Gemeente Horst aan de Maas 27 juni Verantwoord gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen

Vergelijkbare documenten
Nummer :. : Recreatie, Economie & Bijzondere Wetten Datum : : algemene regels gebruik knalapparatuur voor het verjagen van vogels

Beleidsregels voor het gebruik van knalapparaten in de gemeente De Marne. Uitwerking van artikel van de APV van de gemeente De Marne

Afdeling milieu Gemeente Houten juli Beleidsregels gebruik knalapparaten in de fruitteelt

Beleidsnotitie Gebruik knalapparaten in de gemeente Dongen

Beleidsnotitie Hoe om te gaan met knalapparaten in de gemeente Eemsmond BOEMMM

CVDR. Nr. CVDR401191_1. Beleidsnota gebruik knalapparaten

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Beleidsregels gebruik knalapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen

Beleidsregels gebruik knalapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen gemeente Tholen

Beleidsregels geluidhinder als gevolg van werkzaamheden 2018

Notitie "geluid afkomstig van horecabedrijven en. evenementen in Oisterwijk"

Evaluatie beleid knalapparaten in de fruitteelt

Wet geluidhinder / Besluit geluidhinder / Besluit geluid milieubeheer. Tabel 1 Grenswaarden voor bestemde ligplaatsen

BESCHIKKING WET MILIEUBEHEER

Beleidsregels geluidhinder als gevolg van werkzaamheden

Beleidsregel Geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening

Akoestisch onderzoek Industrielawaai Bestemmingsplan Voorofsche Zoom te Boskoop

REGELGEVING VOOR GELUID

Hondenpension aan de Molenstraat 7 te Kuitaart

Uitvoeringsregels voor het gebruik. van knalapparatuur ter voorkoming van schade aan gewassen

Beschikking Wet milieubeheer

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

Referentienummer Datum Kenmerk rsd.431.N001, revisie 2 3 april 2009 R. Cornelis/JBr

Akoestisch onderzoek evenementen Landgoed kasteel de Berckt te Baarlo ten behoeve van een ruimtelijke onderbouwing

Akoestisch onderzoek. Onderwerp Gemaal 2e Bloksweg te Waddinxveen Datum 30 mei 2016 Geluidwaarnemer Maarten Groen Kenmerk

Memo. In afbeelding 1 is de herontwikkelingslocatie globaal aangegeven. EGD RM000888

Akoestisch onderzoek Norit Nederland B.V. te Klazienaveen 11 op 12 december 2008

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Beleidsregels geluidhinder als gevolg van werkzaamheden.

D de heer xxxx

Beleidsregels t.b.v. het nemen van besluiten inzake hogere geluidsgrenswaarden als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Wet Geluidhinder

WET MILIEUBEHEER MAATWERK ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

Maatwerkvoorschriften

JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU

Intern advies. Geluid

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

1. Inleiding Inrichtingen Festiviteiten Evenementen Overige geluidhinder

Waternet Groengas-installatie p/a Rho adviseurs voor leefruimte t.a.v de heer S. van Vessem Delftseplein 27b 3013AA Rotterdam

BELEIDSREGELS HOGERE WAARDE WET GELUIDSHINDER GEMEENTE HEUMEN

TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV)

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

BIJLAGE I HINDERASPECTEN. Jongeren Ontmoetings Plek (JOP) Gerbrandsven. NL.IMRO.0383.BPC10JOPGerbrandsv-VS01

Afwijking van het bestemmingsplan

Ruimtelijke onderbouwing

Artikel I. Artikel II

45 db(a) langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;

AKOESTISCH ONDERZOEK INDUSTRIELAWAAI GROENKWARTIER NOORD

WET MILIEUBEHEER Maatwerk Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer besluit

Bestemmingsplan Nieuw Wolfslaar, 3 locaties

Groenewold Adviesbureau voor milieu & natuur Dossiernummer Behandeld door Lex Groenewold Datum 28 juni 2012

Zaaknummer: Vergunninghouder: S. van Dusschoten Projectomschrijving het oprichten van een hondenschool. Overwegingen ruimtelijke ordening

Raadsvergadering. Onderwerp Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bunnik 2012 in verband met Wet aanpak woonoverlast

(ONTWERP) BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER


(Ruimtelijk)wettelijk kader. menselijk stemgeluid. Nico Haselager. 21 december 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlagtwedde hebben een verzoek ontvangen voor het vaststellen van een hogere grenswaarde.

Bestemmingsplan Brabantpark, Teteringsedijk 97

Beschikking Wet geluidhinder

Beschikking maatwerkvoorschriften

Hi 01 Handhaafinstructie geluidhinder veroorzaakt door bouw- sloop- en renovatiewerkzaamheden

Beoordeling geluidrapport

Akoestisch onderzoek tennisvereniging de Munnik. Uitwerkingsplan de Plantage te Leiderdorp

Zienswijzennotitie ontwerp-bestemmingsplan Diepenheim 2015, herziening Het Elferink 8. Gemeente Hof van Twente.

Akoestisch onderzoek TT-circuit Assen Pop Rockfestival TTLive 20 september 2008

Provinciaal blad 2011, 54

M R001 Nota geluidsbeleid. Bijlage 1. Verklarende woordenlijst

Bijlage 2: Maatwerkbeleid in het kader van het Activiteitenbesluit

BESLUIT VASTSTELLING HOGERE GRENSWAARDEN bestemmingsplan Havenkwartier, 2e partiële herziening

Bevoegdheid burgemeester/college

Akoestisch Onderzoek Industrielawaai. Partiële herziening geluidszone Bedrijventerrein BZOB

Bestemmingsplan Centrum-Oss Bijlage 6: Akoestisch onderzoek woningen Bram van den Berghstraat november 2012

NOTITIE 1 INLEIDING. Ten behoeve van: Woningcorporatie Domijn Ter attentie van: mevrouw C. Beld

1. Aanleiding Conclusie... 7

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Wijzigingsplan Agrarisch Buitengebied, Ede, Lunterseweg 55a

BESCHIKKING: Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 8.3 van het bouwbesluit de gevraagde ontheffing te verlenen.

V&V. Bijlage 17 bij besluit 2016/0567-V1. Hypotheken 4

Geluidverkaveling Haven- en industrieterrein

Evenementenbeleid Boxmeer

Beleidsregel Victoriabeleid Valkenburg aan de Geul 2016

Besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (Wet geluidhinder)

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

ONTWERPBESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Buitenschoolse opvang aan de Van Ruysdaellaan 97. Memorandum

Geluidsmetingen Westergouwe te Gouda

Nota zienswijzen, ontheffing hogere grenswaarden Wet geluidhinder Briellaerd Noord Onderwerp Voornemen Procedure Zienswijzen

Akoestisch onderzoek Geluid in de omgeving ten gevolge van sportactiviteiten op sportpark Kleine Vink te Nieuwerkerk aan den IJssel

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Bestemmingsplan Dorpsstraat 8a te Lunteren

Behandeld door de heer A.F.P. Bekkers Afdeling Toezicht en Handhaving

(Geluids-)overlast evenementen

Akoestisch onderzoek woning Hemkade 48a. Onderzoek in het kader van bestemmingsplan Bedrijven-Zuid

Wet geluidhinder beschikking. De hogere waarde heeft betrekking op de met kleur gearceerde percelen in de onderstaande figuren.

2017/53151 gemeente Zaanstad Burgemeester & Wethouders

BESCHIKKING. Maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit. datum: 6 mei 2015 Gemeente Oost Gelre zaaknummer: 12499

Gemeentewerken Besluit hogere waarden Wet geluidhinder Bestemmingsplan Tarwewijk

dat door toepassing van artikel 174a Gemeentewet herhaling van overlast vanuit en rond woningen en lokalen kan worden voorkomen;

BESCHIKKING MAATWERKVOORSCHRIFTEN ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN ANDEREN DORP, NIJEND 18 (ZAAGWERKZAAMHEDEN)

Besluit hogere waarden Wet geluidhinder

Inhoudsopgave. Bijlagen bij de toelichting. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Transcriptie:

Gemeente Horst aan de Maas 27 juni 2006 Verantwoord gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen

Inhoud 1. Inleiding 3 2. Wettelijk kader en bestaande beleidsterreinen 3 2.1. Primair 3 2.2. Secundair 3 2.3. Relevante gemeentelijke beleidsterreinen 5 3. Beleidsoverwegingen 5 3.1. Verjagingstechnieken 5 3.2. Beoordeling van geluidsoverlast 6 3.3. Algemene regeling 8 3.4. Handhaving 8 4. Discussiebijeenkomst met belangenorganisaties 9 5. Conclusie 10 6. Besluit 10 2

1. Inleiding Het gebruik van geluidsapparatuur door ondernemers om wild en gevogelte te verjagen ter voorkoming van (vraat)schade aan gewassen leidt regelmatig tot geluidhinder voor omwonenden en andere geluidsgevoelige functies in de nabijheid van de locatie waar dergelijke apparatuur wordt toegepast. Omdat geluidhinder een subjectief begrip is, is het onduidelijk hoe er in deze situaties gehandeld dient te worden. De in deze beleidsnotitie opgenomen beleidsregels dienen te voorkomen, dat enerzijds ontoelaatbare geluidsoverlast voor omwonenden en andere geluidsgevoelige functies in de omgeving optreedt, en anderszijds om de gebruiker zoveel mogelijk duidelijkheid te bieden over het gebruik van geluidsapparatuur. 2. Wettelijke kader en bestaande beleidsterreinen. 2.1. Primair APV Horst aan de Maas 2002 (APV) Het gebruik van de in deze notitie aan orde zijnde geluidsapparaat ter verjaging van wild en gevogelte valt onder de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening. Artikel 4.1.7a, lid 1, van de APV bepaalt, dat het verboden is om in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel, een (bouw)machine of beregeningsinstallatie in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor omwonenden of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt. Burgemeester en wethouders kunnen op grond van het 2 e lid van dit artikel hiervan ontheffing verlenen. Op grond van artikel 4.1.7a, lid 3, van de APV zijn Burgemeester en wethouders bevoegd om terreinen of wateren aan te wijzen, waar het verbod vervat in art. 4.1.7a, lid 1, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder. Deze voorschriften kunnen onder meer betreffen: - het maximale geluidsniveau; - de situering van geluidsbronnen; - de frequentie en tijden van gebruik. 2.2. Secundair Wet milieubeheer. Een geluidsapparaat valt niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, tenzij het staat opgesteld binnen de grenzen van een Wm-inrichting (bijvoorbeeld op het erf van een akkerbouwbedrijf). Daarnaast is een geluidsapparaat als zodanig niet aangewezen als vergunningsplichtig in het kader van de Wet milieubeheer en heeft het gebruik een betrekkelijk tijdelijk karakter. Bij de normeringen die worden opgenomen in deze notitie is voor een aantal relevante onderdelen aansluiting gezocht bij andere wet- en regelgeving. Het gaat hierbij om enerzijds tot normering te komen en anderzijds om hanteerbare definities te vinden. Wet geluidhinder: Circulaire schietlawaai. (knalapparatuur) In deze Circulaire zijn twee waarden relevant: 1. het maximale geluidsniveau van een enkelvoudige knal (L Knal ); 2. het geluidsniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode (L r ). 3

Het geluidsniveau van een enkele knal, waarbij schrikeffecten optreden, is afhankelijk van het omgevingsgeluid. Uit de Circulaire valt tevens op te maken dat, ongeacht de hoogte van het omgevingsgeluid, altijd schrikeffecten zullen optreden wanneer het niveau hoger is dan 75 db(a). Voorts stelt de Circulaire dat geen ernstige hinder zal optreden wanneer het geluidsniveau van de herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode het omgevingsgeluid niet overschrijdt. Uit onderzoek blijkt tevens dat niveaus waarbij het omgevingsgeluid wordt overschreden in het algemeen kunnen leiden tot hinder. Een overschrijding van het omgevingsgeluid van 5 db(a) leidt sporadisch tot klachten. Een overschrijding met 10 db(a) kan veelal tot overlast leiden. Uit de Circulaire blijkt aldus dat het omgevingsgeluid in hoofdzaak bepalend is voor de maximaal toelaatbare hoogte van de, te stellen, geluidsgrenswaarden. Daarnaast is het omgevingsgeluid vergelijkbaar te stellen met het geluidsniveau van de herhaald hoorbare knallen (L r ). In de onderstaande tabel zijn de uitgangspunten voor de, te stellen, geluidsgrenswaarden voor de perioden in een dag kort samengevat. Periode Omgevingsgeluid (L95) [db(a)] Geluidsniveau enkele knal [db(a)] Dagperiode 45 72,5 45 07.00 19.00 uur Avondperiode 40-45 70 72,5 40-45 19.00 uur 23.00 uur Nachtperiode 23.00 07.00 uur 35-40 X X X in de nachtperiode mag niet geschoten worden Geluidsniveau herhaald hoorbare knallen [db(a)] Wet geluidhinder; omgevingsgeluid. (alle geluidsapparatuur) Bij de beoordeling van geluid wordt beoordeeld in welke mate een individuele geluidsbron invloed heeft op het heersende geluidsniveau. Landelijke gemiddelden hiervoor zijn: stedelijke omgeving 50 db(a), rustige woonwijk 45 db(a) en landelijk gebied 40 db(a) (etmaalwaarde). Uitgangspunt bij de beoordeling van geluidhinder is dat de individuele geluidsbron niet een verhoging van het omgevingsgeluid tot gevolg heeft. Plaatselijk kan het omgevingsgeluid afwijken van de landelijke gemiddelden en dient door meting of berekening te worden bepaald. Wet milieubeheer; stiltegebieden. Binnen de gemeente Horst aan de Maas zijn een tweetal stiltegebieden gelegen die op basis van artikel 4.9 van de Wet milieubeheer door de Provincie Limburg in het provinciaal milieubeleidsplan zijn aangewezen. Het betreft de volgende twee gebieden, namelijk: de Tienraysche en Swolgenderheide en de Mariapeel. Bij stiltegebieden gaat het om gebieden die rustig zijn en rustig moeten blijven. Stiltegebieden kunnen worden gedefinieerd als gebieden waarin de geluidbelasting door toedoen van menselijke activiteiten zo laag is, dat de in dat gebied heersende natuurlijke geluiden niet of nauwelijks worden gestoord. Wat betreft het niveau van door menselijke activiteiten veroorzaakt geluid moet in dergelijke gebieden gedacht worden aan geluidsniveaus beneden de 40 db(a). Gebiedseigen activiteiten (zoals motorzagen in bossen) en luchtvaartlawaai worden daarbij niet meegerekend. Wet geluidhinder; geluidsgevoelige objecten. Geluidsgevoelige objecten zijn objecten die een wettelijke bescherming tegen geluidsoverlast hebben. Het gaat in beginsel om de bescherming van het geluidsniveau in het object. Naast woningen zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen geluidsgevoelige objecten die derhalve een wettelijke bescherming kennen. Uit jurisprudentie blijkt dat een camping met jaarstandplaatsen als geluidsgevoelig object in het kader van de Wet milieubeheer moet worden aangemerkt. Een camping die enkel gedurende het kampeerseizoen van maart tot oktober is geopend is als zodanig echter niet geluidsgevoelig. Wet milieubeheer; Agrarische AMvB s. In de Wet geluidhinder wordt voor de aanvaardbare geluidsbelasting onderscheid gemaakt in 3 perioden. De reden hiervan is dat het geluidsniveau niet de gehele dag gelijk is. Zo is het s nachts 4

stiller dan overdag. De 3 perioden zijn de dag-, avond-, en nachtperiode. Deze zijn qua tijd respectievelijk van 7.00 19.00 uur, 19.00 23.00 uur en 23.00 7.00 uur. De agrarische AMvB s wijken hier echter vanaf om rede dat agrarische activiteiten gemiddeld vroeger starten, denk aan het melken van koeien enz.. Deze AMvB s kennen daarom de volgende tijdsperioden: 6.00 19.00uur (dag), 19.00 22.00 uur (avond) en 22.00 6.00 uur (nacht). Duidelijk is dat de nachtperiode gehandhaafd blijft op 8 uur. 2.3. Relevante gemeentelijke beleidsterreinen. Agribusiness. Het telen van gewassen is een belangrijke bron van inkomsten voor veel mensen in de regio. Het treffen van maatregelen ter beperking van de opbrengstschade zoals het gebruik van geluidsapparaten maakt hiervan onderdeel uit. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van geluidsapparaten in de agrarische bedrijfstak is toelaatbaar, mits de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden is beperkt. Toerisme / recreatie /leefbaarheid. Niet alleen agribusiness maar ook toerisme/ recreatie en leefbaarheid staan in de gemeente Horst aan de Maas hoog in het vaandel. De gemeente Horst aan de Maas dient ruimte te geven aan de (regionale) bedrijvigheid maar dient ook als aantrekkelijke woongemeente in stand te blijven en verder te worden uitgebouwd. Behoud en versterking van de leefbaarheid wordt van groot belang geacht. Dat deze speerpunten soms op gespannen voet met elkaar kunnen staan moge duidelijk zijn. De in deze notitie opgenomen beleidsregels en voorschriften moeten in redelijkheid tegemoet komen aan de gerechtvaardigde belangen van omwonenden, agrarische en toeristische ondernemers. 3. Beleidsoverwegingen. Voor een juist begrip van bepaalde termen die in deze beleidsnotitie worden gehanteerd is het noodzakelijk deze termen nader te definiëren, mede omdat deze bepalend zijn voor het toepassingsbereik van deze beleidsnotitie. Naar aanleiding hiervan zijn de volgende definities van toepassing. Geluidsapparatuur Een geluidsapparaat is een toestel dat geluid produceert met als doel wild of gevogelte te verjagen. Knalapparatuur Een knalapparaat bijzonder geluidsapparaat dat een knal veroorzaakt met als doel wild en of gevogelte te verjagen. Buitengebied Het buitengebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas met uitzondering van de bebouwde kommen. 3.1. Verjagingstechnieken Naast knalapparatuur staan de telers ook andere hulpmiddelen ter beschikking om vraatschade te kunnen beperken. Het is noodzakelijk dat ondernemers knalapparatuur zoveel mogelijk afwisselen met alternatieven, zodat gewenning en hierdoor juist een aantrekkend effect van vogels kan worden voorkomen. Binnen de agrarische sector worden diverse verjagingstechnieken gebruikt: - jagers: regelmatig het wild verjagen, afhankelijk van de Flora- en Faunawet kan wild worden afgeschoten; - gaskanon: veroorzaakt knallen om wild te verjagen; - alarmpistool: pistool waarmee patronen worden afgevuurd om te midden van vogels te detoneren; 5

- scary man: dit is een bewegende pop op accu; door de pop op te pompen en de lucht vervolgens weer te laten ontsnappen gaat de pop bewegen; - roofvogels, zowel in plastic aanwezig alsook het laten vliegen van bijvoorbeeld een valk door een valkenier (VOB-methode); - birdguard: (mundi-sound installatie) imitatie van schreeuw van verschillende roofvogelsoorten; hierdoor ontstaat afschrikking bij schadeveroorzakende vogels; - ballonen/vogelverschikker: ballonen zweven boven het gewas; vogelverschrikkers staan in het veld; deze methoden hebben een afschrikkend effect op het wild. Uit diverse onderzoeken in de literatuur en uit gesprekken met de diverse ondernemers in de gemeente blijkt, dat vooral het afwisselende gebruik van verschillende verjagingstechnieken het meest effectief is. In het bijzonder het gebruik van knalapparaten in de vroege ochtend (vóór 7.00 uur) en een onbeperkt aantal schoten in een kort tijdsbestek worden door de telers als noodzakelijk ervaren. Wij concluderen wel dat er voldoende verjagingstechnieken in de agrarische sector aanwezig zijn om te variëren in de technieken. Ook kunnen in de vroege ochtend diverse stille verjagingstechnieken worden toegepast zoals bewegende poppen, roofvogels of door over het perceel lopende mensen. 3.2. Beoordeling van geluidsoverlast Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door activiteiten met geluidsapparatuur en/of door activiteiten met knalapparatuur. Het geluid van een knalapparaat is zeer kortstondig van aard terwijl het geluid van een geluidsapparaat (bijvoorbeeld een mundi-soundsysteem) gedurende een langere periode aanwezig kan zijn. Het geluid afkomstig van beide apparaten is in aard dusdanig verschillend dat hiervoor verschillende toetsingkaders gelden. Hierna wordt op de afzonderlijke apparaten en het daarbij behorende beoordelingskader ingegaan. Voorafgaande aan de vaststelling van het beoordelingskaders zal eerst voor het gehele grondgebied het omgevingsgeluid moeten worden vastgesteld. Immers is het omgevingsgeluid bepalend bij de vaststelling van de beoordelingskaders voor geluidsapparatuur. Omgevingsgeluid Het grondgebied van Horst aan de Maas is onder te verdelen in gebieden met richtwaarden voor het omgevingsgeluid van 50, 45 en 40 db(a) etmaalwaarde. In een groot deel van ons buitengebied is sprake van agrarische bedrijvigheid zoals glastuinbouwbedrijven, intensieve veehouderijen en akkerbouwbedrijven. Daarnaast doorkruisen een snelweg Venlo-Nijmegen (A73) en een tweetal (drukke) spoorwegen de gemeente. Als gemiddelde richtwaarde voor het omgevingsgeluid voor het gehele grondgebied is gekozen voor 45 db(a) etmaalwaarde. Voor de dagperiode (07.00-19.00 uur) hanteren wij dus een richtwaarde voor het omgevingsgeluid van 45 db(a) en voor de avondperiode (vanaf 19.00 uur tot zonsondergang) een richtwaarde van 40 db(a) voor het omgevingsgeluid. Geluidsapparatuur Geluid afkomstig van geluidsapparatuur is langdurig gedurende een bepaalde periode in de tijd aanwezig. Het geluidsniveau en de frequentie van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur kan tijdens die periode in hoogte verschillen. Omdat geluid afkomstig van een geluidsapparaat langdurig aanwezig kan zijn, zijn wij van mening dat hiervoor een geluidsgrenswaarde moet gelden. Een beoordelingsgrootheid die dit soort langdurig aanwezige geluiden beschrijft is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 1 houdt rekening met fluctuaties van het geluidsniveau en de frequentie van het geluid, en middelt deze uit over een bepaalde beoordelingsperiode. Op basis van de Wet milieubeheer mag dit langtijdgemiddelde beoordelingsniveau niet meer bedragen dan het omgevingsgeluid. Indien het 1 De berekeningsmethodiek is nader beschreven in de handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. 6

langtijdgemiddelde beoordelingsniveau hoger ligt dan het omgevingsgeluid kan hinder in de omgeving optreden. Wij stellen dan ook vast dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevel van geluidsgevoelige objecten, ten gevolge van het geluid afkomstig van geluidsapparatuur niet meer mag bedragen dan 45, 40 en 35 db(a) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Daarnaast hanteren wij van mening dat voor maximale geluidsniveaus (kortdurende stijgingen van het geluidsniveau) veroorzaakt door geluidsapparatuur geen grenswaarde geldt. Immers waarborgt de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau dat de maximale geluidsniveaus in aantal en in hoogte voldoende worden beperkt. Knalapparatuur Om te beoordelen of er sprake is van ontoelaatbare hinder wordt aangesloten bij de Circulaire schietlawaai. De gelijkenis tussen de soort en aard van geluid van knalapparaten met geweer of kanonschoten is groot. Bij beide is sprake van schrikeffecten uitgedrukt in L knal of het effect van meerdere schoten op het achtergrondniveau uitgedrukt in L r. Bij de vaststelling van de geluidsgrenswaarde voor knalgeluiden in de dag- en avondperiode wordt bij de richtwaarde voor het omgevingsgeluid voor diezelfde perioden aangesloten. Concreet betekent dit dat het geluidsniveau van een enkele knal ter plaatse van een geluidsgevoelig object maximaal 72,5 of 70 db(a) respectievelijk voor de dag- of avondperiode mag bedragen. De invloed van herhaald hoorbare knallen (meestal uitgedrukt in aantal knallen per uur) is afhankelijk van het bronniveau van het knalapparaat en de afstand. Geconcludeerd wordt dat het immissieniveau (L knal ) bepalend is. Het bepalen of sprake is van een overschrijding van L knal kan op basis van berekening of meting. Berekening op basis van bronniveau en afstand is met de ons beschikbare rekenmethode betrouwbaar tot een afstand van maximaal 150 meter van het geluidsgevoelig object. Bij een grotere afstand heeft meting de voorkeur. Daarom zijn in het najaar van 2004 en het voorjaar 2005 een aantal representatieve geluidsmetingen uitgevoerd. Uit de metingen blijkt dat een aantal uitgangspunten een rol spelen bij de beoordeling van knalapparaten, zoals de situering van het apparaat (lees afstand tot geluidsgevoelige objecten), het bronvermogen van het apparaat en de afscherming van het apparaat. Daarnaast blijkt uit de resultaten van de metingen dat tijdens het gebruik van het apparaat sprake is van een bandbreedte van geluidsniveaus bij de gevoelige objecten. Deze bandbreedte wordt bij gaskanonnen (het meest toegepast) met name veroorzaakt door: de variatie in gasvulling de windsterkte en windrichting de gebruiksduur de uitschuiflengte van de loop van het gaskanon de rotatiemogelijkheden van een gaskanon Concreet veroorzaken deze factoren een bandbreedte van 5 db(a). Daarnaast constateren wij dat een gaskanon richtingsafhankelijk afstraalt. In voorwaartse richting wordt namelijk meer geluid afgestraald dan in achterwaartse richting. De bronsterkte in achterwaartse richting bedraagt gemiddeld 140 db(a) ten opzichte van de bronsterkte in voorwaartse richting van 148 db(a). Verder constateren wij ook verschillen tussen een ongedempt en gedempt gaskanon. De demping ontstaat door het inschuiven van de loop van het kanon. De bronsterkte (in achterwaartse richting) varieert dan van 135 db(a) bij gedempt gebruik tot 143 db(a) bij ongedempt gebruik. Op basis van literatuur blijkt verder dat afscherming van de knalapparaten (richting de gevoelige objecten) een reductie van circa 5 db(a) kan betekenen. Het bronvermogen van het knalapparaat en de afstand tot gevoelige objecten is bepalend of aan de gestelde geluidsgrenswaarden kan worden voldaan. Tijdens de geluidsmetingen bij de geluidsgevoelige objecten op een afstand van 250 meter constateren wij een bandbreedte (bandbreedte)van 66 db(a) tot 74 db(a). Deze bandbreedte komt bij een en dezelfde gaskanon voor. 7

Ook concluderen wij dat de afstand van 250 meter tot geluidsgevoelige objecten leidt tot verantwoord gebruik van knalapparaten (gaskanon), omdat voldaan wordt aan een grenswaarde van de enkelvoudige knal van 72,5 db(a). Deze afstand kan als indicatieve afstand benut worden voor de opstelling van gaskanonnen op landbouwgronden. Op basis van de enkelvoudige knal kan het aantal knallen per uur worden berekend om een inpassing in de omgeving te waarborgen. De herhaald hoorbare knallen (L r ) zijn te berekenen met de volgende formule uit de Circulaire schietlawaai: L r = L knal + 10 log (aantal schoten) 33 db(a). Uit de geluidsmetingen blijkt echter dat de geluidsniveaus bij de gevoelige objecten variëren tussen de 66 db(a) en 74 db(a). Het zwaartepunt van de L knal bij metingen op 250 meter ligt bij 68 db(a). Door de bandbreedte van het geluidsniveau van de enkelvoudige knal is echter een objectieve beoordeling van de herhaald hoorbare knallen niet mogelijk. Te meer het gebruik van knalapparatuur over een langere periode wordt gehanteerd en hiermee controle door meting van de herhaald hoorbare knallen door de bandbreedte van geluidsniveaus niet uitvoerbaar is, hanteren wij de Lr dan ook niet als norm. Wij waarborgen echter het geluidsniveau van de herhaald hoorbare knallen door een maximum te stellen aan het aantal knallen in de dagperiode en de avondperiode tot zonsondergang. Dit betekent in de dagperiode tot 19.00 uur tien knallen per uur en in de avondperiode van 19.00 uur tot zonsondergang vijf knallen per uur. Dit uitgangspunt verhoogt ook de handhaafbaarheid van het gebruik van het knalapparaten. Indien wij de berekening uit de Circulaire schietlawaai hanteren kan in een worstcase situatie (alleen gemeten geluidsniveaus L knal 72,5 db(a)) wel sprake zijn van een hoger geluidsniveau (Lr-waarde) dan het omgevingsgeluid. Deze verhoging zal echter op basis van ervaringscijfers slechts sporadisch tot klachten leiden, omdat het schrikeffect van de knal is gewaarborgd met een grenswaarde voor de enkelvoudige knal van 72,5 db(a) in de dagperiode en 70 db(a) in de avondperiode tot zonsondergang. Ook zijn er metingen gedaan aan het zogenaamde vogelafweerpistool. Dit pistool blijkt effectief te zijn en wordt vanuit de flora- en faunaregelgeving in ontheffingen voor het inzetten van reguliere jachttechnieken verplicht voorgeschreven met als doel minder afschot van vogels te bewerkstelligen. Met dit pistool wordt een soort rotje in de richting van een vlucht vogels geschoten. Dit rotje detoneert, afhankelijk van de schietrichting, ongeveer 40 meter boven de grond. Metingen hebben aangetoond dat om aan de norm van L knal van 72,5 db(a) te kunnen voldoen een afstand van meer dan 1000 meter (1000-1500 m, afhankelijk van meteorologische omstandigheden) tot een gevoelig object nodig is. Het gebruik van het vogelafweerpistool vraagt de nodige terughoudendheid en is in beginsel slechts toepasbaar op zeer grote percelen. In de praktijk blijkt dat diverse agrarische ondernemers in elkaars nabijheid gelijktijdig knalapparaten gebruiken. Dit gezamenlijk gebruik zorgt voor een cumulatie van geluid bij de geluidsgevoelige objecten. Wij houden hierbij de afstand van 300 meter tot geluidsgevoelige objecten aan als afstand om cumulatie van geluid binnen verantwoord gebruik van knalapparatuur te hanteren. Concreet kunnen een aantal knalapparaten van diverse ondernemers binnen een straal van 300 meter van een geluidsgevoelig object staan, maar mag het maximale aantal knallen per uur, 10 respectievelijk 5 op dat object niet worden overschreden. Een aantal ondernemers heeft aangegeven dat er situaties zijn waarbij het effectiever is om gedurende een korte tijd meer keren een knalapparaat in te zetten. Om hieraan tegemoet te komen wordt voorgeschreven dat 2 keer in de dagperiode binnen een tijdspanne van 15 minuten 15 maal geschoten mag worden. Hiermee vindt een geringe overschrijding van L r plaats. Voor het overige deel van de dag mag dan geen gebruik gemaakt worden van knalapparatuur. Uit jurisprudentie blijkt dat niet alle campings als gevoelig object worden aangemerkt. Enkel de campings met jaarplaatsen zijn als zodanig aangewezen. De overige campings (zoals bijvoorbeeld mini-campings) zijn geen geluidsgevoelige objecten. Er ligt geen juridische grondslag om campings een extra bescherming te bieden door bijvoorbeeld L knal te verlagen of de gebruikstijden van knalapparatuur te beperken. Wij zijn van mening dat een uitzondering gemaakt dient te 8

worden voor het zogenaamd kamperen bij de boer maar dat overige campings (met hoofdbestemming verblijfsrecreatie ), ook campings met alleen seizoensstandplaatsen, als geluidsgevoelig moeten worden aangemerkt. Dit betekent voor dit beleid dat onder geluidsgevoelige objecten verstaan wordt: gebouwen met een woonfunctie en kampeerinrichtingen niet zijnde mini-campings bij een agrarisch bedrijf. Extra bescherming is wel aan de orde als knalapparatuur in de directe omgeving van stiltegebieden wordt ingezet. Hiervoor geldt een omgevingsgeluid van 40 db(a) wat resulteert in een L knal van maximaal 63 db(a). De norm voor herhaald knallen van maximaal 10 knallen per uur in de dag en 5 in de avondperiode kan in stand blijven. Voor de gebruikte gaskanonnen betekent dit een afstand tot het stiltegebied van ca. 450 meter. 3.3. Algemene regeling Zoals hierboven reeds is opgemerkt is voor het in werking hebben van geluidsapparatuur op een zodanige wijze dat voor omwonenden of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt een ontheffing vereist op grond van de APV. De praktijk leert dat deze ontheffing vaak niet of te laat wordt aangevraagd. Dit dient te worden voorkomen. Omdat de gebruiker van de apparatuur geen duidelijkheid heeft over de normering voor het mogen gebruiken van geluidsapparatuur ontstaat ten aanzien van hinderaspecten een onwenselijke situatie. Wij zijn hierdoor van mening dat uit een oogpunt van duidelijkheid en rechtszekerheid algemeen geldende normeringen en voorschriften te verkiezen zijn boven individuele ontheffingen. Het ontheffingensysteem wordt hierdoor voor het gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen veranderd in een mededelingensysteem. Voordeel is dat direct handhavend kan worden opgetreden en de procedurele rompslomp achterwege gelaten kan worden. Het beleid is van toepassing op het gehele buitengebied van de gemeente Horst aan de Maas met uitzondering van de stiltegebieden. Het college behoudt zicht de mogelijkheid om in geval van calamiteiten de voorschriften buiten toepassing te verklaren indien (achteraf) aannemelijk kan worden gemaakt door de ondernemer dat sprake is geweest van een calamiteit zoals een vogelplaag en de ondernemer hierdoor genoodzaakt is de voorschriften te overtreden. Indien dit handelen tot overlast leidt dan dient het college te beslissen in hoeverre de ter beschikking staande handhaafmiddelen worden ingezet. Dit kan ook achteraf. 3.4. Handhaving De voorschriften vormen een toetsingskader om, in het geval van klachten ten aanzien van geluidsoverlast, te beoordelen of er sprake is van een toelaatbare of ontoelaatbare geluidsbelasting. In gevallen waarin niet wordt voldaan aan deze voorschriften, is het gebruik van geluidsapparaten verboden. Wel bestaat de bevoegdheid om in uitzonderingsgevallen in het kader van algemeen belang, een vogelplaag of anderszins, op verzoek de voorschriften te verruimen i.c. te besluiten de ter beschikking staande handhaafmiddelen niet of slechts gedeeltelijk toe te passen. Om bij klachten snel op te kunnen treden dient een (onbemand) geluidsapparaat dat op een vaste plaats staat opgesteld voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar label met daarop naam, adres, woonplaats en (mobiel)telefoonnummer van degene die het knalapparaat inzet. Concreet kan gehandhaafd worden op: Aanwezigheid van label op stationaire geluidsbronnen; Overschrijden van de norm voor knalapparatuur (Lknal) door nabij geluidgevoelig object (in de stand Impuls) te meten; Overschrijden van het aantal toegestane knallen; Overschrijden van begin en eindtijd (7.00 uur zonsondergang) van gebruik knalapparatuur; 9

Overschrijden van het equivalente geluidsniveau voor geluidsapparatuur niet zijnde knalapparaat. In de praktijk is deze laatste de moeilijkste omdat een er verstoring van de geluidsmeting kan optreden (denk aan passerende vrachtauto) waardoor deze niet representatief is. Dit probleem geldt echter ook in vele andere situaties van geluidsmetingen. Onderstaand wordt toegelicht hoe met mogelijke overtredingen wordt omgegaan. Bij het constateren van een overtreding van de voorschriften zal allereerst worden bekeken of de situatie gelegaliseerd kan worden door bijvoorbeeld het veranderen van de opstellingsplaats, de wijze van knallen of het opstellen van andere (geluids)apparatuur. Mocht de betrokkene weigeren om de voorschriften na te leven dan kan het college van burgemeester en wethouders er voor kiezen bestuursdwang toe te passen of een last onder dwangsom op te leggen. De bevoegdheid hiertoe ligt in artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5.22 en 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht. Aan de hand van feiten, omstandigheden en de belangen die aan de orde zijn bepaalt het bestuursorgaan welk instrument (dwangsom of bestuursdwang) het meest effectief is om de overtreding te beëindigen. Per geval zal een belangenafweging worden gemaakt voordat beslist wordt tot handhaving. Daarnaast kan de politie bij overtredingen corrigerend of verbaliserend optreden. Om strafrechtelijk optreden mogelijk te maken is in artikel 6.1. van de APV een strafbepaling opgenomen, inhoudende dat een maximale geldboete van de 2 e categorie van 2.250,-- opgelegd kan worden bij het niet naleven van de voorschriften voortvloeiend uit of vanwege de APV. 4. Discussiebijeenkomst met belangenorganisaties Op 20 februari 2006 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarbij belangenorganisaties (Dorpsraden, Dutch Blueberry Collective, LLTB, WBE, Werkgroep recreatie-ondernemers) zijn uitgenodigd om het interim-beleid van 2005 te bespreken. Uit deze bijeenkomst is gebleken dat er begrip en draagvlak voor het gemeentelijke beleid is. Op 3 punten is de gemeente gevraagd zich nader te beraden. Deze punten zijn: 1. Zijn de Flora- en faunaregelgeving en het gemeentelijke geluidbeleid te matchen? 2. Kan bij extreme omstandigheden gemotiveerd worden afgeweken van de begintijd voor inzet van geluids- en knalapparatuur? Bekijk dit tevens op rechtmatigheid en handhaafbaarheid. 3. Onderzoek de haalbaarheid van toepassing van vogelvangmethoden zoals die in de provincie Zeeland worden toegepast. Ad 1. De flora- en faunawetgeving is sectoraal van karakter. Navraag bij de provincie Limburg heeft dit wederom bevestigd. Dit betekent dat bescherming (beheersing) van flora en fauna geen rekening houdt met andere gevolgen dan die de populatie raken. Zo is ook verklaarbaar dat bij verjagingsmethoden knallen de voorkeur heeft boven afschieten. Dit wordt in de ontheffing florafaunaregelgeving zelfs als eis opgenomen. Overigens onderkent de provincie de problemen die er met name in de (blauwe)bessenteelt zijn. Een match is echter niet voorhanden. Beleidsmatig wordt daarom voorgesteld dat in extreme situaties verruiming van de voorschriften mogelijk moet zijn. Per geval kunnen specifieke afspraken gemaakt worden. Zaak daarbij is dat omwonenden tijdig geïnformeerd worden en dat niet meer dan strikt noodzakelijk verjaagd of gejaagd wordt. Ad 2. Omdat vluchten vogels actief worden bij zonsopgang zit er een tijdspanne tussen het met behulp van geluidsapparatuur verjagen van vogels e.d.. De nachtperiode (lees slaapperiode) is dermate belangrijk dat bescherming tegen geluidsoverlast het hoogst is in de nachtperiode. De agrarische AMvB s zoals die van toepassing zijn voor akkerbouwbedrijven, glastuinbouwbedrijven, melkrundveehouderijen en bedekte teelt kennen om rede van de gebruikelijke activiteiten van deze bedrijven een verschuiving van de verschillende periodes. Zo is de dagperiode van 6.00 uur tot 19.00 uur, de avondperiode van 19.00 tot 22.00 uur en de nachtperiode van 22.00 tot 6.00 uur. De beleidsvraag is aan de orde of deze ruimte geboden moet worden, wat betekend dat deze ruimte dan ook benut gaat worden of wordt een oplossing gevonden die in de rede ligt van de 10

bescherming tegen geluidsoverlast met de mogelijkheid om in bijzondere situaties te voorzien. Dit laatste heeft de voorkeur. Ad 3. Vanuit de bessensector wordt aangegeven dat vangmethoden uiterst effectief blijken te zijn. Indien deze ingezet mogen worden kan het gebruik van geluidsapparatuur aanzienlijk dalen. Een ontheffing op basis van flora- en faunaregelgeving geldt voor bepaalde soorten vogels op voorhand alleen voor regio s waar terugdringen en/ of beheersen van de populatieomvang aan de orde is. Op basis van de beschikbare gegevens is het voor de spreeuw, veruit de belangrijkste schadelijke soort, niet mogelijk een onderbouwing te geven om de noodzaak tot duurzaam regionaal beheer van een gewenste stand aan te geven. De landelijke populatie is namelijk sinds de 80-er jaren van de vorige eeuw met 30% teruggelopen. Vanuit de provincie Zeeland is echter het standpunt ingenomen dat de voorkomende aantallen in Nederland en Europa zodanig groot zijn dat er vooralsnog geen gevaar bestaat voor de duurzame instandhouding van de soort, zeker gezien het lokale karakter van de gewenste maatregelen. Dit wordt mede onderschreven door het Faunafonds. De provincie Limburg deelt dit standpunt niet en zal vooralsnog geen ontheffing verlenen. Wel overweegt ze om een pilot te starten. Op dit moment neemt de gemeente Horst aan de Maas het standpunt in dat vangen en vervolgens doden geen redelijk alternatief is. 5. Conclusie. Het bovenstaande in aanmerking nemend kan worden geconcludeerd, dat het verantwoord en wenselijk is om het buitengebied met uitzondering van de stiltegebieden aan te wijzen waar geluidsapparatuur ter voorkoming van (vraat)schade door wild en gevogelte aan vruchten en gewassen zonder ontheffing mag worden gebruikt. Onderstaand besluit en bijbehorende voorschriften zijn hierop van toepassing. 6. Besluit. Burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas, gelezen de bovenstaande beleidsnotitie: Verantwoord gebruik van geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen ; in achtnemende de definities en afwegingen die in deze notitie zijn gemaakt; deze worden geacht onderdeel van dit besluit uit te maken; gelet op artikel 4.1.7a van de Algemene Plaatselijke Verordening Horst aan de Maas 2002: besluiten: 1. aanwijzing gebieden en categorieën geluidsapparaten. Met gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel 4.1.7a lid3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Horst aan de Maas 2002 te bepalen dat voor percelen in het buitengebied, met uitzondering van stiltegebieden, waarop, of in de directe nabijheid gelegen van, geluids- of knalapparatuur gebruikt wordt ter voorkoming van schade aan bedrijfsmatige teelt van vruchten en gewassen, het verbod vervat in artikel 4.1.7s lid 1 niet toepassing is. 2. voorschriften ter beperking van (geluid)hinder. De volgende voorschriften vast te stellen. Deze dienen te worden nageleefd om zonder ontheffing de geluidsapparatuur in de aangewezen gebieden te mogen gebruiken. 11

Mededeling 1. De gebruiker van de geluidsapparatuur dient vooraf, voor aanvang van het gebruik daarvan schriftelijk mededeling te doen aan het gemeentebestuur van Horst a/d Maas. De mededeling dient in elk geval te bevatten: * de naam van de gebruiker, adres, woonplaats; * (mobiel) telefoonnummer van de melder; * de locatie waar bedoelde apparatuur wordt ingezet; * het doel ervan; * de inzet van tenminste 3 verjagingstechnieken. Geluidsapparatuur 2. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van geluidsapparatuur bedraagt in de dag-, avond-, en nachtperiode ten hoogste respectievelijk 45, 40 en 35 db(a) op de gevel van geluidgevoelige objecten. Voor stiltegebieden gelden de niveaus in de overeenkomstige perioden van maximaal 40, 35 en 30 db(a). 3. Geluidsapparatuur, ook knalapparatuur, mag tussen zonsondergang en 7.00 uur niet in werking zijn. Knalapparatuur 4. In de dagperiode van 7.00 uur tot 19.00 uur geldt een L knal van 72,5 db(a) en in de avondperiode van 19.00 tot zonsondergang geldt een L knal van 70 db(a) voor geluidsgevoelige objecten en campings (niet zijnde mini-campings). Nabij stiltegebieden geldt voor de gehele periode een L knal van 63 db(a). 5. Een knalapparaat mag niet in werking zijn in de nachtperiode die loopt vanaf zonsondergang tot 07.00 uur. 6. De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt ten minste 50 meter. Deze afstand kan worden teruggebracht tot 25 meter indien weggebruikers en wandelaars worden gewaarschuwd met duidelijk waarneembare en kenbare waarschuwingsborden die aangeven dat een knalapparaat in werking is. 7. De knalfrequentie bedraagt in de dagperiode maximaal 10 knallen per uur, in de periode van 19.00 uur tot zonsondergang bedraagt de knalfrequentie maximaal 5 knallen per uur. 8. Staan meerdere knalapparaten op minder dan 300 meter van een geluidsgevoelig object opgesteld dan geldt samen het maximum van 10 knallen in de dagperiode en 5 knallen in de avondperiode. 9. Twee keer in de dagperiode mag binnen een periode van 15 minuten maximaal 15 keer geschoten worden. Voor het overige deel van de dag mag dan geen knalapparatuur ingezet worden. Overige 10. Vrij opgestelde geluidsapparatuur dient voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar label waarop de naam, adres, woonplaats en (mobiel)telefoonnummer van de gebruiker staan vermeld. 11. Tijdens het gebruik moet desgevraagd kunnen worden aangetoond of aannemelijk worden gemaakt, dat minimaal drie verjagingsmethoden worden toegepast. Horst aan de Maas, 27 juni 2006 Burgemeester en wethouders voornoemd, 12