werkproces 1 Ondersteunen bij activiteiten Zorghulp Wat laat je zien? Je werkt volgens de huisregels en de beroepscode Je werkt alleen of samen, altijd in opdracht van anderen Je gaat flexibel om met onregelmatige werktijden en werkzaamheden Je communiceert met interesse en respect Je hebt oog voor de wensen van de cliënt Je toont initiatief en houd je aan de afspraken Je let op je gezondheid en werkt met de juiste houding van je lichaam Je gaat zorgvuldig om met middelen en materialen Je vraagt hulp bij problemen die voortkomen uit het werk Je gebruikt reacties en tips om je te ontwikkelen in je werk niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 1 Ondersteunen bij activiteiten Wat moet je daarvoor weten? Welke werkschema s kom je tegen in je werk en waar zijn ze voor? Welke vormen van werkoverleg en teamactiviteiten zijn er? Welke informatie over cliënten is belangrijk voor jouw werk? Welke ziektebeelden kun je in je werk tegenkomen? Op welke manieren kun je rapporteren over het werk dat je hebt gedaan? Wat zijn de huisregels voor het opruimen en aanvullen van materiaal? Wat moet je daarvoor doen? Oefen het lezen en begrijpen van de werkschema s Oefen het voorbereiden van verschillende activiteiten Zoek uit bij wie je informatie over cliënten kunt krijgen Zoek naar een logische volgorde om je taak uit te voeren Lees de agenda en bereid het werkoverleg voor Schrijf een kort verslag van het werkoverleg Maak een kostenberekening van materiaal dat je wilt gebruiken Oefen het zorgvuldig gebruiken, opruimen en aanvullen van de materialen Oefen met vertellen wat je hebt gedaan en wat je de volgende keer anders wil doen 07164-2
werkproces 2 Voorbereiden en afronden Zorghulp Wat laat je zien? Je leest dagelijks je werkschema en voert je taken in opdracht uit Je stelt vragen als iets niet duidelijk is Je verzamelt de materialen en middelen die je nodig hebt Je neemt deel aan werkoverleg en teamactiviteiten Je vraagt collega s waarmee je rekening moet houden bij de cliënt Je ruimt na afloop het materiaal op, vult aan en meldt tekorten Je vertelt wat je gedaan hebt als je klaar bent Je geeft aan wat goed ging en wat beter kan Je legt aan anderen uit wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 2 Voorbereiden en afronden Wat moet je daarvoor weten? Welke werkschema s kom je tegen in je werk en waar zijn ze voor? Welke vormen van werkoverleg en teamactiviteiten zijn er? Welke informatie over cliënten is belangrijk voor jouw werk? Welke ziektebeelden kun je in je werk tegenkomen? Op welke manieren kun je rapporteren over het werk dat je hebt gedaan? Wat zijn de huisregels voor het opruimen en aanvullen van materiaal? Wat moet je daarvoor doen? Oefen het lezen en begrijpen van de werkschema s Oefen het voorbereiden van verschillende activiteiten Zoek uit bij wie je informatie over cliënten kunt krijgen Zoek naar een logische volgorde om je taak uit te voeren Lees de agenda en bereid het werkoverleg voor Schrijf een kort verslag van het werkoverleg Maak een kostenberekening van materiaal dat je wilt gebruiken Oefen het zorgvuldig gebruiken, opruimen en aanvullen van de materialen Oefen met vertellen wat je hebt gedaan en wat je de volgende keer anders wil doen 07164-2
werkproces 3 Contact met cliënten Zorghulp Wat laat je zien? Je stelt je voor en maakt een praatje met de cliënt Je luistert naar de cliënt en stelt vragen Je gebruikt woorden die de cliënt begrijpt Je signaleert spanningen en je reageert daarop Je meldt afwijkend gedrag Je geeft aan wanneer je iets niet wilt of niet kunt, persoonlijk en professioneel Je vraagt of de cliënt tevreden is over jouw werkzaamheden Je bespreekt ingrijpende gebeurtenissen met een collega of leidinggevende Je houdt je aan het beroepsgeheim Je legt aan anderen uit wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 3 Contact met cliënten Wat moet je daarvoor weten? Hoe stel je jezelf voor? Met welke cliënten heb je te maken? Hoe maak je een praatje en wanneer is een geschikt moment daarvoor? Welke belangstellende vragen over alledaagse dingen kun je stellen? Welk gedrag en welke emoties kom je tegen en hoe reageer je daarop? Welk gedrag is voor een cliënt normaal en wanneer meld je een afwijking daarin? Wat mag je wel en wat mag je niet doen in je werk en hoe maak je dat duidelijk? Wat is een beroepsgeheim en hoe ga je daar mee om? Bij wie kun je terecht als er iets ingrijpends is gebeurd? Wat moet je daarvoor doen? Oefen met het voorstellen van jezelf Oefen het luisteren naar anderen Observeer en benoem gedrag Oefen een gesprek over alledaagse dingen met bekenden en onbekenden Oefen het omgaan met cliënten met afwijkend gedrag Kom op voor jezelf Zoek naar jouw manier om aan te geven wat je mag en kunt Benut feedback om je werk beter te doen 07164-2
werkproces 4 Verzorgen van de leefomgeving Zorghulp Wat laat je zien? Je begroet de cliënt en vraagt of je gelegen komt Je vertelt de cliënt wat je komt doen Je houdt rekening met de cliënt in je werkvolgorde Je gebruikt de juiste materialen en middelen Je maakt de gemeenschappelijke ruimtes schoon volgens het werkschema Je geeft planten water en verzorgt dieren Je laat de ruimtes netjes en verzorgd achter Je signaleert en meldt extra schoonmaakwerkzaamheden Je legt aan anderen uit wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 4 Verzorgen van de leefomgeving Wat moet je daarvoor weten? Hoe maak je contact met de cliënt? Welke werkzaamheden ga je doen? Hoe kom je er achter wat je nog meer kunt doen? Wat is een handige werkvolgorde? Wanneer gebruik je welke materialen en middelen? Hoe verzorg je de planten en dieren op je werk? Welke regels zijn er op het gebied van hygiëne? Wat moet je daarvoor doen? Oefen gespreksvaardigheden Zoek uit welke regels voor hygiëne gelden in je werk Zoek uit welke schoonmaaktechnieken er zijn en welke materialen je nodig hebt Oefen verschillende schoonmaaktechnieken Zoek uit wat jouw werkzaamheden zijn binnen het werkschema? Kijk om je heen wat er nog meer moet gebeuren, buiten jouw taken Zoek uit welke verzorging de planten en dieren nodig hebben 07164-2
werkproces 5 Verzorgen van eten en drinken Zorghulp Wat laat je zien? Je controleert de voorraad en geeft door wat aangevuld moet worden Je brengt bestellingen en boodschappen naar de juiste plaats Je verzorgt warme en koude dranken en serveert deze uit Je dekt de tafel en ruimt af volgens de huisregels Je helpt bij het bereiden van eten en drinken Je schept eten op, brengt het rond of serveert het uit Je wast af en ruimt de spullen op Je werkt hygiënisch en veilig Je meldt afwijkend eet- en drinkgedrag Je legt aan anderen uit wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 5 Verzorgen van eten en drinken Wat moet je daarvoor weten? Welke afspraken zijn er voor het aanvullen van de voorraad? Welke bestellingen en boodschappen moet je halen en waar berg je het op? Welke huisregels zijn er voor het dekken van de tafel, serveren en afruimen? Welke huisregels zijn er voor het schoonmaken en opruimen na de maaltijd? Welke huishoudelijke apparaten gebruik je? Welke voorbereidingen tref je voordat je helpt bij het bereiden van eten en drinken? Welke regels voor hygiëne pas je toe in je werk? Welke veiligheidsmaatregelen neem je? Wat is gezonde voeding? Wat zijn de gevolgen van te eenzijdig, te veel of te weinig eten en drinken? Wat moet je daarvoor doen? Oefen het tellen en aanvullen van de voorraad Maak boodschappenlijstjes en bestellingen klaar Oefen het tafeldekken, serveren en afruimen volgens de huisregels Oefen met huishoudelijke apparaten Oefen het gebruik van de vaatwasmachine Maak alles na de maaltijd schoon en ruim op Oefen het hygiënisch en veilig bereiden van eten en drinken Lees de voedingswaarde op verpakkingen van levensmiddelen 07164-2
werkproces 6 Verzorgen van kleding en linnengoed Zorghulp Wat laat je zien? Je verzorgt kleding en linnengoed volgens wasvoorschriften en wensen van de cliënt Je verzamelt en sorteert de vuile was Je wast en droogt de was Je strijkt en vouwt de schone was Je sorteert de was en ruimt deze op Je merkt slijtage op en geeft dit door Je labelt en verstelt volgens de voorschriften Je onderhoudt schoenen Je haalt beddengoed af en maakt bedden op volgens voorschrift Je vertelt aan anderen wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 6 Verzorgen van kleding en linnengoed Wat moet je daarvoor weten? Wat zijn de wasvoorschriften? Wat betekenen de symbolen op waslabels? Wie vraag je om hulp bij twijfel over wat gewassen moet worden? Wanneer gebruik je welk wasmiddel? Wanneer en hoe doe je een handwas? Hoe gebruik je de wasmachine, de droger en het strijkijzer? Waaraan zie je dat kleding en linnengoed versleten is en aan wie geef je dit door? Hoe label en verstel je en volgens welke voorschriften doe je dat? Welke voorschriften zijn er voor het afhalen en opmaken van verschillende soorten bedden? Wat moet je daarvoor doen? Onderzoek welke wasregels er zijn Oefen het lezen en begrijpen van waslabels in Nederlands en Engels Oefen het doen van een handwas Oefen het bedienen van de wasmachine, de droger en het strijkijzer Oefen het labelen en verstellen Onderzoek welke schoenmaterialen er zijn en hoe je deze moet verzorgen Zoek uit welke soorten bedden er zijn Oefen het afhalen en opmaken van bedden 07164-2
werkproces 7 Ondersteunen bij activiteiten Zorghulp Wat laat je zien? Je stemt activiteiten af op wensen en mogelijkheden van de cliënt Je helpt bij het bedenken en voorbereiden van activiteiten Je maakt de deelnemers enthousiast om mee te doen Je begeleidt de deelnemers bij het halen en brengen Je verwelkomt de deelnemers Je assisteert bij het uitvoeren van activiteiten Je brengt de deelnemers terug Je ruimt op en maakt schoon Je controleert de voorraad en vult deze aan Je legt anderen uit wat je doet en waarom niveau 1 leerkaarten zorg en welzijn 1 2 3 4 5 6 7
werkproces 7 Ondersteunen bij activiteiten Wat moet je daarvoor weten? Hoe kom je achter de wensen en mogelijkheden van de cliënt? Welke activiteiten zijn er? Welke invloed heeft jouw gedrag op anderen? Welke hulpmiddelen en materialen gebruikt iemand om zich te verplaatsen? Wat zijn jouw taken en verantwoordelijkheden? Welke materialen gebruik en verbruik je bij een activiteit? Wat moet je daarvoor doen? Oefen het stellen van vragen om de cliënt beter te leren kennen Zoek uit welke activiteiten mogelijk zijn en waar deze voor bedoeld zijn Speel praktijksituaties na in de vorm van een rollen spel Verzorg een workshop over transfer- en hulpmiddelen Vraag je collega wat hij of zij van jou verwacht tijdens activiteiten Zoek uit wie betrokken zijn bij activiteiten en wat hun rol en taak is Zoek uit wat de standaard voorraad is en waar je de materialen kunt vinden 07164-2