compact
woonbloktypologie voor stadsleven van mourik vermeulen architecten
inhoud 01 manifest 7 I typologie 02 traditioneel versus compact 03 openbaar versus privé 04 compact woonblokprofiel 05 stadswoning en breeduithuis 06 flexrugzak 07 parkeren 08 compact woonblokmoduul 8 10 12 14 16 18 20 II dichtheid 09 aantal woningen 10 fsi, woninggrootte, gevelafstanden 26 28 III identiteit 11 positie in stedelijk weefsel 12 in de woonbuurt 13 lokale publieke impuls 14 versmelting 15 aan de stadsader 16 op het knooppunt 30 32 34 36 38 40 architecten van mourik 5
6
01 manifest Een woonbloktypologie - waarin de woningdichtheid hoog is zodat er draagvlak is voor stedelijke voorzieningen op loopafstand - waarin het wonen in de stad ook aantrekkelijk is voor kinderen door het parkeren van het grote aantal auto s als gevolg van de stadse, hoge woningdichtheid zo op te lossen dat er in de woonomgeving plek is voor op-straat-spelen en de woonomgeving niet gedomineerd wordt door geparkeerde auto s - waarin de intensiviteit van de interactie bepaald kan worden naar gelang de specifieke positie die een woonblok inneemt in het stedelijke weefsel - waarin nuances zijn aan te brengen in de stadse identiteit - waarin het woningaanbod gevarieerd is - waarin naast het wonen ook plek is voor andere functies - waarin tegemoet wordt gekomen aan het ideaal van de eigen voordeur aan de straat - waarin de woninggrootte voldoet aan de hedendaagse maatstaf is een compact woonbloktypologie waarin de nadelen van het wonen in de stad worden weggenomen zonder dat de interactie, die elke echte stad eigen is, verloren gaat. The interaction makes the city. architecten van mourik 7
8 1/ 350
I typologie 02 traditioneel versus compact In de traditionele typologie van het stedelijke woonblok is de woningdichtheid hoog, doordat het bouwvolume opgedeeld wordt in veel kleine woningen. Er wordt boven elkaar gewoond en trapopgangen worden door meerdere huishoudens gedeeld. Doordat tegenwoordig elk huishouden beschikt over minstens een auto is er op de straat geen plek over voor andere functies dan parkeren. De straat is openbaar. Het binnenterrein met de tuinen van de begane grond woningen is privédomein. In de compact woonbloktypologie is net als in de traditionele typologie de woningdichtheid hoog. De hoge dichtheid wordt echter niet bereikt, doordat de woningen klein zijn. In de compact woonbloktypologie is de woningdichtheid hoog omdat, de m² s oppervlakte van alle verdiepingen bij elkaar optellend, de m² s vloeroppervlakte per m² woonblokterrein hoog is. De zogenaamde fsi, de floorspaceindex is hoog. De compact woonbloktypologie verschilt verder van de traditionele typologie, doordat het idee van een privé binnenterrein wordt verlaten. Het binnenterrein wordt, om de straten voor een groot deel te ontlasten, bestemd voor het parkeren van auto s. Door de hoge woningdichtheid wordt er ook in de compact woonbloktypologie boven elkaar gewoond. Dat de bovenwoningen geen appartementen zijn, komt doordat er in de typologie een tweede woonstraat is geïntroduceerd. Deze straat ligt aan de binnenkant van het woonblok op een hoger niveau; boven het terrein met de geparkeerde auto s. Aan deze bovenstraat liggen de eigen voordeuren van de eengezins bovenwoningen. Tevens kan het hoger gelegen binnenterrein door de bovenwoningen gebruikt worden als tuin. architecten van mourik 9
10
03 openbaar versus privé In het manifest wordt gezegd dat wonen in de stad ook aantrekkelijk moet zijn voor kinderen. Dit kan niet als de straat als publiek domein ongeschikt is voor gezamenlijke kinderactiviteiten, doordat de straat vol staat met geparkeerde auto s. Door in de compact woonbloktypologie het binnenterrein te bestemmen voor parkeren wordt de stadsstraat als vanouds weer ontmoetingsplek. De tweede woonstraat op het hoger niveau aan de binnenkant van compact woontypologie heeft door zijn specifieke karakteristieken de mogelijkheid de overgangen van het publiek domein naar de privé woning heel anders dan anders vorm te geven. architecten van mourik 11
12
04 compact woonblokprofiel De hoge woningdichtheid in de compact woonbloktypologie wordt bereikt door het woonblok 5 lagen hoog te maken. De bovenste 3 lagen zijn 3-laagse, eengezins stadswoningen. De onderste 2 lagen zijn zogenaamde breeduithuizen, woningen die breed zijn en ondiep en waarvan de achtergevels dicht zijn. Achter de dichte achtergevels op de begane grond op het binnenterrein worden auto s en fietsen gestald. Achter de dichte achtergevels op de eerste verdieping bevinden zich als een rugzak ruimtes die flexibel te gebruiken zijn voor diverse bijzondere vormen van wonen of voor niet-woonfuncties. Doordat deze flexrugzakken aan de achterzijde uit de bouwmassa steken, is eronder het parkeren overdekt en erboven het dak te gebruiken als de woonstraat voor de opgetilde stadswoningen. architecten van mourik 13
14 1/ 200
05 stadswoning en breeduithuis Het compact woonblokprofiel heeft in de 5-laagse stapeling 2 woning-typen die vergelijkbaar zijn in het voldoen aan de hedendaagse maat-staf dat woningen niet te klein mogen zijn. De beide woningtypen onderscheiden zich van elkaar, doordat elk zijn eigen, uitgesproken karakter heeft. Met de keuze voor stadswoning of breeduithuis is het woningaanbod in de compact woonbloktypologie gevarieerd. Voor beide woningtypen geldt overigens dat het een basisprincipe betreft waarbinnen nog vele varianten te bedenken zijn. architecten van mourik 15
16 1/ 200
06 flexrugzak De straat waaraan de gevels hoog zijn en waaraan in een hoge dichtheid gewoond wordt, heeft de kenmerken van een stadsstraat. De straat wordt nog stedelijker als er in de straat niet alleen gewoond wordt door gezinnen maar door een diversiteit aan huishoudens. Meer interactie doordat er in de straat naast wonen ook op een overzichtelijke schaal gewerkt wordt, betekent dat er nog meer sprake is van stadsleven in de woonstraat. Functiemenging is in de compact woonbloktypologie mogelijk door de flexrugzak die rug-aan-rug achter de eerste verdieping van elk breeduithuis ligt. De flexrugzak is te gebruiken als een studio voor jongeren, een loftwoning, een atelier cq werkplaats, een klein kantoor, etc. architecten van mourik 17
18 1/ 200
07 parkeren Het is een gegeven dat vrijwel elk huishouden beschikt over minstens één auto. Bij een hoge woningdichtheid is alléén mogelijkheid om te parkeren op straat geen optie. In de compact woonbloktypologie is gekozen om het binnenterrein te bestemmen voor het stallen van auto s. De keuze om te parkeren op maaiveldniveau is kiezen voor een parkeeroplossing die het meest lijkt op het ideaal van de eigen auto voor het eigen huis. Een ondergrondse parkeergarage is grootschaliger, anoniemer en duurder. In het compact woonblokprofiel geschiedt het rijden tussen de parkeervakken in de openlucht op een achterstraat met gewone bestrating. De parkeervakken zijn overdekt. architecten van mourik 19
s s s s s b f f b s s s s s moduul straatzijde s f moduul binnenterrein 20 s f
08 compact woonblokmoduul De compact woonbloktypologie voor stadsleven introduceert aan de binnenkant van het bouwblok een achterstraat, waaraan auto s worden geparkeerd en een bovenstraat waaraan voordeuren liggen van stadswoningen. Er zijn doorsnijdingen in het woonblok nodig om beide straten te kunnen bereiken. Er kan worden volstaan met poorten die 2 lagen hoog zijn. De entrees van de woningen, de flexrugzakken en ook de parkeerplaatsen zijn rond deze poorten gegroepeerd. De groepering rond een poort vormt de moduul waaruit totale woonblokken worden samengesteld. De uitgewerkte compact woonblokmoduul heeft aan elke kant van een poort één breeduithuis. Achter de eerste verdiepingen van de 2 breeduithuizen liggen 2 flexrugzakken. Bovenop de 2 breeduithuizen en de poort liggen er 6 smalle, 3 bouwlagen hoge stadswoningen. De uitgewerkte compact woonblokmoduul heeft zodoende rond een poort 10 eenheden. architecten van mourik 21
22 6 22 6 22 begane grond doorsnede woningen 22
22 6 8 6 8 6 22 eerste verdieping doorsnede opgang flexruimten 1/ 600 architecten van mourik 23
22 9 5 6 5 9 22 tweede verdieping doorsnede opgang bovenwoningen 24
22 6 16 6 22 dak doorsnede poorten 1/ 600 architecten van mourik 25
15 / 6 = 2,5 (=) 27 / (8+2) x 0,93 = 2,5 15 2,5 27 2,7 26
II dichtheid 09 aantal woningen In de uitgewerkte compact woonblokmoduul ligt aan weerszijde van de 7 meter brede poort een 10 meter breed breeduithuis. De moduul is zodoende 27 meter breed. Op het 2-tal breeduithuizen en de poort ligt een 6-tal 4,5 meter brede stadswoningen. Achter het 2-tal breeduithuizen per moduul bevinden zich ook een 2-tal flexrugzakken. De 27 meter brede moduul telt dus een 10-tal eenheden en er is 2,7 meter gevellengte nodig per eenheid. Als dit wordt vergeleken met een referentie oudbouwmoduul bestaande uit 6 eenheden met een hoogte van 3 lagen en met een breedte van 15 meter en dus met een benodigde gevellengte van 2,5 meter per woning, dan kan er geconcludeerd worden dat de compact moduul met een factor 0,93 zou moeten worden versmald om ten opzichte van de oudbouwmoduul niet op elke 100 te slopen woningen 7 woningen te verliezen. Zou de als referentie gehanteerde oudbouwmoduul na sloop vervangen worden door 3-laagse stadswoningen met een breedte van 4,50 meter dan zou er ten opzichte van de 2,5 meter een factor 0,55 nodig zijn om te voorkomen dat op elke 100 woningen er een verlies van 45 woningen ontstaat. De referentie oudbouwmoduul heeft 144 woningen per hectare bij stadsblokken waarvan de straten hart op hart 56 meter uit elkaar liggen. De compact moduul haalt in een zelfde stadsblok 132 woningen per hectare. Met 3-laagse, 4,50 meter brede stadswoningen is 80 het aantal woningen per hectare architecten van mourik 27
56 18 16 10 8 11 9 16 9 11 11 14 6 14 11 11 6 11 11 6 11 8 12 8 8 12 8 28
10 fsi, woongrootte, gevelafstanden De uitgewerkte compactmoduul is op de begane grond 6 meter diep, 14 meter op de eerste verdieping en 9 meter op de tweede, derde en vierde verdieping. Bij elkaar opgeteld is dit 47 meter. Vergeleken met de 3 x 12 = 36 meter van de referentie oudbouwmoduul betekent deze 47 meter dat met de comactmoduul er ca 30% meer vloeroppervlakte gemaakt wordt. Uitgaande van stadsblokken met straten hart op hart 56 meter, is de fsi, floorspaceindex de m² s vloeroppervlakte per m² stadsblok, van de referentie oudbouwmoduul 72 m² / 56 m² = 1.3; bij de compact moduul is dit 94 m² / 56 m² = 1.7. breed worden. Op deze wijze ontstaat, dat in de compactmoduul de straatbreedte is aangepast aan de 2 bouwlagen hogere gevelwanden van ca 17 meter. Voor de kwaliteit van de woonomgeving geeft de 22 meter brede straat nieuwe mogelijkheden; zeker in combinatie met het gegeven dat er aan de voorzijde van de compact woonblokken alleen parkeerplaatsen nodig zijn voor bezoekers en tweede auto s. Voor de breeduithuizen kunnen er voortuinen gerealiseerd worden. Er kan ook gekozen worden om naast de rijweg als bij een laan kijkgroen te maken of wellicht speelgroen. In de compactmoduul is het gemiddelde oppervlak per eenheid 2,7 x 47 = ca 127 m² en dit is ca 40% meer dan het gemiddelde oppervlak 2,5 x 36 = 90 m² per eenheid van de referentie oudbouwmoduul. Gangbare 3-laagse stadswoningen zijn ca 135 m² BVO. De stadswoningen in de compacte moduul hebben als de referentie oudbouwmoduul een bouwhoogte van 3 bouwlagen. De achtergevels van de stadswoningen zijn op dezelfde plaats gepositioneerd als de achtergevels van de woningen van de referentie oudbouwmoduul. Verhouding van de hoogte en breedte van het profiel tussen de achtergevels zijn van beide modulen dus hetzelfde. Het verschil is dat bij de compactmoduul het geheel 2 lagen is opgetild. De gevels van de flexrugzakken liggen 6 meter uit elkaar. Deze knusse maat past bij de bungalow-hoogte van de flexrugzakken en ook bij het flexibele gebruik als werkplaatsen, studio s en dergelijke. Doordat de hoek vanaf het hart van het bouwblok op de eerste verdieping tot de daklijn van de stadswoningen minder is dan 60 graden is er voor de flexrugzakken gegarandeerd voldoende daglicht. Bij de referentie oudbouwmoduul liggen de straten 56 meter uit elkaar. Deze maat is uitgangspunt van de compactmoduul omdat bij revitaliseren van oude stadsdelen het verleggen van straten een financieel onhaalbare ingreep in de infrastructuur is. Doordat wij de achtergevels van de stadswoningen op dezelfde plaats positioneren waar de achtergevels van de referentie oudbouwmoduul staan en doordat de stadswoningen slechts 9 meter diep zijn in plaats van de 12 meter van de oudbouw, kunnen de 2 x 8 meter brede oude straten 2 x 11 meter architecten van mourik 29
30
III identiteit 11 positie in stedelijk weefsel De identiteit van een woonblok wordt in grote lijnen bepaald door de plek in de stad, de samenstelling van het programma, de wijze waarop de grens tussen openbaar en privé wordt vormgegeven en de schaal waarop zich een en ander manifesteert. De plek in de stad bepaalt de bereikbaarheid van het woonblok en de externe voorzieningen ten opzichte van het woonblok. Tevens wordt hiermee het schaalniveau van de context bepaald. De stedenbouwkundige en sociale context is bepalend in de zin dat het woonblok hierop kan meeliften, of dat er eerder sprake is van een last. Het stedenbouwkundig ensemble maakt dat het blok meer of minder zichtbaar is. De samenstelling van het programma, of de mogelijkheden die de ruimtelijke samenstelling toelaat, is bepalend voor de doelgroep, die wordt aangesproken. Dit geldt voor het woonprogramma, als ook voor bijzondere voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld parkeren, commercie of sport. De dichtheid van het programma en de wijze waarop de scheiding tussen de onderdelen is vormgegeven, is maatgevend voor de ervaring van de grens tussen openbaar en privé. Dientengevolge ontstaat een harde confrontatie, een geleidelijke overgang, of een heldere scheiding. Kort en goed zijn er een groot aantal interne en externe factoren te benoemen, die mede bepalend zijn voor de samenstelling van de identiteit van een woonblok. De mate waarin de architectuur een heldere positie inneemt ten opzichte van het interne programma en de stedenbouwkundige omgeving, bepaalt de vitaliteit van het project. In die zin vormt de architectuur een intermediair en geen zelfstandige entiteit. De verschijningsvorm is een middel om dit intermediair te representeren. Het is aan de inhoud om te presteren. De beelden van identiteitsverschillen op diverse lokaties op de volgende bladzijden kunnen gelezen worden als een streven naar een architectuur die dienstbaar wil zijn. De potentie van het compact woonblokprofiel gaat voorbij aan de discussie over mooi of lelijk, het gaat over compact en over vitaliteit. architecten van mourik 31
1/ 7 000 studio s in flexrugzak hof met voortuinen woonstraat 1/ 350 32
12 in de woonbuurt architecten van mourik 33
1/ 7 000 buurthuis ed. in flexrugzak tuinen en balkons woonstraat 1/ 350 34
13 lokale publieke impuls architecten van mourik 35
1/ 7 000 grootschalige voorzieningen op eerste verdieping atrium laan 1/ 350 36
14 versmelting architecten van mourik 37
1/ 7 000 grootschalige voorzieningen op begane grond parkeren eerste verdieping stadsader 1/ 350 38
15 aan de stadsader architecten van mourik 39
1/ 7 000 winkelpassage op eerste verdieping atrium knooppunt 1/ 350 40
16 op het knooppunt architecten van mourik 41
2004 architecten van Mourik wassenaarseweg 32, 2596 cj den haag telefoon 070 360 68 30, telefax 070 356 12 04, e-mail post@architectenvanmourik.nl home http://www.architectenvanmourik.nl alle rechten voorbehouden