Achtergrond bij de pragmatiek

Vergelijkbare documenten
Semantiek 1 college 4. Jan Koster

Semantiek 1 college 8. Jan Koster

Woord en wereld Een inleiding tot de taalfilosofie

Semantiek 1 college 1

Betekenis I: Semantiek

Pragmatiek. 6 juni 2009

Taalhandelingen (speech acts)

Logica voor Informatica. Propositielogica. Syntax & Semantiek. Mehdi Dastani Intelligent Systems Utrecht University

Mededelingen. TI1300: Redeneren en Logica. Waarheidstafels. Waarheidsfunctionele Connectieven

(4) [Rick op 16 mei:] Het tentamen dat jullie vandaag gaan maken is niet moeilijk.

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Semantiek 1 college 2

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Weet u wanneer deze boerderij gebouwd is?

Semantiek 1 college 10. Jan Koster

Inleiding taalkunde. Inleiding - 23 april 2013 Marieke Schouwstra

Semantiek en pragmatiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Pragmatiek

Opdrachten Werkcollege 4

Conventionele implicatuur

Propositionele logica

Luisteren: Elke taaluiting is relevant

Indexicale Problemen voor Frege

Wat? Betekenis 2: lambda-abstractie. Boek. Overzicht van dit college. Anna Chernilovskaya. 7 juni 2011

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

De betekenis(sen) van conditionele zinnen

Deze bijdrage is een verkenning van de verbanden tussen de logische

Logische geometrie en pragmatiek

Semantiek en pragmatiek

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren

Propositielogica. Evert De Nolf Delphine Draelants Kirsten Storms Evelien Weyn. 24 augustus Universiteit Antwerpen

Algemene Taalkunde. 1ste bach Taal en Letterkunde. uickprinter Koningstraat Antwerpen T EUR

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Gödels Onvolledigheidsstellingen

Logic for Computer Science

Formeel Denken 2014 Uitwerkingen Tentamen

2. Syntaxis en semantiek

Toelichting bij geselecteerde opdrachten uit Betekenis en Taalstructuur

Geest, brein en cognitie

Logica 1. Joost J. Joosten

Embedded implicatures!?!

Betekenis 2: lambda-abstractie

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Gegeneraliseerde Kwantoren

Studentnummer: Inleiding Taalkunde 2013 Eindtoets Zet op ieder vel je naam en studentnummer!

PROPOSITIELOGICA. fundament voor wiskundig redeneren. Dr. Luc Gheysens

n filosofie n wetenschapsfilosofie n soorten wetenschap n filosofie van de informatica n inhoud college n werkwijze college

Inleiding: Combinaties

Logica 1. Joost J. Joosten

TAALFILOSOFIE WAT IS BETEKENIS?

Logica voor Informatica

Samenvatting. Bijlage B

Predikatenlogica in Vogelvlucht

Kwantitatieve betekenisverschillen tussen enkele en sommige

Logica Les 1 Definities en waarheidstabellen. (Deze les sluit aan bij les 1 van de syllabus Logica WD_online)

Formeel Denken. Herfst 2004

Onderwijs- en examenregeling

Logica 1. Joost J. Joosten

Gottlob Frege, Der Gedanke, 1918.

Logica 1. Joost J. Joosten

De Syntax-Semantiekredenering van Searle

TAALFILOSOFIE SYLLABUS

De naïeve betekenistheorie. De betekenis van een woord is het object waar dat woord voor staat.

Inhoud leereenheid 1. Inleiding. Introductie 13. Leerkern Wat is logica? Logica en informatica 13

Overzicht van vandaag. Filosofie van de geest: WB3027 Joel Anderson ( , blok 2) Het other minds probleem. Het argument from analogy

Visuele geletterdheid

Semantiek van predicatenlogica en Tractatus

Wat heeft het schoolvak Nederlands te winnen bij taalkunde? Hans Hulshof Maaike Rietmeijer Arie Verhagen

Formele Semantiek Van de predicatenlogica naar gegeneraliseerde kwantoren. Jeroen Van Craenenbroeck en Guido Vanden Wyngaerd

Logica voor Informatica. Propositielogica. Normaalvormen en Semantische tableaux. Mehdi Dastani

A Dialogue Game for Critical Discussion: Groundwork in the Formalisation and Computerisation of the Pragma-Dialectical Model of Argumentation J.C.

Inleiding. - Was Wittgenstein een Davidsoniaanse taalfilosoof of een anti-realist N.v.Ettinger

Programmaschema BA Taalwetenschap. Traject Taalbeschrijving

Onderwijs- en examenregeling

Betekenis in Beweging

Logic for Computer Science

Tegenvoorbeeld. TI1300: Redeneren en Logica. De truc van Gauss. Carl Friedrich Gauss, 7 jaar oud (omstreeks 1785)

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Kind, Taal & Ontwikkeling. Taalontwikkeling & taalproblemen Prematuur geboren kinderen en hun verdere ontwikkeling (film)

Vorm en Betekenis. Jan van Eijck. Inleiding Taalkunde, Juni 2006

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Collectie KLA: Griekse en Latijnse taal- en letterkunde

Tentamen TI1300 en IN1305-A (Redeneren en) Logica

Onderwijs- en examenregeling

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

De semantiek van zinnen met ook in het Nederlands Een onderzoek naar de semantische mogelijkheden voor samengestelde zinnen met ook.

Semantiek 1 college 3

Onbegrip in eenvoudige conversaties

Logica voor AI. Inleiding modale logica en Kripke semantiek. Antje Rumberg. 14 november 2012

Logica in het (V)WO. Barteld Kooi

Denkgereedschap 2.0 EEN P R A K T I S C H E M A N I E R VA N K R I T I S C H D E N K E N A L C E D O C O E N E N, S O LV E N TA

Logica 1. Joost J. Joosten

Logica 1. Joost J. Joosten

2. Syntaxis en semantiek

Inleiding: Semantiek

1. TRADITIONELE LOGICA EN ARGUMENTATIELEER

Citation for published version (APA): Khalil, E. N. (1999). Grounding in English and Arabic News Discourse. Milsbeek: in eigen beheer.

Transcriptie:

Achtergrond bij de pragmatiek Discourse-analyse Rick Nouwen 1 Wat is pragmatiek? 1.1. Het trivium en de semiotische driehoek Het idee om pragmatiek te onderscheiden van semantiek en syntaxis is terug te leiden tot het zogenoemde trivium: de drie vakken die centraal stonden in het onderwijs op middeleeuwse universiteiten, namelijk grammatica, dialectiek (logika) en rhetorika. grammatica logika rhetorika de expressie van gedachtes d.m.v. symbolencombinaties het denken en redeneren zelf communiceren met gedachtes Het gebruik van de term pragmatiek voor de studie van aspecten taal in context en taalgebruik komt van Charles Morris s theorie van tekens (semiotiek). syntax the formal relation of signs to one another semantics the relations of signs to the objects to which the signs are applicable pragmatics the relations of signs to their interpreters Deze driedeling is in de afgelopen 50 jaar diep geworteld geraakt in hedendaagse taalkunde. Hier een aantal manieren om de taalkundige versie van het trivium te karakteriseren. syntax: words words combinatoriek van betekenisvolle expressies primair semantics: words world de interpretatie van betekenisvolle expressies secundair pragmatics: words users het gebruik van betekenisvolle expressies tertiair 1

1.2. Opkomst van de pragmatiek uit de taalfilosofie Gottlob Frege, Bertrand Russell en Ludwig Wittgenstein-I Frege s ontwikkeling van de moderne predikaatlogika leidde tot het idee dat in taal gewortelde filosofische problemen behandeld moesten worden via analyses van de logika die aan de taal ten grondslag lag. Het idee was verder dat problemen die niet op die manier te analyseren waren, problemen waren die niet binnen de filosofie thuishoren (Wittgenstein). Dit beginsel werd verder opgenomen door de Weense cirkel (Wiener Kreis, bv. Rudolf Carnap) en de daaruitvolgende stroming genaamd logisch positivisme. Deze vorm van analytische filosofie leidde in de jaren 60 tot wat we nu als formele semantiek kennen, via formalisten als Richard Montague en David Lewis. In de formele semantiek worden echter vooral de logisch-wiskundige methode s van het logischpositivisme gebruikt, zonder dat de radicale filosofie erachter geadopteerd wordt. Ludwig Wittgenstein-II, John Langshaw Austin, John Searle Als tegenbeweging tegen het logisch-positivisme kwam er na de ommekeer binnen Wittgensteins werk (vandaar Wittgenstein-II) een stroming op gang die niet logisch analyseerbare taal centraal stelde, maar zich juist richtte op de analyse van de dagelijkse taal zoals die door mensen gebruikt werd. Het woord gebruik stond hier centraal, alsmede de akties die taalgebruikers met taal doen. Paul Grice Paul Grice is de grondlegger van de hedendaagse (formele) pragmatiek. Volgens Grice waren de post-fregeaanse logische analyse en de nadruk op natuurlijk taalgebruik niet incompatibel. In zijn invloedrijke werk On logic and conversation (logika en gesprek), legt hij de grondbeginselen voor de hedendaagse taalkundige pragmatiek. Neo-Griceaanse pragmatiek Het programma dat uit Grice s gedachtengoed voortkomt is vooral in de jaren 70 en 80 uitgebouwd tot een sterk raamwerk voor taalkundig onderzoek. Centrale onderzoekers hier zijn Larry Horn (nog actief), Gerald Gazdar en Steven Levison (nog actief, MPI Nijmegen). Analytisch versus Continentaal In de filosofie is er het onderscheid tussen analytische (van oorsprong Angelsaksische) en continentale filosofische studies. In zekere zin bestaat dit verschil binnen de pragmatiek ook. Wanneer je de pragmatiek ziet als onderdeel van taalkundige analyse op hetzelfde niveau als fonologie, morfologie, syntaxis en semantiek, dan ga je uit van de analytische vorm van pragmatiek. Deze staat centraal binnen deze cursus en valt grotendeels samen met het Neo-Griceaanse programma. De continentale tak van pragmatiek is breder en valt gedeeltelijk onder sociolinguistiek en antropologie. Continentale pragmatiek wordt vaak ook gepresenteerd als een benadering, meer dan een discipline. 1.3. Onderwerpen van taalkundige pragmatiek Geen pragmatiek zonder semantiek / geen semantiek zonder pragmatiek Zowel semantiek als pragmatiek gaan over betekenis. Wel is het zo dat ze verschillende bete- 2

kenisaspecten van zinnen en uitingen bestuderen. Context De pragmatiek bestudeert hoe de betekenis (in een vrij ruime zin van dat woord) van een zin afhankelijk is van de gebruikscontext. Dat wil zeggen dat de pragmatiek bijvoorbeeld fenomenen van deixis behandelt: de context-afhankelijkheid van verwijzende woorden en expressies. Maar ook de context-afhankelijkheid van bepaalde soorten gevolgtrekkingen (bv. zogenaamde implicaturen) staan centraal. Taaldaden Semantiek richt zich op talige betekenissen die te vatten zijn met waarheidscondities. Sommige uitingen zijn niet waarheidsconditioneel, maar beter te karakteriseren als daden of acties. Dit valt binnen het pragmatische bereik. 2 Semantiek Binnen de semantiek wordt een vrij nauwe notie van betekenis gehanteerd: weten wat een zin betekent is weten in welke omstandigheden de zin waar is en in welke omstandigheden hij onwaar is Dat wil zeggen dat semantiek zoals deze binnen de formele taalkunde wordt bedreven waarheidsconditioneel is. De betekenis van een zin zijn de waarheidscondities van de zin. Discussie Je kunt je waarschijnlijk ook een simpelere vorm van betekenis voorstellen die door de semantiek gebruikt had kunnen worden: de betekenis van een zin is de waarheidswaarde van die zin, i.e. of de zin waar dan wel onwaar is. Waarom denk je dat dit geen optie is? 2.1. Compositionaliteit Let op dat semantiek de betekenis van een zin bestudeert. Wat is een zin? Een zin is een abstract begrip dat voortkomt uit een theorie van syntaxis. Dit wil zeggen dat semantiek geen betekenis toekent aan constructies die ongrammatikaal zijn. (1) a. Jan slaat Piet. b. *Jan Piet. Wel is de semantiek van een zin gebaseerd op woord- of morfeem-semantiek, via het compositionaliteitsprincipe (Frege/Montague). (2) Het compositionaliteitsprincipe: De betekenis, dat wil zeggen, de waarheidscondities van een zin worden alleen bepaald door de betekenis van de kleinste 3

onderdelen van die zin en de manier waarop die onderdelen (syntactisch) gecombineerd zijn. Dat wil zeggen: de betekenis van (1-a) hangt af van, ten eerste, wat (en wie) je verstaat onder Jan, Piet en de werkwoordsvorm slaat en, ten tweede, de woordvolgorde. Bijvoorbeeld, (3) heeft dezelfde woorden, maar toch een andere betekenis. Dat komt omdat de syntaxis anders is. (3) Piet slaat Jan. Discussie Het woordje alleen in het compositionaliteitsprincipe zoals het gegeven is in (2) maakt het principe in zekere zin te sterk. Dit blijkt vooral uit voorbeelden als (4) (die verderop in de cursus een centrale rol krijgen). Wat is het probleem, denk je? (4) Ik ben 22 jaar oud. 2.2. Proposities Een andere manier om te zeggen dat de betekenis van een zin de verzameling waarheidscondities van die zin is, is te zeggen dat een zin een propositie uitdrukt. Een propositie is iets dat waar of onwaar zijn kan met betrekking tot een bepaalde stand van zaken. (Aristoteles: de waarheid of onwaarheid van een zin is afgeleid van de waarheid of onwaarheid die de zin uitdrukt Organon: de Interpretatione.) Om zinnen en proposities te onderscheiden, representeren we propositionele inhouden met kleine hoofdletters. (5) a. Het regent. grammatikaal b. Het regent. waar/onwaar Vaak spreken we over propositionele inhoud: dat deel van de betekenis van de zin dat terug te brengen is tot een propositie (waarheidscondities). Vaak wordt aangenomen dat vragen ook propositionele inhoud hebben: bijvoorbeeld Regent het? heeft de propositionele inhoud in (5-b), net als (5-a). 2.3. Waarheidscondities en entailment Een propositie drukt een set waarheidscondities uit. Een propositie is derhalve gelijk te stellen aan de verzameling omstandigheden 1 waarin de propositie waar is. Sommige proposities drukken de verzameling van alle toestanden uit. Dit noemen we tautologieën. Andere proposities drukken de lege verzameling uit. Dit noemen we con- 1 Ook wel: situaties, toestanden, standen van zaken. Een technischere term voor omstandigheden is mogelijke wereld, een term uit de zg. mogelijke werelden-semantiek. 4

tradicties. Weer andere proposities drukken een specifieke verzameling van toestanden uit. Deze proposities zijn contingent. Het is belangrijk het niveau van abstractie van proposities goed te begrijpen. De propositie het regent is waar in alle omstandigheden waarin het regent en dus drukt de propositie die verzameling omstandigheden uit. De meeste van die omstandigheden zijn niet werkelijk: het gaat erom hoe de werkelijk had kunnen zijn. (6) Voorbeeld a. De zin Een rode trui is rood b. drukt de propositie uit Een rode trui is rood c. deze propositie is waar in alle toestanden d. dit is dus een tautologie Geef voor de volgende proposities aan of het om een tautologie, een contradictie of een contingentie gaat. (7) a. Elke trui is rood. b. Elke rode trui is rood. c. Niet elke rode trui is rood. d. Het regent of het regent niet. e. Het regent en het regent niet. f. Het regent Voor het gemak laten we termen als tautologie, contradictie en contingentie ook gelden voor zinnen. We zeggen dus dat de zin Een rode trui is rood een tautologie is. Twee zinnen die dezelfde verzameling omstandigheden uitdrukken zijn parafrases van elkaar: i.e. ze zijn waarheidsconditioneel equivalent. (8) a. Het regent en het waait. b. Het waait en het regent. (9) a. Niemand is afwezig. b. Iedereen is aanwezig. (10) a. Jan gaf Marie een boek. b. Jan gaf een boek aan Marie. Wat is de relatie tussen tautologieën, contradicties en de notie van equivalentie? De belangrijkste notie in de semantiek is die van entailment. 5

(11) Entailment: Zin 1 entailt zin 2 (zin 1 = zin 2) dan en slechts dan als zin 2 waar is in alle omstandigheden waarin zin 1 waar is (12) a. Er staan precies vier tuinkabouters in de tuin. b. = Er staan meer dan twee tuinkabouters in de tuin. (13) a. Er staan meer dan twee tuinkabouters in de tuin. b. = Er staan precies vier tuinkabouters in de tuin. (14) a. Jan draagt een rode trui. b. = Jan draagt een trui. Wat is de relatie tussen equivalentie en entailment? Welke entailment relatie(s) bestaan er tussen de (a)- en (b)-zinnen. (15) a. Het regent. b. Rick heeft een paraplu bij zich. (16) a. Het regent en de treinen rijden niet. b. De treinen rijden niet. (17) a. Of er is een wisselstoring, of het personeel staakt. b. Er is een wisselstoring. (18) a. Er bestaan corrupte politici. b. De meeste politici zijn corrupt. (19) a. Niemand van de 20 studenten is afwezig. b. Meer dan 3 studenten zijn aanwezig. 3 Semantiek versus Pragmatiek Een eerste hele korte blik op wat onderwerpen die de revue zullen passeren. 3.1. Andere gevolgtrekkingen naast entailment 3.1.1 Inbedding Entailments zijn inbeddingsgevoelig: (20) a. Jan draagt een rode trui. b. = Jan draagt een trui. 6

(21) a. Piet gelooft dat Jan een rode trui draagt. b. = Jan draagt een trui. (22) a. Draagt Jan een rode trui? b. Jan draagt misschien een rode trui. Andere soorten gevolgtrekkingen zijn niet inbeddingsgevoelig. Voorbeeld: presuppositie (23) a. Jan s zus is taalkundige. b. >> Jan heeft een zus. (24) a. Piet gelooft dat Jan s zus taalkundige is. b. >> Jan heet een zus. (25) a. Is Jan s zus taalkundige? b. Jan s zus is wellicht taalkundige. 3.1.2 Zwakke gevolgtrekkingen We noemen een gevolgtrekking defeasible als hij eenvoudig weerlegbaar is, zonder dat contradictie optreedt. Entailments zijn overduidelijk niet-defeasible: (26) Jan draagt een rode trui. #Maar hij draagt geen trui. Let op: Ik gebruik in (26) het symbool # om aan te geven dat de tweede zin in (26) semantisch en/of pragmatisch onacceptabel is. (Hier omdat het een contradictie geeft.) Huang gebruikt?. Conversationele implicaturen zijn een voorbeeld van gevolgtrekkingen die wel defeasible zijn: (27) a. Jan liep naar voren en nam zijn hoed af. b. +> Jan liep eerst naar voren en nam daarna zijn hoed af. (28) Jan liep naar voren en nam zijn hoed af. Maar hij deed dat (helaas) niet in die volgorde. (29) a. De soep was warm. b. +> De soep was niet gloeiend heet. (30) De soep was warm, gloeiend heet zelfs. 7

3.2. Context Probeer zo veel mogelijk manieren te vinden hoe de volgende voorbeelden afhankelijkheid van de context laten zien. (31) Die man is mijn vader en deze is mijn oom. (32) Wijzend: Leg je tas daar maar neer. (33) Tijdens een telefoongesprek: Wat voor weer is het daar? (34) Ik ben hier geboren. (35) Jan is ziek, maar hij werkt toch. (36) Jan is ziek. Piet ook. (37) 47. 3.3. Taalhandelingen Bij entailments zagen we dat de entailments van vragen en declaratieven verschillen: (38) a. Jan draagt een rode trui. = Jan draagt een trui. b. Draagt Jan een rode trui? = Jan draagt een trui. Om precies te zijn lijkt het erop alsof vragen helemaal geen entailments hebben. Dat komt omdat vragen iets anders met een propositionele inhoud doen dan declaratieve zinnen. Bij vragen gaat het erom de hoorder er toe te bewegen informatie te geven, terwijl declaratieve zinnen juist informatie aan de hoorder geven. Maar wat bedoelen we eigenlijk met wat een zin doet? (39) a. Jan is ziek assertie b. Is Jan ziek? vraag c. Zou je het raam dicht kunnen doen? verzoek d. Doe het raam dicht! bevel e. Je bent ontslagen ontslag f. Hierbij verklaar ik u man en vrouw in echt verbinden g. Wat een mooie auto! exclamatie h. Au! expressie 8