INHOUDSTABEL INLEIDING DEEL EEN: OVERZICHT VAN DE LITERATUUR INLEIDING HOOFDSTUK 1: DEFINITIES EN BESCHRIJVING VAN DE PROBLEMATIEK 1.1. Het begrip belaging 1.2. Ongewenst seksueel gedrag a) Definities van ongewenst seksueel gedrag b) Typologieën en beschrijving van ongewenst seksueel gedrag 1.3. Morele pesterijen a) Definities van morele pesterijen b) Typologieën en beschrijving van morele pesterijen 1.4. Twee aparte maar onderilng verbonden problematieken a) De samenhang tussen ongewenst seksueel gedrag en morele pesterijen. Twee problematieken die feitelijk met elkaar verbonden zijn. Geweld op het werk. Subjectiviteit. Proces van uitsluiting van de arbeidsmarkt. Psychosomatische symptomen en het psychofysische proces van stress. Secundaire victimisatie b) Het onderscheid tussen ongewenst seksueel gedrag en morele pesterijen. Profiel van de slachtoffers. Specifieke gevolgen van ongewenst seksueel gedrag. Specifieke gevolgen van morele pesterijen. Juridische argumenten CONCLUSIE
II HOOFDSTUK 2: EPIDEMIOLOGIE VAN BELAGING 2.1. Morele pesterijen 2.1.1. In Europa a) Het Europese landschap: Europese onderzoeken inzake de werkomstandigheden b) De baanbrekers: de Scandinavische landen c) In Groot-Brittannië d) In Frankrijk e) In Nederland f) In België 2.1.2. In Noord-Amerika a) In de Verenigde Staten b) In Canada Conclusie 2.2 Ongewenst seksueel gedrag 2.2.1. In Europa a) In België b) In Frankrijk c) In Luxemburg d) In Zwitserland e) Het Europese landschap f) Conclusie 2.2.2. In Noord-Amerika a) In de Verenigde Staten b) In Canada c) Conclusie HOOFDSTUK 3: VERKLARENDE MODELLEN VAN PESTERIJEN 3.1. Morele pesterijen 3.1.1. De theorie van de zondebok 3.1.2. De psychoanalytische theorie van het perverse scenario 3.1.3. Systeem- en organisatietheorieën 3.1.4. Het interactief model van geweld op het werk CONCLUSIE
III 3.2. Ongewenst seksueel gedrag 3.2.1. Het natuurlijk biologische model / het organisatiemodel / het sociaal-cultureel model 3.2.2. De theorie van het overvloeien van de seksuele rol 3.2.3. De theorie van de foute perceptie 3.2.4. De theorie van macht en overheersing 3.2.5. De symbooltheorie 3.2.6. De theorie van de seksuele prikkel HOOFDSTUK 4: SOCIOLOGISCHE CONTEXT DEEL TWEE: KWANTITATIEF ONDERZOEK IN BELGIË HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN EN HYPOTHESES HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE 2.1. Referentiepopulatie 2.2. Keuze van een techniek voor de steekproeftrekking 2.3. De gegevensinzameling 2.4. Meting van de variabelen 2.4.1. Werksituatie 2.4.2. Arbeidstevredenheid 2.4.3. Geweld op het werk 2.4.4. Kennis over de wetgeving betreffende de bestrijding van geweld op het werk 2.4.5. Persoonlijke situatie HOOFDSTUK 3: RESULTATEN INLEIDING 3.1. Beschrijving van de steekproef 3.1.1. Sociaal-demografische structuur a) Geografische representativiteit b) Geslachts- en leeftijdsquota c) Opleidingsniveau d) Nationaliteit e) Gezinssituatie 3.1.2. Sociaal-professionele structuur a) Beroepsstatuut b) Arbeidsstatuut c) Activiteitensector
IV d) Bedrijfstak e) Arbeidsstelsel f) Type arbeidsovereenkomst g) Managementverantwoordelijkheden CONCLUSIE 3.2. Prevalentie van geweld op het werk in België 3.3. Risicofactoren met betrekking tot pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk in België 3.3.1. Pestserijen a) Bivariate analyse b) Multivariate analyse 3.3.2. Ongewenst seksueel gedrag a) Bivariate analyse b) Multivariate analyse 3.4. Typologieën van de gemelde feiten van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag Inleidende opmerking: 3.4.1. Pesterijen en ongewenst seksueel gedrag en de machtsverhoudingen op het werk a) Pesterijen b) Ongewenst seksueel gedrag 3.4.2. Belaging en genderverhoudingen a) Pesterijen b) Ongewenst seksueel gedrag Conclusion 3.5. Gevolgen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag Inleidende opmerking 3.5.1. Impact op de gezondheid van de vrouwen en de mannen a) Pesterijen b) Ongewenst seksueel gedrag 3.5.2. Impact op het beroepsleven van de vrouwen en de mannen a) Pesterijen b) Ongewenst seksueel gedrag Conclusie 3.6. Arbeidstevredenheid 3.6.1. Beschrijving van de arbeidstevredenheid van de respondenten 3.6.2. Pesterijen en arbeidstevredenheid 3.6.3. Ongewenst seksueel gedrag en arbeidstevredenheid
V 3.6.4. Gender en arbeidstevredenheid Conclusion 3.7. Kennis van de ondervraagde personen over de bescherming van de werknemers tegen geweld op het werk in België geweld 3.7.1. Wetgeving op nationaal niveau a) Pesterijen en de kennis van de Belgische wetgeving betreffende de bescherming tegen op het werk b) Ongewenst seksueel gedrag en de kennis van de Belgische wetgeving betreffende bescherming tegen geweld op het werk c) Gender en de kennis van de Belgische wetgeving betreffende geweld op het werk 3.7.2. Voorschriften op het niveau van de onderneming a) Pesterijen en de kennis van het bestaan van voorschriften binnen de organisatie b) Ongewenst seksueel gedrag en de kennis van het bestaan van voorschriften binnen de organisatie c) Gender en de kennis van het bestaan van voorschriften binnen de organisatie bij de mannen en de vrouwen 3.7.3. Kennis van de vertrouwenspersoon of -dienst a) Pesterijen en de kennis van de vertrouwenspersoon of -dienst b) Ongewenst seksueel gedrag en de kennis van de vertrouwenspersoon of -dienst c) Gender en de kennis van de vertrouwenspersoon of -dienst bij mannelijke en vrouwelijke werknemers Conclusie CONCLUSIE VAN HET KWANTITATIEF ONDERZOEK DEEL DRIE: KWALITATIEF ONDERZOEK I. KWALITATIEF ONDERZOEK IN VLAANDEREN INLEIDING HOOFDSTUK 1: METHODE 1.1. Voorbereiding onderzoek 1.2. Dataverzameling 1.3. Dataverwerking HOOFDSTUK 2: BESCHRIJVING VAN DE ONDERZOEKSGROEP
VI HOOFDSTUK 3: GEWELD OP HET WERK: DE FEITEN 3.1. Fysiek geweld 3.1.1. Vandalisme en fysieke intimidatie 3.1.2. Fysieke aanslag 3.1.3. Ongezonde werkomstandigheden 3.2. Seksueel geweld 3.2.1. Non-contactvormen van seksueel geweld 3.2.2. Contactvormen van seksueel geweld 3.3. Psychisch geweld 3.3.1. Arbeidsgerelateerd psychisch geweld a) Bemoeilijken van het werk b) Misbruik van officiële kanalen c) Machtsmisbruik d) Aantasting van de professionaliteit 3.3.2. Persoonsgericht psychisch geweld a) Rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer b) Niet rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer 3.4. Besluit aangaande de geweldfeiten HOOFDSTUK 4 : ACHTERGRONDKENMERKEN 4.1. Kenmerken van de dader(s) 4.1.1. Aantal, geslacht en hiërarchische positie ten opzichte van het slachtoffer 4.1.2. De houding en / of het karakter van de dader 4.1.3. Problemen van de dader 4.1.4. Het netwerk van de dader 4.2. Kenmerken van het slachtoffer 4.2.1. De houding en / of het karakter van het slachtoffer a) Toewijding b) Sociale opstelling c) (Sub)assertiviteit d). Impulsiviteit 4.2.2. Verschilpunten met de collega s 4.2.3. Het statuut van het slachtoffer op het werk 4.3. Kenmerken van de arbeidssituatie 4.3.1. Personeelskenmerken 4.3.2. Cultuur van de organisatie 4.3.3. Structuur van de organisatie a) Leiding b) Overige structurele kenmerken 4.4. Besluit aangaande de achtergrondkenmerken HOOFDSTUK 5 : COPING DOOR HET SLACHTOFFER 5.1. Emotionele coping 5.1.1. Cognitieve emotionele coping 5.1.2. Gedragsmatige emotionele coping
5.2. Probleemgerichte coping 5.2.1. Cognitieve probleemgerichte coping 5.2.2. Gedragsmatige probleemgerichte coping a) Persoonlijke strategieën b) Sociale steun zoeken bij de aanpak van het probleem VII 5.3. Besluit aangaande de coping van het slachtoffer HOOFDSTUK 6 : GEVOLGEN 6.1. Gevolgen tijdens de geweldepisode 6.2. Resterende gevolgen na de geweldepisode 6.2.1. Gevolgen voor het professionele leven a) Gevolgen voor het slachtoffer b) Gevolgen voor de werksfeer c) Gevolgen voor de collega s 6.2.2. Gevolgen voor het persoonlijke leven 6.3. Besluit aangaande de gevolgen HOFFDSTUK 7 : GEWELD ALS PROCES 7.1. Evolutie van de emotionele toestand van het slachtoffer 7.2. Evolutie van de gekozen vormen van probleemgerichte coping 7.3. Evolutie van het geweld 7.3.1. Escalatie van het geweld 7.3.2. Vermindering of stop van het geweld 7.3.3. Evolutie van de aard van het geweld 7.4. Besluit : een procesmodel voor geweld op het werk II. KWALITATIEF ONDERZOEK IN WALLONIË EN BRUSSEL HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE 2.1. Recrutering van een steekproef van personen 2.2. Recrutering van de interviewers 2.3. Beschrijving van de semi-gerichte interviews 2.4. Organisatie van de gesprekken 2.5. Codering en verwerking van de ingezamelde gegevens HOOFDSTUK 3: RESULTATEN
VIII 3.1. Beschrijving van de steekproef 3.1.1. Sociaal-demografische structuur 3.1.2. Sociaal-professioonele structuur Conclusie 3.2. Beschrijving van het geweldproces op het werk 3.2.1. De trigger-gebeurtenis 3.2.2. De feiten 3.2.3. Risicofactoren 3.2.4. Gevolgen van de geweldsituatie op het werk 3.2.5. Strategieën van de slachtoffers om met de geweldsituatie te kunnen omgaan a) Strategieën gericht op emotie b) Strategieën gericht op het probleem 3.2.6. Reacties van de omgeving van het slachtoffer a) Pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, een relatieproblematiek op het werk b) Reacties van de werkomgeving c) Reacties van de persoonlijke omgeving HOOFDSTUK 4: CONCLUSIES III. KWALITATIEF ONDERZOEK IN WALLONIË EN BRUSSEL. PSYCHOLOGISCHE EFFECTEN VAN BELAGING (N=110) HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN EN ONDERZOEKSVRAGEN HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE 2.1. Steekproef bepalen 2.2. Meting van variabelen a) Meting van de angst b) Meting van de toestand van posttraumatische stress c) Meting van de drie andere gezondheidsfactoren 2.3. Gegevensverzameling en deelnamepercentage HOOFDSTUK 3: RESULTATEN
IX 3.1. Sociaal-demografische kenmerken van de steekproef 3.2. Psychische kenmerken van de steekproef a) Angst b) Toestand van posttraumatische stress c) Huidige waargenomen gezondheidstoestand d) Gedragingen aangaande medische raadplegingen en hulp e) Gedragingen aangaande verbruik van psychotrope geneesmiddelen 3.3. Verband tussen de verschillende gezondheidsindicatoren 3.4. Evolutie in de tijd van symptomen veroorzaakt door belaging CHAPITRE 4 : CONCLUSIES IV. KWALITATIEF ONDERZOEK IN HENEGOUWEN. EVOLUTIE VAN DE AANPASSINGSSTRATEGIEËN (N=9) HOOFDSTUK 1: ONDERZOEKSVRAGEN EN -HYPOTHESEN CHAPITRE 2 : DESCRIPTION DES MODELES THEORIQUE SUR LESQUELS REPOSE LA RECHERCHE 2.1. De vier fasen van het proces van pesterijen volgens Heinz Leymann (1996) 2.2. De vier categorieën van reageren op arbeidsontevredenheid volgens Farell (1983) HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE 3.1. Beschrijving van de steekproef 3.2. Onderzoekstechniek: semi-gericht interview 3.3. Analysemethode: inhoudsanalyse HOOFDSTUK 4: RESULTATEN 4.1. Het verloop van feiten van pesterijen 4.2. De beschreven aanpassingsstrategieën
X 4.2.1. De strategieën volgens eht ELVN-model van Farell (1983) a) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "voice" b) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "loyalty" c) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "neglect" d) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "exit" 4.2.2. Strategieën gericht op emoties 4.2.3. Strategieën om sociale steun te zoeken 4.3. Redenen voor de strategieën 4.3.1. Kosten van de reactie 4.3.2. Professionele alternatieven 4.3.3. Betrokkenheids-en tevredenheidsniveau 4.3.4. Welzijn 4.3.5. Erkenning als slachtoffer 4.4. Evolutie van de aanpassingsstrategieën 4.5. Het verband tussen de fasen en de aanpassingsstrategieën HOOFDSTUK 5: BEPSREKING EN SYNTHESE VAN DE RESULTATEN CONCLUSIE BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN