Aan de fracties van VVD en PvdA de heer A.J.H. Wijers, mevrouw C.P.W. Bode-Zopfi Datum Uw kenmerk Ons kenmerk In behandeling bij DIR/DB d.bosmans@oosterhout.nl (0162) 48 91 03 Onderwerp Vragen ex art. 41 RvO Geachte mevrouw Bode en heer Wijers, In de vergadering van 27 maart 2007 heeft de raad een motie aangenomen, waarin ons college is verzocht om de horeca waar mogelijk te faciliteren bij het zoeken, uitwerken en invoeren van alternatieven om te komen tot een betere spreiding van de sluitingstijden. De motie vraagt een terugkoppeling over een experiment van drie maanden in de raadsvergadering van oktober. Indien er geen uitvoering wordt gegeven aan deze motie, wordt alsnog de motie van 27 februari in uitvoering genomen. De motie is ingegeven, zo blijkt uit de toelichting, door de wens overlast voor omwonenden door cafébezoekers te beperken. Het lag in het voornemen van ons college om de raad omstreeks 1 juni via een brief te informeren over de aanpak en de voortgang van de uitvoering van de motie én over de voortgang van het project Veilig Uitgaan, waar de uitvoering van deze motie integraal onderdeel van uitmaakt. Hiervan hebben wij door de ontvangst van uw brief van 1 juni 2007 afgezien. In deze brief heeft u schriftelijke vragen ex artikel 41 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de uitvoering van deze motie. In deze beantwoording van uw vragen zullen wij daarom ook een aantal procesmatige zaken benadrukken. Alvorens wij u nader informeren over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan bovengenoemde motie en de gestelde vragen beantwoorden, willen wij benadrukken dat ons college het van harte eens is met de motieven die aan de motie ten grondslag liggen en met het doel dat de motie beoogt. Ook wij zijn van mening dat, vanuit een oogpunt van openbare orde en veiligheid, zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat er na sluitingstijden van de cafés een piek van onrust ontstaat. Het doel van de motie onderschrijft dan ook het belang van het project Veilig Uitgaan, dat is opgestart in het kader van bijzondere programma Centrum+.Doel van dit project is om in samenspraak met alle betrokken partijen de veiligheid en leefbaarheid in de binnenstad te verbeteren en wel in het bijzonder in het uitgaansgebied.
Wij hechten eraan daarom ook aan om via een degelijke, goed voorbereide proef de werking van het instrument van spreiding van sluitingstijden te toetsen. De door u gestelde vragen beantwoorden wij als volgt. Vraag 1: Is uw college met deze enquête bekend? Ja, het afnemen van de enquête maakt onderdeel uit van de processtappen die zijn gezet om uitvoering te geven aan de motie van de raad. Deze enquête is opgesteld met de bedoeling inzicht te krijgen in de bereidheid van de individuele horecaondernemers om aan de proef tot spreiding van de sluitingstijden mee te doen. Voor een dergelijke proef is namelijk individuele vrijstelling van de in de APV opgenomen sluitingstijden noodzakelijk. Vraag 2: Welke portefeuillehouder is politiek voor de inhoud van deze enquête verantwoordelijk? Ons college is hiervoor bestuurlijk verantwoordelijk. Zoals u ook stelt in uw brief van 1 juni 2007 zijn beide moties ingegeven door overwegingen van openbare orde. Het uiteindelijke doel van zowel de eerste als de tweede motie is het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de binnenstad en wel in het bijzonder in het uitgaansgebied. Dit vraagt om een integrale benadering waarbij alle aspecten aan bod komen; zo ook het onderwerp sluitingstijden. Gelet hierop is de uitvoering van de motie betrokken bij het project Veilig Uitgaan, dat is opgestart in het kader van het bijzondere programma Centrum+. Op 19 april 2007 is de raad nader geïnformeerd over het project Veilig Uitgaan. Wethouder Boers is portefeuillehouder van het bijzondere programma Centrum+. De burgemeester heeft op grond van de Gemeentewet bijzondere bevoegdheden op het gebied van openbare orde en veiligheid. Vraag 3: Waarom vermeldt de inleiding van de enquête slechts gedeeltelijk de strekking en inhoud van de moties van 27 februari en 27 maart 2007 en blijft hierdoor in het bijzonder onvermeld het feit dat indien op 16 oktober 2007 niet uit een deugdelijke analyse blijkt van werkbare alternatieven, de motie van 27 februari 2007 onverkort wordt uitgevoerd (een jaar lang geheel vrije sluitingstijden)? In de inleiding van de enquête is vooral de nadruk gelegd op het door uw raad beoogde doel van de motie. Bij het feitelijk afnemen van de enquête is aan de horecaondernemers persoonlijk toegelicht, dat de raad ons college heeft opgedragen om een drie maanden durende proef met spreiding van de sluitingstijden te evalueren in de raad van oktober. Voorafgaand aan het houden van deze enquêtes zijn meerdere overleggen gevoerd met de horeca. In deze overleggen is de strekking en inhoud van de motie uitvoerig aan de orde gesteld. Ons
streven is er op gericht om bij het uitvoeren van deze motie de raad (in de vorm van een evaluatie) een deugdelijke analyse voor te leggen. Vraag 4: Waarom wordt gevraagd naar de behoefte van bedrijven aan andere sluitingstijden, nu dit voor de uitvoering van de moties geen enkel relevant belang is? De vraag is immers niet of er ander sluitingstijden moeten komen(die vraag is al in twee moties door de gemeenteraad beantwoord), dan wel of de Horeca aan andere sluitingstijden behoefte heeft, maar hoe de Horeca vrijwillig tot een betere spreiding van de sluitingstijden denkt te kunnen komen anders dan door het geheel vrijgeven van de sluitingstijden? Deze vraag was er vooral op gericht om uitvoering te geven aan de opdracht om in overleg te treden met de horeca en voorts om te weten te komen wat bij de individuele horecaondernemers in Oosterhout leeft over spreiding van de sluitingstijden. Bij spreiding van sluitingstijden is naar onze mening de medewerking van de horeca een voorwaarde. Sluitingstijden zijn immers niet imperatief. Vraag 5: Waarom wordt gevraagd naar de bereidheid van bedrijven mee te werken aan andere sluitingstijden, nu dit voor de uitvoering van de moties van geen enkel relevant belang is? Zie de toelichting op vraag 4. Om inzicht te krijgen in het aantal ondernemers dat aan de proef wil meedoen. Vrijstelling van sluitingstijden ook bij wijze van proef behoeft regulering en handhaving. Vraag 6: Deelt u onze mening dat door de inleiding en de vragen 2 en 3 van de enquête bij de Horeca ten onrechte de indruk wordt gewekt dat een wijziging in de sluitingstijden afhankelijk is van de bereidheid en/of behoefte van de Horeca bedrijven? Nee, zie het antwoord op vraag 4. Daarnaast is het een goed gebruik om een wijziging van het beleid tot stand te brengen in samenspraak met de betrokken partijen. Ook het traject dat tot dusver is doorlopen in kader van het project Veilig Uitgaan, waar de uitvoering van de motie integraal onderdeel van uitmaakt, gaat uit van een dergelijke aanpak die resulteert in een totaal pakket werkafspraken in de vorm van een hernieuwd horecaconvenant, dat is opgesteld in samenspraak met alle betrokken partijen, die ieder hun eigen verantwoordelijkheid hebben voor de uitvoering ervan. Vraag 7: Bij vraag 4 van de enquête wordt gevraagd naar de voorkeuren voor de periode van uitvoering van een proef, waaronder de maanden oktober, november en december. Deelt u onze mening dat hierdoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de proef niet uiterlijk 1 oktober 2007 moet zijn afgerond?
Uiteraard wil ons college komen tot spreiding van sluitingstijden en kan de proef gehouden worden in de maanden juli, augustus en september. Wel hebben wij ons de vraag gesteld of dit recht doet aan de essentie van de proef zoals verwoord in de motie, te weten aan de hand van de proef de raad in de vorm van een evaluatie van de proef een deugdelijke analyse voor te kunnen leggen. De maanden juli en augustus vallen grotendeels in de zomervakantie. Gedurende de vakantieperiode is er een ander uitgaanspubliek dan in de rest van het jaar. De maanden juli en augustus geven naar verwachting mogelijk een onjuist beeld hoe de proef loopt en de uitkomsten kunnen hierbij niet op waarde worden beoordeeld. Om deze reden zou het de voorkeur hebben om de proef uit te laten voeren in de maanden september, oktober en november. Vraag 8: Van verscheidene Horeca ondernemers hebben wij vernomen dat bij het afnemen van de enquête de suggestie is gewekt dat men bij een eventuele verruiming van de sluitingstijden verplicht zou zijn dan ook tot die verruimde sluitingstijden open te blijven. Bent u het met ons eens dat een dergelijke suggestie in strijd met het oogmerk van de moties is en hierdoor onjuist en misleidend is? Het is jammer dat bij een enkele ondernemer een dergelijke indruk is ontstaan. Voorts merken wij op, dat de sluitingstijden enkel en alleen bepalen vanaf welk tijdstip de horecagelegenheid gesloten moet zijn. Het staat een ondernemer altijd vrij om de horecagelegenheid eerder te sluiten. Vraag 9: Deelt u onze mening dat deze enquête geen enkel bijdrage levert aan een tijdige uitvoering van de motie van 27 maart 2007? En zo nee, waaruit bestaat die bijdrage dan? De enquête was op dat moment nodig om op snelle wijze zelf inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de individuele horecaondernemer medewerking verleent aan een proef met spreiding van de sluitingstijden. Vraag 10: Is er sinds 27 maart reeds overleg gevoerd met de Horeca over de uitvoering van de motie van 27 maart 2007 en is daarbij gewezen op de betekenis van de motie zoals verwoord in de inleiding van de vragen, waaronder met name het feit dat, als de Horeca op 16 oktober niet zelf met werkbare en uitgeteste alternatieven is gekomen, de motie van 27 februari 2007 onverkort dient te worden uitgevoerd? Ja, op 2 april 2007 is de motie uitvoerig besproken in het reguliere horecaoverleg. In dit overleg heeft het bestuur van de horeca aangegeven haar achterban hierover te consulteren. Op 11 april 2007 hebben de portefeuillehouder Horecazaken en de projectleider Veilig Uitgaan de heer Brandy de Vries in een overleg met het bestuur van de horeca afgesproken om - in het kader van het lopende project Veilig Uitgaan - met elkaar alternatieven te onderzoeken die mogelijk kunnen
Tevens zijn er voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van de evaluatie van de proef. Om de proef te kunnen evalueren is voorafgaand aan de proef een nulmeting nodig, zodat de effecten van de proef op een gestructureerde en eenduidige wijze kunnen worden gemeten. De nulmeting zal plaatsvinden in juni. Aansluitend aan de proef vindt een effectmeting plaats. In beide metingen worden in ieder geval de volgende doelgroepen meegenomen: bewoners, horecaondernemers, politie en uitgaanspubliek. In de nul- en effectmeting wordt gebruik gemaakt van ervaringsgegevens (subjectief) en van politieregistratiecijfers (objectief). Vraag 15: Acht uw college tijdige uitvoering van de motie van 27 maart 2007 nog mogelijk? Ja, daarbij staan we echter wel voor een dilemma. Het in uw motie beoogde doel ter voorkoming van overlast door middel van spreiding van de sluitingstijden laat zich namelijk moeilijk of niet combineren met het door de horeca voorgestelde instrument (te weten een algemene, uninforme verruiming). De veronderstelling van de horeca dat slechts een beperkt aantal ondernemers daarvan gebruik zal maken, vinden wij te vaag en te vrijblijvend. Immers, algemene verruiming geeft iédere ondernemer het recht om langer open te blijven. Zowel voor de handhaafbaarheid van de vergunning en regulering van de openbare orde is echter duidelijkheid over openings- èn sluitingstijden gewenst.. Wij zijn er daarom voorstander van ook de proef met spreiding van de sluitingstijden te reguleren door middel van vrijstelling aan daarin geïnteresseerde ondernemers. Wij zullen met deze ondernemers verder in overleg treden om dat doel te bereiken. Uiteraard zal in elk geval de publieksveiligheid in het uitgaansgebied en de leefbaarheid in de binnenstad in elke oplossing leidend zijn. Vraag 16: Zo nee, waarom is de gemeenteraad hierover dan niet eerder geïnformeerd? Samenvattend: De uitvoering van de motie kan op 1 juli van start gaan. Wij zijn echter van mening dat een uitstel tot september verstandig is, omdat: a. de proef in de zomerperiode geen representatief beeld geeft; b. wij dan nader overleg kunnen voeren met de horeca over een adequate vormgeving van de proef die optimaal het beoogde doel dient.
Alles tegen elkaar afwegend zijn wij uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat een verantwoorde uitvoering van de motie van uw raad het best gediend is bij een proef in de maanden september, oktober en november. Volgens ons dient een dergelijke proef in die periode het best de gezamenlijke intenties die zowel raad als college in dit dossier hebben. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN OOSTERHOUT,, burgemeester,, secretaris.