Inhoudsopgave. Inhoud

Vergelijkbare documenten
PEDAGOGISCH BELEID HUMMELTJESHOEK

KINDERDAGVERBLIJVEN BLUB, ZEGT DE VIS

Pedagogisch Werkplan Snoeshanen

Pedagogisch Werkplan Piepkuikens

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Pippeloentje. Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal Pippeloentje SPL / SJWB februari 2019

1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving

Pedagogisch Werkplan Krielkippen

Zo werk ik! Mijn pedagogisch werkplan

Pedagogisch beleidsplan

Pedagogisch werkplan Gastouderopvang Leuk enzo!

Pedagogische werkwijze KDV De Torenmolen, versie november 2015 Selma Schalkwijk, locatiemanager

Hoofdstuk II: 2Penselen

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Pippeloentje

Huisregels. voor. kinderen

Samenvatting pedagogisch beleidsplan Trias Kinderopvang, waar kinderen zich thuis voelen

2. Opvangvormen en openingstijden Kinderdagverblijf Geopend op maandag t/m vrijdag van 7.30 uur tot uur.

Pedagogisch werkplan peuteropvang Morgenster

Huisregels. voor. kinderen

Pedagogisch werkplan. peuteropvang Morgenster. Pedagogisch werkplan de Morgenster 2018

Pedagogische leidraad Robinson Kinderopvang B.V.

Pedagogisch plan Bengels kinderopvang

Onze pedagogische werkwijze is weergegeven in het pedagogisch beleid en het pedagogisch werkplan waarin locatiespecifieke informatie beschreven is.

Pedagogisch Werkplan

Pedagogisch werkplan. Peuteropvang de Glijbaan

Kinderdagverblijf (KDV) Geopend op maandag t/m vrijdag van 7.30 uur tot uur.

Welkom op De Gooilandschool. Dit boekje is van:

Voorschoolse opvang Eben Haëzer

Intakeformulier kinderdagverblijf

Taalontwikkeling: woordenschat en woordgebruik passieve woordenschat

Welkom bij Op Stoom. Pedagogische visie. Lieve actieve medewerkers

Pedagogisch werkplan. Gastouder Laura

2Kabouters. 1. Adresgegevens Kindercentrum 2Kabouters van der Spiegelstraat 23a 2547AE Den Haag Telefoon:

Pedagogisch werkplan. Kinderdagverblijven

Welkom op de peuterspeelzaal

Pedagogisch werkplan Peuteropvang t Wakertje

Olleke Bolleke is een van de 8 peuterspeelzalen die valt onder de SPGG.

Visie (Pedagogisch werkplan)

Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal Het Piraatje

11:45-12:00 Kinderen worden opgehaald/overdracht

ACTIVITEITEN JAARPLAN 2015 KINDERDAGVERBLIJF WERELDPLEK

Informatieboekje van. Peuterspeelschool Opijnen

INFORMATIE PEUTERSPEELZAAL T BIJENKORFJE. Peuterspeelzaal t Bijenkorfje Croesenstraat JK HAARLEM tel

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Olleke Bolleke

Pedagogisch beleidsplan

Mocht het afscheid nemen problemen opleveren bespreek dit dan even met de groepsleerkracht. Dan begeleiden jullie gezamenlijk uw kind hierbij.

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal de Glijbaan

Ons pedagogisch handelen kinderdagverblijf Kameleon & peutergroep t Snuffeltje

Pedagogische werkwijze KDV De Hoek, versie juli 2015 Esther Peijnenburg, locatiemanager

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Het Piraatje

Informatie en werkwijze Kinderdag centrum

Versie oktober Schelpen

Pedagogisch werkplan gastouderopvang t Bengeltje

PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN

Alle kinderen gaan in de kring zitten. Mocht het afscheid nemen problemen opleveren neem dan even contact op met de groepsleerkracht.

Een tijd om nooit te vergeten!

De pedagogisch medewerker kan deze tijd tevens gebruiken voor rapportage en het bieden van individuele ondersteuning.

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Knuffel

Pedagogische werkwijze op de locatie (

PEDAGOGISCH WERKPLAN PEUTERSPEELZAAL OT EN SIEN

Welkom op Het Krijt. Informatie voor ouders van de leerlingen van groep 1 en 2

Ouderbeleid van BSO De Bosuil

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Olleke Bolleke

Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal Knuffel

Werkwijze. Onze visie

Kinderdagverblijf t Kruimeltje. Informatie Boekje. Oude Arnhemseweg 234, 3705 BJ Zeist Tel

Pedagogische werkwijze KDV De Papegaai, oktober 2016 Yael Lindhout, locatiemanager

Maak een afspraak voor een rondleiding bij jou in de buurt

Pedagogische werkwijze op de locatie

Aanvulling pedagogisch beleidsplan Kleine Raaf

Informatieboekje van. Peuterspeelschool Haaften

Naam: Welkom op De Leer!

Bijlage bij Pedagogisch overleg 0-4 jaar. Locatie-specifieke informatie over KDV Minoes

Dreumesgroep Babbel. Kindercentrum Babbel. telefoon:

Informatieboekje van. Peuterspeelzaal M!eters

Ons pedagogisch handelen kinderdagverblijf t Grut

Pedagogisch werkplan

Informatieboekje van. Peuterspeelzaal De Speeldoos

Pedagogische werkwijze op de locatie (

Inhoudsopgave Pedagogische Visie

schooltijden 8.30u-12.00u (woensdag tot 12.30u) 13.00u-15.00u

Olleke Bolleke is een van de 11 peuterspeelzalen die valt onder de SPGG.

SPELENDERWIJS ETEN & DRINKEN

Bijlage bij Pedagogisch beleidsplan 0-4 en 4-12 jaar

Doelstelling. De organisatie

Welkom bij: Infoboekje

Inhoudsopgave. Bladzijde. Opvoedingsdoelen 1. Inrichting 1. Veiligheid 1. Hygiëne 1. Voeding 2. Ziekte 2. Kennismaking 2. Gewenningsperiode 2

Ons pedagogisch handelen buitenschoolse opvang Kompas

Pedagogisch werkplan Peutergroep De Parken

*Tijdens dit thema leren de kinderen verschillende plaatsen te benoemen bijv. op de kast, in het bedje, onder de tafel enz.

Sabine Wisman. Uitgeverij Ploegsma Amsterdam

Observeerbare Termen. Pedagogisch basisdoel: Sociale en emotionele veiligheid. Pedagogisch basisdoel: Sociale en emotionele veiligheid 2

PEDAGOGISCH GROEPSPLAN VAN :

Voor het eerst naar de Pater van der Geldschool

Pedagogisch Werkplan BSO In de Manne

Informatieboekje. Voorschool

Pedagogische werkwijze op de locatie (

Informatiebrochure. Pedagogisch beleidsplan

K.b.s. de Polhaar ISH:/nwkl./infoboek juni

Transcriptie:

Inhoudsopgave Inhoud 1 Algemeen... 2 1 De intake... 2 1.3 Gewenning... 2 1.4 De eerste dag op het kdv... 3 2 Dagprogramma... 4 2.1 Dagprogramma... 4 3. Activiteiten... 6 3.1 Spel... 6 3.2 gerichte activiteiten... 6 3.3 Sociale ontwikkeling... 7 3.4 Cognitieve ontwikkeling... 7 3.5 Emotionele ontwikkeling... 9 3.6 Motorische ontwikkeling... 9 3.7 Spraak- en taalontwikkeling... 10 3.8 Voorlezen... 10 3.9 VVE/ Peuterpraat... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.10 Uitje buiten de deur:... 11 3.11 Buiten spelen... 11 3.12 Gymzaal... 11 4 Verzorging... 12 4.1 Slapen... 12 4.2 Eten en drinken... 13 4.3 Verschonen en zindelijkheid... 14 4.4 Hygiëne... 15 5 Opvoeding... 15 5.1 Straffen en belonen... 15 5.2 Zelfstandigheid/zelfredzaamheid... 16 5.4 Afscheid nemen... 17 5.5 Opruimen... 17 6.Andere activiteiten...18 6.1 Feest, verjaardag en afscheid... 18

1 Algemeen 1 De intake Na het inschrijven van een kind worden de ouders een maand voor plaatsing, uitgenodigd voor een intakegesprek. Daarbij zullen de gewoontes en eventuele bijzonderheden van een kind besproken worden. In dit gesprek zal de pedagogisch medewerkers informatie geven over het dagverblijf en de ouder wordt gevraagd informatie te geven over het kind. De ouders ontvangen een informatieboekje, met daarin veel informatie over wat van belang is voor ouders; zoals wat te doen als een kind ziek is, wat moet er de eerste dag mee e.d. Ook zullen de ouders papieren ontvangen waarop de persoonlijke gegevens van het kind ingevuld dienen te worden, bijvoorbeeld op een calamiteitenformulier. Dit formulier is voor ons en voor GGD van belang in noodsituaties. Verder wordt er met de ouders een intake formulier ingevuld. Stap voor stap komen dan diverse onderwerpen aan de orde, zoals eet en slaapgewoonten, medische achtergrond e.d. Er is tijdens dit gesprek ruimte voor vragen van de ouders wat betreft de opvang op het kinderdagverblijf of de specifieke behoeften van hun kind. Ouders kunnen hier ook hun opvoedingsideeën kwijt; hoe denken ze over onderwerpen zoals snoepen, straffen e.d. Het dagverblijf kan hiermee rekening houden. Ook is het van belang dat ouders iets vertellen over hoe zij hun kind zien, wat voor karakter, temperament e.d. Dit is namelijk wat een kind maakt zoals hij is. Vooral bij kinderen die op een wat oudere leeftijd naar het dagverblijf komen is dit van belang. Voordat het kind de eerste keer komt wennen, kunnen de pedagogisch medewerkers daar al rekening mee houden, ook kan er daardoor beter geobserveerd worden hoe het kind zich op het dagverblijf gedraagt in vergelijking met thuis. Zo kunnen de pedagogisch medewerkers betere uitspraken doen over hoe het kind het vindt op het dagverblijf en of het kind zich op zijn gemak voelt. Tenslotte kunnen de ouders nog een rondleiding krijgen door het gebouw en worden er wendagen afgesproken. 1.2 Gewenning Voordat een kind een vaste plek op het dagverblijf krijgt, gaat er een gewenningsperiode aan vooraf. De periode heeft prioriteit omdat wij, zoals in de doelstelling staat, er naar streven dat kinderen zich bij ons thuis en veilig voelen in een klimaat waar ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Wennen aan de nieuwe situatie is daarom een must. De wenafspraken worden geheel in overleg met de ouders gemaakt. Wij adviseren om een kind 2 à 3 dagdelen te laten komen wennen. Daarbij hanteren wij meestal een opbouwend schema, beginnende bij een paar uur. Tijdens deze wenmomenten vragen wij ouders om in ieder geval bereikbaar te zijn. Wenafspraken worden zoveel mogelijk afgesproken op de dagen dat het kind ook gaat komen, maar ze worden niet verder dan 2-2 ½ week uit elkaar gepland. Wanneer het niet mogelijk is het kind te laten wennen op de dag dat het kind staat gepland, wordt er zoveel mogelijk gekeken naar dagen waarop de pedagogisch medewerkers werken waarbij het kind op de groep komt.

1.3 De eerste dag op de kinderopvang Ieder kind op het dagverblijf heeft een eigen mandje met een plaatje erop. Daarin kunnen de spullen van thuis gelegd worden. De mandjes zullen wij ook gebruiken om er brieven en knutselwerkjes in te doen. Het is de bedoeling dat de mandjes elke keer door ouders worden nagekeken. Ook gebruiken wij het plaatje van het maandje op de kapstok, zodat iedereen een eigen plek heeft om zijn spullen op te hangen. Wij adviseren u om voor een dag op het dagverblijf het volgende mee te nemen: reserve kleding sloffen, vooral in de winter zijn sloffen erg belangrijk laarzen voor het buiten spelen speen (indien nodig). Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor deze speen. Vervang de speen regelmatig, controleer af en toe op scheurtjes en koop het liefst een speen met knop of ring (i.v.m. doorslikken) baby voeding (alleen voor de kleintjes) eventueel de favoriete knuffel van het kind Wij willen u vragen om namen in de kleding van het kind te zetten.

2 Dagprogramma 2.1 Dagprogramma KDV/Peuteropvang 8:00 De KDV-kinderen worden gebracht. 8:30 De kinderen van de peuteropvang worden gebracht. Kinderen kunnen vrij spelen. 9.00 De ochtend wordt even door besproken door de pm-ers. 9.15 We maken een grote kring en doen de volgende dingen: goede morgenlied dagen van de week weer activiteit (boekje lezen, reken activiteit, liedjes zingen, taal activiteit) Daarna mogen de kinderen nog even vrij spelen voordat we aan tafel gaan. 9:50 We gaan aan tafel om wat te eten en drinken 10:15 We gaan naar de gymzaal om een motorische activiteit te doen. Tussendoor worden de kinderen die nog een luier hebben verschoond. 10:30 De kinderen die 2x slapen gaan naar bed. Dit ligt aan het slaapritme van het kind. 10:30 We doen een activiteit van het vve programma, we werken dan vaak in kleine groepjes. Knutselen Kiesbord spelletje 11:15 Als het mogelijk is gaan we lekker buiten spelen 11:45 De meeste kinderen die 2 keer slapen komen uit bed afhankelijk van het ritme. Ook worden de kinderen van de peutergroep opgehaald. 12.00 We gaan aan tafel voor een boterham 12:40 We gaan uitkleden, alle mandjes worden op het kleed gezet en de kinderen mogen proberen om zelf uit te kleden met behulp van de pm-ers. 12:45 Verschoonronde 13:00 De kinderen die 1x slapen gaan naar bed 13:15 De eerste medewerker gaat met pauze 13:45 De tweede medewerker gaat met pauze 14:00 Er wordt een gerichte activiteit gedaan met de kinderen die wakker zijn 15:00 Kinderen die voor de tweede keer naar bed gaan krijgen wat te eten en drinken 15:30 Alle kinderen die 1 keer slapen worden uit bed gehaald als ze nog slapen 15:30 De kinderen die 2 keer slapen gaan nu weer naar bed 15:45 We gaan aan tafel om wat te eten en te drinken. 16:15 We gaan boekjes lezen en/of liedjes zingen 16:30 Verschoonronde 16:40 Er wordt een activiteit aangeboden en/ of we gaan buiten spelen. De kinderen kunnen kiezen of zij hieraan meedoen, dit hoeft niet. 17:00-18:30 Kinderen kunnen opgehaald worden 17:30 De eerste pm-er gaat naar huis, met de kinderen die er nog zijn ruimen we alvast wat op. 18:30 De tweede pm-er gaat naar huis De dagindeling is slechts een richtlijn en er kan uiteraard vanaf geweken worden. We hebben een verticale groep van 0 tot 4 jaar en zij hebben verschillende ritmes. Wij letten alle dagen op sociale vaardigheden en op het groepsproces en observeren kinderen ook individueel zodat we weten waar hun mogelijkheden en hun beperkingen liggen. We proberen de kinderen zelfvertrouwen mee te geven en te stimuleren in hun zelfredzaamheid.

2.2 Indeling van de ruimte In ons lokaal hebben we ervoor gekozen om de ruimte in te delen in verschillende hoeken. Dit is voor de kinderen overzichtelijk en het daagt de kinderen meer uit tot spelen. Spelletjes met fijne materialen bieden wij aan tafel aan zodat dit niet op de grond terechtkomt voor de kleine kinderen. De volgende hoeken hebben wij gecreëerd: Poppenhoek: Hier kunnen de kinderen spelen met het keukentje waar ze hun fantasie kunnen gebruiken door middel van een rollenspel zoals bijvoorbeeld vader en moedertje spelen, eten koken, afwassen, met de poppen spelen en verkleden. Leeshoek: Aan de zijkant van ons lokaal hebben we tegen de kast een grote bak staan met allemaal boekjes er in. De kinderen kunnen deze zelf pakken. Naast de bak hebben we een klein bankje staan waar de kinderen rustig op kunnen gaan zitten met hun boekje. Het bevordert de taalontwikkeling van de kinderen. De grote kinderen kunnen echt een eigen verhaal maken van de plaatjes en de kleine kinderen vinden het erg leuk om plaatjes te kijken en te bladeren. Bouwhoek: We hebben een kast staan met daarin verschillende soorten blokken. Duplo, grote houten blokken, kleine houten blokken en grove blokken voor de kleine kinderen. Als de kisten uit de kast worden gehaald wordt het op een kleed gelegd, zodat de kinderen weten waar ze dan kunnen bouwen. Autohoek: De autohoek staat bij de bouwhoek. Er ligt een autokleed met een garage en een bak met verschillende soorten voertuigen. Babyhoek: In de hoek van het lokaal hebben we een hoge box staan met daar achter een afgeschermde hoek voor de baby s zodat ze rustig kunnen spelen zonder dat de grote kinderen hen over het hoofd zien. We hebben daar een babykleed liggen en allerlei speelgoed. Er hangt een spiegel, en een voel bord. Puzzel/spelletjes kast: Deze kas staat bij de tafel en hebben we afgesloten, de oudste kinderen kunnen wel de deuren open doen maar de jongste kinderen niet. Als er een puzzel of spelletje word gepakt uit de kast nemen we dit mee naar de tafel. Constructiemateriaal: Dit staat in een speciale kast zodat de kleine kinderen er niet bij kunnen. Er zitten kleine materialen in en dat is te gevaarlijk voor de kleintjes. De kinderen spelen onder toezicht aan tafel zodat er niets per ongeluk op de grond kan blijven liggen. Thema: Alle spullen van het thema staan boven op de kast. De kinderen kunnen dan zelf kijken wat er allemaal op de kast staat. Gymzaal: De gymzaal kunnen we regelmatig gebruiken. De grove motoriek wordt daar zoveel mogelijk gestimuleerd. We lopen bijvoorbeeld over banken, zetten een glijbaan neer, zetten het klimrek uit of doen kringspelletjes. Soms splitsen we de groep daarbij in tweeën zodat we met de oudere kinderen iets moeilijker kunnen doen. De eettafels zijn neergezet aan de zijkant van het lokaal zodat de pedagogisch medewerkers zicht hebben over het hele lokaal. In het lokaal staat ook een grote oranje stoel waar we even met een kind op schoot kunnen zitten om te knuffelen of/en een fles kunnen geven. Ook de kinderen kunnen in deze stoel rustig een boekje lezen.

3. Activiteiten 3.1 Spel Tijdens het spel ontwikkelen de kinderen zich ongedwongen. De pedagogisch medewerkers zullen proberen om tijdens het vrij spelen en doormiddel van het gerichte spel, de ontwikkelingsgebieden van de kinderen te stimuleren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het VVE- programma Peuterpraat. De pedagogisch medewerkers van de Molenkiek hebben hiervoor een opleiding gedaan. De Molenkiek is officieel geen VVE-locatie. Maar er wordt wel met het programma gewerkt voor kinderen vanaf 2 jaar. De jongere kinderen doen vaak op hun eigen niveau mee met een aangepast programma. 3.2 Gerichte activiteiten Naast vrij spelen wordt de kinderen een of meerdere keren per dag een gerichte activiteit aangeboden Hiermee willen we de motorische, sociaal-emotionele, auditieve, visuele ontwikkeling stimuleren, maar ook vooral veel plezier maken is een doel. Het materiaal van Peuterpraat bestaat uit een kalender met 10 kalenderbladen. Op elk kalenderblad staan allerlei activiteiten rond een thema, bijvoorbeeld taalspelletjes, knutselwerkjes, liedjes, prentenboeken, beweegspelletjes, spelletjes rondom allerlei (ruimtelijke) begrippen. Enkele voorbeelden van thema s: ik, herfst, speelgoed, op straat, boodschappen doen. Bij alle activiteiten staat taal centraal: samen praten bij en over dingen die je doet. Praten is leuk! Een belangrijk onderdeel van Peuterpraat is het uitbreiden van het aantal woorden dat een kind kent (de woordenschat). Bij elk thema zal door de pedagogisch medewerkers een aantal woorden gekozen worden die bij de verschillende activiteiten worden gebruikt. De nieuwe woorden worden in allerlei spelletjes herhaald. Elke maand wordt er door de groep een thema uitgekozen waar de activiteiten rondom worden verzonnen. Door middel van een weekrooster wordt een planning gemaakt van de week met allerlei activiteiten. Hierbij komen alle ontwikkelingsgebieden aan bod. De activiteiten worden regelmatig herhaald. Omdat de Molenkiek werkt met verticale groepen houden wij met het aanbieden van de activiteiten rekening met de verschillende leeftijdsgroepen. Dat houdt in dat we soms op een dag meerdere verschillende activiteiten aanbieden voor een bepaalde specifieke leeftijdsgroep. Maar het kan ook zijn dat alle leeftijden dezelfde activiteit doen, maar dat we de activiteiten iets aan het ontwikkelingsniveau van het kind aanpassen. Memorie kun je bijvoorbeeld met de plaatjes naar beneden spelen, maar ook met de plaatjes naar boven. En je hoeft niet altijd alle kaartjes te gebruiken. Kinderen tot ongeveer een jaar doen bijna geen (knutsel)activiteiten. De activiteiten die we met kinderen onder een jaar doen zijn voornamelijk knuffelen, babymassage, ontdekken, voelen en benoemen. Voor kinderen vanaf 1 jaar begint de uitdaging te komen om doormiddel van activiteiten te gaan ontdekken. Je kunt dan denken aan het voelen en ontdekken van bijvoorbeeld, sneeuw, gras of zand. Liedjes zingen, een boekje lezen, kiekeboe spelletjes en snoezelen. Tijdens deze activiteiten heb je meer contact met de baby. Hierbij wordt ook wel Dikkie dik de handpop gebruikt. Dikkie dik is een handpop die liedjes zingt (zoals het goedemorgen liedje) met de kinderen maar ook kleine opdrachtjes geeft. Er kan gedacht worden aan eendjes laten zwemmen in een bak met water, muziek maken maar ook jonas in de wallenvis. Wij gebruiken zo weinig mogelijk wippers en laten de kinderen, ook de kleinste, zo vrij mogelijk ontwikkelen. Een fruithap o.i.d. wordt alleen aan de kleinste in een wipper gegeven, na het eetmoment kan er weer gespeeld worden. De dreumes begint van alles te ontdekken dus ook het knutselmateriaal. Het doel bij het knutselen van de dreumes is niet het resultaat, maar wel het plezier wat de dreumes eraan beleeft en wat het er van leert. We laten de dreumesen kennis maken met de volgende materialen:

Plaksel (De zogenaamde glutofix oftewel plaksel in poedervorm.), vingerverf,verf of een soort ecoline (De kinderen krijgen een schort om en een bakje met verf en kwast.), kleurpotloden of wasco, klei, zand en water (regelmatig mogen de oudere kinderen in groepjes bij de zand/watertafel spelen), bouwconstructiemateriaal (Zoals duplo, nopper, blokken, puzzels enz) Bij de peuters gaan we ook nog een stapje verder met de gerichte activiteiten. Kinderen kunnen kiezen tussen prikpen en schaar. Ze leren knippen door eerst snippers te knippen zodat ze weten hoe een schaar werkt. De pedagogisch medewerkers breiden dit verder uit tot ze zelf iets kunnen uitknippen. Ook leren ze niet alleen te bouwen met bijvoorbeeld de duplo, maar proberen we een stapje verder te gaan door te kijken hoe hoog of laag een toren is en welke kleuren we daar bij gebruiken. 3.3 Sociale ontwikkeling Bij de jonge baby is het spel vooral in contact één op één met de pedagogisch medewerker De geur en stem zijn vertrouwd voor de baby, ook gezichten leert de baby steeds beter herkennen. De pedagogisch medewerker houdt haar gezicht dicht bij het gezicht van de baby en praat. Spelletjes met lichaamscontact vindt de baby ook heel leuk. De pedagogisch medewerker pakt bijvoorbeeld de voetjes vast en loopt kietelend zachtjes met haar vingers over het lijfje van top tot teen, en weer terug. We geven ook baby massage. De oudere baby s zijn in hun spel nog heel erg op zichzelf gericht. Wel stimuleren de pedagogisch medewerkers de baby in hun spel om ook naast en eventueel met andere kinderen te spelen. De taak van de pedagogisch medewerkers bij oudere kinderen is het stimuleren van het sociale contact (groepsactiviteiten aanbieden), maar ook toezicht houden (worden kinderen buitengesloten?). Ook hulp bieden bij het oplossen van conflicten en vooral het bieden van een veilige achtergrond voor de dreumes om zich terug te trekken, behoort tot de taken van de pedagogisch medewerkers. Dit doen we door kleine groepjes te creëren waarin de dreumes en peuter zich veilig voelt en waar de pedagogisch medewerkers de kinderen kunnen corrigeren indien dit nodig is. Ook proberen we in kleine groepjes de kinderen te leren delen door bijvoorbeeld samen een spelletje te doen, te zingen en te dansen of gewoon samen te spelen met elkaar. De pedagogisch medewerkers bieden regels betreffende de omgang met elkaar zoals: Kinderen mogen elkaar niet duwen of slaan Als een kind iets doet bij een ander wat niet mag wordt hij/zij even uit de situatie gehaald en moet het kind even nadenken waarom hij/zij dat heeft gedaan. Na een korte tijd praat de pedagogisch medewerker de situatie even door met het kind en geeft het kindje een handje. Kinderen leren samen spelen. Zo moet er regelmatig speelgoed gedeeld worden. Kinderen moeten in eerst instantie zelf proberen een situatie op te lossen voordat de pedagogisch medewerker ingrijpt.(ligt aan de leeftijd van het kind) De pedagogisch medewerkers stimuleren het kind zelf in te grijpen en te zeggen dat het bijvoorbeeld iets niet leuk vindt van een ander. De pedagogisch medewerker helpt hier natuurlijk bij. Kinderen leren om iets netjes te vragen. Bijvoorbeeld niet te zeggen ik moet maar mag ik. Pedagogisch medewerkers komen hier ook regelmatig op terug. De pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen om elkaar te helpen en proberen een positieve interactie tussen kinderen te bewerkstelligen. Ze kunnen elkaar bijvoorbeeld helpen met aan en uitkleden. Kinderen die nog niet kunnen of durven praten mogen gebaren gebruiken om iets duidelijk te maken. We proberen de kinderen wel te stimuleren in hun taalontwikkeling. Wachten op elkaar, bijvoorbeeld tijdens het eetmoment. 3.4 Cognitieve ontwikkeling Vanaf een half jaar vindt de baby het kiekeboe spelletje prachtig en kan er geen genoeg van krijgen. De pedagogisch medewerker houdt een knuffelbeest of haar handen voor haar gezicht, haalt het weg en roept kiekeboe. De pedagogisch medewerker let vooral bij dit spelletje op hoe de baby op haar reageert, en herhaalt dezelfde handeling als zij merkt dat de baby enthousiast hierover is. Zo leert de

baby dat de pedagogisch medewerker reageert op zijn gedrag en dat het dus gevolgen heeft. Hoewel de baby nog niet kan na-apen, is de baby wel gefascineerd door na-aapspelletjes. Het heeft veel plezier als de pedagogisch medewerker zijn geluidjes nabootst of ziet oplettend toe hoe de pedagogisch medewerker bijvoorbeeld het hand op het hoofd legt als hij dat ook doet. De pedagogisch medewerkers laten baby s ook ontdekken wat je met speelgoed allemaal kunt doen, zoals bijvoorbeeld rollen met een bal. Tevens kunnen er verschillende materialen worden aangeboden waardoor de baby een verschil leert maken tussen bijvoorbeeld zacht en hard, koud of warm. Ook speelgoed met beweegbare onderdelen zoals wielen, knoppen en schuiven, dat eventueel ook nog geluid maakt, hebben een enorme aantrekkingskracht op baby s. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om bij de dreumes de taal en denkontwikkeling te stimuleren door veel te vertellen en te benoemen (wat is dit? wat gaan we nu doen?). Ook is het belangrijk goed te luisteren naar het kind en antwoord te geven op het juiste niveau. Daarom praten we regelmatig even met de kinderen. Dit gebeurt meestal spontaan als de pedagogisch medewerkers in de groep rond lopen. We proberen ook met gebaren te communiceren. Zo kunnen kinderen die nog niet zo goed kunnen praten toch iets duidelijk maken aan de pedagogisch medewerker. Er wordt tevens veel voorgelezen en gezongen. Net als een baby heeft een peuter ook ontdekkingsgedrag. Daarom laten de pedagogisch medewerkers de kinderen ontdekken wat je met speelgoed allemaal kunt doen, zoals rollen met een bal of bouwen met blokken en duplo. Wederom gaan de kinderen hierin een stapje verder zoals, knippen met een schaar, prikken met een prikpen. Met fantasiespel ontwikkelen kinderen hun spraakvaardigheid en andere communicatieve vaardigheden. Ook worden er spelletjes aangeboden die een beroep doen op het denken en geheugen zoals, memorie. Ze leren kinderen ook onderscheid te maken tussen de verschillende vormen en verschillende kleuren. De pedagogisch medewerkers letten erop dat kinderen zich kunnen concentreren door een rustmoment in te bouwen. We werken ook met een kiesbord om de kinderen te leren keuzes te maken. Hier hangen we regelmatig plaatjes op. Die plaatjes zijn de verschillende hoeken waar de kinderen kunnen spelen of een activiteit waaruit ze kunnen kiezen. De plaatjes worden regelmatig verwisseld en zo worden er elke keer andere hoeken en activiteiten aangeboden. De kinderen kunnen zichzelf indelen in een groep door zijn/haar eigen plaatje (hetzelfde plaatje als op de mandjes) op een plekje te hangen waar hij of zij graag mee wil spelen. Het doel van het kiesbord is dat de kinderen keuzes kunnen maken en dat ze gericht leren spelen. We laten de kinderen niet altijd één activiteit kiezen. We vinden het ook belangrijk dat kinderen vrij spelen. Als een kind voor een bepaalde hoek of activiteit gekozen heeft moet hij dit wel een tijdje blijven doen, maar daarna mag hij weer iets anders gaan kiezen. Voorbeelden van hoeken zijn: autohoek, poppenhoek, actieve hoek, leeshoek en de bouwhoek. Daarnaast kunnen de kinderen ook een activiteit kiezen zoals: knutselen, zand watertafel, verven of kleien.

3.5 Emotionele ontwikkeling De pedagogisch medewerkers kijken heel bewust naar de baby s. Vindt de baby het fijn om alleen een activiteit te ondernemen of juist met meerdere kinderen. Vindt de baby het gezellig om erbij te zitten bij alle andere baby s bijvoorbeeld aan tafel, of juist even één op één aandacht? En op welke plek binnen de groep voelt de baby zich nou juist het fijnst? Wat is zijn plekje als persoontje binnen de groep waar hij zich prettig bij voelt? Op die manier proberen de pedagogisch medewerkers een vertrouwde en veilige omgeving te creëren voor de baby. De pedagogisch medewerkers helpen de oudere kinderen met hun emoties onder controle te krijgen. Dit kan door middel van spel, maar ook door de kinderen te helpen bij het verwoorden van gebeurtenissen en de gevoelens daarbij. Zij praat met de kinderen over emoties en neemt deze serieus. Zij geeft ze zelfvertrouwen door bevestiging. Ook zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat de kinderen zich veilig voelen en dat er structuur in de dag is. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een goede emotionele ontwikkeling. Kinderen leren door met hun spel controle te krijgen. Dit brengt gestructureerd spanning en opwinding met zich mee, zodat kinderen ook hiermee leren omgaan. De pedagogisch medewerkers helpen de kinderen bij het verwoorden van gebeurtenissen en hun gevoelens daarbij. Ze praten met de kinderen over hun emoties. Ze lezen daarbij boekjes voor waarin gevoelens een rol spelen. De kinderen leren ook om verbaal voor zichzelf op te laten komen zonder direct boos of verdrietig te worden. 3.6 Motorische ontwikkeling Om de baby s te stimuleren in hun ontwikkeling bieden wij verschillende spelsituaties aan: de box, een wipper, de schommel en een groot speelkleed. Op het speelkleed of in de box stimuleert de pedagogisch medewerker de baby s in het oefenen van de spieren in het hoofd en de rug om veilig te kunnen omrollen. Door het aanbieden van materialen die verschillen in grootte en vorm stimuleren de pedagogisch medewerkers de baby s in het pakken en vasthouden. De pedagogisch medewerker kan ook iets doen en de baby dit na laten doen of andersom. Zoals in de handen klappen, zwaaien, met de ogen knipperen enz. De oudere baby s worden gestimuleerd in het leren kruipen. De pedagogisch medewerker stimuleert de baby s, wanneer ze daaraan toe zijn, om te gaan zitten, staan en lopen. Dit doen wij door het aanbieden van stimulerende spelmaterialen, zoals o.a de aanwezige klimmatten en loopkarren maar vooral door het contact met de baby s te maken. De taak van de pedagogisch medewerkers voor oudere kinderen is de kinderen gelegenheid bieden en uit te dagen zich voldoende te bewegen (zowel binnen als buiten) en toe te zien op de veiligheid. Zowel de binnenruimte als de buitenruimte zijn hierop ingericht. Binnen heeft de groep speelruimte die verdeelt is in verschillende hoekjes zoals een poppenhoek, autohoek etc. Voor motorische activiteiten wordt voornamelijk de grote speelzaal gebruikt. Zowel binnen als buiten wordt er speelgoed aangeboden dat om beweging vraagt: fietsen, duw- en trekkarren, klimhuis etc. Ook bieden we de (peuter)dans aan om te bewegen en te zingen met elkaar. De peuterdans is een CD vol met liedjes waar leuke bewegingen bij horen. Zo doen de kinderen dieren na of poetsen ze hun tanden en vliegen als superman. Verder zijn er vaak bewegingsactiviteiten in de kring zoals jan huigen in de ton of zakdoekje leggen. Dit gebeurt elke ochtend in de gymzaal. Ook dansen we vaak in de gymzaal met kindermuziek en zetten we eventueel de discolamp aan. We gebruiken de muziek als ondersteunende functie om gericht dansactiviteiten te doen zodat de kinderen even hun energie kwijt kunnen. Voor de ontwikkeling van de fijne motoriek bieden de pedagogisch medewerkers activiteiten aan als: puzzelen, kleuren, plakken, verven, bouwen met blokken, duplo, nopper etc.

3.7 Spraak- en taalontwikkeling Wij proberen de spraak- en taalontwikkeling van de baby zoveel mogelijk te stimuleren door handelingen en materialen te benoemen. De pedagogisch medewerker kijkt bijvoorbeeld samen met de baby een plaatjesboek. Ze wijst dingen aan en geeft alles een naam. Hierdoor leert de baby woorden kennen en zal dat later makkelijker nadoen. Ook proberen we zoveel mogelijk met de baby s te praten bij alles wat we doen om op die manier een reactie van de baby uit te lokken. Ook wordt er op de groep veel gezongen. Tevens proberen wij door simpele babygebaren al vroegtijdig te communiceren met de jonge baby s. De pedagogisch medewerkers proberen de taalontwikkeling van het oudere kind te stimuleren door veel met de kinderen te praten en door gebeurtenissen en handelingen zoveel mogelijk te verwoorden. Een voorbeeld hiervan is dat de kinderen tijdens het eten vertellen wat ze op hun boterham willen, en dit niet oplossen door er alleen naar te wijzen. Ook vragen ze de kinderen regelmatig naar gebeurtenissen van thuis die ze hebben meegemaakt. Het taalgebruik wordt aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind. Er wordt goed geluisterd naar het kind en de pedagogisch medewerker stelt(open) vragen. Ook wordt er voor en na het eten gezongen en wordt er regelmatig voorgelezen. 3.8 Voorlezen Voorlezen is niet alleen leuk maar kan ook een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een kind. Jonge kinderen leren enorm veel van voorlezen. In de eerste plaats is voorlezen heel goed voor de taalontwikkeling van een kind. Kinderen leren nieuwe woorden en ze leren hoe een goede zin opgebouwd is. Door met het kind te praten over een boek wordt het kind gestimuleerd actief met taal aan de slag te gaan Ook leren kinderen goed te luisteren wanneer ze voorgelezen worden en het kind leert zich te concentreren. Voorlezen stimuleert de fantasie van het kind. En afhankelijk van het onderwerp van het boek leert het kind ook veel van de wereld, waardoor het kind meer grip krijgt op de directe wereld om zich heen. Voorlezen over een onderwerp waar het kind op dat moment erg mee bezig is (angst, scheiding, geboorte etc) kan het kind ook steun bieden en een goede manier zijn om met het kind in gesprek te komen over deze onderwerpen. Maar ook het gevoel van veiligheid wat kinderen krijgen, het plezier wat kinderen beleven aan het voorlezen en de exclusieve aandacht die het kind krijgt tijdens het voorlezen zijn van belang voor de ontwikkeling van het kind. En het samen lezen van een boek kan ook helpen rust en regelmaat te brengen. Kinderen komen tot rust tijdens het voorlezen en door op vaste tijden voor te lezen kan er ook regelmaat en vaste structuur in de dag geboden worden. Op Polderpret lezen we op het kinderdagverblijf in ieder geval één keer per dag op de groepen. Op kinderdagverblijf Molenkiek komt regelmatig een voorleesoma langs die 20 minuten tot een half uur komt voorlezen. We hebben verschillende oma s die om de beurt op Molenkiek langs komen. De kinderen kijken er echt naar uit. Het enthousiasme van de pedagogisch medewerkster en zeker ook van de voorleesoma s zorgt er voor dat een gezellige sfeer wordt gecreëerd. Juist die rust en ontspanning is een belangrijke voorwaarde om te komen tot lezen en de interactie die daarbij hoort.

3.10 Uitje buiten de deur: Het kan zijn dat wij soms het terrein van de Molenkiek verlaten met de kinderen. Dit omdat wij bijv. naar de speeltuin, de molen of een andere leuke plaats zijn. In dit geval hangt er altijd een briefje op de deur de school met de plek waar we zijn en de verwachtte terugkomtijd. Ouders kunnen er voor kiezen het kind op de locatie op te gaan halen (met wel de kans dat u ons misloopt) of om bij Molenkiek te wachten. 3.11 Buiten spelen Indien mogelijk wordt er elke dag buiten gespeeld. Ook nemen we de kleinste kinderen mee in kinderwagens. De frisse buitenlucht is gezond en het buitenspelen geeft de kinderen de mogelijkheid om lekker te bewegen en dat is goed voor de motorische ontwikkeling. Bovendien leren de kinderen hun grenzen verleggen en hun angsten te overwinnen, waardoor zij zelfvertrouwen krijgen. Kinderen weten zelf vaak heel goed wat ze wel of niet kunnen. Het gaat vooral fout als je je ermee bemoeit, te veel waarschuwt of vast houdt. Buiten spelen heeft ook positieve gevolgen voor de sociale, emotionele en zintuiglijke ontwikkeling. De verschillende jaargetijden en weersomstandigheden roepen verschillende gevoelens op en dagen uit tot ander spel dan binnen. Wanneer het weer het echt niet toelaat om naar buiten te gaan maken we gebruik van de gymzaal van de school. Ook kunnen we gebruik maken van het grote voorplein van de school. Daar hebben we klimhuisjes, klimrek, glijbaan en een hinkelbaan. Hier spelen de kinderen onder toezicht. De verschillende jaargetijden en weersomstandigheden roepen verschillende gevoelens op en dagen uit tot ander spel dan binnen. Ook proberen we met de kinderen wanneer dit mogelijk is te gaan wandelen. Wij letten buiten goed op of het kind zich geen pijn doet maar laten hem wel de buitenruimte ontdekken. Hierdoor kan het kind natuurlijk vies worden wat wij geen probleem vinden. Eenmaal binnen zullen we de vieze kleding vervangen en het kind zijn/haar reservekleding aan doen. Bij het buiten spelen houden we natuurlijk rekening met de weersomstandigheden. Bij vrieskou of sneeuw nemen we alleen de kinderen mee naar buiten die kunnen lopen of zich voort kunnen bewegen in een loopkar. Verder blijven we dan hooguit 10/15 minuten buiten en kleden we de kinderen goed aan met sjaal, wanten en muts wanneer ouders deze meegeven. Bij zonnig en warm weer smeren we de kinderen goed in, wanneer we met water spelen blijven we er altijd bij en zullen we in de schaduw spelen. Op het heetst van de dag blijven we binnen. Kinderen in een loopwagen mogen niet langer dan 10/15 minuten in de loopwagen zitten. Verder houden we ons aan een aantal regels op het plein: * zand blijft in de zandbak * het hekje word op slot gedaan. * Als er baby s op het gras liggen mag er niet op het gras gefietst worden. * We lopen niet op de dakgoot Ouders halen de kinderen bij op via de ingang van de school. Als we buiten spelen kunnen de ouders ook via de achterdeur binnen komen. 3.12 Gymzaal Wij kunnen gebruik maken van de speelzaal van de school en doen dit ook regelmatig. Kinderen mogen zelf aangeven of ze hier willen gymmen. Gymmen heeft net als buitenspelen het doel om de motorische ontwikkeling te stimuleren. Kinderen krijgen veel zelfvertrouwen door het doen van oefeningen en ze kunnen hun grenzen verleggen. De gymzaal wordt ook gebruikt om andere activiteiten te doen.

4 Verzorging 4.1 Slapen Wij hebben op de Molenkiek één slaapkamer en een hangwieg in het lokaal. Wij zorgen er voor dat de kinderen veilig en hygiënisch kunnen slapen door regelmatig het beddengoed te wassen. Elke kind heeft een eigen bedje. Hierdoor creëren we een veilige slaapplek voor de kinderen waar ze zich op hun gemak voelen. Elke kind heeft een eigen slaapzak en hoofdlaken. Wanneer een jonge baby niet in slaap valt op bed dan kan er gebruik worden gemaakt van de hangwieg in het lokaal. Deze hangwieg kan gebruikt worden tot dat de baby zich kan omrollen in verband met de veiligheid. Ook hebben we een campingbedje die we op kunnen zetten om eventueel een extra slaapplek te creëren. De slaapmomenten van een kind kunnen variëren van één keer tot een aantal keren slapen op een dag. Een baby slaapt naar behoefte of naar het schema van thuis. Het kan wel zijn dat de baby meer prikkels opvangt dan thuis en dus eerder of meer behoefte heeft om te slapen. In zijn eerste maanden slaapt de baby onregelmatig, hoe ouder de baby wordt, hoe regelmatiger het slaapritme. De slaapmomenten gaan uiteindelijk naar twee slaapmomenten van ongeveer 10.00 uur tot 12.00 uur en 15.00 uur tot 17.00 uur. Rond 1,5 jaar zullen de meeste kinderen nog maar één maal slapen, namelijk van 13.00 uur tot ongeveer15.30 uur. Wij streven ernaar om alle kinderen boven 1,5 jaar 1 x te laten slapen. Dat is prettiger omdat dan alle kinderen mee kunnen doen met de activiteiten van de dag. Tevens hoeft er dan geen rekening gehouden worden met slapende kinderen die wakker kunnen worden van harde geluiden. Na het middag eten brengen we de kinderen naar bed. Dit gebeurt in kleine groepjes zodat de leiding nog even aandacht heeft voor de kinderen. De oudere kinderen worden geholpen bij het uitkleden. Eventueel een speen en/of knuffel gaan mee naar de slaapkamer en daar krijgen ze hun slaapzak aan. De oudste kinderen kruipen zelf in hun bed en de kinderen die in het bovenste bedje liggen worden er door de leiding in gelegd. De hekjes worden dichtgedaan voor de bedjes en met een veiligheidssluiting afgesloten zodat ze er niet uit kunnen vallen. De bovenste bedjes hebben een dakje van stof zodat de kinderen er niet uit kunnen klimmen. Als er kinderen extra komen dan betekent dat dan ook dat ze meestal niet in hun eigen bed kunnen slapen omdat er een kindje in ligt die het voor die dag als zijn vaste bed heeft. Die kinderen gaan voor op de kinderen die extra komen. Die moeten genoegen nemen met een ander bed. Meestal lukt dat ook wel. Als iedereen in bed ligt gaat het licht uit en meestal wordt er dan nog even gekletst, maar meestal vallen ze snel in slaap. Als dat niet zo is dan gaat er even een pedagogisch medewerker bij zitten en dan lukt het wel. Wat ook wel eens helpt is een muziekdoosje even aan, of een verhaaltje voorlezen. Er zijn kinderen die van hun ouders maar een bepaalde tijd mogen slapen en die moeten er dan op tijd uit gehaald worden. De andere kinderen slapen totdat ze uit zichzelf wakker worden. Ze maken ook elkaar wakker doordat er gehuild of gekletst wordt. Ieder kind mag zijn eigen knuffel mee naar bed nemen, mits er geen losse onderdelen of touwtjes aan zitten. Andere aandachtspunten die wij hanteren rondom het veilig slapen zijn aandacht voor veilige goedgekeurde bedden, maar ook dat we werken volgens een protocol wiegendood en protocol inbakeren. Dit houdt onder andere in dat de voor ons voorgeschreven richtlijnen het niet toe staan om zuigelingen op de buik te laten slapen. Wanneer ouders erop staan dat hun baby op de buik slapen moeten zij middels een formulier hiervoor een verklaring afleggen. De ouders nemen dan zelf de volledige verantwoordelijkheid en vrijwaart kinderdagverblijf Polderpret van verdere aansprakelijkheid. We hangen een B (buik slapen) of een F (fixeren) op het bed van het kind dat op zijn buik slaapt of gefixeerd wordt.

Verder zorgen wij voor een veilig slaapklimaat, dus niet te warm, veiligheid in bed en houden we voldoende toezicht. Elk kind heeft een eigen mandje met zijn naam erop om de kleding in te doen. Haarspeldjes, elastiekjes e.d. worden ook uitgedaan evenals kettingen, armbandjes en andere losse zaken, ook kleding met lange lussen, veters enz. om verstikking te voorkomen. Wanneer kinderen behoefte hebben om minder te slapen tussen de middag dan zijn de afspraken als volgt: Op het moment dat ouders aangeven dat hun kind minder slaap nodig heeft dan leggen we het kind voor 1 uur op bed. Na een 1 uur wordt het kind wakker gemaakt. We maken het kind niet eerder dan 1 uur wakker omdat het kind dan nog in een te vaste slaap ligt en het niet goed voor een kind is om het dan wakker te maken Wanneer het kind dit uur niet meer nodig heeft spreken we met ouders af dat we het kind 1 uur laten rusten op de oranje stoel in de groepsruimte of op een stretcher. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een muziekje of een boekje. Wanneer het kind in slaap valt maken we het kind na 1 uur wakker. Het is dan het kind zelf wat aangeeft dat het dus toch nog een korte slaap nodig heeft. Wanneer het kind geen behoefte meer heeft aan dit rust moment kan het wakker blijven. We kiezen dan wel voor een rustmoment. Een kind kan lekker naar muziek luisteren of rustige activiteit doen ( bv een boek lezen, een spelletje aan tafel) Wij kiezen voor een rustmoment omdat de kinderen zo weer energie op kunnen doen voor de middag. Bovendien kan oververmoeidheid leiden tot overactief gedrag. Wanneer een kind niet slaapt tussen de middag, maar eigenlijk wel behoefte heeft om te slapen, kan dat niet alleen beperkte gevolgen hebben voor het kind, maar ook voor de groepsleiding en de overige kinderen. De vermoeide kinderen vragen meestal meer aandacht en kunnen mede daardoor activiteiten verstoren. Ook de motoriek van deze kinderen kan verminderd zijn wat soms gevaarlijke situaties oplevert. Als alles goed gaat dan slapen de kinderen gemiddeld anderhalf tot 2 uur. De pedagogische medewerker haalt de kinderen uit bed en kleedt ze aan voor zover de kinderen dit niet zelf proberen. Indien nodig krijgen ze een schone luier. De spenen en knuffels worden weer opgeborgen en de slaapzakken en hoofdlakentjes gaan weer in de kast bij het naamplaatje van het desbetreffende kind. 4.2 Eten en drinken Het kinderdagverblijf zorgt voor de nodige broodmaaltijden, fruit, drinken en tussendoortjes. Wanneer een kind afwijkende producten nodig heeft, bijvoorbeeld vanwege allergie, moeten de ouders deze zelf meenemen. Ook voor de flesvoeding van de baby moeten de ouders zelf zorgen. De flesvoeding moet meegegeven worden. Dit betekent de juiste hoeveelheid water in de fles, met daarbij een container/bakje met daarin melkpoeder. De borstvoeding wordt opgewarmd in de flessenwarmer en overige flesvoedingen in de magnetron. Als een baby zijn fles niet leeg drinkt dan proberen we het later nog een keer. Een fles mag maar 1 keer extra worden opgewarmd en na een uur is de voeding niet goed meer. De baby s krijgen bij ons verse fruithappen, tenzij de ouders dat anders willen. Zij dienen dan zelf kant en klare fruitpotjes mee te geven. Ook bieden wij de mogelijkheid om groente te geven, maar dit komt dan in plaats van fruit of een fles. De groentehap moeten de ouders zelf mee brengen. De baby heeft tot ongeveer een half jaar zijn eigen voeding en slaapritme van thuis, maar we streven er naar om daarna geleidelijk de baby mee te laten gaan in het vaste dagritme van de babygroep. Wel blijven we rekening houden met het ritme van thuis en de behoefte van het kind. - 9.45 uur: fruit en drinken ( stukjes of fruithap) - 12.00 uur: brood en drinken - 15.00/15.45 uur: ontbijtkoek/koekje/ cracker en drinken - 17.00 uur: soms nog een tussendoortje (bv soepstengel)

Het brood wat de kinderen eten wordt in kleine stukjes gesneden. Bij de grote zijn dat 2 stukken. Bij de allerkleinsten wordt indien nodig de korst eraf gesneden. De kinderen mogen zelf kiezen wat ze op hun brood willen. Als het eten of drinken echt niet meer lukt halen we het weg. Het eten moet een positief moment zijn en niet eindigen in een machtsstrijd. Voor 9:00 uur en na 17.30 uur geven wij baby s geen flesvoeding meer. Op dat moment is er een pedagogisch medewerker minder op de groep. Er is dan niet meer voldoende toezicht op de andere kinderen wanneer er ook nog flesvoedingen gegeven moeten worden. Wij staan in beperkte mate toe dat oudere baby s hun ontbijt op Polderpret opeten mits dit aan tafel gebeurt. Dit geldt zowel voor brood als flessen. s Morgens vroeg is er maar één pedagogisch medewerker aanwezig, deze kan niet het eetgedrag van de baby s in de gaten houden, ouders te woord staan en toezicht houden op de groep. Dit kan tot gevolg hebben dat we overal etensresten vinden, wat we vanuit hygiënisch oogpunt niet kunnen toestaan of de baby niet kunnen begeleiden met eten wat gevaarlijke situaties kan opleveren. De redenen dat we vaste eettijden hanteren zijn o.a. dat het voor de kinderen een herkenning geeft en dat geeft dus weer een vertrouwd gevoel. Het geeft ook een saamhorigheidsgevoel zo met de hele groep aan tafel gezamenlijk hetzelfde doen. Bovendien is het ook een rustmoment. We zingen het eet en drinkliedje zodat de kinderen herkennen waarom we aan tafel gaan. We drinken melk of limonade in tuitbekers of voor degene die dat al kunnen uit gewone bekers. Voor sommige kinderen warmen we de melk wat op als ze dat willen. In een enkel geval worden er ook eigen bekers/ flessen van thuis mee genomen indien het kind alleen daar goed uit drinkt. Wel blijven we onze melk en bekers aanbieden maar als de kinderen echt niet willen maken we er geen machtsstrijd van. Eten moet een positief moment zijn. Soms geven we na het fruit of de ontbijtkoek nog een biscuitje als extraatje. We geven de jonge kinderen in principe niet meer dan 2 boterhammen of de ouder moet aangeven dat haar/zijn kind meer mag eten. De oudere kinderen mogen maximaal 3 boterhammen eten, de Bso kinderen 4 boterhammen of ouders moeten anders aangeven. De oudere kinderen mogen zelf hun brood smeren. De pedagogisch medewerkers eten mee aan tafel om een huiselijke sfeer na te bootsen en om het goede voorbeeld te geven. Bij feestelijke gebeurtenissen o.i.d. eten we ook wel eens poffertjes, pannenkoeken of patat. Soms wisselen we fruit af met b.v. zomers komkommer, wortel of waterijsjes. Ook worden er wel eens Danoontjes, rozijntjes, knakworstjes of pepernoten gegeten. Dit zijn extraatjes en dus zeker geen wekelijkse voorkomende situaties. De kinderen mogen van tafel als ze klaar zijn. Ze kunnen hun eigen spullen dan opruimen op het dienblad. 4.3 Verschonen en zindelijkheid Bij de jongste baby s wordt voor iedere voeding even gekeken of ze een schone luier nodig hebben. Tussendoor verschonen we indien nodig. De luiers van oudere baby s worden in ieder geval vier keer per dag gecontroleerd en indien nodig verschoond. Indien nodig verschonen we ook tussendoor. Dit controleren gebeurt op (ongeveer) de volgende tijden: 10.15 uur, 12.45 uur, 15.15 uur, en 16.30 uur. Het dagverblijf maakt gebruik van wegwerp luiers welke worden gerecycled, ouders hoeven deze niet zelf mee te geven. Wanneer een kind thuis bezig is met zindelijkheid, helpen wij hier graag aan mee. Wij zetten het kind op de wc als het dit aangeeft en tijdens de verschoonmomenten. Dit doen we alleen als het kind het zelf wil. We willen er geen strijd van maken dus dwingen het niet. We proberen als leiding samen met de ouders een plan van aanpak te maken om de zindelijkheid aan te pakken op het dagverblijf. Kinderen zijn namelijk op het dagverblijf veel meer afgeleid waardoor ze vergeten naar de WC te gaan. Wij kunnen de kinderen ook niet om het half uur naar de wc sturen, maar als de tijd ervoor is kunnen we het kind dat net met haar/zijn zindelijkheid bezig is wel eens extra erop wijzen dat het geen luier aan heeft. We proberen de kinderen wel te waarschuwen op vaste momenten; voor het eten en bijv. voor het buiten spelen. maar er is zeker niet altijd tijd voor.

Verder hebben wij het beleid dat een kind toe is aan de zindelijkheidstraining als het kind zelf aangeeft dat hij/zij naar de WC moet. Wanneer een kind elk half uur naar de wc gestuurd moet worden en dan gaat plassen is een kind niet zindelijk. Een kind is er pas aan toe om naar de WC te gaan als hij/ zij zelf door heeft dat hij/zij moet plassen, het vervelend vindt om een natte luier of broek te hebben. Wanneer het kind twee keer in zijn of haar broek heeft geplast en/of gepoept doen wij het weer een luier aan en proberen we het op een andere dag weer opnieuw. 4.4 Hygiëne De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van het belang van een goede hygiëne en leren ook de kinderen hiermee om te gaan. De pedagogisch medewerkers wassen hun handen na het verschonen, voor en na het eten, en voor en na het verrichten van medische handelingen. Na het verschonen van een kind wordt het aankleedkussen schoongemaakt en minimaal 2 keer per dag worden er schone handdoeken opgehangen. Bij de kinderen die net zindelijk zijn loopt de pedagogisch medewerker mee naar het toilet en helpt als het nodig is. Na het poepen zorgt de pedagogisch medewerker dat de billen schoon zijn en ziet er op toe dat de handen gewassen worden. Iedere baby krijgt een slabbetje om bij het eten, wat daarna gelijk in de was gaat en na het eten wordt altijd het gezicht en de handen van de baby gewassen, met ieder een eigen washand. Sommige kinderen die dit al kunnen mogen zelf hun gezicht poetsen. Tafels en stoelen worden na het eten gereinigd en de vloer aangeveegd. Vieze kleding wordt verschoond. Beddengoed en slaapzakken worden wekelijks gewassen. Speelgoed en boxen worden wekelijks schoongemaakt. Spenen worden elke week uitgekookt. Wippers en hangwiegen worden regelmatig gewassen. De groepsruimte en slaapkamers worden dagelijks minimaal een half uur gelucht. We werken met een schoonmaakschema, waarop wordt bijgehouden wanneer en door wie er moet worden schoongemaakt en deze wordt afgetekend als de taak is aangepakt. Er is een schoonmaakster voor het reinigen van het lokaal (vloeren, kleden, groot materiaal etc.) 5 Opvoeding 5.1 Straffen en belonen Belonen is een goede en effectieve manier om een kind te leren luisteren of dingen die je niet wilt af te leren. Het heeft meer effect dan straffen. Aandacht is een zeer krachtige manier van belonen. Zelfs negatieve aandacht ziet een kind nog als een beloning. Daarom kun je negatieve aandacht het best negeren zolang dat mogelijk is. Positief benaderen is, vinden wij het beste in iedere situatie. Toch ontkom je er niet aan om kinderen af en toe te corrigeren. Zo is het bij de dreumesen vaak zo dat als de één het niet mag de volgende twee het ook doen. Ze imiteren alles van elkaar. We laten het kind dan duidelijk merken dat iets niet mag en indien nodig zetten we het kind even apart. Dit is echter maar een kort moment omdat de dreumes niet het vermogen heeft om na 10 minuten nog te beschrijven wat het fout heeft gedaan. Gevaarlijk gedrag kun je niet negeren. Je kunt wel aandacht geven aan het gewenste gedrag. De peuter kiest uiteindelijk voor het gedrag wat het meeste resultaat oplevert. Elk kind belonen we op zijn of haar kwaliteiten. Dit helpt mee aan de zelfverzekerdheid van het kind. Straf maakt duidelijk wat je niet goed vindt, dat bepaald gedrag ongewenst is. Maar welk gedrag wel gewenst is, kan een kind niet opmaken uit straf. Soms ontkom je er niet aan om bepaald gedrag af te keuren. Hierbij mag het kind nooit als persoon afgekeurd worden. Dit kan door het heel duidelijk benoemen van het ongewenste gedrag: ik vind het vervelend als jij mij knijpt, en niet: ik vind jou vervelend. We kijken vooral naar het kind hoe we met ongewenst gedrag om gaan. Het ene kind schrikt al als je even boos kijkt en het andere kind verblikt of verbloost niet bij een boze blik en gaat gewoon verder met het ongewenste gedrag. We proberen dit samen op te lossen.

Onder straffen verstaan wij: - Het kind boos aankijken. - Het kind op strenge toon toespreken. - Even niet meedoen. - Even apart zetten. - Speelgoed (tijdelijk) wegnemen We waarschuwen altijd eerst 3 keer voordat we een kind even apart zetten. Vanaf 2.5 á 3 jaar wordt het onwenselijke gedrag besproken met het kind op de plek waar ze apart zijn gezet.. We laten het nooit langer dan 2 minuten alleen zitten, maar gaan regelmatig even in gesprek met het kind. De pmer die het kind apart zet lost het zelf ook weer op. Wanneer dit geen gewenst resultaat oplevert zullen wij met de ouders bespreken welke andere mogelijkheden er zijn om het kind te laten ervaren dat zijn gedrag niet gewenst is. 5.2 Zelfstandigheid/zelfredzaamheid De pedagogisch medewerkers proberen de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van het kind te stimuleren. Hiervoor observeren zij de kinderen goed en wanneer zij denken dat een kind er aan toe is om iets zonder hulp te doen, zullen zij dit aanmoedigen. Bij de baby s kun je denken aan: zelf de fles leeg drinken, of leren drinken uit een tuitbeker of beker, maar ook aan de ontwikkeling van een kind. Bijvoorbeeld het zelfstandig kunnen zitten, zichzelf kunnen optrekken, of zelfstandig kunnen lopen. Dit gebeurt uiteraard met kleine stapjes en de pedagogisch medewerkers letten hierbij steeds goed op of de baby er al echt aan toe is, zodat het niet ontmoedigd raakt. De oudere kinderen kun je ook eens laten proberen een conflictje onderling over bijvoorbeeld afgepakt speelgoed, zelf te laten oplossen. Dit zal dan niet gaan door middel van praten maar door lichaamstaal (terug pakken bijvoorbeeld). We houden het op een afstandje in de gaten en grijpen indien nodig in. Leidt dit tot ruzie dan wordt er natuurlijk ingegrepen. Door het kind steeds meer zelf te laten doen, zal het vertrouwen krijgen in zijn mogelijkheden en het zelfvertrouwen worden versterkt. Zo leren de kinderen om voor zichzelf op te komen. We moedigen ze ook aan om duidelijk te zeggen dat je iets niet wilt en niet te gaan huilen of terug te slaan, maar te zeggen dat je het niet wil wat de ander doet. Gezamenlijk eten is echt een sociaal gebeuren. De kinderen leren o.a. op hun beurt wachten, niet uit het bordje van de ander eten en niet je tafelgenootjes slaan of duwen. Ook proberen we ze tafelmanieren aan zoals niet knoeien of gooien met eten, niet smakken dus met mond dicht eten, niet alles tegelijk in je mond stoppen, niet met volle mond praten, enz. Tijdens het eten en drinken proberen we regelmatig de tuitbeker door de gewone beker te vervangen. Ook laten we de kinderen als ze al wat beter kunnen praten zelf zeggen wat ze op hun brood willen en nemen we geen genoegen meer met een wijzend vingertje. Zo proberen we de kinderen te stimuleren om zelf te zeggen wat ze willen. De grotere kinderen leren we om zelf hun kleding aan en uit te trekken door met dit groepje na het eten met hun eigen mandje op het kleed te gaan zitten. Met behulp van een pedagogisch medewerker die erbij gaat zitten zijn. Ze zijn dan zo klaar voor het bed ritueel. De kinderen mogen in hun ondergoed nog even spelen en daarna naar bed. Uit bed herhalen we dit ritueel. De jongere kinderen laten we helpen bij de commode door bijvoorbeeld eerst een sokje uit te trekken. Verder helpen we de kinderen in hun eigen tempo wat meer zelfstandig te worden. De pedagogisch medewerker proberen de kinderen zoveel mogelijk zelf te laten doen maar ze wel te helpen waar nodig is, de kinderen worden dan ook goed in de gaten gehouden en aangemoedigd. Voorbeelden hiervan zijn: - Spullen in je eigen mandje doen. - Zelf aan- en uitkleden. - Zelf jassen aan de kapstok hangen.