Werken bij de Belastingdienst Uw rechten en plichten in 2011



Vergelijkbare documenten
Werken bij de Belastingdienst. Uw rechten en plichten in 2010

Financiële arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel (in kort bestek)

Financiële arbeidsvoorwaarden rijkspersoneel (in kort bestek)

BEZOLDIGINGSREGELING

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

3 Salaris per uur: 1/156 van het salaris bij een volledige werktijd.

4 BELONING. 4.1 Beloning en inschaling

Regeling bezoldiging gemeente Nieuwkoop 2011

Bijlage 1 (bron: verplaatsingskostenregeling woon-werkverkeer provincie Zuid-Holland 2013)

IKAP-Regeling rijkspersoneel

Gelet op de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Katwijk;

Lid 3 Over het uitbetaalde salaris en de salaristoelagen wordt maandelijks een digitale loonstrook verstrekt.

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner. het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1.

Bezoldigingsbesluit gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

Regeling bezoldiging. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

Uitgegeven: 12 februari , no. 15 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN

Eerste wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 49gg, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Regeling Menukaart arbeidsvoorwaarden 2006

Wijziging van de CAR-UWO gemeente Waterland. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

TiU-Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en verhuiskosten

Toelichting arbeidsvoorwaarden

GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

Begripsomschrijving. Carlar hoofdstuk 18 suppl. m.i.v

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en fiscale aspecten

Bezoldigingsverordening

Toelichting Bezoldigingsregeling Gemeente Stichtse Vecht

In deze circulaire worden de aanvullende afspraken toegelicht. In een bijlage zijn een aantal berekeningsvoorbeelden opgenomen.

Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en verhuiskosten

Toelichting Bezoldigingsregeling Gemeente Stichtse Vecht

Vraag A1 In de mail over de CAO 2008 wordt gesproken over differentiatie naar groepen medewerkers. Onder welke groep val ik?

Wat is het generatiepact

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

UITVOERINGSREGELING BELONINGSBELEID UW SAMENWERKING

De reiskostenregeling voor de sociale werkvoorziening. Dit zijn de belangrijkste punten

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leiderdorp;

4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

Gelet op artikel F. 4, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

CVDR. Nr. CVDR69857_6. Bezoldigingsverordening gemeente Teylingen. I Begripsbepalingen

Bezoldigingsverordening gemeente Leeuwarderadeel 2005.

Bezoldigingsregeling 2014 Krimpen aan den IJssel

Artikelen 2:1, 2:3 en 2:4:1 2:4:1 CAR-UWO CAR-UWO

Bezoldigingsbesluit van de gemeenten Sint Anthonis en Boxmeer 2010

Toelageregeling Universiteit Twente 2015

Onkostenbeleid Stedin Groep

j. volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

HOOFDSTUK3SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN:

gelezen hebbende de voorstellen van het cluster P&O d.d. 19 juli 2007 en 19 augustus 2008;

Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft op 27 november 2018 besloten:

Het college van burgemeester en wethouders,

Vereenvoudiging Bijzondere Beloningen (hoofdstuk 5 cao)

In deze brochure vindt u een uitleg van de belangrijkste bepalingen van de cao Groothandel in Bloemen en Planten.

VERVOERSPLAN ODZOB. 18 mei

Arbeidsvoorwaarden gemeente Heusden

Veelgestelde vragen over de reorganisatie PostNL, branche Post en Pakketten.

Bezoldigings Regeling. gemeente Oldambt

GEMEENTEBLAD. Nr Gemeente Raalte Regeling attenties. 21 mei Officiële uitgave van gemeente Raalte.

overwegende dat het aanbeveling verdient om de bezoldigingsverordening te actualiseren;

Bijlage 12 Regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer en algemene reis- en verblijfkosten

Bezoldigingsregeling gemeente Hoogeveen I Begripsbepalingen

Vragen/antwoorden m.b.t. tijdelijke aanpassing uitstroombevorderende maatregelen

Rechtspositie rijksambtenaar

Regeling tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer en tegemoetkoming kosten van verhuizing Universiteit Leiden

3 SALARIS, VERGOEDINGEN, TOELAGEN EN UITKERINGEN

Gelet op artikel F.4, eerste en tweede lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Inhoud. 1. Aanstelling Bevoegdheid Soorten aanstellingen 12

Nieuwe voorziening voor het woon-werkverkeer. Bekend maken van nieuw beleid. Verplaatsingskostenbesluit 1989 c.a.

De wijzigingen gaan, met terugwerkende kracht, in per 1 januari Artikel 18:1:5, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Gelet op en in aanvulling op hoofdstuk 5 van de CAO Nederlandse Universiteiten stelt de werkgever de navolgende regeling vast.

CAO à la Carte Regeling Vergoeding kosten van vakbondscontributie en lidmaatschappen van beroeps- of vakverenigingen

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Artikel 6.28 doorbetaling bij ouderschapsverlof

Nummer: Versie: 1.1. Vastgesteld door het DB d.d. Instemming OR RAV d.d.

Rechtspositie rijksambtenaar

Bezoldigingsregeling 2014 gemeente Noordoostpolder

Vergelijking Verordening Rechtspositie Gedeputeerden, Staten- en Commissieleden Provincie Flevoland 2003 met de IPO Modelverordening

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

Artikel 17:1:1:1 Voorwaarden pagina 1 van 3

CAO á la carte: fiscale regeling woon-/werkverkeer UMCG

PROVINCIAAL BLAD VERPLAATSINGSKOSTENREGELING WOON-WERKVERKEER PROVINCIE ZUID-HOLLAND 2011

Artikel 6b Telewerken Artikel 11 Vergoeding overwerk Artikel 13 Regeling fietsenplan

Reiskostenregeling Gelre Ziekenhuizen

Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging. Paragraaf 8 Afbouwtoelage. Artikel 3.40 afbouwtoelage

Verplaatsingskostenregeling 1989

Regeling salaris en vergoedingen medewerkers gemeente Krimpenerwaard

Regeling vergoeding consignatiediensten en telefonische bereikbaarheid

Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Regeling uitwisseling arbeidsvoorwaarden gemeente Vught Regeling uitwisseling arbeidsvoorwaarden Gemeente Vught 2015

het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR-UWO;

Vraag & antwoord Regeling Levensfase-uren A. DE REGELING. 20 april 2017

Regeling bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst gemeente Overbetuwe 2014

Verordening reiskosten medewerkers gemeente Uithoorn, 2013

i. betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling;

ARBEIDSDUUR. Keuzemogelijkheden voor militairen BURGERS PAGINA 6. T wee uren langer of korter werken

gelet op het resultaat van het overleg in de commissie van georganiseerd overleg (GO) van 22 november 2000;

Artikel 5 Bepalen functieschaal In een aparte regeling wordt vastgelegd de wijze waarop de functies worden beschreven en gewaardeerd.

Transcriptie:

Achtergrondinformatie Uitgave april 2011 Werken bij de Belastingdienst Uw rechten en plichten in 2011 Als medewerker van de Belastingdienst hebt u allerlei rechten en plichten. In deze brochure zijn de verschillende regelingen in hoofdlijnen op een rij gezet, zodat u een duidelijk overzicht hebt van alles waar u mee te maken kunt krijgen tijdens uw loopbaan bij de Belastingdienst. U leest bijvoorbeeld hoe het met uw reiskosten zit, wanneer u een vergoeding voor overwerk krijgt en wat bijvoorbeeld de pensioenregeling bij de Belastingdienst is. Maar ook welke plichten u als ambtenaar van de Belastingdienst hebt. Serie Personeelswijzer Belastingnet/Personeel/P.Plaza/Documenten en formulieren/naslagwerken 12345

Werken bij de Belastingdienst Uw rechten en plichten in 2011

2

Inhoud 1 Wat vindt u in deze brochure? 7 2 Werving, selectie en sollicitatieprocedure 7 2.1 Openstellen van vacatures 7 2.2 De sollicitatieprocedure 8 3 Aanstelling en benoeming 9 3.1 Aanstelling in algemene dienst van het Rijk 9 3.2 Aanstelling in tijdelijke of vaste dienst 9 3.3 Aanstelling als oproepkracht 9 4 Het salaris 9 4.1 Salarisschalen 9 4.2 Vaststelling van uw salaris 10 4.3 Salarisverhoging 13 4.4 Bruto-uurloon 13 4.5 Vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering 13 4.6 Van bruto- naar nettosalaris 13 4.7 Spaarloon 13 4.8 Levensloopregeling 14 5 Gratificaties en toelagen 14 5.1 Extra beloning bij goed functioneren 14 5.2 Toelage voor onregelmatige diensten 14 5.3 Vergoeding voor overwerk 15 5.4 Vergoeding voor FIOD-medewerkers in buitendienst (FIOD-toelage) 15 5.5 Toelage voor bereikbaarheid en beschikbaarheid 15 5.6 Verschuivingstoelage 16 5.7 Waarnemingstoelage 16 5.8 Ambtsjubileumgratificatie 16 5.9 Diensttijdgratificatie 16 5.10 Mobiliteitstoeslag 16 5.11 Vergoeding bedrijfshulpverlening (BHV) 16 5.12 Vaartoelage 17 5.13 Toelage personenchauffeurs 17 5.14 Non-activiteitswedde 17 5.15 Toeslag arbeidsparticipatie ouderen 17 6 Onkostenvergoedingen 17 6.1 Reiskosten woon-werkverkeer als u gebruikmaakt van het openbaar vervoer 17 6.2 Reiskosten woon-werkverkeer als u gebruikmaakt van een ander vervoermiddel 18 6.3 Reiskostenvergoeding arbeidsgehandicapten 19 6.4 Reiskostenvergoeding automatisch uitbetaald krijgen 19 6.5 Bijzondere situaties en regelingen 19 6.6 Reis- en verblijfkosten bij binnenlandse dienstreizen 19 6.7 Privégebruik dienstauto s 20 6.8 Verhuiskosten 20 6.9 Kinderopvang 21 7 Werktijd 21 7.1 Uw werktijd per week en per jaar 21 7.2 Arbeidsduur per jaar en feestdagen 22 7.3 Compensatie-uren 22 7.4 Brugdagen 23 7.5 Korter werken op 5 december en op dagen vóór feestdagen 23 7.6 Als u 57 jaar of ouder bent: de PAS-regeling 23 3

8 Vakantie en verlof 24 8.1 Vakantie-uren 24 8.2 Zwangerschaps- en bevallingsverlof 25 8.3 Adoptieverlof 25 8.4 Ouderschapsverlof 25 8.5 Clamiteitenverlof 26 8.6 Kortdurend zorgverlof 27 8.7 Langdurend zorgverlof 27 8.8 Buitengewoon verlof 27 8.9 Officiële feestdagen en religieuze rust- en feestdagen 27 8.10 Studieverlof 27 8.11 Verlofspaarregeling 28 8.12 Levensloopregeling 28 9 Individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket (IKAP) 28 9.1 Meer werken 29 9.2 Minder werken 29 9.3 Verkopen van vakantie-uren 29 9.4 Belastingvrije vergoedingen tegen het inleveren van arbeidsvoorwaarden 29 10 Voorzieningen bij verzuim 30 10.1 (Ziekte) verzuim melden 30 10.2 Hersteld melden 30 10.3 Faciliteiten & inkomen 31 11 Overlijden 32 11.1 Uitkering bij overlijden 32 11.2 Stichting overlijdensuitkering Financiën 32 12 Arbeidsomstandighedenzorg 32 12.1 Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) 32 12.2 Preventief medisch onderzoek 32 12.3 Gezond belast 33 12.4 Personeelsmonitor 33 12.5 Bedrijfsmaatschappelijk werk 33 12.6 Vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen 33 12.7 Arbocatalogus 33 13 Personeelsfonds 34 14 Personeelsontwikkeling 34 14.1 Opleidingen die nodig zijn voor uw functie 35 14.2 U neemt zelf het initiatief voor een opleiding 35 14.3 Soms vergoedingen terugbetalen 35 14.4 Mobiliteit 35 14.5 Duale leertrajecten en loopbaangarantie 36 15 Begeleiding en beoordeling 36 16 Bezwaar- en beroepsmogelijkheden 37 17 Georganiseerd overleg en medezeggenschap 37 18 Reorganisaties 38 19 Ontslag en uitkeringen 39 19.1 Beëindiging van uw aanstelling 39 19.2 Uitstroombevorderende maatregelen 39 19.3 Werkloosheidsuitkeringen 39 4

20 Pensioen 40 20.1 Algemeen 41 20.2 ABP KeuzePensioen 41 20.3 ABP KeuzePensioen en Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU) 42 20.4 ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen 42 20.5 Nabestaandenpensioen 43 20.6 Pensioenbreuk 44 20.7 Uit elkaar: wat te doen met het pensioen? 44 20.8 Nog vragen over pensioenen? 45 21 Personeelsverenigingen 45 21.1 Fincover 45 22 Een integere Belastingdienst 45 22.1 Integriteit: de verwachtingen zijn hoog 45 22.2 De basiswaarden 46 22.3 De eed of belofte 46 22.4 Belangrijke regels 47 22.4.1 Vertrouwelijke informatie 47 22.4.2 Geschenken 48 22.4.3 Nevenwerkzaamheden 49 22.4.4 Bedrijfsmiddelen 49 22.4.5 Draaideurconstructies 50 22.5 Vertrouwenspersonen integriteit 50 22.6 Klokkenluidersregeling 51 22.7 Overtreden van regels en normen 52 22.8 Opleiding en advies 53 22.9 Tot slot 53 22.10 Bijlage 54 23 Hebt u nog vragen? 55 5

6

1 Wat vindt u in deze brochure? Deze brochure is bestemd voor alle medewerkers van de Belastingdienst. Als medewerker hebt u allerlei rechten en plichten. Deze zijn vastgelegd in een groot aantal regelingen over de rechtspositie van ambtenaren. Die regelingen zijn niet altijd even gemakkelijk leesbaar. In deze brochure zijn daarom de verschillende regelingen voor u in hoofdlijnen op een rij gezet. U vindt informatie over alles waar u mee te maken kunt krijgen tijdens uw loopbaan bij de Belastingdienst, vanaf het moment van uw indiensttreding, tot het moment dat u de Belastingdienst verlaat. De onderdelen volgen zoveel mogelijk de zaken waarmee u in de loop van de tijd te maken krijgt als u werkt bij de Belastingdienst. Als u gehuwd bent, uw partnerschap hebt laten registreren of samenwoont Sommige regelingen zijn ook van belang voor uw partner en gezinsleden. Bijvoorbeeld: het verlof in verband met familieomstandigheden. De Belastingdienst verstaat onder partner: degene waarmee u gehuwd bent, waarmee u uw partnerschap hebt laten registreren, of degene waarmee u samenwoont. In dat laatste geval moet u wel bij de notaris een samenlevingscontract hebben laten opstellen. In zo n contract zijn de rechten en plichten geregeld rond samenwonen en het voeren van een gezamenlijke huishouding. Uw managementteam De Belastingdienst kent dertien belastingregio s, een hoofdkantoor Douane met negen regiokantoren, de Belastingtelefoon en Belastingdienst/Toeslagen. Elke belastingregio bestaat uit een aantal kantoren. Daarnaast kent de Belastingdienst facilitaire eenheden. Deze organisatieonderdelen worden in het vervolg van deze brochure aangeduid met de term eenheid of eenheden. Aan het hoofd van iedere eenheid staat een managementteam. Met de aanduiding uw managementteam wordt in deze brochure bedoeld het managementteam van de eenheid waar u werkzaam bent. Let op! De samenstellers van deze brochure hebben geprobeerd de tekst zo toegankelijk en daarmee zo leesbaar mogelijk te maken. Daarom is niet gekozen voor juridisch waterdichte formuleringen. Ook kunnen wet- en regelgeving op personeelsgebied na het verschijnen van de brochure nog wijzigingen ondergaan. Om die redenen kunt u aan deze brochure geen rechten ontlenen. Het kan zijn dat u na het lezen van deze brochure nog vragen hebt over uw eigen situatie. Achter in deze brochure vindt u waar u terecht kunt voor meer informatie. Ook leest u daar waar u terecht kunt met suggesties voor aanpassing van deze brochure. 2 Werving, selectie en sollicitatieprocedure Voor het openstellen van vacatures gelden allerlei regels. Wilt u solliciteren naar een andere functie binnen de Belastingdienst? Dan gelden er bij de sollicitatieprocedure allerlei voorschriften zowel voor u als sollicitant, als voor de Belastingdienst. In dit hoofdstuk leest u hier meer over. 2.1 Openstellen van vacatures Als een werkplek vacant is, kan het managementteam besluiten deze werkplek te vervullen of de werkzaamheden te herschikken en toe te delen aan een medewerker in het kader van een ontwikkelingstraject als onderdeel van de toepassing van functiestramienen (zie ook paragraaf 4.1). Als er vervolgens nog werkzaamheden van een of meer vacante werkplekken overblijven, kunnen deze worden samengevoegd tot een vacante functie met een ander samenstel van werkzaamheden. Vervolgens gaat, voordat een vacature wordt opengesteld, het managementteam na of de vacante functie kan worden vervuld door een ambtenaar met een functie die niet is vastgelegd in de geldende personeelsformatie of door een ambtenaar die een hogere salarisschaal heeft dan de schaal die geldt voor zijn functie. Pas als blijkt dat de vacante functie op deze wijze niet kan worden opgevuld, moet het volgende worden nagegaan: 1 Kan een medewerker uit een bijzondere categorie worden benoemd in de functie? Het kan hier bijvoorbeeld gaan om iemand die terugkeert uit een tijdelijke functie, iemand met een sociale of medische indicatie, of iemand die gebruik wil maken van de terugkomregeling en opnieuw bij de Belastingdienst in dienst wil treden. 2 Kan de vacature worden vervuld door benoeming van een interne mobiliteitskandidaat (zie paragraaf 14.4)? 3 Kan de vacature worden vervuld door medewerkers die een verzoek hebben gedaan om uitbreiding van de arbeidsduur? 7

Als dit onderzoek niet leidt tot het vervullen van de vacature, dan wordt deze voor sollicitatie opengesteld. Bekendmaking van vacatures gebeurt via de Beeldkrant; de vacatures zijn opgenomen in de Mobiliteitsbank het Rijk. De functie kan ook tegelijkertijd extern worden opengesteld. Aan de hand van de ontvangen sollicitatiebrieven wordt vervolgens een eerste selectie van kandidaten gemaakt. Als onderdeel van de maatregelen voor het wegwerken van onevenwichtigheden in de formatie en bezetting bij de Belastingdienst (zie hoofdstuk 18), kan tijdelijk een wijziging worden aangebracht in de procedure voor vacaturevervulling. 2.2 De sollicitatieprocedure Na het openstellen van de vacature vindt er een sollicitatieprocedure plaats. Als sollicitant hebt u hierbij in ieder geval de volgende rechten: een eerlijke kans op benoeming; recht op informatie; bescherming van uw persoonlijke levenssfeer; vertrouwelijke behandeling van uw persoonlijke gegevens; een doelmatige procedure; de mogelijkheid een klacht in te dienen en het recht op serieuze behandeling daarvan. Medische keuring Bij een benoeming is meestal geen medische keuring nodig. Dat is wél het geval als specifieke functieeisen een keuring rechtvaardigen of als er een wettelijke verplichting tot keuring is. Bij de Belastingdienst is keuring bijvoorbeeld verplicht voor: medewerkers Douane fysiek toezicht bewapend; bedrijfshulpverleners (BHV ers); specifieke functies van de FIOD. Deze opsomming is niet volledig. Uw managementteam kan tot een keuring besluiten als het vindt dat een functie (fysieke) risico s met zich meebrengt. Andere onderzoeken Een benoeming kan worden voorafgegaan door een of meer van de volgende onderzoeken: een psychologisch onderzoek, bijvoorbeeld een intelligentie- en persoonlijkheidstest; een onderzoek van de justitiële gegevens, bij functies die bijzondere eisen stellen aan de integriteit en de verantwoordelijkheid van de medewerker; een veiligheidsonderzoek, bij vertrouwensfuncties en voor medewerkers die gaan werken op een luchthaven. Als geen sprake is van een vertrouwensfunctie of een functie die bijzondere eisen stelt aan de integriteit en de verantwoordelijkheid van de medewerker wordt een verklaring omtrent het gedrag aangevraagd bij de gemeente. Rechtsbescherming tijdens de sollicitatieprocedure Als u naar een functie solliciteert en u wordt afgewezen, hebt u de mogelijkheid tegen die beslissing bezwaar te maken als u het met die afwijzing niet eens bent. Voorrang bij gelijke geschiktheid In principe wordt de kandidaat benoemd die het meest geschikt is voor de functie. Omdat de Belastingdienst diversiteit op alle niveaus in het personeelsbestand belangrijk vindt, hebben bij gelijke geschiktheid vrouwen, minderheden en gehandicapten voorrang. Vooropleidingseisen Externe kandidaten moeten aan bepaalde vooropleidingseisen voldoen om tot de selectieprocedure te kunnen worden toegelaten. Voor interne kandidaten kan in plaats daarvan óók het denkniveau als uitgangspunt gelden. Interne kandidaten moeten hiervoor een test doen die wordt verzorgd door B/CKC. Dat is de zogenoemde niveautest. 8

3 Aanstelling en benoeming Iedereen die bij de overheid in dienst komt, wordt officieel aangesteld. U kunt in tijdelijke dienst of in vaste dienst komen. Een bijzondere vorm van tijdelijke aanstelling is een aanstelling als oproepkracht. Als u in tijdelijke dienst komt, dan wordt u aangesteld als ambtenaar van de Belastingdienst. Komt u in vaste dienst, dan wordt u aangesteld in algemene dienst van het Rijk en bent u werkzaam bij de Belastingdienst. Bij uw aanstelling bent u benoemd in een functie bij de Belastingdienst. Als u na uw aanstelling van functie verandert, wordt u in de nieuwe functie benoemd. In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de aanstelling. 3.1 Aanstelling in algemene dienst van het Rijk Iedereen in vaste dienst bij de sector Rijk, waaronder ook de Belastingdienst valt, is aangesteld in algemene dienst van het Rijk. Als gevolg hiervan kunt u bij een ander ministerie gaan werken zonder eerst ontslagen en daarna weer aangesteld te worden. Het doel hiervan is om de mobiliteit tussen de verschillende ministeries te bevorderen. 3.2 Aanstelling in tijdelijke of vaste dienst Nieuwe medewerkers worden meestal aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd van maximaal twee jaar. In het algemeen volgt daarna een aanstelling in vaste dienst. In de regel wordt een jaar na de aanstelling in tijdelijke dienst bepaald of u voor een vaste aanstelling in aanmerking komt. Als na indiensttreding een startopleiding moet worden gevolgd, geldt het volgen van die opleiding als basis voor de aanstelling in tijdelijke dienst. Omzetting van tijdelijke naar vaste aanstelling In bepaalde situaties wordt een tijdelijke aanstelling automatisch omgezet in een vaste aanstelling. Dit is het geval als u, met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, meerdere keren tijdelijk wordt aangesteld. Op het moment dat daarbij een periode van 36 maanden wordt overschreden, is er sprake van een aanstelling in vaste dienst. Ook als u meer dan drie keer na elkaar tijdelijk bent aangesteld, wordt uw tijdelijke aanstelling vanzelf omgezet in een vaste aanstelling. 3.3 Aanstelling als oproepkracht Als u bent aangesteld als oproepkracht, dan liggen uw werktijden niet vast. Uw leidinggevende bepaalt steeds op welke tijdstippen u moet werken. Als oproepkracht kunt u worden aangesteld voor een vast aantal uren of voor een wisselend aantal uren. Als u bent aangesteld voor een wisselend aantal uren, dan krijgt u altijd een minimumaantal uren uitbetaald, ook al werkt u minder of helemaal niet. Deze uren worden garantie-uren genoemd. Bovendien hebt u per oproep recht op minimaal drie uur salaris. De regeling voor de garantie-uren en het uitbetalen van minimaal drie uur salaris per oproep, geldt ook als u bent aangesteld voor een vast aantal uren, maar voor minder dan 15 uur per week. 4 Het salaris Alle salarissen zijn gebaseerd op salarisschalen. In dit hoofdstuk leest u wat salarisschalen precies zijn, hoe wordt bepaald in welke salarisschaal u valt en op welk salarisbedrag u recht hebt. Daarnaast leest u hoe een salarisverhoging tot stand komt, hoe het zit met vakantiegeld, de eindejaarsuitkering en de berekening van uw nettosalaris. Ook vindt u hier meer informatie over de spaarloonregeling. 4.1 Salarisschalen Er zijn twee soorten functies: individuele functies en groepsfuncties. De meeste functies binnen de Belastingdienst zijn groepsfuncties. Groepsfuncties worden gevormd als het niet mogelijk en zinvol is de werkzaamheden te splitsen in individuele functies. Bij groepsfuncties worden werkzaamheden van verschillende zwaarteniveaus door elkaar heen uitgevoerd. Van elke functie is door middel van een functiewaardering de zwaarte bepaald. Op grond daarvan is de salarisschaal vastgesteld. Een salarisschaal bestaat uit een serie salarisbedragen. Elk bedrag heeft een nummer: het salarisnummer. De salarisschalen voor individuele functies worden aangeduid met de nummers 1 tot en met 18; de salarisschalen voor groepsfuncties met de letters B, C, D, E, F en I. De bedragen in een groepsfunctieschaal zijn ontleend aan twee of drie schalen van individuele functies. Als u een deeltijdfunctie vervult, krijgt u een salaris naar evenredigheid van het aantal uren dat u werkt. 9

De Belastingdienst is voor individuele functies op dit moment bezig met de invoering van functiestramienen. Toepassing van functiestramienen betekent dat geen sprake is van individuele functiebeschrijvingen. Een functiestramien bestaat uit drie of vier opeenvolgende functieniveaus. Een beschrijving en waardering van de zwaarte van de verschillende niveaus in een stramien gebeurt vanuit de spilfunctie. Voor de hogere en lagere niveaus worden alleen de verschillen ten opzichte van de spilfunctie beschreven. Binnen een stramien kunt u doorgroeien naar een hoger niveau zonder sollicitatie. Vacatures worden in stramien opengesteld. Afhankelijk van het takenpakket en het niveau van de kandidaat wordt het uiteindelijke schaalniveau vastgesteld. De salarissen zijn aangepast met ingang van 1 april 2009. In de tabel op bladzijde 11 vindt u dan ook de salarissen zoals die vanaf die datum gelden. 4.2 Vaststelling van uw salaris In welke salarisschaal valt u? Als u wordt benoemd in een individuele functie, bestaat in het algemeen geen zicht op de wijze waarop u de nieuwe functie zal gaan vervullen. Het ligt bovendien voor de hand dat u zich in de functie zal moeten inwerken. Daarom begint u in het algemeen één salarisschaal lager dan de salarisschaal die bij de functie hoort. Op het moment dat u de functie goed vervult, gaat u over naar de salarisschaal die bij de functie hoort. U vervult een functie goed als u: de functie volledig vervult; voldoende geschikt bent voor de functie; in voldoende mate beschikt over de vaardigheden die nodig zijn voor de functie. Het kan zijn dat u in uw vorige functie al in die lagere salarisschaal zat. In dat geval blijft u dus in uw nieuwe functie de eerste tijd in diezelfde salarisschaal zitten. Uw salaris(schaal) verandert niet als u al in de salarisschaal zat die bij de nieuwe functie hoort. Bij aanwijzing voor een groepsfunctie hangt het ervan af of u vóór die aanwijzing ook al bij de Belastingdienst werkte of niet. Komt u van buiten de Belastingdienst, dan begint u meestal één salarisschaal lager dan de salarisschaal die bij de functie hoort. Voor de verschillende groepsfuncties zijn dat de volgende salarisschalen: groepsfunctie B: schaal 2; groepsfunctie C: schaal 4 (medewerkers Toezicht schaal 3); groepsfunctie D: schaal 6; groepsfunctie E: schaal 6; groepsfunctie F: schaal 8; groepsfunctie I: schaal 10. Werkte u al wel bij de Belastingdienst, dan houdt u bij aanwijzing voor een groepsfunctie meestal uw oude salarisschaal. Als het salaris lager is dan het aan externe kandidaten toe te kennen salaris dan wordt het salarisniveau (tijdelijk) naar boven aangepast aan het salarisniveau voor externe kandidaten. Bij een groepsfunctie begint u vrijwel altijd met het volgen van een startopleiding. Bij het met goed gevolg afronden van die opleiding wordt u in de groepsfunctie benoemd en komt u in de salarisschaal die bij die functie hoort. Als er voor een groepsfunctie geen startopleiding is vastgesteld, wordt u direct bij aanwijzing voor de groepsfunctie in die groepsfunctie benoemd. U gaat over naar de bij die functie behorende salarisschaal zodra u voldoende geschikt en bekwaam bent voor die functie. Welk salarisbedrag krijgt u? U begint in het algemeen met het laagste salarisbedrag van de nieuwe salarisschaal (het bedrag dat hoort bij salarisnummer 0). Als uw oude salaris gelijk is aan dit bedrag of hoger, dan krijgt u het bedrag dat daar in de nieuwe schaal direct op volgt. Als u bij een benoeming in een individuele functie een of meer schalen tegelijk overslaat, dan wordt uw salaris in de nieuwe schaal vastgesteld door te doen alsof u meer dan één keer één schaal omhoog bent gegaan. In het voorbeeld op bladzijde 12 leest u hoe dit precies gaat. 10

Salaris 01-04-09 euro Schalen van het BBRA 1984 per 1 april 2009 Schaal Salaris 1 2 3 4 5 B 6 7 C 8 D 9 E 10 11 F 12 13 I 14 15 16 17 18 01-04-09 euro 1467,16 0 1467,16 1497,69 1 0 1497,69 1528,19 2 1 1528,19 1562,29 3 2 0 0 1562,29 1598,43 4 3 1 1 1598,43 1633,51 5 4 2 2 1633,51 1669,63 6 5 3 0 3 1669,63 1706,28 7 6 4 1 4 1706,28 1743,38 8 7 5 2 0 5 0 1743,38 1780,55 9 8 6 3 1 6 1 1780,55 1818,69 10 9 7 4 2 7 2 1818,69 1876,19 10 8 5 3 8 0 3 1876,19 1934,18 11 9 6 4 9 1 4 1934,18 1992,17 12 10 7 5 10 2 5 1992,17 2047,12 11 8 6 11 3 6 2047,12 2106,13 12 9 7 12 4 0 7 0 0 2106,13 2164,13 13 10 8 13 5 1 8 1 1 2164,13 2222,13 11 9 14 6 2 9 2 2 2222,13 2280,63 12 10 15 7 3 10 0 3 3 2280,63 2338,64 11 16 8 4 11 1 4 4 2338,64 2396,62 12 17 9 5 12 2 5 5 0 0 2396,62 2455,66 10 6 13 3 6 0 6 1 2455,66 2513,65 11 7 14 4 7 1 7 1 2 2513,65 2571,64 8 15 5 8 2 8 3 2571,64 2652,53 9 16 6 9 3 9 2 4 2652,53 2745,11 10 17 7 10 4 10 5 2745,11 2850,92 8 11 5 11 3 0 6 0 2850,92 2965,89 9 12 6 12 7 2965,89 3082,92 10 13 7 13 4 1 8 1 3082,92 3210,61 8 14 5 2 9 2 3210,61 3340,33 9 15 6 3 10 0 3 3340,33 3469,57 10 16 7 4 11 1 4 3469,57 3592,67 8 5 12 2 5 3592,67 3722,42 9 6 13 3 0 6 3722,42 3852,13 10 7 14 4 1 7 3852,13 4018,99 8 15 5 2 8 4018,99 4200,11 9 16 6 3 9 0 4200,11 4380,72 10 17 7 4 10 1 4380,72 4573,02 8 5 11 2 4573,02 4768,88 9 6 12 3 0 4768,88 4964,76 10 7 13 4 1 4964,76 5161,11 8 14 5 2 5161,11 5357,49 9 15 6 3 0 5357,49 5553,35 10 16 7 4 1 5553,35 5746,69 8 5 2 5746,69 5943,06 9 6 3 0 5943,06 6138,92 10 7 4 1 6138,92 6332,74 8 5 2 6332,74 6529,63 9 6 3 0 6529,63 6726,01 10 7 4 1 6726,01 6918,80 8 5 2 6918,80 7115,19 9 6 3 7115,19 7311,56 10 7 4 7311,56 7507,42 8 5 7507,42 7703,79 9 6 7703,79 7899,67 10 7 7899,67 8113,34 8 8113,34 8327,00 9 8327,00 8541,18 10 8541,18 8726,88 8726,88 8912,07 8912,07 9098,26 9098,26 11

Groepsfuncties en salarisnummers (onder vermelding van salarisschaal/-nummer waaraan deze zijn ontleend) 01-04-09 B C D E F I 1562,29 0 3-0 1598,43 1 3-1 1633,51 2 3-2 1669,63 3 3-3 1706,28 4 3-4 1743,38 5 3-5 0 5-0 1780,55 6 3-6 1 5-1 1818,69 7 3-7 2 5-2 1876,19 8 3-8 3 5-3 1934,18 9 3-9 4 5-4 1992,17 10 3-10 5 5-5 2047,12 11 3-11 6 5-6 2106,13 12 3-12 7 5-7 0 7-0 0 7-0 2164,13 13 3-13 8 5-8 1 7-1 1 7-1 2222,13 14 4-11 9 5-9 2 7-2 2 7-2 2280,63 15 4-12 10 5-10 3 7-3 3 7-3 2338,64 16 5-11 11 5-11 4 7-4 4 7-4 2396,62 17 5-12 12 5-12 5 7-5 5 7-5 0 10-0 2455,66 13 6-10 6 7-6 6 7-6 1 9-0 2513,65 14 6-11 7 7-7 7 7-7 2 9-1 2571,64 15 7-8 8 7-8 8 7-8 3 9-2 2652,53 16 7-9 9 7-9 9 7-9 4 9-3 2745,11 17 7-10 10 7-10 10 7-10 5 9-4 2850,92 11 8-8 11 8-8 6 9-5 2965,89 12 8-9 12 8-9 7 9-6 0 11-0 3082,92 13 8-10 13 8-10 8 9-7 1 11-1 3210,61 14 9-8 9 9-8 2 11-2 3340,33 15 9-9 10 9-9 3 11-3 3469,57 16 9-10 11 9-10 4 11-4 3592,67 12 10-8 5 11-5 3722,42 13 10-9 6 11-6 3852,13 14 10-10 7 11-7 4018,99 15 11-8 8 11-8 4200,11 16 11-9 9 11-9 4380,72 17 11-10 10 11-10 4573,02 11 12-8 4768,88 12 12-9 4964,76 13 12-10 5161,11 14 13-8 5357,49 15 13-9 5553,35 16 13-10 Voorbeeld (salarisbedragen per 1 april 2009) U valt nu in salarisschaal 5, uw salaris is 2.396,62; dit is het bedrag dat hoort bij salarisnummer 12. U wordt benoemd in een functie met salarisschaal 8. U krijgt dan voorlopig één salarisschaal lager dan bij de functie hoort. U komt dus in schaal 7. Het salarisbedrag bepaalt u als volgt: neem eerst het salarisbedrag in schaal 6 dat volgt op het bedrag dat u nu verdient; dit is het bedrag dat hoort bij salarisnummer 10: 2.455,66; neem vervolgens in schaal 7 het hierop volgende bedrag; dit is het bedrag dat hoort bij salaris nummer 7 in salarisschaal 7: 2.513,65. Dit is het (bruto) salarisbedrag dat u krijgt. Als u in de maand waarin u uw jaarlijkse salarisverhoging krijgt (zie paragraaf 4.3), wordt ingedeeld in een hogere schaal, dan krijgt u eerst de periodieke verhoging in uw oude salarisschaal. Pas daarna gaat u over naar de hogere salarisschaal. De salarisschalen B t/m I zijn afzonderlijke schalen. De bedragen in deze schalen zijn ontleend aan de schalen 3 t/m 13. Bij inschaling is dat echter niet van belang. Als u bijvoorbeeld als B-functionaris 12

benoemd wordt in de groepsfunctie C dan krijgt u op het moment dat u ingeschaald wordt in de schaal die bij uw functie hoort, het salaris van schaal C (zie tabel met salarisschalen) maar dan één trede hoger. Er worden hierbij dus geen tussenschalen toegepast. 4.3 Salarisverhoging Zolang u het maximum van uw salarisschaal nog niet hebt bereikt, komt u in principe elk jaar in aanmerking voor een salarisverhoging. Voorwaarde is wel dat u in voldoende mate functioneert. Ieder jaar wordt beslist of u in aanmerking komt voor deze periodieke salarisverhoging. De beslissing over deze salarisverhoging is gebaseerd op het voortgangsgesprek en/of een beoordeling (zie hoofdstuk 15). De periodiekmaand De maand waarin u uw jaarlijkse salarisverhoging krijgt, wordt periodiekmaand genoemd. Dit is meestal dezelfde maand als de maand waarin u bent benoemd. Als u wordt benoemd in een nieuwe functie wordt in sommige gevallen bij inpassing in de nieuwe schaal uw periodiekmaand niet gewijzigd. Dit is het geval als u in uw oude schaal binnen een jaar na uw laatste periodieke verhoging het bedrag van de nieuwe schaal ook zou hebben bereikt. Extra periodieke salarisverhoging Als u meer dan in voldoende mate functioneert, kunt u in aanmerking komen voor een extra periodieke salarisverhoging. 4.4 Bruto-uurloon Soms is het van belang om te weten wat uw bruto-uurloon precies is. Dit is bijvoorbeeld het geval als u meer of juist minder wilt gaan werken. Dit zijn keuzes die u kunt maken bij het samenstellen van het individuele arbeidsvoorwaardenpakket (zie hoofdstuk 9). Uw brutosalaris per uur is 1/156 deel van het brutosalaris bij een volledige arbeidsduur. De volledige arbeidsduur is gemiddeld 36 uur per week. Het getal 156 wordt als volgt berekend: 13 (weken) x 36 (uur) : 3 (maanden) = 156. 4.5 Vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering Medewerkers van de Belastingdienst krijgen een vakantie-uitkering. Deze uitkering is 8% van uw brutojaarsalaris, inclusief bepaalde toelagen, zoals de toelage voor onregelmatige dienst. De vakantieuitkering is ten minste 156,73 per maand. Als u in deeltijd werkt is de minimumvakantie-uitkering evenredig lager. Over vergoedingen voor overwerk wordt geen vakantie-uitkering uitbetaald. De vakantie -uitkering wordt elk jaar in één keer uitbetaald in de maand mei. U bouwt uw vakantieuitkering op over de periode van juni van het voorafgaande jaar tot en met mei van het lopende jaar. Bij tussentijds ontslag wordt de uitkering tot de ontslagdatum uitbetaald. Elk jaar krijgt u een eindejaarsuitkering. Deze bedraagt voor 8,3% van het jaarsalaris. Bij tussentijds ontslag wordt een evenredig deel van de eindejaarsuitkering uitbetaald, afhankelijk van het aantal maanden dat u in dat jaar in dienst bent geweest. De uitbetaling van de eindejaarsuitkering vindt plaats in de maand november. De eindejaarsuitkering is gebaseerd op een periode van 12 maanden, die aanvangt met de maand december van het voorafgaande jaar. 4.6 Van bruto- naar nettosalaris De Belastingdienst houdt op uw brutosalaris pensioenpremie en FPU-premie in. Vervolgens worden loonbelasting en premie volksverzekeringen ingehouden. Dit laatste wordt de loonheffing genoemd. Bij de inhouding van de pensioenpremie en FPU-premie is al rekening gehouden met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering. Op deze uitkeringen worden de premies dus niet apart ingehouden. 4.7 Spaarloon U kunt een deel van uw brutosalaris voor vier jaar vastzetten op een spaarrekening. Dit zogenoemde spaarloon kan een maandelijks bedrag of een jaarbedrag ineens zijn. Over het bedrag dat u vastzet wordt geen loonheffing ingehouden. Het voordeel van de spaarloonregeling is dat u er uiteindelijk netto meer aan overhoudt. U mag maximaal 613 per jaar vastzetten, per maand dus maximaal 51,08. Het spaarloon komt na vier jaar vrij. In sommige gevallen kunt u eerder over het gespaarde bedrag beschikken, bijvoorbeeld als u het gebruikt voor de aankoop van een eigen huis, voor de betaling van premies voor een levensverzekering of voor de financiering van kinderopvang. 13

4.8 Levensloopregeling U kunt een deel van uw salaris vastzetten op een zogeheten levenslooprekening of levensloopverzekering. Zie voor meer informatie paragraaf 8.12. 5 Gratificaties en toelagen Als u bijzonder goed presteert, kunt u in aanmerking komen voor een extra beloning. U kunt in aanmerking komen voor een toelage. Bijvoorbeeld als u regelmatig overwerkt of als u in onregel matige diensten werkt. In dit hoofdstuk leest u hier meer over. 5.1 Extra beloning bij goed functioneren Er zijn verschillende manieren waarop medewerkers die bovengemiddeld functioneren extra kunnen worden beloond. Als iemand echter minder goed presteert dan mag worden verwacht, dan kan de periodieke salarisverhoging worden ingehouden. Het geheel van deze mogelijkheden wordt aangeduid met de term beloningsdifferentiatie. Hieronder leest u welke vormen van extra beloning er zijn. Eenmalige extra beloning Als u een bijzondere prestatie hebt verricht of als u buitengewoon toegewijd bent, dan kunt u een eenmalige beloning krijgen. Verder zijn er kleine blijken van waardering mogelijk als u zich bijzonder verdienstelijk hebt gemaakt of als u zich bijzonder hebt ingespannen. Bijvoorbeeld: een cadeaubon of een fles wijn. Extra salarisverhoging Er bestaan mogelijkheden om extra salarisverhogingen toe te kennen in het kader van bijzonder belonen. Met het toekennen hiervan wordt terughoudend omgegaan. Hierover zullen jaarlijks richtlijnen worden gegeven. 5.2 Toelage voor onregelmatige diensten Als u regelmatig op ongebruikelijke tijden moet werken, bijvoorbeeld als u in roosterdienst werkt, dan komt u in aanmerking voor een toelage. Overwerk valt hier niet onder; daarvoor gelden aparte regels (zie paragraaf 5.3). De toelage wordt berekend over uw uurloon. Daarbij geldt als maximum: het uurloon van het maximumsalaris van schaal 7, ook al valt uw salaris in een hogere schaal. De percentages van de toelagen staan in de tabel hierna. Toelagen voor onregelmatige diensten, als percentage van het uurloon 0.00-6.00 6.00-8.00 8.00-18.00 18.00-22.00 22.00-24.00 Dienst op: Maandag tot en met vrijdag 40% 20%* 0% 20%* 40% Zaterdag 70% 70% 70% 70% 70% Zondag 70% 70% 70% 70% 70% Feestdag 100% 100% 100% 100% 100% * Deze diensten moeten vóór 7.00 uur beginnen of na 20.00 uur eindigen. De toelage voor onregelmatige dienst maakt deel uit van uw salaris en is pensioengevend. Daarom wordt de toelage ook doorbetaald als u ziek bent, met vakantie gaat of verlof hebt. Ook tijdens ouderschapsverlof wordt de toelage voor onregelmatige diensten doorbetaald. Nominale toelage voor onregelmatige diensten Werkt u volgens rooster in onregelmatige dienst en ontvangt u hiervoor een toelage? Dan krijgt u voor elke maand waarin u in onregelmatige dienst werkt, een nominale toelage van 37,50 per maand. Na 4 weken onafgebroken inactiviteit vervalt het recht op deze nominale toelage. Deze toelage is geen onderdeel van de bezoldiging en is niet pensioengevend. Als uw toelage voor onregelmatige diensten wordt stopgezet Als u langer dan twee jaar een toelage voor onregelmatige diensten hebt ontvangen, en die toelage wordt stopgezet of verlaagd, dan kan uw inkomen plotseling aanzienlijk dalen. In die situatie geldt een afbouwregeling. Die regeling houdt in dat u een aflopende toelage krijgt die ervoor zorgt dat uw inkomen geleidelijker daalt. De aflopende toelage wordt toegekend voor maximaal drie jaar. U kunt ook in aanmerking komen voor de afbouwregeling als uw toelage voor onregelmatige diensten 14

vermindert door vrijwillige mobiliteit. Bij lidmaatschap van de ondernemingsraad of tijdelijke tewerkstelling hebt u recht op doorbetaling van de oorspronkelijke toelage voor onregelmatige diensten. De afbouwregeling geldt niet als de inkomensdaling wordt veroorzaakt doordat u disciplinair bent gestraft. Toelage personenchauffeurs Personenchauffeurs met een volledige werkweek (gemiddeld 48 uur per week) ontvangen een vaste toelage voor het werken op onregelmatige uren. Dit is vanaf 1 april 2009 151,23 bruto per maand. Chauffeurs die gemiddeld minder dan 48 uur per week werken, ontvangen een evenredig deel van deze toelage, afhankelijk van hun arbeidsduur (de uren waarvoor zij zijn aangesteld). Bijzondere regels voor 55-plussers Als u 55 jaar of ouder bent, mag u niet worden ingeroosterd in de nachtdienst. Dat is een maat regel ter voorkoming van arbeidsongeschiktheid. Als u toch in de nachtdienst wilt werken, dan kunt u verzoeken om van deze regel af te wijken; dat kan telkens voor maximaal één jaar. Ook kan uw leidinggevende beslissen dat u toch in de nachtdienst moet werken. Dat mag alleen als het niet anders kan. U hebt altijd toestemming van de bedrijfsarts nodig om in de nachtdienst te werken. Hiervoor wordt een keuring uitgevoerd conform het protocol keuringen. Als u 55 jaar of ouder bent en u voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden, dan krijgt u een vaste maandelijkse toelage voor werken in onregelmatige diensten. Voor deze toelage komt u in aanmerking als u ten minste vijf jaar direct voorafgaand aan uw 55ste verjaardag zonder noemenswaardige onderbreking een toelage voor onregelmatige diensten hebt ontvangen. 5.3 Vergoeding voor overwerk U verricht overwerk als u in opdracht van uw leidinggevende buiten de vastgestelde werktijden werkt en daardoor meer uren werkt dan volgens de normale werktijdregeling. U hebt recht op een vergoeding als u ten minste één uur hebt overgewerkt. De overwerkver goeding is alleen bestemd voor medewerkers in schaal 10 of lager en voor medewerkers in de groepsfuncties B tot en met E, en groepsfunctie F tot en met salarisnummer 14. De vergoeding bestaat uit een overwerktoelage plus verlofuren. U krijgt net zoveel uren verlof als het aantal uren dat u hebt overgewerkt. De overwerktoelage bestaat uit een percentage van uw uurloon, zie de tabel hierna. 0.00-6.00 uur 6.00-22.00 uur 22.00-24.00 uur Overwerk op: maandag tot en met vrijdag 50% 25% 50% zaterdag, zondag of feestdag 100% 50% 100% Toelage voor overwerk, als percentage van het uurloon Overwerk bij onregelmatige werktijden Bij onregelmatige werktijden is er sprake van overwerk als u in een maand meer hebt gewerkt dan volgens uw normale werktijdregeling is bepaald. Langer werken op één dag leidt niet tot overwerk, maar tot meer-uren. Deze meer-uren moet u zoveel mogelijk binnen die maand compenseren. 5.4 Vergoeding voor FIOD-medewerkers in buitendienst (FIOD-toelage) Opsporingsmedewerkers van de FIOD, groepsfuncties E en F, werkzaam in een team Opsporing en ook feitelijk belast met opsporingstaken, krijgen een bijzondere toelage voor overwerk, werk op onregelmatige tijden en voor ongemakken die daaruit voortkomen. Voor de berekening van de vergoeding wordt uitgegaan van 5,9 uur per maand. De vergoeding bedraagt 150% van het bruto-uurloon dat hoort bij schaal 9, salarisnummer 10. 5.5 Toelage voor bereikbaarheid en beschikbaarheid Als u voor uw werk regelmatig buiten de normale werktijden bereikbaar of beschikbaar moet zijn, krijgt u daarvoor een vergoeding: de bereikbaarheidstoelage. De toelage is op maandag tot en met vrijdag 5% van uw uurloon en op zaterdag, zondag en feestdagen 10% van uw uurloon. Voor de berekening van de toelage geldt als maximum: het uurloon van het maximumsalaris van schaal 7. De bereikbaarheidstoelage maakt deel uit van uw salaris. Daarom wordt de toelage ook doorbetaald als u ziek bent, met vakantie bent of verlof hebt. 15

5.6 Verschuivingstoelage Als u in een rooster regelmatig op ongebruikelijke uren moet werken, hebt u er belang bij dat dit rooster niet vlak van tevoren wordt gewijzigd. Gebeurt dat toch, dan hebt u recht op een toelage van 45% van uw uurloon. Dit geldt alleen als het rooster binnen 72 uur vóór het afgesproken begin van de dienst wordt gewijzigd. Voor de berekening van de toelage geldt als maximum: het uurloon van het maximumsalaris van schaal 7. De toelage geldt alleen voor de uren die van het rooster afwijken (de verschoven uren) en waarvoor binnen de maand waarbinnen de verschuiving plaats vindt, een uur vrij is gegeven. Een voorwaarde voor de verschuivingstoelage is dat de wijziging het gevolg is van een dienstopdracht. Roosterwijzigingen met een andere oorzaak, bijvoorbeeld een verzoek van uzelf, geven geen recht op een verschuivingstoelage. Als u meer uren maakt dan volgens uw normale werktijdregeling, dan is er sprake van overwerk (zie paragraaf 5.3). 5.7 Waarnemingstoelage Als u tijdelijk een andere functie vervult waarbij een hogere salarisschaal hoort, komt u in aanmerking voor de zogenoemde waarnemingstoelage. U kunt voor deze toelage in aanmerking komen als u de functie vervult voor een aaneengesloten periode van minimaal 30 dagen. Het bedrag van de toelage is het verschil tussen het salaris dat u zou krijgen als u in de andere functie was benoemd en uw huidige salaris. Als u die andere functie niet volledig waarneemt, bijvoorbeeld omdat u niet alle taken vervult die bij de andere functie horen, dan ontvangt u 50% of 75% van de toelage, afhankelijk van de mate van waarneming. 5.8 Ambtsjubileumgratificatie Als u lange tijd in dienst van de overheid werkt, krijgt u een gratificatie wegens trouwe dienst. De gratificatie is een percentage van het maandsalaris. De hoogte van de gratificatie hangt af van het aantal jaren dat u in dienst bent: bij 12,5 dienstjaren: 25%; bij 25 dienstjaren: 70%; bij 40 dienstjaren: 100%; bij 50 dienstjaren: 100%. De gratificatie voor 12,5 dienstjaren is belast; de gratificaties voor 25 en 40 jaar zijn onbelast. De gratificatie voor 50 jaar is onbelast als de gratificatie voor 25 dienstjaren is ontvangen vóór 1 mei 1994. In alle andere gevallen is de gratificatie voor 50 jaar belast. 5.9 Diensttijdgratificatie Als u wordt ontslagen wegens ziekte, dan krijgt u in bepaalde gevallen een diensttijdgratificatie. Een voorwaarde hiervoor is dat u een diensttijd hebt van minimaal 10 jaar én dat u binnen vijf jaar na het ontslag recht zou hebben op een ambtsjubileumgratificatie (zie paragraaf 5.8). De diensttijdgratificatie is een evenredig deel van de ambtsjubileumgratificatie waarop u recht zou hebben gehad. De diensttijdgratificatie is meestal belast. In de gevallen dat de diensttijdgratificatie wordt toegekend bij minder dan 50 maar meer dan 45 dienstjaren en bij minder dan 40 maar meer dan 35 dienstjaren, is de gratificatie onbelast als de ambtsjubileumgratificatie voor 25 dienstjaren vóór 1 mei 1994 is ontvangen. 5.10 Mobiliteitstoeslag De Belastingdienst bevordert dat medewerkers binnen de Belastingdienst gemakkelijk naar een andere baan kunnen overstappen. Dit wordt mobiliteit genoemd. In bepaalde situaties kunt u éénmalig een mobiliteitstoeslag krijgen. Deze toeslag is de helft van uw maandsalaris. U kunt een mobiliteitstoeslag krijgen als u overstapt naar een andere functie die past binnen uw persoonlijke ontwikkeling en als daarmee ook het belang van de Belastingdienst is gediend. Omdat de Belastingdienst geografische mobiliteit extra bevordert, krijgt u ook een mobiliteitstoeslag als u in dezelfde functie bij een andere eenheid gaat werken; ook daarbij is het noodzakelijk dat ook het dienstbelang wordt gediend. Gaat u binnen uw eenheid andere werkzaamheden verrichten die bij uw (groeps)functie behoren, dan hebt u geen recht op deze toeslag. Ook komt u niet in aanmerking voor een mobiliteitstoeslag als u in een nieuwe functie direct een salarisverhoging krijgt. Wanneer de nieuwe functie het gevolg is van een reorganisatie komt u niet in aanmerking voor een mobiliteitstoeslag. 5.11 Vergoeding bedrijfshulpverlening (BHV) Als u bent aangewezen als bedrijfshulpverlener en er is voldaan aan een aantal criteria, dan hebt u recht op een vergoeding voor bedrijfshulpverlening. Eén van de criteria is dat u gedurende een jaar regelmatig hebt deelgenomen aan (herhalings)lessen, wedstrijden en oefeningen. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de basisopleiding voor bedrijfshulpverlening die u hebt gevolgd en van uw specialisme (bijvoorbeeld EHBO of brandwacht). Als u vijf jaar of een veelvoud daarvan bedrijfshulpverlener bent, ontvangt u een jubileumtoelage. 16

5.12 Vaartoelage Als u als medewerker van de Douane altijd aan boord van een douanevaartuig werkt, hebt u recht op een toelage. U ontvangt de toelage voor de extra uren buiten werktijd die u moet doorbrengen aan boord van het vaartuig omdat het niet op zijn eigen ligplaats ligt. De toelage bedraagt per uur 7% van het maximumsalaris per uur van salarisschaal 7. 5.13 Toelage personenchauffeurs Personenchauffeurs met een volledige werkweek werken gemiddeld 48 uur per week. Daarom krijgt u als chauffeur een aanvulling op uw salaris. De toelage is per maand 39/156 van uw salaris vermenigvuldigd met 1,5. Bij deze berekening geldt als maximum het salaris dat hoort bij salarisnummer 12 van salarisschaal 4. Als u in deeltijd werkt dan is de toelage een evenredig deel, afhankelijk van het aantal uren dat u werkt. 5.14 Non-activiteitswedde Het kan zijn dat u een functie vervult in een publiekrechtelijk college en dat u die functie vanwege de omvang van het werk niet gelijktijdig kunt vervullen met uw functie bij de Belastingdienst. U wordt dan tijdelijk ontheven uit uw functie bij de Belastingdienst. Tijdens die periode komt u eventueel in aanmerking voor een toelage, de zogenoemde non-activiteitswedde. Dat is het geval als uw salaris bij het publiekrechtelijk college lager is dan het salaris dat u bij de Belastingdienst ontving. De nonactiviteitswedde is een aanvulling tot het salaris dat u ontving voordat u (tijdelijk) uit uw functie werd ontheven. Dit bedrag blijft gelijk totdat u uw functie bij de Belastingdienst weer vervult. Alleen bij een algemene salarisherziening wordt de non-activiteitswedde aangepast. 5.15 Toeslag arbeidsparticipatie ouderen Als u de leeftijd van 62 jaar hebt bereikt, hebt u voor elke periode van twaalf maanden dat u niet of niet volledig gebruikmaakt van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, recht op een toeslag van 454 netto. Het recht op deze toeslag ontstaat op de dag dat u de leeftijd bereikt van respectievelijk 63, 64 en 65 jaar. Als u in deeltijd werkt, is dat bedrag evenredig lager. Na 65 jaar wordt geen bonus meer toegekend. 6 Onkostenvergoedingen Het kan zijn dat u voor uw werk onkosten maakt. Bijvoorbeeld: reiskosten of verhuiskosten. U kunt dan vaak in aanmerking komen voor een vergoeding. In dit hoofdstuk leest u waar u een onkostenvergoeding voor kunt krijgen. 6.1 Reiskosten woon-werkverkeer als u gebruikmaakt van het openbaar vervoer Als u tussen uw huis en uw werk reist met het openbaar vervoer krijgt u een volledige vergoeding van de reiskosten woon-werkverkeer. Voor het gebruik van het openbaar vervoer krijgt u in principe de vervoerbewijzen van de Belastingdienst. Meestal is dit een jaartrajectkaart of een bus-/tramabonnement. Omdat uw openbaarvervoerskosten volledig worden vergoed, bent u verplicht uw vervoerbewijzen via de Belastingdienst aan te vragen. Het Rijk heeft namelijk een zogenoemd grootverbruikcontract afgesloten met de NS en met Connexxion. Als het niet mogelijk is vervoerbewijzen te verstrekken worden de door uzelf aangeschafte vervoerbewijzen volledig vergoed, uitgaande van tweede klasse, tot maximaal de kosten van een NS-jaartrajectkaart tweede klasse, aangevuld met de kosten van aansluitend openbaar vervoer. Wanneer u met eigen vervoer (bijvoorbeeld auto, fiets, lopend) de afstand aflegt tussen de woning en de opstapplaats van het openbaar vervoer en/of van de plek van aankomst met openbaar vervoer naar de plaats van tewerkstelling kunt u in aanmerking komen voor een vergoeding van 0,06 per kilometer. De maximale vergoeding voor het hele traject dat u met eigen vervoer aflegt bedraagt 49,98 per maand of 2,80 per dag. Er bestaat aanspraak op een vergoeding als de afstand woning - opstapplaats tenminste 1 kilometer bedraagt. Hetzelfde geldt voor de afstand halte openbaar vervoer naar plaats van tewerkstelling. De afstand wordt bepaald aan de hand van de AND-routeplanner. Maakt u gebruik van de mogelijkheid om zowel aan de zijde van de woonplaats als aan de zijde van de plaats van tewerkstelling in aanmerking te komen voor een kilometervergoeding, dan dient te worden afgezien van de vergoeding of verstrekking van de zones voor het op de trein aansluitende openbaar vervoer. Als u aan één kant gebruik maakt van het openbaar vervoer, dan komt u in aanmerking voor een kilometervergoeding (voor de zijde waar gebruik wordt gemaakt met eigen vervoer) zonder dat hoeft worden afgezien van het zone-abonnement. 17

U kunt het OV-abonnement dat u van de Belastingdienst heeft ontvangen, uitbreiden. U neemt bijvoorbeeld een OV-jaarkaart in plaats van een jaartrajectkaart of een abonnement voor NS 1e klasse in plaats van NS 2e klasse. De meerkosten worden op uw salaris ingehouden. U kunt het bedrag dat voor uw rekening komt, ook betalen door gebruik te maken van uw individuele arbeidsvoorwaardenpakket (zie hoofdstuk 9). 6.2 Reiskosten woon-werkverkeer als u gebruikmaakt van een ander vervoermiddel Algemene vergoeding Als u met eigen vervoer (bijvoorbeeld auto, fiets of lopend) naar het werk gaat, hebt u recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de (doelmatige) bereikbaarheid van de werkplek met het openbaar vervoer. Of de plaats van tewerkstelling (doelmatig) bereikbaar is met het openbaar vervoer is ter bepaling aan het bevoegd gezag. Uw woonplaats speelt geen rol bij het bepalen van de bereikbaarheid. Dat wil zeggen dat wanneer uw woonplaats niet bereikbaar is met openbaar vervoer maar de plaats van tewerkstelling wel, de vergoeding als genoemd bij eigen vervoer in overige situaties van toepassing is. In het geval de reistijd enkele reis van de woning naar de plaats van tewerkstelling per openbaar vervoer ten minste 2 uur bedraagt en met tenminste 45 minuten bekort kan worden door met eigen vervoer te reizen, wordt de plaats van tewerkstelling echter niet als doelmatig met openbaar vervoer te bereiken beschouwd. Dit betreft een tijdelijke toevoeging welke geldt tot uiterlijk 1 juli 2011. Het meten van de reistijd gebeurt aan de hand van ANWB-routeplanner die kan worden gebruikt om zowel de reistijd per auto als per openbaar vervoer vast te stellen. Uitgangspunt om te bepalen of op de reistijd minimaal 45 minuten wordt bespaard, is de route met de minste reistijd. Eigen vervoer bij het ontbreken van openbaar vervoer. Als de plaats van tewerkstelling niet doelmatig met het openbaarvervoer is te bereiken hebt u voor het traject woning-werk recht op een vergoeding van 0,17 per kilometer. Het vervoermiddel waarmee u reist in plaats van openbaar vervoer, speelt geen rol. De maximum vergoeding is 332,74 per maand als u gemiddeld vijf dagen of meer per week reist. Dit maximum bereikt u overigens pas als uw dagelijkse reisafstand meer dan 55 kilometer (enkele reis) is. Reist u minder dan vijf dagen in de week, dan geldt een evenredig lager maximumbedrag. Voorbeeld U gaat vier dagen per week met de auto naar uw werk, omdat uw werkplek niet doelmatig met het openbaar vervoer bereikbaar is. U kunt dan een maximumvergoeding krijgen van 266,19 euro. Eigen vervoer in overige situaties Wanneer uw plaats van tewerkstelling wel met het openbaar vervoer bereikbaar is en u er voor kiest om met het eigen vervoer, niet zijnde een fiets, naar het werk te gaan, dan krijgt u een kilometervergoeding van 0,06. Reist u gemiddeld vijf of meer dagen per week dan bedraagt de maximale vergoeding 49,98 per maand. Reist u minder dan vijf dagen in de week, dan geldt een evenredig lager maximumbedrag. U hebt recht op een vergoeding van 0,17 per kilometer, als u de totale afstand tussen uw woning en uw werkplek op de fiets aflegt. U kunt een vergoeding krijgen van maximaal 332,74 euro per maand als u vijf dagen of meer per week met de fiets gaat. Bij minder dan vijf dagen geldt een evenredig lager maximumbedrag. Om in aanmerking te komen voor deze vergoeding maakt het niet uit of u uw werkplek doelmatig met het openbaar vervoer kunt bereiken. Wel moet u een verklaring ondertekenen dat u de volledige afstand tussen uw woning en uw werk met de fiets aflegt. Bij slecht weer of in de winter mag u de fiets laten staan en gebruik maken van het openbaar vervoer; uw vergoeding loopt dan gewoon door. U betaalt hiervan de kosten van het openbaar vervoer. In deze situatie hebt u geen recht op een vergoeding van de kosten voor het openbaar vervoer of verstrekking van een openbaar vervoerabonnement. Maakt u afwisselend gebruik van de fiets en de auto dan hebt u de mogelijkheid om voor de hoge kilometervergoeding (op de dagen dat u fietst) en de lage kilometervergoeding (op de dagen dat u de auto gebruikt) in aanmerking te komen. Om de administratieve last te beperken kan door uw leidinggevende worden verlangd dat de keuze (aantal dagen met de fiets en aantal dagen met ander eigen vervoer) niet vaker dan één keer per jaar wordt gewijzigd. U dient schriftelijk te verklaren op welk gemiddeld aantal dagen per week met de fiets wordt gereisd. Ook mag uw leidinggevende erop rekenen dat u uw verantwoordelijkheid neemt en handelt naar uw verklaring. Het staat de leidinggevende vrij om hierop (steekproefsgewijs) te toetsen. 18

6.3 Reiskostenvergoeding arbeidsgehandicapten Als u arbeidsgehandicapt bent en u hebt een verklaring van de bedrijfsarts waaruit blijkt dat u gebruik moet maken van eigen (gemotoriseerd) vervoer voor woon-werkverkeer, dan is voor u de plaats van tewerkstelling niet doelmatig bereikbaar. Uw vergoeding wordt dan ook gebaseerd op de kilometervergoeding voor het ontbreken van het openbaar vervoer. 6.4 Reiskostenvergoeding automatisch uitbetaald krijgen Hebt u iedere maand dezelfde reiskosten, dan kunt u in aanmerking komen voor een vaste maandelijkse tegemoetkoming. U hoeft dan niet maandelijks een reisdeclaratie in te leveren. U ontvangt de vaste vergoeding bij de uitbetaling van uw salaris. Bij volledige afwezigheid, bijvoorbeeld wegens vakantie, verlof, ziekte of schorsing gedurende een aaneengesloten periode van meer dan zes weken, wordt de uitbetaling van de maandelijkse tegemoetkoming na het verstrijken van die zes weken gestopt. Bij hervatting van de reizen gaat de vergoeding weer in vanaf de eerste van de maand volgend op die waarin het reizen weer is begonnen. 6.5 Bijzondere situaties en regelingen Als u tijdelijk gaat werken in een andere standplaats Als u minimaal vier weken in een andere standplaats moet werken, declareert u de reiskosten alsof die andere plaats uw standplaats is. Dit is bijvoorbeeld het geval als u fulltime een cursus volgt of tijdelijk in een andere standplaats te werk wordt gesteld. In deze situatie kunt u een vergoeding krijgen volgens één van de situaties in paragraaf 6.2. Als u met het openbaar vervoer reist, krijgt u de volledige kosten daarvan vergoed. In principe ontvangt u de vervoersbewijzen van de Belastingdienst. 6.6 Reis- en verblijfkosten bij binnenlandse dienstreizen Reiskosten Dienstreizen voor de Belastingdienst moet u in principe altijd met het openbaar vervoer maken. Als u met de trein reist, kunt u gebruikmaken van de eerste klasse. Een groot aantal eenheden van de Belastingdienst heeft ticketprinters van de NS in gebruik. Deze eenheden kunnen de NS-vervoerbewijzen voor dienstreizen dus vooraf aan u geven. U hoeft deze kosten dan niet voor te schieten. Mogelijk hebt u zelf een NS-vervoerbewijs of ander openbaarvervoerabonnement waarvan de kosten niet (volledig) door de Belastingdienst zijn vergoed. Als u dat abonnement gebruikt voor dienstreizen, mag u de kosten declareren op basis van de prijs van de vervoerbewijzen die u normaal gesproken zelf zou hebben gekocht. De vergoeding (inclusief de eventuele vergoeding voor het woon-werkverkeer) is maximaal het bedrag van de eigen kosten voor het abonnement. U moet een kopie van het abonnement bij uw declaratie voegen. Als het in een bepaalde situatie nodig is om een (trein)taxi te nemen, dan krijgt u de kosten hiervoor ook vergoed. Het is ook mogelijk om een dienstreis te maken met een eigen vervoermiddel als het gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is. Hiervoor moet u wel toestemming hebben van uw managementteam. De vergoeding is een bedrag van 0,37 per kilometer ongeacht het vervoer middel dat u gebruikt. Als u wel met het openbaar vervoer kunt reizen, maar er is sprake van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld in de privésfeer), dan kunt u toch met de eigen auto reizen. Hiervoor hebt u toestemming nodig van uw managementteam. U krijgt dan een vergoeding van 0,09 per kilometer. Als u met de fiets reist dan krijgt u alleen bij de lage kilometervergoeding de stallingkosten voor de fiets vergoed. Als u bij dienstreizen gebruikmaakt van carpoolen met minimaal één medereiziger en het gebruik van een privé vervoermiddel is noodzakelijk, krijgt u 0,37 per kilometer. Is openbaar vervoer mogelijk, maar kiest u voor de auto, dan geldt een kilometervergoeding van 0,09 per inzittende met een maximum van 0,37 per kilometer. Uw medereizigers krijgen dan geen vergoeding. De maximale onbelaste reiskostenvergoeding is gesteld op 0,19 per kilometer. Het gedeelte van de vergoeding boven 0,19 zal dus belast worden uitbetaald. Overigens mag de vergoeding die wordt gegeven voor het woon-werkverkeer (anders dan OV) worden meegenomen in het bepalen van de belastbaarheid. Verblijfkosten Ook verblijfkosten tijdens een dienstreis krijgt u vergoed. U kunt een vergoeding krijgen voor logies, ontbijt, lunch, diner, kleine kosten overdag en kleine kosten s avonds voor iedere dag van de dienst- 19