VERVOERSPLAN ODZOB. 18 mei

Transcriptie

1

2 18 mei

3 VERVOERSPLAN ODZOB In opdracht van Opgesteld door Auteur Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Postbus KA Eindhoven Mark Rijnders Projectnummer Z.46313/D Datum 18 mei 2016 Status definitief Z.46313/D pagina 1 van 5

4 1 Inleiding In het Sociaal Beleidskader RUD s (SBK) is opgenomen dat de Brabantse Omgevingsdiensten in gezamenlijkheid zullen komen tot een adequaat vervoersplan waarin rekening gehouden wordt met tijd- en plaats onafhankelijk werken, ambulante functies, dienstreizen vanaf thuissituaties, enzovoort. 2 Algemene uitgangspunten In gezamenlijkheid hebben de directies van de Brabantse omgevingsdiensten de algemene uitgangspunten voor het vervoersplan vastgesteld. De Omgevingsdiensten hebben vervolgens de besluitvormingsprocedure binnen hun eigen dienst vorm gegeven. Aangezien het vervoersplan rechtspositionele gevolgen heeft dient er overeenstemming te komen in het Georganiseerd Overleg (GO). Op 20 mei 2016 is met het GO overeenstemming bereikt over het vervoersplan ODZOB. Het vervoersplan kent de volgende algemene uitgangspunten: a. Wij zijn een Omgevingsdienst en willen dus duurzaam vervoer stimuleren. b. Voor de voortgang van de werkzaamheden mag mobiliteit geen obstakel zijn. c. De aard van de werkzaamheden is medebepalend voor de wijze van vervoer (middelen). d. Faciliteren waar het kan en vergoeden waar het moet (OV versus eigen vervoer). e. Het vervoerplan moet efficiënt reizen en werken faciliteren. f. De medewerker is zelf verantwoordelijk, geen betutteling. g. Het vervoerplan moet de principes van HNW ondersteunen. h. De regeling moet helder, eenvoudig en administratief vriendelijk uit te voeren zijn. i. Voor alle reizen naar de standplaats en decentrale werkplekken geldt de woonwerkverkeervergoeding. 3 Definities 3.1 Woon-werkverkeer: afstand tussen privéadres en standplaats volgens de routeplanner van de ANWB, uitgaande van de snelste route. 3.2 Standplaats: Kantoor de Wal 28 te Eindhoven. 3.3 Decentrale werkplek: Is een werkplek bij een opdrachtgever, binnen of buiten de regio zuidoost- Brabant, waar een medewerker gedetacheerd is voor een structurele periode langer dan 3 maanden voor minimaal 1 vaste dag per week. 3.4 Dienstreis: reis tussen standplaats of privéadres en externe locatie (waar werkzaamheden worden verricht). Afstand wordt berekend volgens de routeplanner van de ANWB, uitgaande van de snelste route. 3.5 Openbaar Vervoer: OV betreft trein, bus, tram, OV-fiets, OV fietsenstalling en P+R voorzieningen in combinatie met gebruik OV. 3.6 OV-norm: Verhouding tussen de reistijd met OV en de reistijd met eigen vervoer. Indien de reistijd van de reis met het OV meer bedraagt dan 1,5 keer de reistijd met de auto of er sprake is van meer dan 2 overstapmomenten, wordt niet voldaan aan de OV-norm. Een overstapmoment is het moment van overstappen van het ene OV (bijvoorbeeld bus) naar het andere OV (bijvoorbeeld trein). Uitgangspunt bij de OV-norm is de reistijd snelste route met de auto van de ANWB routeplanner versus de OV reistijd conform OV Autogebonden functie: Een functie waarbij de medewerker de eigen auto voor een substantieel deel (60% of meer) nodig heeft om de werkzaamheden uit te voeren en deze dienstreizen niet met het OV of fiets/scooter gemaakt kunnen worden. In beginsel betreft het de functies medewerker handhaving I, II en III. Niet alleen deze functies maar ook medewerkers met een andere functie die bij de uitvoering van hun taken voor 60% of meer zijn aangewezen op het gebruik van de eigen auto Z.46313/D pagina 2 van 5

5 kunnen tot deze groep behoren. De directeur is bevoegd om op voordracht van de leidinggevende een specifieke functie van een medewerker aan te merken als een autogebonden functie. 4 Vergoedingen 4.1 Woon-werkverkeer De vergoeding woon-werkverkeer bedraagt 0,09 per km tot een maximum van 60 kilometer enkele reis per dag Medewerkers kunnen de vergoeding voor woon-werkverkeer inzetten om hun eigen vervoersmiddel naar keuze (o.a. auto, fiets, e-bike) te financieren Als een medewerker minimaal 75% van de werktijd naar de standplaats reist, komt deze in aanmerking voor een vaste vergoeding woon-werkverkeer. Indien de medewerker deels met eigen vervoer en deels met het OV reist, dient hij de woon-werkkilometers op declaratiebasis op te voeren Wanneer een medewerker langer dan 6 weken volledig afwezig is wegens ziekte of buitengewoon verlof wordt de vaste vergoeding woon-werkverkeer stopgezet. Indien de medewerker gedeeltelijk aanwezig is wegens ziekte of buitengewoon verlof kan de vaste vergoeding woon-werkverkeer worden aangepast Fiscale uitruil van reiskosten is mogelijk Medewerkers die voor het woon-werkverkeer gebruik maken van het openbaar vervoer krijgen de hieraan verbonden kosten volledig vergoed, ongeacht de afstand woon-werk. Zij kunnen hierbij van hun OV-businesskaart gebruik maken Medewerkers die minimaal 4 dagen per week met het OV naar de standplaats reizen komen in aanmerking voor een NS Trajectvrij abonnement 2e klasse gekoppeld aan de NS-businesscard. 4.2 Dienstreizen Medewerkers dienen dienstreizen zoveel mogelijk af te leggen met de (dienst)fiets of het OV. Indien de dienstreis niet voldoet aan de OV-norm dan kan men gebruik maken van de dienstauto of eigen auto De vergoeding voor dienstreizen bedraagt 0,37 per km ( 0,19 onbelast en 0,18 belast) Parkeerkosten tijdens dienstreizen worden volledig vergoed Wanneer er sprake is van een dienstreis direct vanuit het privéadres of vanuit het laatste dienstreisbezoek direct naar het privéadres dan kunnen deze kilometers gedeclareerd worden als dienstreis. Wanneer de medewerker een vaste vergoeding voor woon-werkverkeer ontvangt dient het declaratiebedrag van de dienstreis verrekend te worden met de vergoeding woon-werkverkeer voor dat traject Medewerkers die werkzaam zijn op een decentrale werkplek mogen de meer kilometers ten opzicht van hun woon-werkverkeer kilometers naar hun standplaats als dienstreis declareren. Mocht de afstand naar de decentrale werkplek minder bedragen dan de afstand woon-werkverkeer dan zullen deze kilometers, om administratieve redenen, niet gecorrigeerd worden op de vergoeding woonwerkverkeer 4.3 Openbaar Vervoer (OV) Alle medewerkers (vaste- en tijdelijke ambtelijke aanstelling en payroll medewerkers) krijgen een NSbusinesscard. Voor reizen per trein geldt hierbij het uitgangspunt van 2 e klasse OV-fiets en OV fietsenstalling worden alleen vergoed voor dienstreizen P+R voorzieningen in combinatie met gebruik OV wordt vergoed tot maximaal 20,- per maand. Z.46313/D pagina 3 van 5

6 4.4 Aanschaf fiets of e-bike renteloze lening Toelichting: De ODZOB wil het gebruik van fiets en e-bike ten behoeve van het woon-werkverkeer stimuleren, maar realiseert zich dat de aanschafprijs van een e-bike veel hoger ligt dan de prijs van een gewone fiets. Daarom wil de ODZOB de medewerker hierin ondersteunen door de kosten van een e-bike of fiets te voorfinancieren. De medewerker kan een verzoek indienen bij de ODZOB voor een renteloos voorschot ten behoeve van de aanschaf van een fiets of e-bike Een medewerker kan een voorschot ontvangen ten behoeve van het aanschaffen van een fiets of e- bike ter grootte van de werkelijke aanschafkosten tot een maximum van 2000, De medewerker dient een kopie van een op naam gestelde aankoop bon van de fiets of e-bike te overleggen Het voorschot wordt ten hoogste eenmaal per 5 jaar verstrekt De medewerker dient het voorschot binnen een termijn van 5 jaar af te lossen. Dit kan naar keuze van de medewerker door: a. inhouding van de maandelijkse reiskostenvergoeding woon-werkverkeer tot het voorschot volledig is afgelost. Indien aflossing in een periode van 5 jaar (60 termijnen) niet volledig is afgelost dient het restant aan het eind van die periode in een keer te worden afgelost. b. door een door de medewerker aan te geven vast aflossingsbedrag en aflossingstermijn tot maximaal 5 jaar Bij uitdiensttreding zal het nog niet afgeloste gedeelte van het voorschot worden verrekend met (ingehouden op) de laatste salarisbetaling. 4.5 Parkeervoorzieningen Voor wat betreft de parkeervoorzieningen maakt de werkgever met de OR afspraken over de volgende onderwerpen: Het aantal voor de medewerkers beschikbare parkeerplaatsen; Welke medewerkers aanspraak kunnen maken op het gebruik van deze parkeerplaatsen; Parkeertijden; Gebruik parkeerplaatsen voor medewerkers met een medische indicatie Medewerkers, die incidenteel het woon-werkverkeer per auto uitvoeren en geen autogebonden functie hebben, kunnen in de directe omgeving betaald parkeren. Per dag worden dan maximaal 2 parkeerkosten vergoed. Per maand bedraagt de maximale vergoeding Medewerkers die het woon-werkverkeer per auto uitvoeren, geen autogebonden functie hebben en gebruik maken van een P+R parkeerplaats ontvangen maandelijks 20 als tegemoetkoming in de abonnementskosten Medewerkers die een autogebonden functie hebben en wegens volledige bezetting geen gebruik kunnen maken van de voor hen bestemde parkeerplaatsen kunnen in de directe omgeving betaald parkeren. Per dag worden dan maximaal 4,50 parkeerkosten vergoed, zonder maximum per maand. Z.46313/D pagina 4 van 5

7 4.6 Overgangsrecht Medewerkers die op basis van het SBK in aanmerking komen voor een kilometervergoeding van 0,28 bruto per autokilometer voor de extra afstand woon-werkverkeer die een medewerker moet reizen ten opzichte van de situatie voor de start van de ODZOB, komen in aanmerking voor een eenmalige afkoopsom. De afkoopsom is gebaseerd op een 5-jarige afbouw van respectievelijk 100%/80%/60%/40%/20% van de jaarlijks te ontvangen totale extra kilometervergoeding ( 0,19 onbelast en 0,09 belast). Nadat het vervoersplan in werking is getreden zal dit bedrag eenmalig en volledig aan de betreffende medewerkers via het salaris worden overgemaakt Medewerkers die op het moment dat het vervoersplan in werking is getreden al in aanmerking kwamen voor een kilometervergoeding woon-werkverkeer van > 60 kilometer enkele reis en een autogebonden functie hebben, blijven recht houden op een vergoeding van > 60 kilometer. 5 Hardheidsclausule Vanwege de grote diversiteit van werkzaamheden, werktijden en werkplekken van de medewerkers is het aannemelijk dat het vervoersplan niet kan voorzien in alle mogelijke reisscenario s. Daarom kan de directeur, wanneer specifieke omstandigheden van de individuele medewerker daartoe naar het oordeel van de directeur aanleiding geven, ten gunste van de medewerker afwijken van deze regeling. Z.46313/D pagina 5 van 5