) b) c) d) Aantal patiënten dat bij een pn0(i-) status na primair operatieve behandeling een okselklierdissectie heeft ondergaan, vanwege een pt1-2 invasief mammacarcinoom. Aantal patiënten dat bij een pn0(i+) status na primair operatieve behandeling een okselklierdissectie heeft ondergaan, vanwege een pt1-2 invasief mammacarcinoom. Aantal patiënten dat bij een pn0(i-) status na primaire operatieve behandeling een schildwachtklierprocedure zonder okselklierdissectie heeft ondergaan, waarbij meer dan 5 klieren zijn verwijderd. Aantal patiënten dat bij een pn0(i+) status na primaire operatieve behandeling een schildwachtklierprocedure zonder okselklierdissectie heeft ondergaan, waarbij meer dan 5 klieren zijn verwijderd. Aantal patiënten dat een pn0(i-) status heeft na primair operatieve behandeling van primair invasief pt1-2 mammacarcinoom. Aantal patiënten dat een pn0(i+) status heeft na primair operatieve behandeling van primair invasief pt1-2 mammacarcinoom. Aantal patiënten dat een pn0(i-) status heeft na primair operatieve behandeling van primair invasief pt1-2 mammacarcinoom, die een schildwachtklierprocedure hebben ondergaan zonder okselklierdissectie. Aantal patiënten dat een pn0(i+) status heeft na primair operatieve behandeling van primair invasief pt1-2 mammacarcinoom, die een schildwachtklierprocedure hebben ondergaan zonder okselklierdissectie. primair invasief pt1-2n0 mammacarcinoom, geopereerd. Exclusie: neoadjuvante systemische behandeling. Veiligheid, doelmatigheid.

Indicator 23 Relatie met kwaliteit Percentage patiënten met een lokaal recidief in de ipsilaterale borst/thoraxwand of regionaal als first event Bij het optreden van een lokaal recidief in dezelfde borst na eerdere behandeling van een mammacarcinoom of DCIS is de eerdere behandeling inadequaat geweest. Percentage patiënten met een recidief in de ipsilaterale borst/thoraxwand of regionaal als first event. a) Lokaal recidief ipsilaterale borst. b) Regionaal recidief ipsilaterale borst. In de uiteindelijke analyses wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen, te weten: 1. 2. 3. 4. Primair invasief operabel mammacarcinoom (NABON richtlijn: pt1-t2, N0-1, M0), uiteindelijk sparend behandeld. Primair invasief operabel mammacarcinoom (NABON richtlijn: pt1-t2, N0-1, M0), ablatio als uiteindelijke operatie, zonder RT. Primair invasief operabel mammacarcinoom (NABON richtlijn: pt1-t2, N0-1, M0) ablatio als uiteindelijke operatie, met RT. Primair invasief lokaal uitgebreid mammacarcinoom (NABON richtlijn: pt3-4, any N, M0 en any T, N2-3,M0). 5. Aantal patiënten met DCIS dat operatief wordt behandeld. Voor het regionaal recidief wordt tevens gekeken naar het type okselbehandeling: OKD of alleen SWK (subgroepen pn0(i-), pn0(i+), pn1mi en pn1a en hoger. Indicator telt voor het centrum waar de patiënt primair behandeld is. a) Aantal patiënten met een lokaal recidief in ipsilaterale borst als 'first event'. b) Aantal patiënten met een regionaal recidief in de ipsilaterale klieren als first event. Primair invasief mammacarcinoom of DCIS, exclusie van M1. primair invasief mammacarcinoom en DCIS, M0, geopereerd. Geen exclusie van cases met recidief binnen 6 maanden. Case-mix voor type okselbehandeling (na OKD of na SWK): OKD ; SWK alleen, voor pn0(i-) ; SWK alleen, voor pn0(i+) ; SWK alleen, voor pn1mi ; SWK alleen, voor pn1a en hoger. De indicator wordt aangepast ten opzichte van de eerdere definitie, door DCIS en T4 te includeren. In de kankerregistratie worden nieuwe tumoren die als nieuwe primaire worden aangeduid door de behandelaar, geregistreerd als nieuwe primaire. Er zullen aanvullende analyses plaatsvinden waarbij zowel lokaal recidieven als nieuwe primaire tumoren worden meegenomen. Uitkomst

Effectiviteit

Indicator 24 Relatie met kwaliteit Differentiatie beleid chirurgen De leden van het mammateam hebben specifieke belangstelling voor en aantoonbare expertise in de mammapathologie. < 50% van de leden van de maatschap heelkunde houdt zich bezig met de chirurgische behandeling van het mammacarcinoom met een minimum van twee. Daarnaast wil de inspectie toe naar een minimum aantal operaties per jaar per mammachirurg. Het NABON doet nu geen uitspraken over een minimumaantal, maar zal wel de huidige praktijk in kaart brengen via deze indicator. a) Percentage chirurgen dat zich bezighoudt met mammachirurgie. b) Aantal operaties per mammachirurg. Zowel operateur 1 als operateur 2 worden genoteerd. Overigens zal dit gecodeerd gebeuren: alleen het ziekenhuis / registratiemedewerker kent de code. (dus registratie als dokter A, B, C, D, etc). a) Aantal mammachirurgen in het kalenderjaar. b) Aantal mammacarcinoompatiënten geopereerd per mammachirurg (ongeacht aantal ingrepen per patiënt). a) Aantal chirurgen in het kalenderjaar. primair invasief mammacarcinoom en DCIS, geopereerd in betreffend ziekenhuis. Effectiviteit: het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Aantekening werkgroep 17-01-2013: Deze indicator zal aangepast worden in de loop van 2013.

* Kwaliteit van zorg wordt onderverdeeld in zes domeinen, namelijk: 1: Veiligheid Het vermijden van veiligheidsrisico s en fouten die schade kunnen toebrengen aan patiënten en medewerkers. 2: Effectiviteit Het leveren van nauwkeurige en juiste zorg gebaseerd op wetenschappelijke kennis. 3: gerichtheid Het respecteren van de unieke noden, wensen en waarden van patiënten. 4: Tijdigheid 5: Doelmatigheid 6: Gelijkheid Het leveren van zorg op de juiste tijd, verhinderen van wachttijden voor patiënten en medewerkers. Het vermijden van zorg die niet bijdraagt aan de vraagstelling van de patiënt en die niet redelijkerwijs kosteneffectief is, vermijden van verspilling. Het leveren van gelijke zorg voor alle patiëntengroepen, ongeacht sekse, etniciteit, geografische afkomst en sociaal-economische status.

Bijlage 1: Traject van de patiënt en indicatoren die betrekking hebben op doorlooptijden * Door het gebruik van de goed registreerbare datum van de verrichting waarin de maligniteit is aangetoond, wordt deze datum gebruikt in het berekenen van de doorlooptijden. Normen gaan echter veelal uit van de datum waarop de diagnose bekend was (=datum waarop de PA uitslag bekend was). Volgens de NABON nota staat er maximaal 5 werkdagen voor PA-uitslag. In de operationalisatie van de indicatoren die gebruik maken van de datum van diagnose, wordt gebruik gemaakt van de datum van de verrichting en vervolgens een week opgeteld bij de NABON-norm.