De viervaardighedentest

Vergelijkbare documenten
Leerlingvolgsysteem Bewegen en Spelen

Beweeg A Gebruikershandleiding

STIMULIZ Leerlingvolgsysteem 0 24 jaar Gezondheidsvolgsysteem 0 80?

Onderwijsgeschikte Motorische Test (OMT 2005 van Gelder, van der Meer & van Weene) versie 9 september 2010

Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen. Hans Stroes & Wim van Gelder


LES 3. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

LES 2 GROEP: 3 t/m 8 ATLETIEK DOELSTELLINGEN:

Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken.

Handelingsplan Bewegen en spelen School

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

MULTISKILLS MOTORIEK WARMING-UP

PROTOCOL WARMING-UP V.V. Sprinkhanen. B junioren

LES 22. GROEP: 3 t/m 8 FITNESSLES

Circus les 5. Doelen:

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

Instructie. Motor Assessment Scale Auteur: Carr J.H Scoring. Testvolgorde en instructies

Om de bewegingsachterstand in te halen zijn er twee wegen.

PROTOCOL WARMING-UP V.V. Sprinkhanen. C junioren

Richt je op 1 groep bij de finish, de plekken die overblijven zijn van de andere groep. Elke groep/leerling sprint twee keer.

Leerling. Volg. Systeem

Sportkanjers in de gymles. Sportkanjers in de gymles. gy m 10 SPORTKANJERGYMLESSEN VOOR DE BASISSCHOOL BOVENBOUW

Oefeningen voor beenspieren

Statische rekoefeningen

vv Woudenberg 26 oktober 2011

Hoogbegaafde kinderen met een motorische ontwikkelingsachterstand

groepsmrt Individuele MRT Groepsles Individueel handelingsplan in combinatie met groepslessen

Les 3. GROEP: 3 t/m 8 Doelspelen, springen, balanceren

Zorgverbreding 2 De minst vaardige bewegers

joepla 3 De Spinnenweb hoogte van je stemming

Het volgen en ontwikkelen van de kleine motoriek. Wat heb je met de kleine motoriek? MOTORISCHE ONTWIKKELING. Breda 2 februari 2016

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Cock van Dijk Voetbaltechniek

Hoogspringen. Rol van de begeleider

Lessen 1 ste middelbaar

Bewegingsthema: Springen. Klimmen. Mikken

Maak er een spel van! Loopscholing hoeft niet saai te zijn!

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Trainers: Teamfunctie: Aanvallen

Bal in de hoepel gooien

Kracht- en Coördinatiecircuit

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld

Bijlage 2: 3.2 onderzoek

PROTOCOL WARMING-UP V.V. Sprinkhanen. D junioren

Clinic André Kuipers 15 oktober 2012 Avanti kunstgras A. Speler bij Warming-up

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

Trainingsinhoud Coachaanwijzingen Tekening

Trainers: Teamfunctie: Aanvallen

Table groep 7/8

Teamtaak: Opbouwen; het verbeteren van het passen met de binnenkant voet Oefening 1A en 1B: warming up Inhoud Organisatie Aanwijzingen/ coaching

TIPS VOOR SPORT EN SPEL

METEN MET ATLETEN IN HET SPORTIMONIUM

LESFICHE. ORGANISATIE OEFENSTOF OPMERKING Vrij lopen in de zaal (10 )

Circus les 6. Doelen:

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1

Leskaart les 5, ronde 3

Methode Mini Volleyball

Neuro Cognitief en Sociaal

Les 2 Talentontwikkeling Opdrachtenblad

Maak de afstand kleiner. Maak de afstand groter. Te makkelijk? afstand in een rechte lijn zo snel

LVS AFGENOMEN. en wat daarna?

FAQ LVS versie januari 2013

KNGF-richtlijn Beroerte

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leerling Volg Systeem

Train de trainers programma SDV Barneveld Sessie 2

Doelen groep 1 augustus tot januari

KAMPHUIS "DE BLOKKEN" BAARLE - NASSAU

Teamtaak: opbouwen; het verbeteren van het creëren van kansen Oefening 1A en 1B: warming up Inhoud Organisatie Aanwijzingen/ coaching

Teamfunctie: Aanvallen Teamtaak: Duel 2:1 Oefening 1A en 1B: warming up Inhoud Organisatie Aanwijzingen/ coaching

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6

Kamphuis De Blokken Baarle-Nassau

Oefening A: loslopen Acties: Spelers lopen in een vierkant aan de zijkant van het veld lichtjes los. Dit voor een 4-tal minuten.

zit met handen voor zich op grond, staat en springt met vasthouden van beide handen

Core stability training

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

Blok 4 les 2 Groep 7,8

14.5. Impressie / Plattegrond

Trainers: Teamfunctie: Aanvallen

Romp Hieronder volgen verschillende oefeningen ter versterking van de romp.

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 7 8

Onder schooltijd: groep 5-6

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

Datum : Bewegen in verdedigende houding

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Lesbrief 5 VEILIG LEREN VALLEN VOOR LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS

Het volgen en ontwikkelen van de kleine motoriek. Anne Frank school Utrecht 19 april Wat heb je met de kleine motoriek?

Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

Bewegen, bewegen, blijven bewegen. Doelstellingen. De leerlingen beleven plezier aan beweging.

Voorbeeld van een logboek van J.

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 VOETBAL. DOELSTELLINGEN:

Het bepalen van niveaus

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

Teamtaak: Algemeen het verbeteren van de techniek Oefening 1A en 1B: warming up Inhoud Organisatie Aanwijzingen/ coaching

Warming-Up/Techniekoefeningen

bij kniegerelateerde

LES 3. GROEP 3 t/m 8 HANDBAL. DOELSTELLINGEN:

Transcriptie:

De viervaardighedentest Inhoud Inleiding. Tips bij het afnemen van de test. Organisatie van de test. Het afnemen en registreren van de test aan groep 3 Motivatie en uitleg van het onderdeel: Stilstaan -statisch evenwicht. Motivatie en uitleg van het onderdeel: Springen- dynamisch evenwicht. Motivatie en uitleg van het onderdeel: Springen- coördinatie. Motivatie en uitleg van het onderdeel: Stuiten - ooghand coördinatie. Inleiding Kinderen die veel (samen)spelen ontwikkelen hun motorische vaardigheden spelenderwijs en gemakkelijk. Niet samenspelen of helemaal niet (fysiek)spelen op jonge leeftijd kan een indicatie zijn dat een kind problemen heeft of krijgt met de motorische ontwikkeling. Voor deze kinderen is bewegen vaak niet leuk. Het risico is dan groot dat een kind op latere leeftijd uitvalt bij bewegingsactiviteiten. Dit kan gevolgen hebben voor de sociale- en gezondheidsontwikkeling van het kind. De viervaardighedentest kan ontwikkelingsachterstanden op het gebied van de motorische ontwikkeling signaleren. Door achterstanden in een vroeg stadium op te sporen, kan op tijd een passende remedie worden aangeboden. De omschreven vaardigheidsniveaus zijn zo gekozen dat ongeveer 80% van de kinderen de beschreven vaardigheid beheerst. Deze 80% norm is bepaald d.m.v. observaties van meer dan 2000 leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs (bron: Wim van Gelder). De testen kunnen worden afgenomen in een gymzaal of speellokaal en zijn ook uit te voeren door personen zonder opleiding in sport of beweging. Als blijkt dat een kind een achterstand heeft die groter is dan een jaar, op een (of meerdere) van deze testen, dan wordt aangeraden deskundige hulp in te schakelen zoals een motorisch remedial teacher of een therapeut. Als blijkt dat een kind een achterstand heeft van een jaar of minder dan biedt JUMP-in remediemateriaal aan, in de vorm van beweegopdrachtjes voor thuis en spelletjes voor op het schoolplein en in de gymzaal. Deze oefeningen vormen ook een leidraad voor de vakdocent. Als blijkt dat in een groep veel kinderen slecht scoren op een onderdeel dan kan een remedie gevonden worden door er tijdens de les L.O. aandacht aan te schenken.

Tips bij het afnemen van de viervaardighedentest. De accommodatie De gymzaal is de beste plek om te testen. Er is voldoende ruimte, de vloer is geschikt om te bewegen en het gewenste materiaal is bij de hand. Als er geen gymzaal is, zorg dan voor een rustige plek met voldoende ruimte en een geschikte vloer (niet te glad). Het materiaal Zorg dat alles klaar staat en dat het materiaal aanwezig is. Materiaal: Pilonnen of afzetpaaltjes, een stopwatch, 2 potloden met gum, 4 goed stuitende basketballen (junior), ballonen, meetlint of meetlat en het invulformulier voor de viervaardighedentest. Menskracht Het is aan te raden de test met z n tweeën af te nemen. De een kan testen, de ander registreren. Kleding en schoenen van de leerlingen Een sportshirt en een sportbroekje, (dit i.v.m. observatie van de benen). Verder is het aan te bevelen de leerlingen sportschoenen te laten dragen. De leerlingen Het is overzichtelijker als de leerlingen die getest worden ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Het moment van testen In verband met de rust en concentratie die verwacht wordt van de kinderen is het prettig om niet al te grote groepjes tegelijk te testen. Als de situatie dit niet toe laat kun je de groep een opdracht geven en zelf een klein groepje gaan testen.

Organisatie van de test Het is niet aan te raden de test af te nemen tijdens de gymles. Dit gaat bijna altijd ten koste van de kwaliteit van de gymles of ten koste van de betrouwbaarheid van de uitkomst van de testgegevens. In de praktijk is het mogelijk de test binnen een dag af te nemen bij 25 tot 30 leerlingen. Sommige leerkrachten roosteren deze dag vrij voor het afnemen van de test, er wordt dan geen gymles gegeven. Dit is vanzelfsprekend niet ideaal! Een andere mogelijkheid is om op de testdag een bewegingsarrangement (circuit) uit te zetten en eenmalig de groepsleerkrachten te verzoeken hun eigen groep te begeleiden tijdens de gymles. Ook kan de test worden afgenomen op dagen dat er een project plaatsvindt of als er een stagiaire is. Aandachtspunten bij het afnemen van de test: - Zorg ervoor dat je de test vooraf goed hebt doorgelezen, zodat je weet waar je op moet letten. - Maak kleine groepjes van maximaal vier leerlingen. - Indien je de tijd hebt, begin dan met een spelletje, laat de kinderen daarna even rustig op een bank zitten. - Leg de test uit en geef een voorbeeld, maar praat niet te lang. - Laat de leerlingen voor elke test even kort oefenen en begin dan met de test. - Als er een of twee leerlingen actief zijn laat dan de andere leerlingen rustig op een bank zitten. - Begin bij de oefening die correspondeert met de leeftijd van de leerlingen, indien ze dit onderdeel niet beheersen, ga dan voor deze kinderen naar een lager niveau. - Doen ze een onderdeel goed volgens de leeftijdsnorm, dan is dit voor de uitkomst van de test voldoende. De test is niet bedoeld als wedstrijd. Mocht je willen, dan kan je doortesten naar een hoger niveau. - Er is geen bepaalde volgorde bij het testen. Het stilstaan op een been kost de meeste tijd. Om dit goed te observeren raden wij aan niet meer dan twee leerlingen tegelijk te testen. Bij andere onderdelen zoals hinkelen, wisselsprongen, skisprongen kun je wel meerdere leerlingen tegelijk observeren. - Geef leerlingen een herkansing. - Bij meerdere pogingen telt de beste poging. - Wees consequent! Hanteer bij alle leerlingen dezelfde criteria. - Bij erg drukke leerlingen kan het raadzaam zijn individueel te testen. Het invullen van het overzichtsformulier motorische vaardigheden - Noteer de naam van de leerling, de geboortedatum en de testdatum op dit formulier. - Gebruik hiervoor een potlood met gum. - Geef d.m.v. een kruis op dit formulier het behaalde niveau aan. Als dit correspondeert met de leeftijdsnorm is dit voor de uitkomst van de test voldoende. Je kan eventueel doortesten naar een hoger niveau. - Dit formulier kun je gebruiken bij het invullen van de score in het LVS van JUMP-in.

Het afnemen en registreren van de test aan groep 3 Onderdeel Stilstaan: (statisch evenwicht) groep 3 (6/7 jaar) Test Zesjarigen moeten 10 seconden stabiel op een been kunnen staan, zowel met het linker- als het rechterbeen (niveau III). Als dit niet lukt ga dan naar niveau II (vijf jaar): 10 seconden, waarbij wiebelen is toegestaan. Lukt dit ook niet, ga je nog een niveau terug. Als het niveau overeenkomt met de leeftijd van de leerling is de norm gehaald. Het is niet noodzakelijk een hoger niveau te screenen! Zevenjarigen moeten 30 seconden op een been kunnen staan, zowel met het linker- als het rechterbeen. Wiebelen is hierbij toegestaan. Organisatie Geef eerst het juiste voorbeeld en laat vervolgens maximaal twee leerlingen tegelijk deze oefening uitvoeren. Begin altijd met het rechterbeen, gevolgd door het linkerbeen. De andere leerlingen zitten rustig op een bank. Noteer Kruis het behaalde resultaat aan van zowel het linker- als het rechterbeen in het bijbehorende hokje. Het kan voorkomen dat met het ene been een ander niveau wordt gescoord dan met het andere been. Indien de leerling met een been niet in staat is 10 seconden (wiebelen) te blijven staan, ga je weer een niveau terug enz. Let op! Voor andere niveaus zie: Motivatie en uitleg Stilstaan -statisch evenwicht. Onderdeel Springen-Kracht: (dynamisch evenwicht) groep 3 (6/7 jaar) Test Zesjarigen moeten met beide benen 10 keer achter elkaar kunnen hinkelen (niveau III). Als dit niet lukt ga dan naar niveau II (vijf jaar): 10 keer hinkelen op een been. Lukt dit ook niet, ga je nog een niveau terug. Als het niveau overeenkomt met de leeftijd van de leerling is de norm gehaald. Het is niet noodzakelijk een hoger niveau te screenen! Zevenjarigen moeten hinkelen over een afstand van 9 meter in resp.11 of 12 hinkels. Organisatie Laat de leerlingen even kort hinkelen en geef vervolgens een voorbeeld door van punt A naar punt B te hinkelen in zo weinig mogelijk hinkels. Tel hardop, wandel terug en hinkel vervolgens op het andere been. Begin om misverstanden te voorkomen altijd met het rechterbeen. Leerling 1 start, tel en noteer, daarna leerling 2, tel en noteer enz. Noteer Kruis het behaalde resultaat aan van zowel het linker- als het rechterbeen in het bijbehorende hokje. Het kan voorkomen dat met het ene been een ander niveau wordt gescoord dan met het andere been. Dit is mogelijk bij niveau IV, VI en VIII. Als een leerling met een been meer dan 12 hinkels nodig heeft en met het andere been minder dan 12 hinkels dan wordt niveau III (6 jaar) ingevuld op het scoreformulier. Let op! Voor andere niveaus zie: Motivatie en uitleg Springen- dynamisch evenwicht.

Het afnemen en registreren van de test aan groep 3 Onderdeel Springen-coördinatie: groep 3 (6/7 jaar) Test Zesjarigen moeten 10 keer achter elkaar een skisprong over een lijn kunnen maken (niveau III). Als dit niet lukt, ga dan naar niveau II (vijf jaar): huppelen. Lukt dit ook niet, ga je nog een niveau terug. Als het niveau overeenkomt met de leeftijd van de leerling is de norm gehaald. Het is niet noodzakelijk een hoger niveau te screenen! Zevenjarigen moeten 10 keer achter elkaar wisselsprongen kunnen maken. Organisatie Bij dit onderdeel kun je meerdere leerlingen tegelijk observeren. Geef eerst het juiste voorbeeld en laat de leerlingen bij een lijn staan, niet te dicht bij elkaar. Observeer ze één voor één. Noteer Kruis het hokje aan behorend bij het niveau dat is gehaald. Let op! Voor andere niveaus zie: Motivatie en uitleg Springen- coördinatie. Onderdeel Stuiten: (oog handcoördinatie) groep 3 (6/7 jaar) Test Zesjarigen moeten 15 keer achterelkaar met een goedstuitende basketbal (junior) kunnen stuiten (niveau III). Als dit niet lukt, ga dan naar niveau II (vijf jaar): laat vallen-stuit-pak. Lukt dit ook niet ga je nog een niveau terug. Als het niveau overeenkomt met de leeftijd van de leerling is de norm gehaald. Het is niet noodzakelijk een hoger niveau te screenen! Zevenjarigen moeten dit met beide handen kunnen. Organisatie Geef het juiste voorbeeld en observeer de leerlingen één voor één. Laat de andere leerlingen de bal opbergen en op een bank zitten. Noteer Kruis het hokje aan behorend bij het niveau dat is gehaald. Noteer bij niveau III de voorkeurshand. Let op! Voor andere niveaus zie: Motivatie en uitleg Stuiten - ooghand coördinatie.

Motivatie en uitleg van de vier testonderdelen Stilstaan (statisch evenwicht) Waarom deze test? Alle bewegingen die je maakt, hebben in meer of mindere mate te maken met balanceren. Indien leerlingen uitvallen bij dit onderdeel betekent dit dat zij beschikken over een verminderd evenwichtsgevoel en/of dat zij spierkracht missen in romp en/of benen. Dit blijkt vooral in situaties waar er vanuit stand (afzetten, springen) bewogen moet worden. Voor dit onderdeel gelden de volgende testniveaus: Stilstaan 2 jaar Niveau -1 Zonder problemen over een verhoging van 4 cm stappen 3 jaar Niveau 0 Tegen een bal schieten zonder te vallen. 4 jaar Niveau 1 op een been (naar keuze van de leerling) staan 5 jaar Niveau 2 10 seconden op een been staan, wiebelen mag zowel links en rechts 10 seconden stabiel (zonder te wiebelen) op een been staan, zowel links als 6 jaar Niveau 3 rechts 7 jaar Niveau 4 30 seconden op een been staan, wiebelen mag zowel links als rechts. 9 jaar Niveau 6 30 seconden op een been staan (zonder te wiebelen) op een been, zowel links als rechts. 11 jaar Niveau 8 60 seconden stabiel (zonder te wiebelen) op een been staan, zowel links als rechts. 13 jaar Niveau 10 10 seconden met ogen dicht op een been staan, zowel links als rechts. Let op Een kind beheerst het stilstaan op één been NIET als het: a. de andere voet op de grond zet b. de voet waarop gesteund wordt verschuift of hinkt c. met het andere been 'klemt' Niet stabiel is corrigerende bewegingen met armen romp en hoofd. Een enkele lichte correctie is normaal. Zorg voor een rustige omgeving en voldoende afstand van elkaar. Kinderen doen maximaal drie pogingen. De beste poging telt. Benodigd materiaal: Stopwatch Bal (alleen bij driejarigen)

Springen-kracht (dynamisch evenwicht) Waarom deze test? Leerlingen die een minder goed dynamisch evenwicht hebben zijn minder goed wendbaar, hebben een slechtere balans en/of missen vaak spierkracht in romp en/of benen. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar tijdens een tikspel: de leerling is als eerste af of weet anderen niet aan te tikken. Voor dit onderdeel gelden de volgende testniveaus: Springen kracht 2 jaar Niveau -1 Zonder te vallen van een verhoging van 20 cm stappen. 3 jaar Niveau 0 Van een bank (30 cm) springen en stil te blijven staan. 4 jaar Niveau 1 3 keer achter elkaar hinken op voorkeursbeen. 5 jaar Niveau 2 10 keer achter elkaar hinken op voorkeursbeen. 6 jaar Niveau 3 10 keer achter elkaar hinken op het andere been. Bij de volgende onderdelen moet een afstand van 9 meter afgemeten worden. Start met het rechterbeen vanachter de lijn/paaltjes of pionnen en tel het aantal hinkels tot de grens van 9 meter is overschreden. Test vervolgens het linkerbeen. 7 jaar Niveau 4 Hinkelen over een afstand van 9 meter in 11/12 hinkels. 9 jaar Niveau 6 Idem voor 7 jaar maar nu in 9/10 maal. 11 jaar Niveau 8 Idem voor 7 jaar maar nu in 7/8 maal. 13 jaar Niveau 10 Idem voor 7 jaar maar nu in 5/6/7 maal. Let op Hinkelen is een doorgaande beweging, waarbij er kort voetcontact met de grond wordt gemaakt. Met doorgaande beweging wordt bedoeld, dat er niet gestopt mag worden. Let op! Het kan voorkomen dat een leerling op het ene been afwijkend scoort t.o.v. het andere been. Noteer voor beide benen de score. Bij hinkelen over 9 meter (vanaf niveau 7 jaar): - starten vanuit stilstand voor de lijn bij de eerste pion. Zorg voor voldoende ruimte voor en achter de lijnen. - telling: het aantal voetcontacten tussen de lijnen- op 9 meter afstand van elkaar - wordt geteld. - als het laatste voetcontact op de lijn is, telt dit mee - noteer in de hokjes zowel het resultaat van het linkerbeen als het rechterbeen. Elk kind doet twee pogingen, waarbij de beste poging telt. Benodigd materiaal: Verhogingsmateriaal (balkjes, blokjes) 2 pilonnen Meetlint

Springen-coördinatie Waarom deze test? Bij deze test wordt gekeken naar de lichaamscoördinatie van de leerlingen. Dit is het al dan niet samenwerken van verschillende spiergroepen. Kinderen met weinig lichaamscoördinatie zijn vaak (een beetje) onhandig. Deze kinderen struikelen vaker en stoten zich vaker etc. Vooral bij complexe bewegingen zoals touwtje springen, zwemmen en fietsen kan dit een belemmering vormen. Voor dit onderdeel gelden de volgende testniveaus: Springen coordinatie 2 jaar Niveau -1 Leerling trappelt met de benen als, hij/zij met 2 benen omhoog wil springen. 3 jaar Niveau 0 Leerling kan met twee benen tegelijk omhoog springen. 4 jaar Niveau 1 Leerling kan met een kangaroesprong (dit is een sprong voorwaarts waarbij er met voeten tegelijk wordt afgezet, de armen mogen meebewegen). 3x vooruit springen. Er moet worden doorgesprongen (gekaatst). 5 jaar Niveau 2 Leerling kan huppelen. De armen mogen meebewegen. 6 jaar Niveau 3 Leerling maakt 10 skisprongen. (zijwaartse sprongen). Afwisselend links/rechts over een lijn. Er moet met twee benen tegelijk worden afgezet. Tijdens het springen, mag niet voorwaarts met de voeten worden bewogen. 7 jaar Niveau 4 Leerling staat rechtop met een been voor en een been achter. Actie: wisselsprongetjes waarbij het voorste en het achterste been telkens van positie wisselen. Tijdens het springen blijft de leerling op de plaats. 9 jaar Niveau 6 Leerling huppelt en begeleidt deze beweging met een ritmische (gelijkmatige) klap in de handen. 11 jaar Niveau 8 De leerling staat rechtop met gespreide benen. Actie: Sprongetjes waarbij afwisselend een been achterlangs kruist, vervolgens terug in spreidstand en dan voorlangs kruist. Deze beweging wordt ondersteund door een ritmische klap in de handen. 13 jaar Niveau 10 Hierbij moet de leerling een spreid-sluitsprong maken ondersteund door een ritmische klap op het moment dat de benen spreiden. Let op Jongens hebben over het algemeen meer moeite met deze vaardigheden dan meisjes. Jongens huppelen gemiddeld een jaar later dan meisjes. Bij deze vaardigheden is het mogelijk dat een hoger niveau wel en een lager niveau nog niet gehaald wordt. Benodigd materiaal: Stopwatch

Stuiten (oog-handcoördinatie) Waarom deze test? Bij deze test wordt een beroep gedaan op de balvaardigheid en het balgevoel van de leerling. Leerlingen met een slechte oog-handcoördinatie vallen vaak uit tijdens balspelen. Voor dit onderdeel gelden de volgende testniveaus: Stuiten (oog-handcoordinatie) 2 jaar Niveau -1 Een door iemand aangespeelde ballon een aantal malen achter elkaar met de hand raken. 3 jaar Niveau 0 Zelfstandig een ballon met de hand 3 tot 5 keer achter elkaar hoog houden zonder dat deze de grond raakt. 4 jaar Niveau 1 Zelfstandig een ballon met de hand 6 keer achter elkaar hoog houden zonder dat deze de grond raakt. 5 jaar Niveau 2 een bal op de grond laten vallen en deze na de stuit weer vangen. 6 jaar Niveau 3 Een bal 15 keer achter elkaar met de hand op de grond stuiten. Let op! Noteer de voorkeurshand. 7 jaar Niveau 4 Met een bal 15 keer achter elkaar stuiten met de andere hand. 9 jaar Niveau 6 Met de bal dribbelen. Dit betekent in looppas de bal stuitend onder controle houden. 11 jaar Niveau 8 Een bal op de plaats 10 seconden laten stuiten zonder naar de bal te kijken. Hij / zij kan de bal wel zien maar mag niet naar de bal kijken.[b1] TIP Aanwijzing: je moet naar mij kijken, je moet de bal wel kunnen zie, maar je mag niet naar de bal kijken. Noteer met welke hand(en) het lukt. 13 jaar Niveau 10 met de bal in een 8-baan dribbelen. Dit betekent in looppas in de richting van een acht om twee palen of pionnen de bal al stuitend onder controle houden. De palen of pionnen staan op 3 meter afstand van elkaar. Elke ronding om een paal of pion telt voor een. Binnen 30 seconden moeten 12 rondingen worden gemaakt. Let op: - De grootte van de ballon bepaalt de traagheid. Een grote ballon is trager dan een kleine ballon. - Brillen op. - Leerlingen met een pleister voor één oog moeten deze afdoen. Benodigd materiaal: Ballon voor de jongere leerlingen. Tijdens de test moet een goed stuitende bal worden gebruikt, die moet goed aansluiten bij de leeftijd van de leerling. Een basketbal stuit erg goed en is zeer geschikt Stopwatch Palen/Pilonnen