Helder Schrijven INFORMATIEKUNDE, DEPARTEMENT INFORMATICA



Vergelijkbare documenten
Helder Schrijven INFORMATIEKUNDE, DEPARTEMENT INFORMATICA

Helder Schrijven INFORMATIEKUNDE, DEPARTEMENT INFORMATICA. Visieopdracht behorende bij de module Mens, Maatschappij en ICT.

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Waarom een samenvatting maken?

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

De kunst van wetenschappelijk schrijven

Tijdsplanning werkstuk groep 5

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Techniekkaart: Het houden van een interview

Wij zijn Kai & Charis van de Super Student en wij geven studenten zin in de toekomst.

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Schrijven voor internet

BEOORDELINGSFORMULIER

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

SECTORWERKSTUK

Een overtuigende tekst schrijven

Feedback Project Ergonomisch Ontwerpen

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Uitleg boekverslag en boekreclame

Een Goede Lezing. Hans L. Bodlaender

JONG HOEZO ANDERS?! EN HOOGGEVOELIG. Informatie, oefeningen en tips voor hooggevoelige jongeren

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

HEY WAT KAN JIJ EIGENLIJK GOED? VERKLAP JE TALENT IN 8 STAPPEN

De doelgroep. Wat is eenvoudig schrijven

Communiceren met de achterban

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding

Inspirerend Presenteren

Sectorwerkstuk

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

O&O cyclus. Onderzoeken en ontwerpen

3 Hoogbegaafdheid op school

Leerlingenhandleiding

om Kort en Krachtig te schrijven Ingrid Verbakel

De examenperiode is een moeilijke tijd. Je moet hard studeren en je hebt veel stress. Wat is een goede studiemethode en wat doe je beter niet?

Het maken van een werkstuk

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Spreekbeurt, en werkstuk

Solliciteren (2) Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? De sollicitatiebrief

Hoe zou je dit vertellen aan iemand die er vandaag niet bij is? Leerlingen helpen om wiskunde te begrijpen: Vragen die: Ben je het er mee eens?

Jouw werkstuk lever je uiterlijk in op donderdag 20 maart 2014!!

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Voorbereiding. Overzicht. Waar moet ik op letten als ik een lezing geef Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt?

Wil jij minderen met social media?

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

TULE inhouden & activiteiten Nederlands. Kerndoel 8. Toelichting en verantwoording

Stappenplan: een spreekbeurt maken

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden

Ontdek de Bibliotheek

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Scriptie over Personal Branding en Netwerking

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN

Handleiding les 1: Een verhaal schrijven over jouw dag in 2034 voor een toekomsttentoonstelling

DOELGERICHT LEZEN EN SAMENVATTEN KWALITATIEF ONDERZOEK ENGELS GRAMMAR CREATIEF DENKEN

Media en creativiteit. Herfst jaar vier Werkcollege 3

Introductie. De onderzoekscyclus; een gestructureerde aanpak die helpt bij het doen van onderzoek.

Inhoud. Introductie tot de cursus

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Sectorwerkstuk

Stap 4: Indeling maken

leer-actief werkboek Naam: 1

Knabbel en Babbeltijd.

De volgende onderdelen moeten in het verslag worden verwerkt:

ogen en oren open! Luister je wel?

Het schrijven van stukken. Een introductie

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

MEEST GEMAAKTE FOUTEN IN HET CV

Werkwijzer Verslagkring:

Dia 1 Introductie max. 2 minuten!

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A

DEEL 2: Leerdoelenoverzicht (groep 3-4)

Presenteren. Oriëntatie

Met welk werk kunnen kinderen uit groep 5-6 thuiskomen en hoe kunt u uw kind thuis helpen?

Voordoen (modelen, hardop denken)

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Hoe bereid ik een spreekbeurt voor?

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Werkschrift : Hoe werk ik op WikiKids?

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Reflectieverslag mondeling presenteren

Hoe maak ik een werkstuk?

Draaiboek voor een gastles

Transcriptie:

INFORMATIEKUNDE, DEPARTEMENT INFORMATICA Helder Schrijven Een introductiecursus voor het schrijven van verslagen behorende bij de module Mens, Maatschappij en ICT Robbert-Jan Beun 2013 U N I V E R S I T E I T UTRECHT

2

3 Inhoud INLEIDING... 5 WERKWIJZE... 5 ONDERDEEL 1: HET ONDERWERP EN EEN PROBLEEMSTELLING... 7 ORIËNTATIE OP WAT JE WILT... 7 ORIËNTATIE OP DIT VAK... 8 ORIËNTATIE OP DE OPLEIDING... 8 OPDRACHTEN ONDERDEEL 1... 8 ONDERDEEL 2: ANALYSE, THEORIEËN EN INBEDDING IN BESTAANDE KENNIS... 10 WAT IS EEN THEORIE?... 10 HOE KOM JE AAN EEN (GOEDE) THEORIE?... 11 HET ONTWERPEN VAN EEN MINDMAP... 11 SNELLEZEN... 13 OPDRACHTEN ONDERDEEL 2... 13 ONDERDEEL 3: TEKSTSTRUCTUUR EN DE LIJN VAN HET BETOOG... 15 TEKSTHIËRARCHIE EN DE FUNCTIE VAN TEKSTBLOKKEN... 15 ARGUMENTATIE... 16 OPDRACHTEN ONDERDEEL 3... 18 ONDERDEEL 4: HET SCHRIJVEN VAN HET VERSLAG... 20 RELEVANTIE: HET DOEL... 20 KWALITEIT: WARE EN ONDERBOUWDE UITSPRAKEN... 20 KWANTITEIT: NIET TEVEEL EN NIET TE WEINIG... 21 STIJL... 22 HET LEZERSPUBLIEK... 23 OPDRACHTEN ONDERDEEL 4... 23 ONDERDEEL 5: PEER REVIEW... 25 OPDRACHTEN ONDERDEEL 5... 26 ONDERDEEL 6: REVISIE, REFLECTIE EN INLEVEREN... 27 REVISIE... 27 REFLECTIE... 27 INLEVEREN... 27 OPDRACHTEN ONDERDEEL 6... 27 BRONNEN... 29 APPENDIX 1: ZOEKEN NAAR BRONNEN... 30 APPENDIX 2: DE UITERLIJKE VERZORGING VAN JE VERSLAG... 31 APPENDIX 3: ALGEMENE EISEN... 33 APPENDIX 4: INHOUD VAN HET DOSSIER... 34

4

5 Inleiding Laten we er geen doekjes om winden. Zowel het lezen als het schrijven van verslagen is vaak lastig. En toch moet het gebeuren. Een verslag is een weergave van dingen die je uitgezocht hebt en waarvan je de belangrijkste resultaten om welke reden dan ook moet overdragen op anderen. Tijdens je studie is die ander meestal een docent of een medestudent en heeft het schrijven van een goed of slecht verslag alleen gevolgen voor jezelf. Na je studie kan er heel wat meer van afhangen, zoals de banen van mensen, de aanleg van een snelweg door een natuurgebied of zelfs een kernramp. Verslagen worden soms slecht gelezen: de lezer heeft het te druk, komt niet door moeilijke passages heen, begrijpt de relevantie niet, vindt de stof saai, etc. Een belangrijk verschil tussen verslagen en een gewoon gesprek is dat de lezer de directe aanwezigheid van de schrijver mist, waardoor er geen vragen gesteld kunnen worden ter verduidelijking en waardoor hun aandacht makkelijker afdwaalt. Schrijvers van verslagen moeten daarom zoveel mogelijk moeite doen om een goed verslag te schrijven. Of een verslag goed geschreven is, hangt van veel factoren af. Er zijn ook niet altijd concrete regels te geven. In ieder geval is een goed verslag een helder verslag dat de lezer meeneemt in een soort mentale dans. De zinnen, de structuur en de inhoud sluiten aan op de beweging van de hersenen, op de gedachten en de gevoelens van de geïnteresseerde lezer. In een slecht geschreven verslag hapert er van alles: de argumentatie rammelt, het is veel te lang, er zijn veel taalfouten, de structuur klopt niet of de vormgeving ziet er niet uit. Kortom, de lezer en het verslag lopen bij een slecht geschreven verslag op allerlei niveaus uit fase, het leesproces dooft langzaam uit, de lezer valt er soms letterlijk bij in slaap. Het schrijven van een goed verslag is niet eenvoudig en zelfs het grootste talent heeft problemen (gehad) met verschillende onderdelen van het schrijfproces. Maar schrijven kun je ook leren, daarom deze korte vaardigheidscursus om de leesbaarheid van je verslagen te verbeteren. Deze cursus gaat niet zozeer over hoe je goed Nederlands moet schrijven, maar veel meer over het gedachteproces dat achter het schrijven zit. Schrijven is niet alleen een communicatieproces met de lezer, maar ook met jezelf, het ordent je eigen gedachten. Als je het eenmaal onder de knie hebt, zal blijken dat het schrijven en het lezen van een goed verslag niet lastig, maar vooral ook leuk kan zijn. Werkwijze De opdracht van deze cursus is eenvoudig: schrijf een essay van ongeveer 7 pagina s waarin je een toekomstvisie geeft op het onderwerp van deze module: mens, maatschappij en ICT. Welke rol speelt ICT op dit moment in onze samenleving, hoe zal dit in de toekomst zijn en op welke manier zou je hieraan een bijdrage willen leveren? Qua aanpak kun kiezen voor de analyse van een concreet vraagstuk en de manier waarop ICT een oplossing kan leveren, maar je mag ook je visie geven op de ontwikkeling van een specifiek informatiesysteem of een keten van systemen waarbij ook de mens betrokken is. In ieder geval dien je een analyse te geven van de huidige situatie (of het verleden) en van de situatie zoals die zal zijn in de toekomst en wat daarbij de rol van die systemen dan is. Qua onderwerp mag de keuze breed zijn: denk aan het gebruik van intelligente robots (wat zijn dat eigenlijk?), de ontwikkeling van het internet, betaalsystemen, biometrische identificatie of geavan-

6 ceerde gebruikersinterfaces. Maar je kunt ook kiezen voor de sociale of maatschappelijke gevolgen van gamen of moderne communicatiemiddelen. Wellicht kun je je focussen op speciale gebruikersgroepen. Zullen gebruikers zonder meer bepaalde oplossingen accepteren? Waarom zal de ontwikkeling gaan zoals je je die voorstelt? Wat kunnen de sociale gevolgen zijn van de introductie van een bepaald informatie- of communicatiesysteem? Etcetera. Vraag/antwoord De achterliggende gedachte bij deze cursus is dat ieder verslag of essay terug te voeren is tot twee basisconcepten: een vraag en het bijbehorende antwoord. Ieder verslag bevat een probleemstelling (de vraag) die betekenis geeft aan alles wat er verder staat geschreven. Een probleemstelling staat meestal in de inleiding, de rest van het verslag is een uitwerking van het antwoord in de vorm van een bepaalde redenering; het uiteindelijke antwoord moet in de conclusie teruggevonden kunnen worden. De inleiding en de conclusie moeten dan ook duidelijk met elkaar samenhangen en los van de rest te lezen zijn. Ter ondersteuning van het schrijfproces gebruiken we het boekje van Oosterbaan waarin een hoop nuttige informatie staat. Hoewel het boekje is gericht op studenten die al in de eindfase van hun studie zitten, is een groot deel van de behandelde onderwerpen evengoed van toepassing op de situatie van iemand die net aan een studie begint. We komen hier later op terug. Deze cursus bestaat uit een zestal onderdelen. Bij ieder onderdeel horen aparte opdrachten waarvan sommige aan het dossier moeten worden toegevoegd en andere weer bij het inleversysteem Submit ingeleverd moeten worden. Op enkele opdrachten na wordt alles uitgevoerd in een team van maximaal twee personen. Sommige opdrachten moeten eerst op het werkcollege besproken worden met de begeleiding voordat je verder kunt gaan. In onderdeel 1 van deze schrijfcursus zullen we de probleemstelling en het onderwerp verder uitdiepen. Zoals hoort bij wetenschappelijk werk, moet het verslag ingebed zijn in de bestaande literatuur of moet bekeken zijn welke systemen er al bestaan met betrekking tot je onderwerp. We komen hierop terug in onderdeel 2. In onderdeel 3 concentreren we ons op het betoog en de achterliggende structuur van het verslag. In onderdeel 4 komt dan pas het echte schrijven aan bod en in onderdeel 5 en 6 concentreren we ons op de feedback en het revisieproces.

7 Onderdeel 1: Het onderwerp en een probleemstelling We hebben in de inleiding aangenomen dat in ieder verslag een bepaald onderwerp wordt behandeld en dat er een bepaalde vraag- of probleemstelling wordt uitgewerkt. Ook het boekje van Oosterbaan begint hiermee in het eerste hoofdstuk. Omdat het bedenken van een onderwerp de eerste activiteit is in deze schrijfcursus, zullen we hier eerst op ingaan. Samengevat zegt Oosterbaan hierover: 1. Begin zo snel mogelijk 2. Het schrijven van een verslag is geen strafwerk 3. Praat met anderen over het probleem en je interesses Punt 1 geeft aan dat je het nadenken en schrijven van het verslag niet moet uitstellen: ga gewoon aan de slag en probeer niet steeds voor jezelf uitvluchten te zoeken om het niet te doen. Punt 2 en 3 houden in dat je iets moet kiezen dat niet te ver van je afstaat, iets wat je leuk of belangrijk vindt. Immers, hoe relevanter jij de dingen vindt, hoe gemotiveerder je bent om de waarheid te achterhalen en om daarvoor de geschikte (wetenschappelijke) methodes te gebruiken. Dit is de reden waarom we een volle week besteden aan het bedenken van de probleemstelling. Denk niet te snel dat je de probleemstelling hebt gevonden. Een goeie test is om te kijken of je er vanuit jezelf mee verder gaat en al aan de oefeningen wilt beginnen die voor de volgende week staan gepland. Als dat niet het geval is, ga dan verder zoeken. Ga er een week lang iedere dag mee aan de slag. De enige eis is dat het qua onderwerp ligt op het grensvlak van mens, maatschappij en ICT en dat je er voldoende aandacht aan besteedt. De vraag is nu hoe je je kunt richten op je motivatie. Oriëntatie op wat je wilt Het is niet altijd eenvoudig te weten te komen wat je echt wilt en zelfs al zou je dat nu al onder woorden kunnen brengen, dan kan later heel goed blijken dat je toch iets anders wilde of dat je doelen verschoven zijn. Waarschijnlijk is een van de betere manieren om dat te achterhalen minimaal zeven dagen in retraite in een klooster te gaan zitten om je hoofd leeg te maken, maar we hebben jammer genoeg dikwijls te weinig tijd voor dit soort spirituele zaken. Een wat minder ingrijpende manier is om er zo af en toe alleen op uit te trekken (bijv. een wandeling) of om een half uurtje alleen op je kamer te zitten zonder je te laten afleiden door de computer, 1 boeken of telefoon. Denk dan na over je studiekeuze, waarom ben je aan deze studie begonnen? Wat trok je er echt in aan? Misschien trok niets je aan (we hopen natuurlijk van niet), maar toch heb je deze keuze gemaakt uit het grote aanbod van opleidingen. Probeer vooral voorbij uitspraken te komen als: nou, leek me wel leuk of iets met computers en mensen. Deze studie ligt op het raakvlak van mens, organisatie, maatschappij en informatie- en communicatiesystemen. Wat betekent dat raakvlak voor jou? Sommigen vinden hun motivatie in de dingen waar ze zich aan ergeren, bijv. een interface die niet goed is ontworpen, de spam die je voortdurend in je mailbox krijgt of een werkproces dat slecht is ingericht. Weer anderen vinden de motivatie in hun gevoel voor rechtvaardigheid of een betere wereld: hoe kun je ICT in de zorg toepassen, hoe kunnen we systemen maken die mensen echt ondersteunen in hun werk of privé? 1 En al zeker niet te gamen!

8 Weer een andere manier is om een dialoog aan te gaan met iemand die je vertrouwt (zie punt 3 van Oosterbaan). Leg uit waarom je aan deze studie bent begonnen en laat hem of haar vragen stellen. Vraag wat die ander vindt van de toepassing van computers in onze samenleving, vraag naar specifieke ervaringen. Zorg dat je geen andere dingen hoeft te bespreken. Op een terrasje zitten en samen een biertje of een glas wijn drinken (niet te veel!) doet wonderen. Je zou ook gebruik kunnen maken van de systemen die je zelf in je opleiding gaat onderzoeken, bijv. internet. Type eens wat wil ik echt? in Google in (>5000 hits), maar neem het ook niet te serieus. Veel websites zijn gemaakt voor dertigers die vastgelopen zijn in hun werk en die nu pas tegen deze vraag oplopen. Je zou zelfs eens kunnen onderzoeken wat filosofen over willen en doelen hebben geschreven. Een aardige ingang is de Engelse Wikipedia of, voor de filosofen onder ons, het woord teleologie in de Nederlandse Wikipedia. En nog sterker, je zou er over kunnen nadenken hoe je technologie zou kunnen inzetten om mensen hun eigen doelen te laten achterhalen, op dezelfde manier als een leugendetector leugens kan achterhalen. Met dit laatste zou je al een interessant onderwerp hebben voor je essay. Oriëntatie op dit vak Om een geschikt onderwerp te vinden kun je je ook oriënteren op de onderwerpen die in dit vak worden besproken. Welke onderwerpen zijn dat? Het is hierbij vooral belangrijk om de plaats van de onderwerpen in het grotere geheel te ontdekken. Je kunt daarvoor gebruik maken van een plaatje. Teken de maatschappij zoals jij die ziet en probeer daarin de verschillende onderwerpen te plaatsen. Wat lijkt je interessant? Waar zou je meer over willen weten? Oriëntatie op de opleiding Weer een andere manier is om de vakken die in de bacheloropleiding worden gegeven in kaart te brengen en om te proberen hierin een samenhang te ontdekken. Je weet misschien al dat er basisvakken zijn (bijv. imperatief programmeren ) en verdiepingsvakken (bijv. organisaties en ICT en ontwerp van interactieve systemen ). De verdiepingsvakken gaan in op stromingen binnen de bacheloropleiding, zoals Business Informatics en Human Media Interaction. Wat is dat precies? Hoe onderscheiden deze zich van elkaar? Is er overlap tussen deze twee richtingen? Waar ligt je interesse? Ben je wel eens in het verleden tegen problemen aangelopen die je met de kennis uit deze vakken wellicht zou kunnen oplossen? Opdrachten onderdeel 1 - maak een persoonlijke planning voor de komende tien weken - bedenk een onderwerp en probleemstelling Eisen: - planning bevat tabel met de weken/dagen en uren en de te ondernemen activiteiten en deadlines voor deze periode (voor dit vak: ruwweg 2 uur college, 2 uur werkcollege, 16 uur/week zelfwerkzaamheid, ). Neem ook het parallelvak van deze periode in je planning op. - planning moet binnen de teamleden afgestemd zijn - het onderwerp moet liggen op het vlak van mens, maatschappij en ICT in brede zin - onderwerp, probleemstelling en motivatie op een A4 (ongeveer 200 woorden), niet handgeschreven, met namen en studentnummers - neem een onderwerp dat je interesseert - je moet er met minstens één iemand over praten buiten je team

9 Bespreken met begeleiding (dinsdag 17 september 9.00-10.45 uur): - planning - onderwerp, probleemstelling en motivatie Toevoegen aan dossier: - planning (individueel) - onderwerpkeuze en de probleemstelling (in italics) - motivatie voor onderwerp en probleemstelling - met wie je hierover hebt gesproken en de belangrijkste resultaten van het gesprek - welke andere actie(s) je ondernomen hebt Inleveren Submit (schrijf 1): - planning - onderwerp, probleemstelling en motivatie (een A4) Deadline: - dindsdag 17 september, 23.59 uur Leesmateriaal: - Oosterbaan, hoofdstuk 1 en 4 - deze handleiding Hints: - begin zo snel mogelijk - lever voor Submit alles in een document in (of zet in Zipfile) - zet in de documenten die je inlevert altijd jullie namen en collegenummers - lees deze handleiding vooraf minstens een keer goed en in zijn geheel door

10 Onderdeel 2: Analyse, theorieën en inbedding in bestaande kennis Vorige week hebben we ons beziggehouden met de formulering van de probleemstelling. Deze twee week bekijken we hoe je je gedachtegang op papier kunt krijgen en hoe je bestaande kennis kunt inpassen. We concentreren ons dus op de uitwerking van de probleemstelling en werken voorzichtig naar een antwoord op de vraag. Soms is het beantwoorden van een vraag makkelijk. Iemand vraagt hoe laat het is, de ander kijkt op zijn horloge en geeft een antwoord. Soms is het beantwoorden van een vraag moeilijk of zelfs onmogelijk. De vraag hoeveel dieren er op deze wereld zijn is in principe onbeantwoordbaar, maar we kunnen misschien een hele ruwe schatting maken door het probleem in redelijk behapbare stukjes te hakken of in te perken tot alleen zoogdieren. Hetzelfde doen we in de wiskunde, als we willen weten wat de waarde is van een bepaalde functie en we de functie zelf niet kunnen uitrekenen, is er soms de mogelijkheid de functie te herschrijven in een combinatie van andere functies waarvan we de uitkomst wel kennen denk aan de sinus- en cosinusregels. We zijn dan bezig met de analyse van het probleem, we proberen bestaande kennis en theorieën te gebruiken om deelproblemen op te lossen die samen het antwoord moeten geven op de vraag. Studenten die beginnen met hun eindscriptie zijn in de loop van hun studie al uitgebreid in contact gekomen met kennis en theorieën op hun vakgebied. Maar ook als je net van de middelbare school komt heb je al kennis gemaakt met kennis en theorieën op verschillende gebieden. Je hebt een deel van de terminologie en de regels van de wis- en natuurkunde geleerd, maar je hebt ook, als het goed is, leren nadenken over mens en maatschappij. Het is dus niet zo dat je als een blanco blad aan je studie begint. We gaan er hier dus van uit dat je een mix van kennis en theorieën toepast die je al eerder hebt geleerd en die je in de loop van dit vak tegen zult komen. Maar wat is eigenlijk een (wetenschappelijke) theorie? En vooral, hoe kom je aan de goede theorie? Wat is een theorie? Het is belangrijk je te realiseren dat een theorie niet iets hoogdravends is, ieder mens bouwt theorieën. Zo zijn kleine kinderen al geboren theoriemakers. Nadat we geboren zijn, moeten we van alles leren over deze wereld: wat (lekker) eten is, wie je ouders zijn, wat een fiets is, etc. Naarmate we ouder worden leren we niet alleen dit soort objecten herkennen, maar we kunnen ze ook benoemen. Je kunt dan bijv. zeggen: Dat is een van mijn ouders. Je begrijpt dan wat het concept ouder is, want je kunt ook zeggen Daar lopen de ouders van Piet. In feite heb je daarmee getheoretiseerd ; je hersenen hebben een abstract concept ontworpen en benoemd waarin allerlei andere objecten geplaatst kunnen worden, namelijk de ouders van al die andere kinderen. Vervolgens kun je daar allerlei uitspraken over doen: bijv. alle ouders hebben kinderen, ouders moeten voor hun kinderen zorgen, alle ouders zijn minstens acht jaar, ieder kind is jonger dan zijn ouders, etc. Sommige van deze uitspraken zijn per definitie waar (ouders hebben kinderen), andere zijn normatief (moeten), weer andere vragen empirische validatie (ouders zijn minstens acht jaar) of kunnen worden beredeneerd (ieder kind ). Hiermee heb je dus een eenvoudige theorie over het ouder -zijn ontwikkeld. Het voorbeeld van de ouders is evengoed toepasbaar op begrippen en uitspraken in de wiskunde, informatica en de informatiekunde. Belangrijk verschil is wel dat dit soort theorieën in het algemeen door anderen bedacht zijn en opgenomen zijn in een wetenschappelijke bibliotheek van theorieën waar je naar hartenlust gebruik van kunt maken. Je hoeft niet steeds opnieuw de stelling van Pythagoras te bewijzen, want dat is lang geleden al gedaan. Wel wordt je geacht in de wetenschap op de

11 hoogte te zijn van de bestaande en geaccepteerde theorieën op je vakgebied zodat je ze kunt gebruiken waar je ze nodig hebt. Wat is het belang van een theorie? Oosterbaan schrijft zelfs dat niets zo praktisch is als een goede theorie. Als we een theorie begrijpen en toepassen, lijkt het alsof de wereld kleiner is geworden. In de chaos van de data verschijnt structuur, teksten worden helderder, we snappen waarom de dingen geschreven zijn zoals ze geschreven zijn. Het opnemen van een theorie in je verhaal maakt je uitgangspunten helder. Misschien kun je zelfs met je resultaten laten zien dat sommige van die uitgangspunten moeten komen te vervallen; iedere verloren illusie is een gewonnen waarheid, zei Multatuli ooit. Maar het kan ook zijn dat je een algemene regel kunt halen uit een combinatie van je waarnemingen die een ander nog niet had gevonden, dan voeg je juist iets nieuws toe aan de theorie. We kunnen door theorieën dus verklaringen geven voor de feiten en we kunnen zelfs toekomstvoorspellingen doen, denk aan de weersverwachtingen of de stand van de planeten. Het begrijpen van de verschijnselen en het bijstellen van je eigen beperkte referentiekader is een van de leukste dingen van de wetenschap. Hoe kom je aan een (goede) theorie? Hoewel er allerlei hulpmiddelen bedacht zijn om het proces te ondersteunen, is het theoretiseren uiteindelijk een creatief proces waarvan moeilijk te achterhalen is hoe het precies werkt. Vergelijk het met het vormen van woorden en zinnen tijdens een gesprek. Ooit hebben we de woorden en de bijbehorende grammatica geleerd, maar als we erover nadenken snappen we niet waar ze vandaan komen dat merken we pas goed als we niet op een bepaald woord kunnen komen. Iemand die theoretiseert moet erop vertrouwen dat hij slim en creatief genoeg is om de gedachten uiteindelijk op een rijtje te krijgen, net zoals de woorden komen in een gesprek. Het is al dikwijls gezegd, maar het enige dat je moet doen is het gewoon doen. Alleen dan kun je ontdekken waar je goed in bent en welke delen van het proces extra ondersteuning nodig hebben. Een deel van het theoretiseringsproces is dus het achterhalen van al bestaande kennis, zowel bij jezelf als bij anderen. Kennis en ervaring van anderen kun je op verschillende manieren opdoen: bijvoorbeeld door met de ander een gesprek aan te gaan, een lezing te bezoeken of door zelf te lezen. Als je de bibliotheek induikt en/of de wetenschappelijke literatuur via internet gaat bekijken (zie Appendix 1) zul je merken dat er een enorme hoeveelheid bladen, boeken en artikelen beschikbaar is. De vraag is hoe je hier de meest relevante informatie uit kunt selecteren. Selectie vindt in eerste instantie plaats op basis van al bestaande kennis en ervaring. Meestal ga je daarbij uit van de inhoudswoorden die je gekozen hebt in je probleemstelling. Tegelijkertijd is dat niet genoeg, er zijn meestal veel meer woorden die betrekking hebben op je specifieke vraag. Bovendien wordt in de vakliteratuur dikwijls gebruik gemaakt van een eigen terminologie met specifieke betekenissen. Je krijgt dikwijls toegang tot deze termen via publicaties die op een breder publiek gericht zijn, zoals overzichtspublicaties of handboeken. Een manier om aan meerdere woorden te komen die betrekking hebben op je probleemstelling is via het ontwerpen van een zogenaamde mindmap. Het ontwerpen van een mindmap Mindmapping is een methode om visueel in kaart te brengen wat de onderdelen zijn van een bepaald denkproces (begrippen en ideeën) en vooral om aan te geven hoe deze onderdelen met elkaar

12 in verband staan (Boekhorst et al, 2005). Dit is dus anders dan een stuk tekst waarbij we in principe alleen gebruik kunnen maken van een lineaire structuur. In een mindmap is het mogelijk eindeloos elementen toe te voegen en gebruik te maken van verschillende kleuren, codes en afbeeldingen. Mindmapping is een grafisch en creatief alternatief ten opzichte van onze traditionele manier van aantekeningen maken en blijkt een efficiënt hulpmiddel te zijn bij het achterhalen, verwerken, opslaan en herinneren van informatie. In Figuur 1 is een voorbeeld gegeven; kijk voor andere voorbeelden eens naar mindmap in Google images. We beschrijven nu in het kort de techniek (Boekhorst et al, ibid.): 1. Neem een aantal gekleurde stiften of potloden en een groot blanco vel papier (leg het papier in landscape voor je). 2. Start met het centrale thema of de vraag in het midden. 3. Maak vanuit de beginsituatie vertakkingen. 4. Schrijf alle woorden/vragen/zinnen op die te maken hebben met je probleem en maak hiervan een plaatje, met verbindingen, pijlen, hiërarchieën, etc. 5. Maak zoveel mogelijk gebruik van beelden, pictogrammen, tekeningen, tekens en symbolen (kleur kan helpen). 6. Laat je eigen fantasie de vrije loop en oordeel niet teveel. Je kunt altijd nog herstellen of een nieuw blad pakken. 7. Via de computer kun je overigens 30 dagen een vrije trialversie gebruiken, zie: www.mindjet.com Figuur 1 Een mindmap van gezondheid. (bron http://ponics.org/category/mindmaps/) Door een mindmap kun je dus een idee krijgen van belangrijke concepten en hun relaties met betrekking tot je onderwerp. Dit betekent echter nog niet dat je weet hoe je een selectie moet maken uit het enorme aanbod van publicaties. Een andere techniek, die je ook in combinatie met mindmapping kunt gebruiken, is snellezen.

13 Snellezen Snellezen is een techniek waarbij je het vocaliseren van de tekst achterwege laat. We hebben als kind geleerd de tekst uit te spreken en de meeste mensen doen dat nog steeds in hun hoofd (subvocaliseren). De bedoeling is om te fixeren op blokken tekst en niet meer woord voor woord te lezen. Onze gedachten krijgen dan niet meer de kans om af te dwalen. Zowel het afdwalen als het subvocaliseren kost tijd. Concentratie is daarbij dus van groot belang. Let vooral ook eens op jezelf hoe dikwijls je gedachten afdwalen in een tekst die je wat minder interessant vindt. Sneller lezen is vooral een kwestie van oefenen. Bij snellezen is het belangrijk dat je de oorspronkelijke probleemstelling in gedachten neemt zodat je veel sneller kunt bepalen of de informatie al dan niet relevant is voor je onderzoek. Probeer dan een totaalbeeld te vormen, hoe oud is het artikel, wat is precies de titel, in welk tijdschrift staat het, wat staat er in de samenvatting. Dikwijls volstaat het lezen van de inleiding en de conclusies. Bij boeken kun je je ook een goed beeld vormen door eerst naar de inhoudsopgave te kijken. Blader het geheel snel door en probeer een indruk te krijgen van de afbeeldingen. Je kunt de informatie weer goed in een mindmap zetten. De volgende tips komen weer uit Boekhorst et al (ibid.): 1. Neem de oorspronkelijke de probleemstelling in gedachten 2. Zorg dat je ontspannen bent en de informatie goed kunt opnemen 3. Zorg voor een totaaloverzicht (inhoudsopgave, achterflap, samenvattingen, ) 4. Markeer belangrijke woorden en probeer te begrijpen wat ze betekenen 5. Lees afhankelijk van de moeilijkheidsgraad met variabele snelheid (moeilijke tekst langzamer) 6. Het lezen van de kop en de eerste zin(nen) van een alinea is meestal al voldoende om de tekst te begrijpen 7. Spreek de woorden niet in gedachten uit 8. Pauzeer regelmatig zodat je concentratie niet achteruit gaat tijdens het lezen Opdrachten onderdeel 2 - maak een mindmap van je onderwerp - verzamel kranten- en tijdschriftartikelen, filmpjes, relevante internetlinks, etc. - zoek minstens zes relevante wetenschappelijke artikelen op en vat deze samen - bedenk hoe de wetenschappelijke artikelen passen bij je onderwerp Eisen: - als wetenschappelijk gelden artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften, handboeken, proceedings van conferenties en wetenschappelijke bundels - samenvatting van artikelen niet langer dan zes á zeven zinnen Bespreking met begeleiding (dinsdag 24 september 9.00-10.45 uur): - mindmap - zoektermen en de portals waar je hebt gezocht (zie Appendix 1) - gevonden literatuur Toevoegen aan dossier: - mindmap

14 - (Nederlandse en vooral Engelse) zoektermen en verwijzingen naar portals waar je hebt gezocht - verwijzingen naar gevonden materiaal (foto s, krantenartikelen, verwijzing naar films, etc.) - correcte verwijzingen naar wetenschappelijke artikelen (zie hoofdstuk 5, Oosterbaan) met samenvattingen - hoofdstukindeling met korte beschrijving per hoofdstuk Inleveren Submit (schrijf 2): - mindmap - zoektermen en verwijzingen naar portals waar je hebt gezocht - correcte verwijzing naar artikelen met samenvattingen - hoofdstukindeling met korte beschrijving per hoofdstuk Deadline: - dinsdag 24 september, 23.59 uur Leesmateriaal: - Oosterbaan: hoofdstuk 2, 3 en 5 Hints: - Ga kijken wat er op Wikipedia staat over het onderwerp (soms omstreden, dus pas op!). Wikipedia bevat soms ook wetenschappelijke verwijzingen. - Vertaal eerst je termen in het Engels en ga dan pas zoeken. - Appendix 1 geeft je alle informatie die je nodig hebt om in de online bibliotheek te kijken. - Zet de verwijzingen naar de literatuur onmiddellijk in het goede formaat. - Laat zien hoe de artikelen passen in de argumentatie van je verslag, met andere woorden, welke kennis voegen de artikelen toe aan jouw gedachtegang.

15 Onderdeel 3: Tekststructuur en de lijn van het betoog Deze week gaan we kijken naar de grote lijn van jullie verhaal en de inpassing van de verschillende argumenten, het gebruik van voorbeelden en de structuur van je verslag. In Oosterbaan (hoofdstuk 6) is dit samengevat als het betoog en de argumenten. Je zult merken dat het schrijfproces van je verslag heel wat minder gestructureerd gaat dan de structuur die je tegenkomt in de meeste teksten. In feite is het schrijven en denken een tamelijk chaotisch proces waarbij je soms tot wanhoop wordt gedreven door je eigen onvermogen. Dat is niks bijzonders, iedereen maakt dit mee. Je moet je er vooral niet door laten ontmoedigen, maar je moet het gewoon doen en niet uitstellen. Je kunt ook niet uit een boekje leren fietsen, je moet op de fiets gaan zitten, af en toe omvallen en weer opstaan. Dus steeds weer je eigen teksten lezen, reviseren en opnieuw lezen, anderen laten lezen, reviseren, etc. In hoofdstuk 7 van Oosterbaan komt dit proces uitvoerig aan de orde. Ik wil het hier hebben over de tekststructuur van het uiteindelijke resultaat omdat het inzicht geeft in de grote lijn van een verslag. Het aanbrengen van een logische structuur is bovendien belangrijk omdat het de geheugenbelasting van een lezer aanmerkelijk verkleint, waardoor teksten veel leesbaarder worden. Teksthiërarchie en de functie van tekstblokken Zowel gesproken als geschreven teksten zijn in het algemeen geen willekeurige opeenvolging van zinnen, maar bevatten een onderliggende structuur waarin we hiërarchieën kunnen herkennen. Zo bevatten vrijwel alle verslagen tekstblokken als begin, midden en eind (bijv. inleiding, uitwerking, conclusie) waarbinnen dan weer nieuwe structuren herkend kunnen worden, bijvoorbeeld blokken in de vorm van subsecties en alinea s. Soms kun je die structuur herkennen aan bepaalde verbale elementen, zoals vervolgens, maar, bovendien en zoals, maar deze hoeven niet expliciet in een tekst aanwezig te zijn. Structuur is ook herkenbaar aan non-verbale vormen als leestekens, hoofdstukindeling en alinea s (geschreven taal) of intonatie, snelheid en volume (gesproken taal). Deze zogenaamde structuursignalen geven een bepaalde relatie aan tussen de verschillende zinnen of tekstblokken. Ieder tekstblok heeft een bepaalde functie in het geheel: een subsectie kan een deelonderwerp behandelen en een alinea kan een bepaald concept introduceren dat in de verdere loop van het verslag een belangrijke rol speelt. 2 Omdat het lezen veel sneller gaat als de functie of het onderwerp van een tekstblok duidelijk is voor de lezer, moet je je bij het schrijven geregeld afvragen wat het blok bijdraagt aan de lijn van je betoog. Je kunt dat bijvoorbeeld doen door bij iedere alinea tijdelijk een of twee woorden in de kantlijn te schrijven die kort samenvatten waar de alinea over gaat. Een andere mogelijkheid is dat je iedere alinea begint of eindigt met te zeggen waar die alinea over gaat of wat je uit de alinea kunt concluderen. Een voorbeeld van de ruwe structuur van een verslag waarin een experiment wordt beschreven is het volgende: 3 2 Het introduceren van belangrijke nieuwe concepten in italics verhoogt de leesbaarheid van een verslag aanmerkelijk. 3 Uiteraard zijn er ook andere structuren denkbaar.

16 Inleiding: o inkadering o probleemstelling o aanpak Theorie: o relevante (reeds bekende) feiten en uitspraken met betrekking tot het onderwerp o hypothese Experiment: o beschrijving experiment Resultaten: o data o statistische analyse Conclusie: o validatie van de hypothese o terugkoppeling naar probleemstelling in inleiding o sterke/zwakke punten onderzoek o vervolgonderzoek In de inleiding probeer je de lezer warm te maken voor je onderwerp en geef je de relevantie aan van de probleemstelling (Oosterbaan: p. 85). Tegelijkertijd kun je hier een aantal belangrijke termen introduceren die je in de loop van je verslag gaat gebruiken. Dan volgt de probleemstelling en vervolgens zeg je iets over de manier waarop je dat gaat aanpakken in het middenstuk. Het middenstuk bestaat uit twee of drie hoofdstukken waarin je de literatuur en je eigen toevoegingen bijv. in de vorm van een experiment of enquêtes behandelt in een samenhangend verhaal. In de conclusies geef je een korte samenvatting van je verhaal en wat het uiteindelijke resultaat is van je onderzoek. Conclusies zijn afleidbaar uit de voorafgaande tekst en voegen geen nieuwe informatie toe aan je verslag, dat had dan eerder in het middenstuk behandeld moeten worden. In de conclusies kun je ook zetten wat de reikwijdte is van je verhaal en welk onderzoek nog gedaan zou moeten worden in de toekomst. In principe moet het mogelijk zijn om het verhaal te kunnen begrijpen door alleen de inleiding en de conclusies te lezen (denk aan jezelf bij het snellezen). Argumentatie Een belangrijke structuurvorm in wetenschappelijke verslagen is de argumentatie. Een argumentatie bestaat in het algemeen uit een aantal argumenten en een conclusie. Argumenten zijn uitspraken die bedoeld zijn om een bepaald standpunt aannemelijker te maken en aanvaard te krijgen; een conclusie of standpunt is een uitspraak die min of meer afleidbaar is uit de argumenten. Denk aan discussies, advertenties, voorlichtingsfolders, etc. In dit verband wordt ook wel gesproken over persuasieve communicatie de kunst van het overtuigen. Of een bepaalde stelling of standpunt wordt aanvaard hangt niet alleen af van de kwaliteit van de argumentatie, maar bijvoorbeeld ook van de schrijver en zelfs van het medium. Een schrijver die als deskundige wordt gezien heeft meer overtuigingskracht dan iemand die geen expertise heeft en een boodschap via de televisie kan meer overtuigingskracht hebben dan een boodschap via een folder. We zullen ons hier echter beperken tot een aantal argumentatievormen omdat ze als structuur een belangrijk onderdeel uitmaken van je verslag.

17 De oorsprong van de argumentatie is terug te vinden in de logica, de tak van de wetenschap die zich bezighoudt met formele vormen van redeneren. Iedere redenering bestaat uit een aantal uitgangspunten, de zogenaamde premissen, en een conclusie. Voor het trekken van een conclusie zijn minstens twee premissen nodig. Een voorbeeld: 1. Iedere ouder heeft minstens een kind (premisse) 2. Jan is een ouder (premisse) 3. Jan heeft minstens een kind (conclusie) We zien dat we voor deze argumentatie een tekstblok nodig hebben van minstens drie zinnen. De kwaliteit van de conclusie is zowel afhankelijk van de kwaliteit van de premissen als van de kwaliteit van de redenering zelf. Daarom wordt binnen de logica ook wel onderscheid gemaakt tussen de waarheid van uitspraken en de geldigheid van de redeneringen. Als de premissen waar zijn, leidt een geldige redenering tot een ware conclusie. Maar het kan best zijn dat de combinatie van onware premissen met een geldige redenering toevalligerwijs leidt tot een ware uitspraak, zoals in het volgende voorbeeld in een situatie waar Jan geen ouder is, maar wel haar op zijn hoofd heeft: 1. Iedere ouder heeft haar op zijn hoofd (onwaar) 2. Jan is een ouder (onwaar) 3. Jan heeft haar op zijn hoofd (waar) In praktijk zien redeneringen er meestal niet zo gestructureerd uit. Premissen worden weggelaten of de redeneringen hebben geen algemene geldigheid. Stel dat iemand zegt dat hij griep heeft en dus vandaag niet kan komen, dan zullen we dat in het algemeen aanvaarden als een geldige argumentatie. Maar in feite zijn hier een aantal premissen verzwegen die we voor waar aannemen, bijvoorbeeld: - Als iemand griep heeft ligt hij in zijn bed - Als iemand in zijn bed ligt is hij thuis - Iemand kan niet op twee plaatsen tegelijkertijd zijn - Thuis is een plaats - Etc. In de praktijk is het ondoenlijk alle premissen op te noemen en maak je altijd bepaalde veronderstellingen maken over de achtergrondkennis van de lezer. Ook zijn in de praktijk verschillende vormen van redeneren mogelijk. Hier een paar voorbeelden: 1. De meeste vogels kunnen vliegen 2. Pinguïns zijn vogels 3. Pinguïns kunnen vliegen We noemen deze vorm van redeneren ook wel redeneren per default. Meestal gaat de conclusie op, maar niet altijd, namelijk als we een bewijs voor het tegendeel kunnen vinden. Een ander voorbeeld is de volgende redenering: 1. Iemand die ziek is komt niet op zijn werk 2. Ik kom niet op mijn werk

18 3. Ik ben dus ziek In dit laatste voorbeeld zijn de conclusie en de tweede premissen omgedraaid. Deze vorm wordt ook wel abductie genoemd. Hoewel de redenering niet geldig is, wordt hij wel veel toegepast in de praktijk, bijv. bij diagnose. Stel een dokter ziet rode puntjes op de arm en de algemene regel is als je mazelen hebt, dan krijg je rode puntjes op de arm. De dokter kan hieruit concluderen dat de patiënt mazelen heeft. In praktijk levert een onderzoek een bepaald ziektebeeld op waarbij de rode puntjes maar een van de kenmerken zal zijn. Maar in feite redeneert de dokter voortdurend via abductie terug totdat alle stukjes van de puzzel passen. Argumentatie is een groot onderzoeksveld en de achterliggende structuren zijn niet altijd zo eenvoudig te herkennen en terug te voeren op een formele structuur. Dat betekent echter niet dat je slordig mag zijn in je argumentatie. Je zult voortdurend moeten nagaan of je betoog wel klopt en helder overkomt. Maar daarvoor zul je het uiteraard eerst zelf helder voor ogen moeten hebben. Een goede methode is om eerst een diapresentatie in bijvoorbeeld PowerPoint te maken van je verslag en om het verhaal dan voor je teamgenoot te vertellen. Opdrachten onderdeel 3 - maak een diapresentatie van je verslag in PowerPoint en vertel het verhaal aan elkaar - het betoog en de achterliggende argumentatie (zie ook p37 en p38 van Oosterbaan) - geef verdere uitwerking van de structuur van de hoofdstukken en de tekstblokken die je in een hoofdstuk tegenkomt - probeer de tekstblokken in eerste opzet zo ver mogelijk uit te schrijven Eisen: - de argumentatie moet terugkomen in de alineastructuur - zet de diapresentatie op A4 met 6 dia s op een bladzijde Bespreking met begeleiding (dinsdag 8 oktober 9.00-10.45 uur): - diapresentatie - betoog met achterliggende argumentatie (ca. 1 A4) - indeling van de tekst(blokken) Toevoegen aan dossier: - de diapresentatie - het betoog en de achterliggende argumentatie (ca. 1 A4) - de indeling van de tekst(blokken) - wat je verder interessant genoeg vindt om toe te voegen en voor later te bewaren Inleveren Submit (schrijf 3): - diapresentatie - betoog met achterliggende argumentatie Deadline: - dindsdag 8 oktober, 23.59 uur Leesmateriaal: - Oosterbaan, hoofdstuk 6 en 7

19 Hints: - probeer te achterhalen welke vorm van redeneren je betoog bevat - voor later: zet in de ingeleverde versie het hoofdpunt van iedere alinea in de eerste zin van de betreffende alinea en geef de uitwerking in de erop volgende zinnen

20 Onderdeel 4: Het schrijven van het verslag De vorige keer hebben we een begin gemaakt met het schrijven van het verslag. Deze week gaan we verder in op het schrijfproces aan de hand van een aantal basisprincipes in communicatie. De principes worden ook wel de maximes van Grice genoemd, naar de beroemde taalfilosoof Herbert Paul Grice. De maximes zijn gebaseerd op het zogenaamde coöperatieprincipe dat in het Engels als volgt luidt: "Make your contribution such as it is required, at the stage at which it occurs, by the accepted purpose or direction of the talk exchange in which you are engaged." De bijbehorende maximes zijn: 1. Relevantie: wees relevant 2. Kwaliteit: maak je bijdrage waar of zorg ervoor dat je beweringen voldoende onderbouwd zijn 3. Kwantiteit: geef niet teveel, maar ook niet te weinig informatie 4. Stijl: vermijd onduidelijkheden, vermijd dubbelzinnigheden en zet alles in de goede volgorde De maximes lijken vaag, maar zijn uiterst krachtig en veelomvattend. En hoewel ze oorspronkelijk niet bedoeld waren als voorschriften voor helder taalgebruik, kun je ze prima als test gebruiken om de kwaliteit van je verslag te beoordelen. De maximes worden hier besproken aan de hand van een aantal zogenaamde schendingen zoals we die tegengekomen zijn in verslagen van studenten. Relevantie: het doel Alles in het verslag ontleent betekenis binnen het kader van de hoofdvraag. Dit betekent allereerst dat de hoofdvraag bekend moet zijn en duidelijk geformuleerd moet worden in de inleiding van het verslag. Zoals je wellicht gemerkt hebt, is de formulering soms een moeizaam proces. Het hierover goed nadenken maakt zowel het lezen als het schrijven van een verslag makkelijker. De hoofdvraag wordt ook dikwijls in italics gezet zodat je hem als lezer makkelijk kunt vinden. In de eerste week van deze cursus heb je gewerkt aan de hoofdvraag van je verslag. Ga na of de formulering nog steeds van toepassing is. Kun je nog alles wat je wilt behandelen in je verslag plaatsen onder deze formulering? Is het onderwerp verbreed of is het onderwerp juist toegespitst op een specifiek onderdeel zodat hij aangescherpt moet worden? Kwaliteit: ware en onderbouwde uitspraken Er kunnen talloze redenen zijn waarom uitspraken niet goed onderbouwd zijn. We hebben al een paar voorbeelden gezien bij het onderdeel argumentatie. Hier nog een paar voorbeelden die we in verslagen zijn tegengekomen: - tegenspraken: soms staan de tegenspraken zelfs achter elkaar in de tekst (bijv. Er is geen voordeel. Het enige voordeel is ) - onvoldoende bewijs: dikwijls wordt er van alles beweerd zonder directe referentie naar de literatuur of andere bronnen. Dit geldt overigens ook bij het gebruik van definities, tenzij het duidelijk is dat je die zelf hebt bedacht (dat laatste is meestal niet eenvoudig). Dus een uitspraak als de meeste gezinnen in Nederland hebben een internetaansluiting wordt zonder meer fout gerekend als er niet naar de literatuur wordt verwezen waar je dat gevonden hebt.