Rendement dekt alle SPL-toetstermen die op basis van het nieuwe kwalificaties medewerkers marketing en communicatie, commercieel medewerker en (junior) accountmanager zijn opgesteld. Hieronder ziet u voor de verschillende kernexamens Marketing, communicatie en evenement per SPL toetsterm de koppeling met de (hoofdstuk)titel van Rendement. Voor informatie kunt u terecht bij bo@thiememeulenhoff.nl. SPL Toetstermen KE marketing en communicatie Dekking in Rendement Onderwerp Code Toetsterm Titel Hoofdstu k Product en prijs. De kandidaat bepaalt voor een gegeven product of er sprake is van een fysiek product, uitgebreid product, totaal product, core benefit, basis product, expected product, augmented product of H potential product.. De kandidaat herkent of benoemt een of meer elementen van de productmix: fysiek product, assortiment, merknaam, prijs, verpakking, service en garantie, kwaliteit..3 De kandidaat herkent of benoemt een of meer functies of uitingsvormen van de verpakking van een product zoals bescherming, handig, labelling, gebruiksgemak, informatie, herkenning, emotional appeal, ondersteuning van het imago of transport..4 De kandidaat herkent of benoemt een of meer van de kenmerken van convenience goods, shopping goods of specialty goods..5 De kandidaat geeft een voorbeeld van een substitutie of complementair goed. H H H H
.6 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welke dimensie (breedte, diepte, hoogte, lengte of consistentie) van het assortiment sprake is. H.7 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie of er sprake is van line extension (trading up, trading down), brand extension, joint promotion of (ingredient) cobranding..8 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie of er sprake is van een fabrikantenmerk, A-, B- of C-merk, huismerk, private label, individueel merk, paraplumerk of keurmerk..9 De kandidaat bepaalt welke methode van prijszetting is toegepast in een gegeven situatie: follow the leader, me-too pricing, put-out pricing, stay-out pricing, prijsdifferentiatie, prijsdiscriminatie, psychologische prijssetting of kostprijsplus..0 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welk verdienmodel toegepast moet worden: directe transactie, abonnementensysteem, instapmodel, advertentiemodel, veilingmodel, makelaarsmodel of yield-model.. De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welk prijsstrategie toegepast moet worden: afroomprijspolitiek, penetratieprijspolitiek, vraaggeoriënteerde, concurrentiegeoriënteerde of kostengeoriënteerde prijsstrategie. H H H H3 H3
Verkoop en distributie. De kandidaat benoemt of beschrijft een of meer van de functies van distributie zoals transport, opslag en voorraadbeheer, informatieverschaffing, afstemming vraag en aanbod, promotie, bestellen, financieren, risico dragen, eigendom overdragen of service.. De kandidaat bepaalt van welke beweging in de bedrijfskolom of bedrijfstak sprake is in een gegeven situatie: integratie, specialisatie, parallellisatie, differentiatie of branchevervaging..3 De kandidaat bepaalt of er in een gegeven situatie sprake is van multi-channeling, cross-channeling, cross-selling, deep-selling, upselling, intensieve distributie, selectieve distributie of exclusieve distributie..4 De kandidaat beschrijft of herkent het begrip push strategie, pull strategie, dropshipping, servicegraad, recall, webcare, directe distributie of indirecte distributie. Marketingcommunicatie 3. De kandidaat beschrijft of herkent een of meer kenmerken van marketingcommunicatie-instrumenten zoals reclame, direct marketing, marketing-pr, persoonlijke verkoop, sponsoring, salespromotie, winkelcommunicatie, evenementen of buitenreclame. Algemene economie H4 H4 H4
3. De kandidaat beschrijft of herkent een of meer van de kenmerken van marketingcommunicatiemiddel zoals advertentie, commercial, non-spot advertising, advertorial, banner, poster, billboard, display advertising, point-of-salemateriaal, game, merkambassadeur, viral, folder, brochure, direct mailing, QR-code weblog, vlog, second screen of app. 3.3 De kandidaat beschrijft of herkent verschijningsvormen van marketingcommunicatie zoals consumentencommunicatie, business-to-business communicatie, themacommunicatie of actiecommunicatie. 3.4 De kandidaat beschrijft of herkent een of meer kenmerken van affiliate marketing, link-building, e-mail marketing, solomo marketing, zoekmachineadverteren, appvertising of webvertising. 3.5 De kandidaat categoriseert voorbeelden van owned, earned en paid media. H H3 overall H3 H3 3.6 De kandidaat benoemt of herkent een of meer van de kenmerken van een mediatype, zoals dagblad, tijdschrift, vakblad, huis-aanhuisblad, televisie, radio, bioscoop, digitale media, buitenmedia, website, direct mail, relatiemagazine (sponsored magazine, huisorgaan, digitale nieuwsbrief), microsite, social media, zoekmachine, persbureau of persconferentie. 3.7 De kandidaat selecteert voor een gegeven situatie het geschikte mediumtype op basis van oplage, bereik, dekking, attentiewaarde, interactiviteit, flexibiliteit, kosten, mogelijkheid tot opbouwen relaties, gewenste controle over de inhoud, privacy of communicatievermogen. H H H4
3.8 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welk recht van toepassing is: mediarecht, (muziek)auteursrecht, portretrecht, merkenrecht, handelsnaamrecht, octrooirecht, databankenrecht, domeinnaamrecht of contractenrecht. 3.9 De kandidaat stelt voor een gegeven situatie vast welke wet van toepassing is: Wet bescherming persoonsgegevens, Telecommunicatiewet (cookies), Wet oneerlijke handelspraktijken, Wet op de kansspelen, Wet productaansprakelijkheid of Aanvullende Richtlijn Telemarketing of Wet Koop op afstand. H H5 H5 3.0 De kandidaat benoemt of beschrijft de functie of het doel van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), Stichting Reclame Code, de DDMA gedragscode, Auteursrecht.nl, Stichting Postfilter, Belme-niet Register, College Bescherming Persoonsgegevens, ConsuWijzer, Creative Commons, opt-in, opt-out, Buma/Stemra of Sena. H5
SPL Toetstermen KE Marketingplanning Dekking in Rendement Onderwerp Code Toetsterm Titel Hoofdstuk. De kandidaat bepaalt voor een gegeven marktsituatie van welke marktvorm sprake is: kopersmarkt, verkopersmarkt, monopolie, oligopolie, monopolistische concurrentie of volledige mededinging. Algemene economie H0. De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie van welke vorm van marketing sprake is zoals consumentenmarketing, detaillistenmarketing, business to business marketing, handelsmarketing, dienstenmarketing, BC, CC, CB of notforprofitmarketing..3 De kandidaat bepaalt voor een gegeven organisatie of zij marktleider, marktvolger, nicher of marktuitdager is. Algemene economie H0.4 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie of er sprake is van merk-, productvorm-, behoefteconcurrentie of generieke concurrentie. Algemene economie H0 H.5 De kandidaat beschrijft of herkent vraag- en marktbegrippen zoals (relatief) marktaandeel, C4-index, distributiespreiding (ongewogen distributie), marktbereik (gewogen distributie), penetratiegraad, bezitsgraad, initiële vraag, additionele vraag, vervangingsvraag, potentiële vraag, finale vraag, afgeleide vraag, primaire vraag, secundaire vraag of generieke vraag.. De kandidaat beschrijft of herkent de functie, het doel of de opbouw van marketingmodellen zoals de Pareto-analyse of 80/0-analyse, confrontatieanalyse, portfolioanalyse, productlevenscyclus, positioneringsmatrix, SIVA-model (Solution, Information, Value, Access), waardeketen van Porter of klantpiramide.. De kandidaat deelt externe en/of interne ontwikkelingen en factoren in volgens het SWOT-model. Algemene economie & H4 overall H5 H6
.3 De kandidaat deelt externe ontwikkelingen in volgens het DESTEP-model. 3. De kandidaat benoemt een of meer van de fasen van het (online) koopbeslissingsproces, adoptieproces of de (online) marketing funnel zoals de volgende. Koopbeslissingsproces: ontstaan van een probleem of wens (behoefteherkenning), informatie zoeken, evaluatie van de alternatieven, aankoop (kiezen en beslissen) en evaluatie van het gebruik H5 H6 H Online koopbeslissingsproces: ontstaan van een probleem of wens (behoefteherkenning), informatie zoeken, evaluatie van de alternatieven, keuze van het verkoopkanaal, aankoop (kiezen en beslissen) en evaluatie van het gebruik Adoptieproces: bewustwording, belangstelling, evaluatie, probeeraankoop en adoptie Online marketing funnel: bezoeken, boeien, beslissen, bestellen, betalen en binden 3. De kandidaat beschrijft of herkent het begrip omtrent het koopgedrag of koopsituatie van een consument (routinematig, beperkt probleemoplossend, uitgebreid probleemoplossend) of een BtoB inkoopsituatie (straight rebuy, modified rebuy new task), high involvement, low involvement of cognitieve dissonantie. H H3 H 3.3 De kandidaat deelt een of meer consumenten in een van de adoptiecategorieën in: innovators, early adapters, early majority, late majority en laggards. 3.4 De kandidaat beschrijft of herkent de functie, het doel of de opbouw van het stimulus-responsmodel of de behoeftepiramide van Maslow. Algemene economie H H 3.5 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie welke factor(en) het koopgedrag beïnvloedt/beïnvloeden zoals motivatie, perceptie, waarnemen en leren, persoonlijkheid en levensstijl, attitude, cultuur, sociale klasse, referentiegroep of gezin. H
4. De kandidaat herkent of beschrijft een van de verschijningsvormen van marketing zoals telemarketing, relatiemarketing, direct marketing, e-mailmarketing, experience marketing, social mediamarketing, customer relationship management, eventmarketing of actiemarketing. 4. De kandidaat beschrijft of herkent begrippen zoals DMU, SBU, USP, core business of customer life time value. 4.3 De kandidaat bepaalt voor een gegeven strategie of er sprake is van differentiatie, kostenleiderschap of een focusstrategie. 4.4 De kandidaat bepaalt voor een gegeven strategie of er sprake is van productontwikkeling, marktontwikkeling, marktpenetratie of diversificatie. 4.5 De kandidaat bepaalt voor een gegeven strategie of er sprake is van ongedifferentieerde marketing, gedifferentieerde marketing, geconcentreerde marketing, kannibalisatie of contrasegmentatie. 4.6 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie of er sprake is van: one-to-onemarketing, massa marketing, one-to-many- of many-to-manymarketingcommunicatie. 4.7 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie welk segmentatiecriterium is toegepast, bijvoorbeeld: consumentenmarkt: geografisch, demografisch, psychografisch, socio-economisch of gedragscriterium. BtoB: locatie, branche, bedrijfsgrootte, inkoopvolume, koopsituatie, ondernemingsstrategie, inkoopstrategie, producttoepassing, omvang van de DMU, belang van het product/dienst voor de koper, persoonlijke kenmerken van de afnemer of strategisch belang. overall H6 H8 H
4.8 De kandidaat bepaalt voor een gegeven situatie of er sprake is van de strategie productleadership, operational excellence of customer intimacy. 4.9 De kandidaat beschrijft of herkent een van de vormen van co-creatie: coproductie, (mass)customization, integratie, mass collaboration, crowdsourcing, user generated content of open source.