De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3 Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek Waar is Rik? 1 Met wie gaat Rik op de foto? a Met groep 3 b Met Leen c Met groep 3 en juf Ank 2 Hoe heet de fotograaf? a Pieter Dik b Jan Dik c Leen Dik 2 Waar maakt Leen de foto? a Bij het rek b In de klas c Op het plein 4 Waarom staat Rik niet op de foto? a Hij was op de wc b Hij was in de klas c Hij was te laat 5 Wat kreeg Rik niet los? a Zijn vest b Zijn gesp c Zijn broek
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 2 groep 3 Thema 1 Verhaal 2 bladzijde 6 t/m 9 van het leesboek Lees! 1 Welke naam tikt Rik? a Noa b Rik c Guus 2 Wie print de kaart? a Rik b Mama c Papa 3 Wat zet Rik op de kaart? a Rik b Mama c Een naam 4 Wie ziet Rik met een brief? a Sjeng b Noa c Mama 5 Wat wil Rik graag hebben? a Een boek b Een kaart c Een koek
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 3 groep 3 Thema 1 Verhaal 3 bladzijde 10 t/m 13 van het leesboek Ik lees! 1 Wat krijgt Rik? a Een bal b Een boek c Een auto 2 Wie belt mama? a Rik b Guus c Sjeng 3 Wie valt er? a Rik b Guus c Teun 4 Van wie is pop Kee? a Sjeng b Noa c Guus 5 Waar is pop Kee? a Op de bank b In het gras c Op de stoep 6 Wat roept Noa? a Ik ben moe b Ik ben nog niet moe c Ik wil naar huis
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 4 groep 3 Thema 1 Verhaal 4 bladzijde 14 t/m 17 van het leesboek Het feest van Rik 1 Wat bakt papa op het feest? a Een taart b Pannenkoeken c Broodjes 2 Wat ruikt er goed? a De taart b Het sap c De pannenkoek 3 Wat zet Rik op de pannenkoek? a Een huis b Een auto c Zijn naam 4 Wie deelt de slagroom uit? a Papa b Rik c Mama 5 Wat heeft Noa op haar kin? a Pannenkoek b Slagroom c Fruit
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 2 verhaal 1 groep 3 Thema 2 Verhaal 1 bladzijde 18 t/m 21 van het leesboek Kam a 1 Wat kamt Noa? a Het haar b Het haar van pop Kee c Het haar van Noa 2 Wie liggen er nog in bed? a Rik en Guus b Kee en Beer c Papa en mama 3 Wat hoort Noa? a Trrr, trrr b Tuut, tuut c Haar naam 4 Wat zit er op papa s snor? a Gel b Water c Tandpasta 5 Waarom is papa boos? a Hij is moe b Hij moet weer in bad c Hij is iets kwijt
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 2 verhaal 2 groep 3 Thema 2 Verhaal 2 bladzijde 22 t/m 25 van het leesboek Lees een naam 1 Wie roept Rik? a Mama b Sjeng c Noa 2 Wat doet Rik als Noa hem niet hoort? a Hij belt lang aan b Hij tikt op de ruit en belt lang aan c Hij tikt op de ruit en roept haar naam 3 Welke letters leest Noa? a Haar naam en de k en de ee b Haar naam c De k en de ee 4 Waar zit de jam bij papa? a Op zijn boterham b Op zijn kin c Op zijn lip en op zijn kin 5 Wat wil Rik niet? a Een boterham eten b Dat Noa hem kamt c Naar school 6 Wie kamt Noa nog meer? a Rik b Papa c Kee
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 2 verhaal 3 groep 3 Thema 2 Verhaal 3 bladzijde 26 t/m 29 van het leesboek Een kus 1 Wie wint er? a Noa b Rik c Kee 2 Waarom wint Noa niet? a Noa viel b Pop Kee viel c Ze was moe 3 Wat doet mama? a Ze leest een boek b Ze leest de krant c Ze strijkt 4 Wat doet kat? a Ze slaapt b Ze haalt met haar poot uit naar Rik c Ze loopt weg 5 Wat wil Rik niet? a Een kus van mama b Een koekje c Met Noa spelen 6 Wat zit er op de kin van papa? a Pasta b Een kus van mama c Jam
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 2 verhaal 4 groep 3 Thema 2 Verhaal 4 bladzijde 30 t/m 33 van het leesboek Wit? 1 Wie leest er de krant? a Noa en papa b Papa en mama c Noa, Rik en papa 2 Waar is kat? a Op de bank b Op de grond c In haar mand 3 Wat doet kat? a Ze tikt op de krant b Ze springt van de bank c Ze loopt weg 4 Wat ziet kat? a Een koekje b De teen van papa c Noa 5 De thee valt.? a Op de grond b Van de bank c Op papa zijn hemd
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 3 verhaal 1 groep 3 Thema 3 Verhaal 1 bladzijde 34 t/m 37 van het leesboek Haas 1 Wie zijn er bij Zara? a Noa en Rik b Opa en oma c Puk en Ap 2 Waar rust papa wat uit? a Bij een ven b In het bos c Bij het water 3 Wie maakt Puk nat? a Ap b Papa c Zara 4 Wat ligt er op het pad? a Een kat b Een konijn c Een haas 5 Hoe vangt papa de haas? a Met een net b Met een doos c Met zijn jas 6 Waarom rent Zara weg? a Ze wil het eerst bij de auto zijn b Ze wordt nat c Ze is bang
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 3 verhaal 2 groep 3 Thema 3 Verhaal 2 blz 38 t/m 41 van het leesboek Flapoor 1 Wat zoekt papa? a De kast b De doos met gaas c De haas 2 Waar is de doos met gaas? a In de tas b In de kast c Op tafel 3 Wat geeft Zara aan de haas? a Een peen b Sla c Gras 4 Waar blijft de zieke haas? a In een doos in het huis b In een hok in het huis c In een hok in de tuin 5 Wat is de naam van de haas? a Nik b Kees c Flapoor
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 3 verhaal 3 groep 3 Thema 3 Verhaal 3 bladzijde 42 t/m 45 van het leesboek Een hok voor de haas 1 Wat maakt Ap met Puk en Zara? a Een huis b Een kist c Een hok 2 Wie slaat er op haar duim? a Puk b Zara c Mama 3 Het hok is? a Droog b Nat c Nat en mooi 4 Wat is Ap? a Nat b Wit c Rood 5 Wat legt Zara in het hok? a Een peen b Een mat c Hooi 6 Wat doet de haas met de peen? a Die eet ze op b De haas eet nog niet c Daar bijt ze in
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 3 verhaal 4 groep 3 Thema 3 Verhaal 4 bladzijde 46 t/m 49 van het leesboek Naar Koos 1 Wat stopt papa in de mand? a Brood, kaas, sap b Sap, koek, ei c Kaas, koek, sap 2 Waar gaat de haas naar toe? a Naar het bos b Naar de tuin c Naar Kees 3 Wat staat op de paal? a De naam Koos b Stop c Het huis van Koos 4 Waar laat Koos de haas los? a In de tuin b In het bos c Bij de hei 5 Wat eet ap? a Een peen b Kaas c Sap 6 Eet papa ook? a Ja, kaas b Nee, hij praat met koos c Nee, hij drinkt sap
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 4 verhaal 1 groep 3 Thema 4 Verhaal 1 bladzijde 50 t/m 53 van het leesboek Moo? 1 Wie kijkt er door de verrekijker? a Moo b Guus c Toos 2 Wat ziet Toos? a Een doos b Een lat c Een man met een lat 3 Wat ziet Laila? a Een doos b Een doos die loopt c Een pad 4 Waar stopt de doos? a Bij de paal b Bij een boom c Bij het huis 5 Wie zitten er onder de doos? a Toos en Laila b Moo en Teun c Moo en Joost 6 Waar is de tak voor? a Dat is de deur b Dat is het dak c Dat is een hek
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 4 verhaal 2 groep 3 Thema 4 Verhaal 2 blz 54 t/m 57 van het leesboek Zoek! 1 Toos en Laila zijn op zoek naar? a Moo en Joost b Het huis c De hut 2 Wat zoekt Laila door de verrekijker? a Een tak b Het dak van de hut c Een doos 3 Wat maakt Toos? a Een kaart b Een huis c Een hut 4 Wat zit vast in het veld? a Het wiel b Een voet c De doos
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 4 verhaal 3 groep 3 Thema 4 Verhaal 3 bladzijde 58 t/m 61 van het leesboek Het raam in de doos 1 Wat zit er niet in de hut? a Een raam b Een raam en een deur c Een deur 2 Wie haalt de zaag? a Moo b Joost c Teun 3 Waar wacht Joost? a In de hut b Bij het hek c In de tuin 4 Waar stopt Moo de zaag in? a In een doos b In een tas c In zijn zak 5 Wat ziet Moo? a Het huis b Mama door het raam c Het hek 6 Wie zit er al in de hut? a Toos b Laila c Joost
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 4 verhaal 4 groep 3 Thema 4 Verhaal 4 bladzijde 62 t/m 65 van het leesboek Nat! 1 Welke kleur maakt Moo de hut? a Rood b Wit c Groen 2 Welke dag is het? a Dinsdag b Woensdag c Maandag 3 Wie zoekt papa? a Laila b Toos c Moo 4 Joost lust wel? a Een appel b Pizza c Een zak friet 5 Wat bakt mama? a Taart b Koek c Friet