Leeftijdsbewust personeelsbeleid in Vlaamse lokale besturen

Vergelijkbare documenten
Studiedag ACV Leeftijdsbewust Personeelsbeleid Gent, 25 oktober Stand van zaken in de overheid. Eva Platteau - KU Leuven

Leeftijdsbewust Personeelsbeleid in de Praktijk.

SBOV II HRM & veranderingsmanagement. 6 oktober Ria JANVIER (Universiteit Antwerpen) HRM & veranderingsmanagement. HRM & veranderingsmanagement

Een leeftijdsbewust personeelsbeleid binnen de Vlaamse overheid

Weet als leidinggevende hoe de medewerker te motiveren!

(Leeftijdsbewust) Personeelsbeleid en Pensioenen in Lokale Besturen. > Rapport. Een kwantitatieve bevraging bij OCMW- en gemeentesecretarissen

VVSG Studiedag 11 maart Eva Platteau Prof. dr. Annie Hondeghem Instituut voor de Overheid K.U.Leuven

Focus. Evaluatie van de tien maatregelen vanuit het sectoraal akkoord in het kader van leeftijdsbewust personeelsbeleid

Wachten tot de witte raaf aan de deur komt kloppen? Een analyse van het instroom- en retentiebeleid bij bedrijven

Leeftijdbewust personeelsbeleid De business case

Vragenlijst Leeftijdsscan

Leeftijdbewust personeelsbeleid Ingrediënten voor een plan van aanpak

Afspraak met de medewerker van morgen EEN TOEKOMSTBESTENDIG HR- BELEID VOOR DE VLAAMSE OVERHEID

50 plussers op de arbeidsmarkt

Personeelsbeleid in het Theater. Noud van de Rhee Mirjam Coronel Mei 2011

Groei en aanwervingen bij de Vlaamse ondernemingen en organisaties

Uitgerust op rustpensioen

De competentieportfolio van de Vlaamse zelfstandige ondernemer: maatstaf voor de duurzaamheid van de ondernemersloopbaan

Competentieontwikkeling werkt!? De impact op inzetbaarheid en loopbaantevredenheid van medewerkers

Samen naar een duurzame en levensfasegerichte inzetbaarheid

Succesfactoren en hinderpalen om langer aan de slag te blijven

OOK NA 45 MET GOESTING BLIJVEN WERKEN

De ouderwordende verpleegkundige, waardevol in de zorg?! Anita Wassink

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2016

Blijvend beter inzetbaar. Levensfasegericht personeelsmanagement: een praktische uitwerking

Ondersteuning door een projectontwikkelaar. Loopbaan- en diversiteitsplan: het traject. Loopbaan- en diversiteitsplannen (LDP)

HR in control. In 7 stappen de inzet van Human Capital optimaal. Dominica Diensten

Aan de slag met duurzame inzetbaarheid 3 november 2015

Leeftijdsbewust Personeelsbeleid als antwoord op de ontgrijzing

De overheid: een aantrekkelijke werkgever?

Vitaliteit en leeftijd Symposium Vitaliteit voor organisatie en individu

Diversiteitsplannen. Een overzicht. Annemie Van Uytven projectontwikkelaar diversiteit RESOC Halle-Vilvoorde

Bevraging Management. De Vlaamse overheid. Resultaten

Onthaalvorming: missie en strategie

Venray 25 maart Conclusies & Aanbevelingen als uitkomst van DOiO-onderzoek bij Dichterbij

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

RESULTAATSGERICHTE FUNCTIEBESCHRIJVING ADMINISTRATIEF MEDEWERKER PERSONEEL EN ORGANISATIE

Meten = Weten Inventarisatie van leeftijdsgerelateerde personeelscijfers in uw onderneming

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

PROGRAMMA WORKSHOP ZOEKEN EN VINDEN

WELKOM. Geert Vannieuwenhuyze. De Lovie vzw. Vlaams Welzijnsverbond vzw. Vlaams Welzijnsverbond vzw

EmployabilityDriver. Waarom een strategische discussie over employability beleid?

Rapportage Peiling Duurzame Inzetbaarheid onder leden van SIGRA. 14 februari 2018

Loopbanen van verpleegkundigen Waarom de ene verpleegkundige wel een loopbaanstap maakt en de ander niet

Workshop Duurzaam gezond werken

Samenvattend rapport. Het management over het functioneren van de Vlaamse overheid

EEN CAUSAAL MODEL VOOR DE UITBOUW VAN EEN PERFORMANT EN GEVARIEERD HRM

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Human Resources in de Politie: tussen droom en werkelijkheid. CPS-studiedag 27 april 2017

Instroom 1. Inclusie. Uitstroom. Doorstroom. Universiteit Utrecht 1

De HRM Cockpit. Naar een duurzaam HRM beleid

Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?

Een loopbaanplan voor jong en oud

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Langer werken ondanks of dankzij het personeelsbeleid? Rapport. Case studie in lokale besturen met aandacht voor het perspectief van medewerkers.

Duurzame inzetbaarheid en Pensioenverwachtingen

WERKPLUS WAREGEM FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL ADJUNCT - DIRECTEUR

Komt tevredenheid met de jaren?

De praktijk van outplacement in kaart gebracht

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

A A N B E V E L I N G Nr AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITES, DE ONDERNEMINGEN EN HUN

Een prettig gesprek en het juiste antwoord

Masterclass Duurzame Inzetbaarheid. Juni 2017

ICO 2020: meer dan 1 op 3 bedrijven voert een strategisch competentiebeleid

Ouderen en eindeloopbaan in 50 tabellen

De Employability Scan Arbeidsmarktcongres 2013: Organisaties en inzetbaarheid

Secundaire arbeidsvoorwaarden van primair belang. Sandra Terwolbeck, Amstelveen 8 oktober 2008

Marjolein Vloothuis m

Pensioenverwachtingen en duurzame inzetbaarheid

Loopbaanbegeleiding op maat van de klant? Een blik op de vraagsturing in het vernieuwd systeem

Workshop HR-scan. Naar een duurzaam HRM beleid

Curriculum Vitae : TRUI STEEN

Werknemer in de toekomst. Een zoektocht naar de verwachtingen van verschillende generaties op de werkvloer, nu en in de toekomst

HR - beleid in 3D: Waar staan we als school/sg/organisatie?

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Verdieping Hoe gaat Nederland met pensioen?

Samenvattend rapport. De resultaten voor de Vlaamse overheid

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk

DIVERSITEITSPLANNEN IN HET ONDERWIJS

Het doel van strategische personeelsplanning

Uitvoeringsnotitie vrijwillige mobiliteit

VISIETEKST POSTDOCTORAAL LOOPBAANBELEID EN LOOPBAANBEGELEIDING AAN DE UGENT

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Opportuniteiten voor een leeftijdsbewust HRM Prof. dr. Ans De Vos HRM Centre Vlerick Leuven Gent Management School

WSE Arbeidsmarktcongres 7 februari Laura Jacobs, Vicky Heylen en Caroline Gijselinckx HIVA- KULeuven

Bedrijfskundige opbrengsten van investeren in Vitaliteit en Gezondheid. Prof. Dr. Gerard I.J.M. Zwetsloot

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

Addendum Tewerkstelling van kansengroepen bij lokale besturen

De oplossing voor duurzame inzetbaarheid van uw personeel. Brochure

Competentietest. Hoe werkt de test?

De human resources van werknemers met een chronische aandoening: maak er gebruik van

Tweede adviesnota. van het STEM-PLATFORM. aan de stuurgroep. donderdag, 12 december Brussel, Koning Albert II - Laan.

JAAROVERZICHT Secretaris: Nicole De Reuse Voorzitter: Micheline De Mol. Gasthuisstraat Asse T F

Arbeidsorganisatie en personeelsbeschikbaarheid

Strategisch HRM in het voortgezet onderwijs. Peter Leisink

Samenvattend rapport. Het management over het functioneren van de Vlaamse overheid

GENERATIE Y IS RAMP VOOR WERKGEVERS

Leeswijzer rapporten

De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht

Transcriptie:

Leeftijdsbewust personeelsbeleid in Vlaamse lokale besturen Resultaten van een survey bij OCMW- en gemeentesecretarissen Platteau, E. & Hondeghem, A. 2009. (Leeftijdsbewust) Personeelsbeleid en Pensioenen in Lokale Besturen. Leuven: SBOV. In het kader van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (2007-2011) loopt een onderzoekproject naar de vergrijzing van het overheidspersoneel. Het onderzoek spitst zich toe op de lokale besturen en meerbepaald op de Vlaamse OCMW s en gemeenten. Met meer dan 124 000 personeelsleden zijn zij zowat de belangrijkste overheidswerkgever in Vlaanderen. Bovendien worden ze in sterke mate geconfronteerd met een verouderd personeelsbestand. In de Vlaamse OCMW s is meer dan een op vijf ouder dan vijftig jaar. In de gemeenten behoort zelfs een op de vier medewerkers tot de groep van vijftigplussers. Een deel van deze mensen zal op korte termijn op pensioen gaan. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de continuïteit van een kwaliteitsvolle dienstverlening als men hier niet op anticipeert, bijvoorbeeld door het opzetten van systemen van kennisoverdracht. Anderzijds is het een uitda ging om deze grote groep van oudere medewerkers gemotiveerd en inzetbaar te houden tot aan de pensioenleeftijd. De overheid streeft immers naar een hogere werkzaamheidgraad voor vijftigplussers en in dat opzicht heeft ze zelf als werkgever een voorbeeldrol te vervullen. de volledige populatie van 616 Vlaamse OCMW s en gemeenten. De bevraging was gericht aan de secretaris die als hoofd van het personeel bevoegd is voor het dagelijkse personeels beheer in het bestuur. De data werden verzameld tussen oktober 2008 en januari 2009. In totaal namen 352 van de 616 besturen deel aan het onderzoek. De aldus bekomen steekproef (57%) is representatief voor inwonersaantal, provincie en sociaaleconomisch profiel van de gemeente. Op basis van de verzamelde data, is het mogelijk om enkele algemene uitspraken te doen over het type van personeelsbeleid dat gevoerd wordt in de lokale besturen en meer specifiek, over de stand van zaken op het vlak van leeftijdsbewust personeelsbeleid. Daarnaast had de survey als doel om een zicht te krijgen op de personeelsgerelateerde problemen waarmee lokale be sturen worden geconfronteerd. Onderzoeksmethode Om een zicht te krijgen op de initiatieven die de lokale besturen op dit vlak reeds nemen, werd er een survey onderzoek opgezet met als doelpubliek 104 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009

Resultaten van het onderzoek Type van personeelsbeleid Voor de operationalisering van het type van personeelsbeleid, hebben we ons geba seerd op een meetinstrument van Steen (2000) dat acht items bevat met een omschrij ving van het personeelsbeleid. De secretaris werd gevraagd om elk item te beoorde len, door op een vijfpuntenschaal aan te geven in hoeverre de uitspraak van toepas sing is op het bestuur. De eerste drie items of uitspraken, benadrukken de personeels-administratieve invul ling. Ze beschrijven de situatie waarin de activiteiten in de organisatie ten aanzien van het personeel beperkt blijven tot personeelsbeheer. In de overheid was het personeelsbeleid lange tijd op deze leest geschoeid. De volgende twee items vertolken de visie dat er sprake is van een echt personeels beleid als een volwaardig beleidsterrein. Hiermee bedoelen we dat er naast perso neelsadministratie ook aandacht is voor het ontwikkelen en inzetten van personeelsinstrumenten op verschillende terreinen van het personeelsbeleid. Voorbeelden van personeelsinstrumenten zijn onthaal van nieuwe medewerkers, technieken voor werving en selectie, vorming en evaluaties. In het midden van de jaren 90 werd hiervoor een belangrijke stimulans gegeven met de invoering van de krachtlijnen Kelchtermans die een samenhangend personeelsbeleid in de lokale besturen beoogde. De resterende drie items beschrijven ten slotte de Human Resources Management (HRM) invulling van personeelsbeleid. Kenmerkend voor HRM is de visie dat de mens een strategische factor vormt voor de organisatie. De mens wordt beschouwd als het belangrijkste kapitaal dat optimaal moet worden ingezet om een maximaal rendement te bekomen (Hondeghem, 2000). Met het nieuwe rechtspositiebesluit dat op 1 januari 2008 in werking trad, wilde de Vlaamse regering meer ruimte geven aan de lokale besturen om een modern HR-beleid te voeren op maat van het bestuur. De acht items vormen samen een somschaal voor de mate van modern personeels beleid. Op die manier is het mogelijk om het personeelsbeleid van elk bestuur op een continuüm te plaatsen van een louter administratieve en juridische benadering tot een volwaardig strategisch Human Resources Management. Op basis van deze indeling concluderen we dat 41% van de besturen een personeelsbeleid hebben dat verder gaat dan personeelsbeheer, maar nog niet genoeg ontwikkeld is om te bestempelen als HRM. Ongeveer een kwart (25%) van de besturen past wel HRM toe. Daarnaast zijn er ook nog een groot aantal besturen (34%) die het personeelsbeleid een louter administratieve invulling geven. Figuur 1. Aantal besturen volgens type personeelsbeleid en grootte van het bestuur (de absolute aantallen staan in de kolommen vermeld) 100% 80% 9 14 31 17 11 Percentage 60% 40% 25 32 42 27 8 20% 0% 22 Minder dan 50 42 Tussen 50 en 100 27 15 Tussen 100 en 200 Tussen 200 en 500 5 Meer dan 500 HRM Personeelsbeleid Personeelsbeheer Personeelsaantallen OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009 105

We stellen dus een grote variatie vast in het type van personeelsbeleid over de bestu ren heen. Dit valt voor een deel te verklaren door de grote diversiteit tussen de besturen op het vlak van de aanwezige capaciteit om een modern personeelsbeleid te voeren. De 616 gemeenten en OCMW s kunnen immers niet als een homogene groep beschouwd worden. Ongeveer 21% zijn kleine besturen met een personeelsbestand van minder dan vijftig personeelsleden, 25% van de besturen heeft tussen vijftig en honderd mensen in dienst, 29% tussen honderd en tweehonderd en 20% tussen tweehonderd en vijfhonderd. Ten slotte zijn er dertig grote besturen die meer dan vijfhonderd personeelsleden tewerkstellen. De survey data toont aan dat er een positieve correlatie is tussen het aantal personeelsleden en de mate van modern personeelsbeleid. Zo schommelt het percentage besturen dat HRM toepast in de besturen met minder dan honderd personeelsleden rond 16%, terwijl dat in de grote besturen met meer dan vijfhonderd personeelsleden al bijna 46% is. We vonden ook een verschil naargelang het type van bestuur: OCMW s hebben gemid deld een hogere score op modern personeelsbeleid in vergelijking met de gemeenten. Een van de mogelijke verklaringen hiervoor is dat OCMW s, sinds de invoering van de nieuwe OCMW-boekhouding, meer mogelijkheden hebben om hun financiële systeem te koppelen aan prestaties, hetgeen een belangrijke rand voorwaarde of stimulans kan zijn voor de invoering van een modern personeelsbeleid. Personeelsgerelateerde problemen De survey had ook de bedoeling om een zicht te krijgen op de personeelsgerelateerde problemen waarmee lokale besturen geconfronteerd worden. De secretarissen konden voor negentien potentiële problemen telkens zeggen of dit in hun bestuur geen pro bleem, een klein probleem of een groot probleem is. Op de eerste plaats staat het kunnen aanbieden van loopbaanperspectieven: 57% van de secretarissen vindt dit een groot probleem en 39% een klein probleem. Op de tweede en derde plaats komt het vinden van goed en gekwalificeerd personeel (41% klein probleem, 49% groot probleem) en het correct verlonen van ervaren medewerkers (41% klein probleem, 47% groot probleem). Het verouderen van het personeelsbestand komt op de vierde plaats: 32% van de secretarissen vindt dit een groot probleem. Daarnaast is er een groep van secretarissen (21%) die het verouderen van het personeelsbestand niet als een probleem beschouwt. Er is geen significant verband tussen de objectieve mate van vergrijzing in het bestuur (gemiddelde leeftijd en aandeel vijftigplussers) en de mate waarin de secretaris het verouderen van het personeel als een probleem ervaart. Dit is eigenlijk niet zo verwonderlijk, want het feit dat er veel oudere medewerkers zijn, is op zich niet problematisch. Veel hangt af van hoe gemotiveerd en inzetbaar deze oudere medewerkers zijn. De organisatie kan hier in belangrijke mate toe bij dragen. Een belangrijke onderzoeksvraag was dan ook de mate waarin de Vlaamse gemeenten en OCMW s reeds werk maken van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Leeftijdsbewust personeelsbeleid in de Vlaamse gemeenten en OCMW s Een leeftijdsbewust personeelsbeleid is erop gericht om medewerkers zo lang moge lijk vitaal, gemotiveerd en inzetbaar te houden (Thunnissen, 2005). Op korte termijn denken we aan maatregelen die zich richten op de oudere medewerkers, om vroegtijdige uitstroom te voorkomen. Een volwaardig leeftijdsbewust personeelsbeleid richt zich echter niet alleen op het einde van de loopbaan, maar op alle leeftijdscate gorieën of levensfasen. De bedoeling is dat er een lange termijn visie op de loopbaan wordt ontwikkeld zodat de mogelijkheidsvoorwaarden gecreëerd worden om tot aan de pensioenleeftijd actief en gemotiveerd te blijven. Leeftijdsbewust personeelsbeleid is in die zin een proactief beleid. Voor de operationalisering van leeftijdsbewust perso neelsbeleid hebben we ons gebaseerd op het model van Vanmullem & Hondeghem (2005) waarin concrete acties worden gespecificeerd volgens instroom, doorstroom en uitstroom. In wat volgt bespreken we de onderzoeksresultaten aan de hand van de volgende vragen: In welke mate verzamelt men informatie over leeftijd in de organisatie? In welke mate leeft langer blijven werken? In welke mate zet men vorming, training en opleiding leeftijdsbewust in? In welke mate is er sprake van een loopbaanbeleid en bevordert men horizontale mobiliteit? En ten slotte: in welke mate past men compe tentiemanagement toe in de Vlaamse OCMW s en gemeenten. 106 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009

Kennis over leeftijd in de organisatie Een goed beleid is een geïnformeerd beleid en dit geldt ook voor een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Concreet betekent dit dat men zich bewust is van de leeftijdssa menstelling van het personeel. In elke organisatie zou er gemakkelijk informatie beschikbaar moeten zijn over de leeftijdsverdeling per departement of dienst. Op basis hiervan kan men dan toekomstige evoluties, zoals de massale uitstroom als gevolg van pensionering, inschatten en erop inspelen. Bijna 70% van de secretarissen kent de gemiddelde leeftijd van het personeel en 65% kent ook het percentage van vijftigplussers in het bestuur. Als we echter nagaan of men actief is op het vlak van systematisch analyseren van personeelsgegevens per leeftijdscatego rie zijn de percentages minder positief. 1 Slechts een kleine 9% van de besturen doet dit. Nochtans is het in kaart brengen van personeelsprocessen per leef tijdscategorie een eerste stap op weg naar een leeftijdsbewust personeelsbeleid op maat van de organisatie. Nemen oudere werknemers minder deel aan vorming en opleiding? Is er een relatie tussen leeftijd en bevorderingen in de organisatie? Wat is de gemiddelde pensioenleeftijd? Werven we vooral jonge medewerkers aan? Zijn oudere medewerkers vaker ziek? Dit zijn enkele zaken waar men een zicht op zou moeten hebben om te weten welke acties er nodig zijn. Langer blijven werken Er zijn verschillende redenen waarom mensen vroegtijdig de arbeidsmarkt verlaten. Thunnissen (2005) maakt een onderscheid tussen uittredingsmotieven en andere invloedsfactoren. Bij uittredingsmotieven spelen naast financiële motieven ook arbeidsinhoudelijke motieven een rol. Arbeidsinhoudelijke motieven omvatten ver schillende dimensies zoals de arbeidstevredenheid en motivatie, de inzetbaarheid en de belastbaarheid van de oudere medewerker. Deze uittredingsmotieven worden beïnvloed door een aantal invloedsfactoren die zich zowel op het individuele niveau, het maatschappelijk niveau, als op het niveau van de organisatie situeren. Bij organi satiegebonden factoren denken we bijvoorbeeld aan de heersende organisatiecultuur die ertoe bijdragen of mensen al dan niet gestimuleerd worden om langer actief te blijven. Op basis van de resultaten van de survey stellen we vast dat langer blijven werken niet echt een issue is in de lokale besturen. Slechts 5% van de besturen was actief op het vlak van sensibiliseren rond langer werken. En amper 9% van de besturen had concrete plannen uitgewerkt om oudere medewerkers te ontmoedigen om vervroegd te stoppen met werken. Bovendien beperken deze plannen zich in de meeste gevallen tot het voorzien van systemen van arbeidsduurvermindering en loopbaanonderbreking. Zulke maatregelen wijzen echter eerder op een ontziebeleid dan op een kan senbeleid. Gemiddeld gaat men in de Vlaamse gemeenten en OCMW s rond 61 jaar op pen sioen. Er is dus nog ruimte om de gemiddelde feitelijke pensioenleeftijd te verhogen. Slechts 3,5% van al het OCMW- en gemeentepersoneel dat tussen 2002 en 2005 op pensioen ging, deed dit omwille van het bereiken van de pensioenleeftijd van 65 jaar (Bron: PDOS). Het in vraag stellen van de heersende normen rond pensionering, past ook binnen een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat mensen zich bijna verplicht voelen om op 60 jaar op pensioen te gaan, omdat iedereen het doet. Vorming, training en opleiding (VTO) Gemiddeld scoorden de maatregelen die te maken hebben met vorming, training en opleiding het hoogst: 71% van de secretarissen antwoordde dat in zijn of haar bestuur alle leeftijdscategorieën gestimuleerd worden om deel te nemen aan opleiding. Op de tweede plaats komt het voorzien in trainingen en opleidingen voor blijvende inzetbaarheid: 62% van de besturen is hier actief mee bezig. Waarschijnlijk zijn deze hoge percenta ges voor een groot deel te verklaren doordat VTO traditioneel een voorwaarde was om door te stromen in de functionele loopbaan. Met het nieuwe rechtspositiebesluit wordt er geen verplicht minimum aantal vormingsuren meer vooropgesteld. In het kader van leeftijdsbewust personeelsbeleid is het belangrijk dat men in de toekomst blijft inzetten op het aanbieden van VTO kansen voor alle leeftijden. De survey wees uit dat, ondanks deze inspanningen om te voorzien in trainingen en opleidingen voor blijvende inzetbaarheid, ongeveer 70% van de secretarissen het trainen en opleiden van personeel OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009 107

zodat ze breed inzetbaar zijn een probleem vindt. De conclusie is dat kwantiteit niet per se gelijk staat met kwaliteit en dat er nog verbete ring mogelijk is wat betreft het afstemmen van het vormingsaanbod op de doelgroep en op de specifieke leerbehoeften. Loopbaanbeleid en horizontale mobiliteit Loopbaanbeleid Het opzetten van een structureel loopbaanbeleid is één van de belangrijkste elemen ten van een leeftijdsbewust personeelsbeleid (Thunnissen, 2005). Een loopbaanbeleid begint met het communiceren en informeren over loopbaanmogelijkheden. 37% van de besturen is actief op dit vlak. We vroegen ook aan de secretarissen in welke mate het bestuur actief is op het vlak van loopbaanmanagement en individuele loopbaanplan ning. Loopbaanmanagement houdt in dat de organisatie een kader of algemeen stroombeleid ontwikkelt waarbij de individuele medewerker perspectieven en kansen krijgt om zijn eigen loopbaan vorm te geven (Vanmullem & Hondeghem, 2005). Ongeveer 21,5% van de besturen is actief op het vlak van loopbaanmanagement. Individuele loopbaanplanning komt nog iets minder vaak voor: slechts 15% van de besturen is actief op dit vlak. Dit is voornamelijk het geval in de grotere besturen met meer dan vijfhonderd personeelsleden. Horizontale mobiliteit Loopbaanbeleid gaat hand in hand met mobiliteit. Bij mobiliteit denkt men meestal alleen aan verticale mobiliteit of het opklimmen in de organisatie. Men moet echter ook durven denken aan andere vormen van mobiliteit, zoals horizontale mobiliteit. Hiermee bedoelen we het overgaan naar een andere functie op vergelijkbaar niveau of naar een zelfde functie in een andere dienst of lokaal bestuur (Vanmullem & Hondeghem, 2005). Horizontale mobiliteit past in een leeftijdsbewust personeelsbeleid omdat het een posi tieve invloed heeft op de inzetbaarheid van mensen. Bovendien is het een manier om ervaringsconcentratie tegen te gaan (Thunnissen, 2005). Ervaringsconcentratie is een fenomeen dat wijst op een ervaringspatroon waarbij men een vrij beperkte variëteit aan ervaringen heeft waardoor er enerzijds een zekere expertise en routine ontstaat, maar anderzijds ook een beperkte beroepsmatige flexibiliteit (Thijssen & Leisink, 2007). Door horizontale mobiliteit krijgen mensen de kans om verscheidene functieervaringen op te doen en nieuwe competenties te ontwikkelen. Bovendien vermijdt men zo dat mensen die te lang op dezelfde stoel blijven zitten, Figuur 2. Percentage besturen dat actief is op het vlak van competentiemanagement volgens type en grootte van het bestuur 80 70 60 50 40 30 20 10 Gemeenten 0 Minder dan 50 Tussen 50 en 100 Tussen 100 en 200 Tussen 200 en 500 Meer dan 500 OCMW's 108 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009

gedemotiveerd raken omdat ze geen uitdagingen meer zien in de job. Ondanks deze positieve aspecten van horizontale mobiliteit, stellen we vast dat slechts 21% van de besturen horizontale mobiliteit bevordert. In 40% van de besturen wordt horizontale mobiliteit zelfs hele maal niet gestimuleerd. Taakverbreding en -versmalling zijn wel iets meer ingeburgerd. Door middel van taakverbreding kan men dezelfde doelstelling als horizontale mobiliteit nastreven, namelijk het verbreden van de functieervaring. Taakversmalling kan een instrument zijn om bepaalde categorieën van medewerkers (tijdelijk) te ontzien. Het onderzoek wees uit dat er in ongeveer 39% van de lokale besturen aandacht is voor taakverbre ding en -versmalling. Competentiemanagement Competentiemanagement kan omschreven worden als een samenhangend geheel van methoden die erop gericht zijn competenties van individuen en groepen in kaart te brengen, optimaal in te zetten en te ontwikkelen en dit met het oog op de realisatie van de organisatiedoelen en het performanter maken van de medewerkers (De Prins & Melis, 2005). Competentiemanagement bevordert het zoeken naar de juiste match tussen de medewerker en de functie ( de juiste persoon op de juiste plaats ) en sti muleert het verder ontwikkelen van medewerkers. In die zin past competentiema nagement volledig binnen een leeftijdsbewust personeelsbeleid omdat het de blij vende inzetbaarheid van de medewerker vooropstelt (Vanmullem & Hondeghem, 2005). De survey data tonen aan dat 36% van de gemeenten en OCMW s actief zijn op het vlak van competentiemanagement. De bevraging liet wel een nuance toe door de antwoordcategorie eerder actief en helemaal actief aan te bieden. Als we deze op splitsing hanteren, zien we dat 30% van de besturen eerder actief is op het vlak van competentiemanagement en slechts 6% heel actief. We stellen ook vast dat OCMW s in vergelijking met gemeenten vaker competentiemanagement toepassen en dat de grootte van de organisatie ook een rol speelt (zie figuur 2). Besluit Uit de analyse blijkt dat de hierboven besproken maatregelen sterk samenhangen: is men actief op het ene, dan is de kans ook groot dat men actief is op andere aspecten van leeftijdsbewust personeelsbeleid. Er is ook een positieve samenhang tussen de mate van modern personeelsbeleid en de mate van leeftijdsbewust personeelsbeleid. De algemene conclusie luidt dat slechts een minderheid van de Vlaamse gemeenten en OCMW s werk maken van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Dit is niet zo verwonderlijk, aangezien slechts een kwart van de besturen een personeelsbeleid heeft dat getypeerd kan worden als HRM. Het is afwachten of het nieuwe rechtspo sitiebesluit meer besturen zal aanzetten tot het voeren van een modern en leeftijds bewust personeelsbeleid. Gezien de vergrijzing van het personeel en de voorbeeldrol van de overheid als werkgever, is dit in ieder geval geen overbodige luxe. Het volledige rapport zal vanaf eind juni 2009 beschikbaar zijn via de website van het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (www. steunpuntbov.be). Eva Platteau Annie Hondeghem Instituut voor de Overheid K.U.Leuven Noot 1. De vragenlijst bevatte een vraag met een opsomming van maatregelen die passen in een leeftijdsbewust personeelsbeleid. De respondenten konden voor elk item uit deze vragenbatterij telkens aanduiden in welke mate het beleid actief is op dit vlak. De antwoordmogelijkheden waren helemaal niet actief, eerder niet actief, eerder actief en heel actief. Bibliografie De Prins, P. & Melis, A. 2005. Competentiemanagement in Vlaanderen. Ruimte voor groei. Tijdschrift voor HRM, 2: 27-41. Hondeghem, A. 2000. Human Resource Management: Inleiding. Leuven: K.U.Leuven, Instituut voor de Overheid. OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009 109

Steen, T. 2000. Krachtlijnen voor een nieuw personeelsbeleid in de Vlaamse gemeenten. Een studie naar de sturing en implementatie van veranderingsprocessen bij de overheid. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Thijssen, J. & Leisink, P. 2007. Ervaringspatronen en beroepsmatige obsoletie van oudere werknemers. In J. Thijssen & W. De Lange (Eds.), De waardevolle senoir. Perso neelsbeleid voor oudere werknemers: 81-94. Amsterdam: Uitgeverij WEKA. Thunnissen, M. 2005. Leeftijdsbewust personeelsbeleid. In F. Kluytmans (Eds.), Leer boek personeelsmanagement: 581-610. Groningen: Wolters-Noordhoff. Vanmullem, K. & Hondeghem, A. 2005. Een leeftijdsbewust personeelsbeleid: stand van zaken binnen het ministerie van de Vlaamse gemeenschap. Leuven: SBOV. 110 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WSE / Uitgeverij Acco 2/2009