gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke Ontsrikkeling Raadsbijlage nummer 81 Inboeknummer 01U000176 Beslisdatum B8cw 8 mei 2001 Dossiernummer 119.204 Raadsbijlage Voorstel tot het vaststellen van een nieuwe subsidiegrondslag voor het Regionaal Indicatie-Orgaan Eindhoven (RIO) 1 Inleiding Het bestuur van het RIO Eindhoven heeft in zijn vergadering van 20 december 2000 de conceptbegroting 2001 vastgesteld. Aangezien het budget van f 2,5 miljoen dat in de gemeentebegroting als raming is opgenomen niet toereikend is, gelet op de toename van het aantal aanvragen, zullen aanvullende extra financiele middelen noodzakelijk zijn om de komende jaren aan de wettelijke taak te kunnen voldoen. Het RIO kan geen vraagsturing hanteren zoals in de zorg gebruikelijk is, gegeven haar wettelijke taak om binnen zes weken een indicatie af te geven. 2 Probleemstelling Over het begrotingsjaar 1999 bedroeg het begrotingstekort van het RIO f 436.115,ÃćâĆňâĂİ (6 19.790.035,89), terwijl in december 1998 door de raad is bepaald dat het budget maximaal f 2,4 miljoen (6 1.089.072,52) zou bedragen. Voor het jaar 2000 bedraagt het tekort - op basis van de voorlopige rekening gegevenss - f 680.000,ÃćâĆňâĂİ (C 308.570,55). Als belangrijkste oorzaken voor de overschrijdingen van de afgelopen twee jaren worden de grote toename van het aantal vragen om indicatie genoemd en het feit dat in de huidige vorm van budgettering de instelling geen ruimte heeft om extra personeel aan te trekken om de wettelijke taak (het afgeven van indicaties binnen zes weken) uit te voeren. Er is een andere subsidiegrondslag nodig waarbij de begroting gebaseerd wordt op het aantal te verwachten indicatieaanvragen en een daaraan gekoppeld formatiebeleid dat gebaseerd wordt op objectieve normen. De situatie die nu is ontstaan, waarbij noodgedwongen wachtlijsten gevormd worden, dient vermeden te worden. 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Er heeft een adviestraject van ons college gelopen waarbij aan professor R. Huijsman is gevraagd een analyse te maken over de toekomstige ontwikkelingen van de indicatiestelling.
+4+ Raadsbijlage nummer 81 Zijn aanbevelingen zijn op 9 januari 2001 toegelicht in de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling en in februari van een positief advies voorzien en inmiddels door ons overgenomen. In dit voorstel wordt niet verder inhoudelijk hierop ingegaan en volstaan met een verwijzing naar het inlig gende rapport en het desbetreffende dossier. In ieder geval bevat het advies van prof. Huijsman een aantal voorstellen die gericht zijn op een verbetering van de kwaliteit van het werk en de positie van het RIO in de toekomst. Bij overname van de adviezen zal dit overigens op termijn - drie tot vijf jaar - consequenties hebben voor functie en taak van het RIO in zijn huidige vorm. Des te belangrijker wordt het om nu het RIO zo spoedig mogelijk adequaat en volgens wettelijke richtlijnen te laten functioneren om in de toekomst het gedachtegoed van prof. Huijsman waar te kunnen maken. Een doelmatige subsidiegrondslag en daarop gebaseerde begroting is daarvoor noodzakelijk. Het maatschappelijk effect van de besluitvorming zal in ieder geval zijn dat het RIO toegerust wordt om de taakstelling aan te kunnen. Voorts zorgt de gemeente ervoor dat zij haar wettelijke taak en verantwoordelijkheid in de zorgketen goed invult, hetgeen van belang is voor de uitvoering van een andere taak die zij heeft namelijk de regietaak. 4 Wijze van aanpak/oplossingsrichting Analyse. Het RIO is met zijn huidige formatieomvang niet in staat om bij alle aanvragen zijn wettelijke taak uit te voeren. De opdracht om binnen zes weken op een vraag een indicatie af te geven wordt niet in alle gevallen gehaald en er is zelfs een wachtlijst ontstaan. Ongeveer 9%e wordt niet binnen de wettelijke termijn uitgevoerd. Het taakstellende budget van f 2,5 miljoen waarvan f 1,8 miljoen is aan te merken als arbeidskosten en f 0,7 miljoen als overige kosten, blijkt onvoldoende. De diverse rapportages van het bestuur van het RIO hebben dit gedurende de afgelopen twee jaren voldoende aangetoond. Uit de jaarrekeningen van 1999 en 2000 blijkt een grote toename van het aantal aanvragen en blijkt tevens dat er sprake is van structurele budgetoverschrijdingen. De te analyseren vraag is dan ook hoe in de afgelopen jaren deze tekorten zo hoog hebben kunnen oplopen. Toename aantal indicatieaanvragen. Het niveau van het aantal aanvragen lag in 1997 en 1998 op ongeveer 6.000 indicaties. De cijfers van 1999 laten zien dat er in dat jaar - afgerond - 7.500 indicaties zijn afgegeven. Voor 2000 is het RIO uitgegaan van 8.500 aanvragen terwijl er 9.250 gerealiseerdd zijn.
f 2.230.189,ÃćâĆňâĂİ 265.327,ÃćâĆňâĂİ f 113.954,ÃćâĆňâĂİ 289.073,ÃćâĆňâĂİ f 2.599.527,ÃćâĆňâĂİ 266.906,ÃćâĆňâĂİ 121.203,ÃćâĆňâĂİ 272.847.ÃćâĆňâĂİ f 2.720.721,ÃćâĆňâĂİ 275.000,ÃćâĆňâĂİ 180.000,ÃćâĆňâĂİ 250.000,ÃćâĆňâĂİ +4+ Raadsbij lage nummer 81 Bij een dergelijke grote groei is het van groot belang om hiervoor een verklaring te vinden om voor de toekomst meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de aantallen. inmiddels is er een onderzoek gedaan door prof. Schrijvers onder alle RIO s in Nederland waarvan een tussenrapportage is uitgebracht (bijlage ligt voor u ter inzage). Het rapport van prof. Schrijvers geeft aan dat voor Eindhoven ongeveer 7,600 indicatieaanvragen verwacht mochten worden over 1999. Het RIO verklaart het grote aantal extra aanvragen in Eindhoven als een gevolg van het grote stedeneffect mogelijk gecombineerd met de Brabantse dubbele vergrijzing waarbij met het grote stedeneffect bedoeld wordt dat in de grote steden meer en eerder dan op het platteland een beroep wordt gedaan op professionele zorg. Naast deze demografische oorzaken is er ook sprake van een latente zorgvraag die met een grotere bekendheid van het RIO manifest wordt. Met andere woorden, het RlO is inmiddels een bekend instituut geworden en trekt daarmee ook hulpvragers aan die nu weten waar ze terecht moeten en dat vroeger niet wisten. Een dergelijk proces heeft zich ook voorgedaan in de thuiszorg en geleid tot een toename van het aantal aanvragen en tot het ontstaan van wachtlijsten. Exploitatie 1999 en 2000. Werkelijk 1999 Werkelijk 2000 Begroot 2001 Personeelskosten Huisvestingskosten Afschrijvingen Organisatiekosten Totaal f 2.899.073,ÃćâĆňâĂİ f 3.260.483,ÃćâĆňâĂİ f 3.425.721,ÃćâĆňâĂİ Exploitatietekort 436.115,ÃćâĆňâĂİ 5 f 679.149,ÃćâĆňâĂİ" f 932.421,ÃćâĆňâĂİ" Extra dekking gemeente f 441.000,ÃćâĆňâĂİ " " reeds in voorzien Resteert 4.885,ÃćâĆňâĂİ f 679,149,ÃćâĆňâĂİ 4 f 932.421,ÃćâĆňâĂİ " Aantal aanvragen 7.500" Aantal afgegeven indicaties 7.500 9.250 8.800 9.250 9.700 ""
Raadsbij lage nummer 81 Aantal formatieplaatsen 22,87 waarvan indicatiestellers 14,53 24,17 14,67 27,20 (raming) 17,65 de jaarrekening 1999 gaat uit van aangevraagde producten en komt uit op 8.066 aangevraagde producten. "+ met het aantal van 9.700 wordt aangegeven dat hiermee de ontstane wachtlijst wordt weggewerkt door de inzet van de eenmalige extra middelen van het Rijk ad f 100.000,ÃćâĆňâĂİ (6 45.378,02) voor het wegwerken van de wachtlijst. ln de raadsvergadering van 8 maart 1999 is het budget 1999 van het RIO vastgesteld op f 2.418.000,ÃćâĆňâĂİ (6 1.097.240,56) opgebouwd uit f 1.796.000,ÃćâĆňâĂİ (6 814.989,27) personeelskosten en f 622.000,ÃćâĆňâĂİ (6 282.251,29) overige kosten. De dekking voor deze kosten werd als volgt gevonden: 1 de structureel beschikbare middelen voor de indicatiecommissie op de begroting van de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling voor een bedrag van f 927.000,ÃćâĆňâĂİ (6 420.654,26) ; 2 de structureel als stelpost beschikbare rijksmiddelen indicatiecommissie op de begroting 1999 van de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling voor een bedrag van f 991.000,ÃćâĆňâĂİ (6 449.696,19) ; 3 het restantbedrag ad f 500.000,ÃćâĆňâĂİ (6 226.890,11) voor het jaar 1999 ten laste van de saldireserve te brengen. In het raadsbesluit van 8 maart 1999 is tevens besloten om de begroting van het RIO als taakstellend uitgangspunt te benoemen voor de samenstelling van de begroting 2000 en volgende jaren. Door de samenvoeging van de gemeentelijke indicatiecommissie en die van de Stichting Thuiszorg zijn in eerste instantie slechts de salariskosten en een deel van de apparaatskosten van het zittende personeel meegenomen. Dit verklaart de bedragen van respectievelijk f 927.000,ÃćâĆňâĂİ (6 420.654,26) en f 991.000,ÃćâĆňâĂİ (6 449.696,19). Daarboven op kwamen de kosten van zelfstandige huisvesting ca. f 265.000,ÃćâĆňâĂİ het aanstellen van een parttime directeur f 75.000,ÃćâĆňâĂİ (6 34.033,52) en een coordinatorl officemanager f 100.000,ÃćâĆňâĂİ (645.378,02) en de gemeenschappelijke aanschaf van nieuwe hard- en software ten behoeve van een clientvolgsysteem f 125.000,ÃćâĆňâĂİ (6 56.722,53). Deze kosten verklaren de daarboven benodigde f 500.000,ÃćâĆňâĂİ (6 226,890,11) voor de primaire begroting 1999. De werkelijke cijfers over 1999 laten een tekort zien van f 436.115,ÃćâĆňâĂİ (6197.900,36). De belangrijkste verschillen tussen de exploitatiecijfers 1999 en de begroting 1999 zijn als volgt: 1 overschrijding personeelskosten f 293.021,ÃćâĆňâĂİ (6 132.967,13) ; 2 overschrijding afschrijvingskosten f 58.754,ÃćâĆňâĂİ (6 26.661,40); 3 overschrijding organisatiekosten f 121.000,ÃćâĆňâĂİ (6 54.907,41).
r p Raadsbijlage nummer 81 Oorzaak van deze verschillen is het niet of het te laag ramen van de diverse kostenposten eventueel in combinatie met nagekomen lasten uit het verleden. De belangrijkste verschillen in de personeelskosten worden veroorzaakt door het meer formatieplaatsen in dienst hebben dan geraamd, hogere loonkosten dan geraamd, meer inhuurkosten als gevolg van vervanging bij ziekte dan begroot en met name meer opleidingskosten dan begroot (f 141.856,ÃćâĆňâĂİ (664.371,45) ten opzichte van f 18.186,ÃćâĆňâĂİ (6 8.252,45). We hebben de conclusie getrokken dat de salariskosten in de oorspronkelijke begroting structureel te laag zijn geraamd, gegeven de reeds gemaakte loonafspraken met de overgenomen medewerkers van de gemeente en de Stichting Thuiszorg. Voorts is er geen ruimte in de begroting opgenomen voor vervanging bij ziekte hetgeen gezien de hoge leeftijdsopbouw van het personeelsbestand zijn uitwerking in de exploitatie heeft gehad. Verder zijn er nog enkele incidentele oorzaken van overschrijdingen geweest die rechtstreeks te maken hebben met het zijn van een kleine instelling die onvoldoende financiele ruimte heeft om tegenvallers binnen het budget op te vangen terwijl toch de toename van het aantal verzoeken om indicatiestelling moest worden opgevangen. Het tekort f 436.115,ÃćâĆňâĂİ (6 197.900,36) over 1999 was tijdig voorzien en kon worden afgedekt bij de behandeling van de incidentele knelpunten in de gemeentebegroting. Deze overschrijding was tijdig voorzien omdat de toename van het aantal indicaties inmiddels bekend was en deze toename zodanig van omvang was dat deze niet binnen het budget kon worden opgevangen. Er bestond echter nog onvoldoende inzicht in de begroting en realisatie van het RIO om gefundeerd met een aanpassingsvoorstel naar de raad te gaan. Daarom is besloten om over het jaar 1999 incidenteel dit tekort op te vangen binnen de begroting van de gemeente Eindhoven. De exploitatie van 2000 laat een nog groter tekort zien. Bij de analyse van het verschil tussen de begrote bedragen en de gerealiseerde bedragen over 1999 en 2000 blijkt dat de tekorten niet alleen veroorzaakt worden door een toename van het aantal vragen om indicering waardoor extra personeel moest worden ingehuurd, maar ook doordat de aannames in de begrotingen te laag zijn geweest. Salariskosten en afschrijvingskosten zijn structureel te laag geraamd en voor incidentele noodzakelijke uitgaven die niet waren te voorzien, was nauwelijks of geen ruimte. Ten opzichte van 1999 is het tekort in toegenomen met f 243.000,ÃćâĆňâĂİ (6110.268,59). Met de kennis van nu zouden de totale personeelskosten door het RIO niet op f 2,1 miljoen moeten zijn geraamd maar op ongeveer f 2,4 miljoen (6 1.089.072,52).
r p Raadsbijlage nummer 81 De conclusie moet dan ook luiden dat de realisaties van 1999 en 2000 een realistischer uitgangspunt voor de begroting 2001 vormen dan de begrotingen van de afgelopen twee jaren. Begroting 2001. De begroting 2001 van het RIO is gebaseerd op de werkelijke personeelskosten en op een realistisch aantal indicatieaanvragen voor 2001. Hierbij worden de geregistreerde aantallen aanvragen over het afgelopen jaar 2000 (9.250) als basis genomen voor de formatieberekening. Dit houdt in dat de realisatie van het lopende jaar tevens de prognose is voor het komende begrotingsjaar. Hiermee wordt in ieder geval bereikt dat er een concreet meetbare afspraak gemaakt kan worden over het formatiebeleid waarbij niet overvraagd wordt aangezien de behoefte aan indicatie zal toenemen en aan de andere kant bij de organisatie de prikkel wordt gelegd om efficient te werken. Voorts is er nog geen rekening gehouden met de te verwachten extra inkomsten van het Rijk ten behoeve van de RIO s. Het Rijk gaat structureel via het Gemeentefonds f 20 miljoen beschikbaar stellen en circa f 40 miljoen ten behoeve van de zogenaamde robuuste RIO s om tot en verbetering van het functioneren van de RIO s te komen. Voor Eindhoven betekent dit naar verwachting f 250.000,ÃćâĆňâĂİ (6113.445,05) structureel per jaar. Voor Eindhoven gaat dit laatste betekenen dat er f 560.000,ÃćâĆňâĂİ (6 254.116,92) geclaimde kan worden voor het robuuster maken van haar RIO (bijlage 4 ligt voor u ter inzage). Dit bedrag zal in een keer worden uitgekeerd door het Rijk, maar door de gemeente over drie jaren worden uitgegeven in overeenstemming met het Rijk en RIO. Het RIO wil deze middelen inzetten om een kwaliteitstraject op te starten dat moet leiden tot certificering, een eis die het Rijk aan de RIO s gaat stellen. Op deze wijze kan er financiele dekking gecreeerd worden voor een formatieplaats indicatiestelling/verpleegkundige, gedurende drie jaar. Na afloop van het certificeringstraject kan betrokkene in de reguliere formatie worden opgenomen na het vertrek van een oudere medewerker. Tenslotte is in de begroting geen rekening gehouden met extra inkomsten buiten de gemeentelijke en rijksbijdragen, maar wel zo substantieel zijn dat ze als dekkingsmiddel in de begroting opgenomen dienen te worden. De gemeentebegroting 2001 kan derhalve aan de inkomstenkant als volgt worden bijgesteld: inkomsten rijksbijdrage f 250.000,ÃćâĆňâĂİ (6 113.445,05)(structureel via de algemene uitkering) inkomsten robuuste middelen ( gedurende drie jaren) Totale inkomsten gemeente f 350.000,ÃćâĆňâĂİ (6 158.823,08) Daarnaast creeert RIO zelf extra inkomsten ad f 50.000,ÃćâĆňâĂİ (6 22.689,01) voor verzekeringsindicaties. Dit bedrag kan in mindering gebracht worden op de benodigde subsidie.
r p Raadsbij lage nummer 81 Efficientie en meerjarenperspectief. We onderkennen dat de ophoging van het subsidiebudget alleen al nodig is op basis van de toename van het aantal aanvragen, maar toch dient de instelling zelf ook maatregelen te treffen om de bedrijfsvoering te verbeteren. Het RIO heeft bij de start nogal wat aanloopproblemen gekend. Het meest belangrijke aanloopprobleem was de integratie van de diverse groepen personeel geweest die kwamen uit de overheid en de thuiszorg. Hierdoor is de productiviteit in het begin wellicht lager geweest dan bij een ingewerkte organisatie en zijn de salariskosten uitgestegen boven het gemiddelde. Voorts is een belangrijk aandachtspunt nog steeds de status van het gemeentepersoneel. We moeten constateren dat de organisatie nog niet in "control" is, omdat het RIO niet in staat is het aantal aanvragen te beinvloeden en de groei ervan slechts bij benadering aan kan geven. Omdat het RIO nog zo kort bestaat ontbreken nog de nodige ervaringsgegevens om reele aantallen te leveren en loopt de gemeente als financier achter de feiten aan. Er is inmiddels een meerjarenperspectief gemaakt waarin wordt aangegeven wat de groei van het aantal te verwachten indicatieaanvragen zal zijn en op basis daarvan een formatieplan vastgesteld. Dit plan is op 11 april 2001 door het bestuur vastgesteld en in dit dossier als bijlage opgenomen (ligt voor u ter inzage). Opgave RIO. 2002 maximaal 9.550 aanvragen. 2003 maximaal 9.800 aanvragen. 2004 maximaal 10.050 aanvragen. 2005 maximaal 10.300 aanvragen. Het bestuur van het RIO gaat ervan uit dat met de voorgestelde formatie van 17,65 indicatiestellers de komende jaren - periode 2001 tot 2005 - uiteindelijk een productiviteitsgroei te realiseren is van 1096. Dit houdt in dat het hierboven genoemde aantal aanvragen binnen de huidige formatie afgewikkeld kunnen worden. Bij dit meerjarenperspectief is overigens geen rekening gehouden met de verbreding van de indicatiestelling richting WVG en gehandicaptenzorg. Aan de hand van dit meerjarenperspectief zal een monitor worden opgezet waarbij per kwartaal gegevens over de productie worden aangeleverd, zodat tijdig inzicht wordt gegeven in de ontwikkeling van de aantallen. De nieuwe directeur heeft onder meer tot opdracht om na afloop van het interimmanagement aan het bestuur voorstellen te doen met betrekking tot de toekomstige organisatie van het RIO; zelfstandig verder gaan met uitbreiding van taken, samen-
r p Raadsbij lage nummer 81 gaan met de drie RIO s in de regio dan wel onderbrengen bij een gemeentelijk organisatieonderdeel. Subsidiegrondslag. Er is een groot landelijk onderzoek gedaan onder vrijwel alle RIO s in Nederland. Hieruit is gebleken dat bij een stad met de omvang van Eindhoven er ongeveer 7.600 aanvragen te verwachten zijn. Gelet op bovengenoemde aantallen over 1999 en 2000 blijkt dat er hier ongeveer een kwart meer aanvragen zijn binnengekomen dan op basis van landelijke cijfers verwacht mocht worden. Het bestuur van het RIO verklaart dit door het zogenaamde "grote stedeneffect" en de extra vergrijzing die zich in Brabant voordoet. In dit perspectief is de begrotingsprognose 2001 alleszins reeel en acceptabel. De hieruit voortvloeiende formatieberekening waarbij uitgegaan wordt van een caseload per indicatiesteller van 524,2 bij een aantal van 9.250 aanvragen komt neer op een minimale formatie van 17,65 indicatiestellers. Dat is een uitbreiding van ongeveer drie formatieplaatsen indicatiesteller ten opzichte van de bestaande goedgekeurde formatie. De norm van 524,2 is voortgekomen uit het landelijke benchmarkonderzoek. De Eindhovense gerealiseerde praktijk is ongeveer 555. Deze 555 geven een vertekend beeld, omdat als gevolg van de werkdruk er in 2000 geen bijscholing heeft plaatsgevonden en minder verlof is opgenomen dan redelijkerwijs verwacht mocht worden, Met inachtneming van dit gegeven is de norm van het landelijk onderzoek acceptabel. 5 Financiele gevolgen en risico s Zoals in de vorige paragraaf is uitgewerkt dienen we voor 1999 uit te gaan van een exploitatietekort van f 436.000,ÃćâĆňâĂİ (6197.848,17) en voor 2000 (op basis van de voorlopige jaarrekening 2000) van f 680.000,ÃćâĆňâĂİ (6 308.570,55). De begroting 2001 die door het bestuur van het RIO is vastgesteld op 20 december 2000 is als bijlage voor u ter inzage gelegd. De begroting 2001 sluit met een tekort, op basis van de huidige subsidie, van f 925.750,ÃćâĆňâĂİ (6420.087,04). Hierbij is nog geen rekening gehouden met extra inkomsten van het RIO van f 50.000,ÃćâĆňâĂİ (6 22.689,01) als gevolg van verzekeringsindicaties. Daarnaast ontvangt de gemeente Eindhoven extra rijksmiddelen van in het totaalf 350.000,ÃćâĆňâĂİ (6 158.823,08) (f 250.000,ÃćâĆňâĂİ (6 113.445,05) en f 100.000,ÃćâĆňâĂİ (6 45.378,02). Het per saldo resterende (structurele) tekort (vanaf 2001) bedraagt derhalve van f 525,725,00 (6 238.563,60). Het tekort 1999 kan worden gedekt uit de reeds, via honorering van incidentele knelpunten in 2000, beschikbaar gestelde middelen ad f 441.000,ÃćâĆňâĂİ (6 200.117,08). Om het tekort van 2000 aan te vullen en het subsidie voor 2001 te verhogen naar het noodzakelijk niveau zijn additionele middelen nodig. Het benodigde bedrag voor 2000 van f 680,000,ÃćâĆňâĂİ (C 308.570,55) kan ten laste gebracht worden van de daartoe in de Jaarrekening 2000 opgenomen voorziening. Voor 2001 zullen wij de benodigde
Raadsbij lage nummer 81 dekking ad f 526.000,ÃćâĆňâĂİ (6 238.688,39) nader bezien bij de definitieve vaststelling van het rekeningresultaat 2000. De structureel benodigde middelen vanaf 2002 van f 525.725,ÃćâĆňâĂİ (6 238.563,60) kunnen worden gedekt uit de in de Voorjaarsnota 2002-2005 structureel beschikbaar gestelde middelen aan de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling ad f 1.500.000,ÃćâĆňâĂİ (6 680.670,32). 6 Overige gevolgen van de aanpak Niet alleen de RIO Eindhoven heeft te kampen met aanloopproblemen. Alle RIO s hebben moeten opboksen tegen een veld dat niet om een dergelijke voorziening zat te springen. Als onderdeel van de zorgketen worden ze onderdeel van de wachtlijstproblematiek en tenslotte hebben ze alle moeten werken met een krapte-budget waarin onvoldoende ruimte geschapen is voor ontwikkeling of het actief inspelen op de ontwikkelingen in de zorg. Voorts heeft RIO Eindhoven ook nog te maken gehad met een intern integratieproces. In het eerdergenoemde rapport RIO,het jongste kind wordt dan ook gezegd dat ze een moeilijke toekomst tegemoet gaan als de huidige situatie in de zorg en gemeenten niet gewijzigd wordt. Een financieel en organisatorisch gezonde basis zal een belangrijke stap vormen in de ontwikkeling van de RIO Eindhoven met name met betrekking tot de verbreding van de indicatiestelling voor de WVG en de sociaal-medische advisering. 7 Resultaten van overleg I inspraak Het RIO is het eens met dit voorstel. 8 Communicatie Zoals eerder is vermeld, loopt er binnen de gemeente nog een ander traject met betrekking tot de toekomst van de indicatiestelling in de toekomst die moet leiden tot de gewenste kwaliteitsverbetering en de verbreding van het indicatiewerk. De besluitvorming over beide trajecten - de financiele basis en de visie op de toekomst - vormen een goede aanleiding voor het overleg met de partners in de zorgketen in Eindhoven. Dat overleg zullen wij dan ook gaan entameren.
Raadsbijlage nummer 81 9 Advisering raadscommissie(s) De commissie voor maatschappelijke ontwikkeling hebben wij over dit voorstel gehoord. Haar positief advies ligt voor u ter inzage. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Burgemeester en wethouders van Eindhoven, H. Scherf, loco-burgemeester. S. Broersma, loco-secretaris.
Raadabijlage nummer Sx Besluit De raad van de gemeente Eindhoven; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 mei 2001, nr. 81; gelet op het advies van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling; besluit: 1 kennis te nemen van de ontwikkeling van het aantal indicaties af te wikkelen door het RIO; 2 in te stemmen met de gekenschetste ontwikkeling van indicaties vanaf 2001 en deze als subsidiegrondslag voor het RIO aan te merken; 3 op basis daarvan het subsidie voor het RIO: a voor 1999 vast te stellen op f 2.854.000,ÃćâĆňâĂİ (61.295.088,74); b voor 2000 voorlopig vast te stellen op f 3.098.000,ÃćâĆňâĂİ (61.405.811,11); c vanaf 2001 structureel vast te stellen op f 3.376.000,ÃćâĆňâĂİ (61.531.962,01); 4 de additioneel benodigde middelen: a voor 1999 ad f 436.000,ÃćâĆňâĂİ (6197.848,17) te dekken uit de reeds beschikbaar gestelde middelen via de honorering van de incidentele knelpunten 2000; b voor 2000 de additioneel daartoe benodigde middelen ad f 680.000,ÃćâĆňâĂİ (6308.570,55) ten laste te brengen van de daartoe in de Jaarrekening 2000 opgenomen voorziening; c het college van burgemeester en wethouders op te dragen de benodigde dekking voor de additioneel benodigde middelen voor 2001 ad f 526.000,ÃćâĆňâĂİ (6 238.688,39), onder de voorwaarde dat de aanvullende rijksmiddelen worden toegekend, nader te bezien bij de definitieve vaststelling van het rekeningresultaat 2000; d de additioneel structureel benodigde middelen vanaf 2002 te dekken binnen de voor de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling middels de Voorjaarsnota 2002-2005 additioneel beschikbaar gestelde middelen; 5 het college van burgemeester en wethouders de opdracht te geven om middels kwartaalsgewijze rapportages de ontwikkelingen binnen het RIO nauwgezet te volgen en daarover tijdig te rapporteren; 6 de begroting dienovereenkomstig te wijzigen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 mei 2001. R. Welschen, voorzitter. G. Kok, loco-secretaris. wa01004950