TOETSTAAK 2: NEEM DE EERSTE STRAAT RECHTS Vaardigheid: spreken. Doelstelling: eindterm beheersen: de cursist kan een instructie geven aan een bekende taalgebruiker. Verwerkingsniveau: beschrijvend. Context: ruimtelijke oriëntering. INTRODUCTIE De toetsafnemer stelt de cursist gerust aan de hand van een kort introducerend gesprek over wegbeschrijvingen. Het is belangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kan praten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. Weten de cursisten wat een wegbeschrijving is? Hebben ze al ooit de weg moeten vragen aan iemand op straat? Of omgekeerd, hebben ze zelf al eens iemand de weg uitgelegd? INSTRUCTIE De toets: de cursist krijgt een stadplannetje (kopieerblad cursist, toets: spreken 2). De toetsafnemer leest de instructie: Je loopt op straat. Een mijnheer vraagt jou om de weg uit te leggen. Kijk op de kaart en leg de weg uit. De weg staat aangeduid met een zwarte lijn. Het kruisje op de kaart duidt aan waar je bent. Je staat in de Zoutstraat. Voorbeeld: Mijnheer B. vraagt je de weg naar de Stenaartberg (symbool:. ) Mijnheer L. vraagt je de weg naar de Parkstraat. (symbool: ). De cursist maakt eerst samen met de toetsafnemer een item (zie kopieerblad cursist, toets: spreken 2). De toetsafnemer zorgt ervoor dat de instructies en de procedure van de toets duidelijk zijn voor de cursist, vóór hij mag verdergaan met de toetsvragen. Tijdens het uitvoeren van de toetstaak mag de toetsafnemer op geen enkele wijze helpen. Eventueel kunnen de instructies nog eens op dezelfde wijze
worden herhaald als ze niet goed begrepen zijn, maar extra uitleg (bij, woordverklaringen) is uitgesloten. De maximale tijd voor het voeren van het gesprek is 5 minuten.
Gespreksstramien De cursist moet de weg beschrijven van aan het startpunt (de Zoutstraat) tot aan de Stenaartberg (vraag) en vervolgens opnieuw van aan het startpunt (de Zoutstraat) tot aan de Parkstraat. De toetsafnemer neemt de rol van man of vrouw in de straat op zich. De route die de cursist moet volgen, staat aangeduid op de kaart door middel van een zwarte lijn. De toetsafnemer moet de instructies van de cursist uitvoeren op de kaart door met de vinger de beschreven route te volgen. Zo ziet de cursist meteen of hij de juiste of de foute weg neemt. Het kan voorkomen dat een cursist meer tussenstappen beschrijft dan dat er in de beoordelingssleutel zijn opgenomen. Die bijkomende tussenstappen worden niet gescoord. De toetsafnemer kan de bijkomende stappen wel op het scoreblad vermelden.
BEOORDELINGSSLEUTEL De nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet de vorm. Op dit niveau zijn de vormelijke eisen die kunnen worden gesteld nog zeer laag. Voor vorm wordt dan ook een meer globaal criterium gehanteerd (zie model). Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel niet langer duren dan 5 minuten. De woordenschat mag omschrijvend zijn. De toetsafnemer moet de instructies van de cursist mee volgen op de kaart zodat hij meteen hoort of de cursist de juiste of de foute weg beschrijft. Wanneer een cursist een foute weg beschrijft, krijgt hij score 0 voor dat onderdeel van het traject dat hij fout heeft beschreven. De cursist moet dan teruggaan tot het onderdeel van het traject dat hij goed heeft beschreven en van daar het gesprek voortzetten. De items die in het beoordelingsmodel zijn opgenomen, moeten minimaal in de beschrijving door de cursist worden vermeld. Bijkomende tussenstappen worden niet gescoord maar wel op het scoreblad vermeld. De cursist hoeft de straten op het plan niet expliciet bij naam te noemen, hij mag ook een meer contextgebonden omschrijving geven zoals: 'die straat', 'daar', enz. De wijze waarop de instructies in het beoordelingsmodel zijn verwoord, zijn slechts mogelijke manier van formulering. De cursist mag elk onderdeel van een traject op zijn manier verwoorden. Zolang het om een adequate instructie gaat, is het antwoord goed. Voorbeelditems Item. De cursist zegt dat de voetganger een stukje rechtdoor moet stappen. Item 2. De cursist zegt dat de voetganger de tweede straat links moet inslaan. Item 3. De cursist zegt dat de voetganger (opnieuw) rechtdoor moet. Item 4. De cursist zegt dat het tweede kruispunt de Stenaartberg is. Score
Toetsitems Preconditie De cursist geeft een wegbeschrijving. Score Inhoud Item. De cursist zegt dat de voetganger de eerste straat rechts moet nemen. Item 2. De cursist zegt dat de voetganger rechtdoor moet stappen. Item 3. De cursist zegt dat de voetganger zo in de Diesterstraat (of in 'die straat', of 'daar',...) komt. Item 4. De cursist zegt dat de voetganger in de Diesterstraat (of 'die straat', of 'daar',...) meteen naar links moet gaan. Item 5. De cursist zegt dat de voetganger rechtdoor wandelt. Item 6. De cursist zegt dat de voetganger de derde straat links moet nemen. Item 7. De cursist zegt dat de voetganger een stuk rechtdoor wandelt. Item 8. De cursist zegt dat de voetganger de Sint-Trudostraat (of 'die straat', of 'daar',...) oversteekt. Item 9. De cursist zegt dat de voetganger op het eind van de Abdijstraat (of 'die straat', of 'daar',...) naar links moet gaan. Item 0.De cursist zegt dat de voetganger zo in de Abdijstraat (of 'die straat', of 'daar',...) komt. Item.De cursist zegt dat de voetganger zo in de Parkstraat (of 'die straat', of 'daar',...) komt.
Spreekdurf De cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragen van de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren. Vorm De cursist kan zeer eenvoudige korte zinnen maken met stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,.... De fouten die gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt. OF: De cursist kan woordgroepen formuleren, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bij tegen de woordvolgorde, vervoeging,... OF/EN De cursist maakt veel fouten, maar er ontstaat geen begripsverwarring. OF: De cursist formuleert uitingen van slechts woord, herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven. 0,5 0 Totaal 3 (bijgevoegd: scoretabel)
Naam:.. Datum:... TOETS Je loopt op straat. Een mijnheer vraagt jou om de weg uit te leggen. Kijk op de kaart en leg de weg uit. De weg staat aangeduid met een zwarte lijn. Het kruisje op de kaart duidt aan waar je bent. Je staat in de Zoutstraat. Het kruisje op de kaart duidt aan waar je bent. Je staat in de Zoutstraat. Voorbeeld: Mijnheer B. vraagt je de weg naar de Stenaartberg (symbool:. ) Mijnheer L. vraagt je de weg naar de Parkstraat (symbool ) x kopieerblad cursist toets: spreken 2