Reactie TU Delft. op het Adviesrapport TU Delft (commissie Mouwen) ten behoeve van de Instellingstoets Kwaliteitszorg NVAO.



Vergelijkbare documenten
Onderwijskwaliteitszorg TU Delft: hoe past de NSE hierin?

Training examencommissies

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

Mekelweg 4, kamer LB CD Delft

Directeur onderwijsinstituut

Deze brochure schetst de onderwijsvisie van onze universiteit op hoofdlijnen. De doelen die horen bij die visie kunnen we alleen samen bereiken.

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

SKO en Leergang Onderwijskundig Leiderschap op de Erasmus Universiteit Rotterdam

Hoe kan IR de Instellingstoets Kwaliteitszorg verbeteren? Alexander Babeliowsky Kennissessie DAIR-seminar 1 november 2017

1 Besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg. Universiteit Utrecht Utrecht 19 december 2016

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Jaarverslag & Jaarplan

Besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg. Radboud Universiteit Nijmegen. Nijmegen 11 oktober 2016

Contextschets Techniek

BACHELOROPLEIDING WERKTUIGBOUWKUNDE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

Directeur onderzoeksinstituut

Planmatig werken aan de toegankelijkheid van toetsing en examinering

Planmatig werken aan de toegankelijkheid van toetsing en examinering

nog geen BKO behaald met > 5 jaar ervaring EWI KO niet afgerond EWI KO afgerond ervaring

Overwegende dat KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN: Artikel 1. Begripsbepalingen

Medewerker onderwijsontwikkeling

VERKORT VERKIEZINGSPROGRAMMA Leidse Universitaire Verkiezingen 21 april t/m 7 mei 2009

Informatiemanager. Doel. Context

Studeren met een functiebeperking

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour

Besluit tot het verlenen van een instellingstoets kwaliteitszorg

Welkom. Wat komt er terecht van de aanbevelingen (inmiddels accreditatie-eisen) van de Commissie Maatstaf? Nationale Dyslexie Conferentie 2013

Advies Universiteit van Tilburg

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Verkiezingsprogramma

Opleidingscommissies Hogeschool Utrecht

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE MANAGEMENT & BESTUURSONDERSTEUNING DIRECTEUR BEDRIJFSVOERING VERSIE 3 APRIL 2017

Medewerker bureau buitenland

OER. Uitleg over de. Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Normkader: Onderwijsmonitor 2017 (opleidingen)

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

(Format) Jaarverslag Examencommissie

Algemene informatie

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

Curriculumherziening TB

: Afstudeerproject BSc KI : Bachelor Kunstmatige Intelligentie Studiejaar, Semester, Periode : semester 2, periode 5 en 6

Normkader: Onderwijsmonitor 2017 (facultair).

Studiebegeleiding aan de TU Delft

Medewerker mobiliteit

NVAO VERTROUWEN IN KWALITEIT. SAMENWERKINGSPROTOCOL INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS, NVAO en CDHO

Functieprofiel: Directeur Service Eenheid Functiecode: 0206

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Flexstuderen FAQ voor studenten

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Format OER en

Basisgegevens opleidingsbeoordelingen Indicatoren en definities. 19 februari 2015

Voorblad agendapunt 3 Stand van zaken speerpunt Informatiemanagement

TU/e Bachelor College Herontwerp bacheloropleidingen. VSNU Conferentie Studiesucces 13 juni 2012 dr. Diana Vinke en drs.

DE NIEUWE BACHELOR OPLEIDING

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Naar een facultair meerjarenplan Opbrengst visiebijeenkomsten

Handleiding Honours Programma Wiskunde

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

STUDENTEN EN NEVENACTIVITEITEN: (voorheen studentactivisme) DE VISIE VAN DE UNIVERSITEIT TWENTE

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

Bindend Studieadvies (BSA)

Beleidskader agenda van onze gewenste ontwikkelingen Samen Onderwijs Maken = Leerzaam

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Bindend studieadvies bacheloropleiding Biologie

Functieprofiel: Teamleider Functiecode: 0203

Beleidsplan Facultaire Studentenraad Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Aanvraag beoordeling macrodoelmatigheid International Bachelor of Bioscience. Leiden, 17 januari 2017

Jaarplan De Berkel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ RIJN IJSSEL. SECTOR CIOS, ZORG EN WELZIJN Opleiding Sociaal-cultureel werker

Meerjarenplan Studievereniging PAP

NSE: Van vraag naar verbetering

Kwaliteitskaart onderwijs Felipe Salve

Den Haag, 26 augustus namens de KNAW-commissie Gedragswetenschappen, 1 De instelling heeft op 4 september 2015 ingestemd met het advies.

SELECTIE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET HOGER ONDERWIJS SAMENVATTING EERSTE 2 RAPPORTEN:

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs Criteria Junior Universitair Docent

Concretere eisen om te (kunnen) voldoen aan relevante wet- en regelgeving zijn specifiek benoemd

Profiel. Hoofd Onderwijs & Studentenzaken. 30 januari Opdrachtgever TU Delft Faculteit Technische Natuurwetenschappen

Kwaliteitscode - Vlaanderen

De werkgroep ziet ook voor 2011 de volgende opdracht voor zichzelf:

I Welke kosten kunnen worden betaald met geld van de Stichting Culemborg 700?

Een integrale benadering van verandering en onderwijsvernieuwing

Doel. Context VSNU UFO/INDELINGSINSTRUMENT FUNCTIEFAMILIE ONDERWIJS- & ONDERZOEKSONDERSTEUNING VAARDIGHEIDSDOCENT VERSIE 3 APRIL 2017

Reglement Honours Academy Universiteit Leiden HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Samen aan de IJssel Inleiding

Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging

Eens per 6 jaar, voor visitatie. Evt.bijstelling bij mid-term

Bijlage 1. Studiesucces: vragen voor de opleidingen

1. De opbrengsten van de aanbevelingen van de commissie Bruijn

Functieprofiel: Senior Managementassistent Functiecode: 0305

Beleidsmedewerker Onderwijs

U I T S P R A A K

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Beoordelingskader Bijzonder (Kwaliteits)Kenmerk Ondernemen

SOLVE Bestuursjaar. Word bestuurder van SOLVE Rotterdam! Sollicitatiedeadline: Zondag 29 april uur. Wie zoeken wij? Wat bieden wij?

Studierendement en -uitval

Op weg naar EUR-strategie online leren

Transcriptie:

Reactie TU Delft op het Adviesrapport TU Delft (commissie Mouwen) ten behoeve van de Instellingstoets Kwaliteitszorg NVAO Mei 2011 1

Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Voorwoord 5 1 Beknopte samenvatting reacties op aanbevelingen Adviesrapport 2008 7 2 Ontwikkelingen in onderwijsstrategie en beleid 2009/2011 9 2.1 Doelmatigheid van het onderwijs 9 2.2 Instroom 9 2.3 Studiesucces 10 2.3.1 Bindend studieadvies 10 2.3.2 Bachelor-voor-Master-regel 10 2.3.3 Ontwikkelen excellentieprogramma s 11 2.3.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 11 2.4 Financiering onderwijs 12 2.5 Managementinformatie 12 2.6 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 12 2.6.1 Toetsbeleid 13 2.7 Studeren met een functiebeperking 13 2.8 Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur 14 2.8.1 ICT in het onderwijs 14 2.8.2 Open Educational Resources 14 2.8.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen 14 2.9 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 15 2.10 (Inter)nationale samenwerking onderwijs 15 2.11 Alumnibeleid 16 2.12 Postinitieel onderwijs 16 3 Behaalde resultaten wat heeft de TU Delft sinds de pilot gerealiseerd? 17 3.1 Doelmatigheid van het onderwijs 17 3.1.1 Toetsingscommissie Minors 18 3.2 Studiesucces 18 3.2.1 Bindend Studieadvies 18 3.2.2 Bachelor-voor-Master-regel 19 3.2.3 Ontwikkelen excellentieprogramma s 19 3.2.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 19 3.3 Managementinformatie 20 3.4 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 20 3.4.1 Toetsbeleid 20 3.5 Studeren met een functiebeperking 21 3.5.1 Registratie studentengegevens 21 3.5.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening 21 3.5.3 Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) 21 3.5.4 Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student 21 3.5.5 Toegankelijkheid en voorzieningen 21 3.6 Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur 22 3.6.1 Digitale leeromgeving en dienstverlening 22 3.6.2 TU Delft Open Educational Resources 23 3.6.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen 23 2

3.7 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 23 3.7.1 Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) 23 3.7.2 Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) 24 3.7.3 Docentkwaliteit op de kaart 24 3.8 Internationalisering 24 3.8.1 Kostendekkend instellingscollegegeld voor non-eer studenten en aanzet tot flankerend beurzenbeleid 24 3.8.2 Opvang en begeleiding van internationale studenten 24 3.8.3 Huisvesting 25 3.8.4 Beurzen 25 3.8.5 Uitgaande mobiliteit 26 3.8.6 Masteropleiding TU Delft krijgt certificaat internationalisering 26 3.9 Alumni 26 3.9.1 Aansluiting met de arbeidsmarkt 26 3.9.2 Alumnibeleid 27 4 Streven naar verbetering: 2011 en verder 29 4.1 Doelmatigheid onderwijs 29 4.1.1 Versterken onderwijslijn 29 4.1.2 Minorbeleid 29 4.2 Instroom 29 4.2.1 Samenstelling studentenpopulatie 29 4.2.2 Selectie van studenten 30 4.3 Studiesucces 30 4.3.1 Bindend Studieadvies 30 4.3.2 Ontwikkelen excellentieprogramma s 30 4.3.3 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar 30 4.4 Managementinformatie 30 4.5 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft 31 4.5.1 Toetsbeleid 31 4.6 Studeren met een functiebeperking 31 4.6.1 Registratie studentengegevens 31 4.6.2 Efficiënte en effectieve informatievoorziening 31 4.6.3 Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen) 31 4.6.4 Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student, opzetten klankbordgroep functiebeperking 31 4.6.5 Toegankelijkheid en voorzieningen 31 4.7 Versterken kwaliteit infrastructuur 32 4.7.1 ICT in het Onderwijs 32 4.8 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan 33 4.9 (Inter)nationale samenwerking onderwijs 34 4.9.1 Samenwerking in het kader van 3TU 34 4.9.2 TU Delft, Erasmus en Leiden gaan intensief samenwerken 34 4.9.3 Internationalisering 34 4.10 Alumnibeleid 35 Bijlage 1: Dashboards managementinformatie 37 Bijlage 2: Overzicht opleidingen incl. studentenaantallen 41 Bijlage 3: Overzicht docentenaantallen per faculteit 43 3

4

Voorwoord Voor u ligt de Reactie van de Technische Universiteit Delft op het Adviesrapport over de TU Delft van 17 december 2008, waarin de commissie Mouwen vertrouwen uitspreekt in de onderwijskwaliteit van de instelling. Met deze reactie op het adviesrapport neemt de TU Delft deel aan de Instellingstoets Kwaliteitzorg door de NVAO, gebruikmakend van de resultaten die zijn opgedaan in de pilot 2 e fase accreditatiestelsel (zoals vastgelegd in de NVAO notitie d.d. 20 december 2010). De voorliggende reactie bouwt daarmee tevens voort op de documenten die destijds in de pilot aan de auditcommissie ter beschikking zijn gesteld, waaronder de Kritische Reflectie Onderwijs TU Delft (oktober 2008) en de onderwijsvisie TU Delft. Deze documenten zijn voor de volledigheid aan deze Reactie toegevoegd. De TU Delft heeft met veel belangstelling kennisgenomen van het advies van de commissie Mouwen. De aanbevelingen van de commissie zijn door de instelling zeer ter harte genomen en hebben geleid tot diverse verbetermaatregelen. Zo is voortvarend gewerkt aan het beschikbaar stellen van managementinformatie met behulp van zogenaamde dashboards, is actief gewerkt aan het versterken van de relatie met alumni, is het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft aangepast en vastgesteld en heeft het toetsbeleid bijzondere aandacht gekregen binnen het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft. Naast de reacties op de aanbevelingen heeft ook een aantal externe ontwikkelingen, zoals de afnemende financiering, het advies van de commissie Veerman en de mogelijke invoering van de langstudeerboete, veel aandacht gekregen en geleid tot aanvullende maatregelen. In het voorliggende rapport worden, na een korte reactie op de belangrijkste aanbevelingen uit het Adviesrapport, langs drie van de standaarden van het beoordelingskader - beleid, resultaten en verbeterbeleid - de beleidsontwikkelingen in de periode 2009-2011 geschetst. De onderwerpen die in het beleid centraal staan, worden per hoofdstuk opnieuw behandeld; dit betekent dat per onderwerp het beleid in hoofdstuk 2 is uitgeschreven, de voornaamste resultaten ervan in hoofdstuk 3 aan bod komen en in hoofdstuk 4 de acties voor de komende jaren nader worden beschreven. Met dit document toont de TU Delft aan dat zij in staat is adequaat te reageren op het dynamische speelveld waarin zij opereert en oog houdt voor (inter)nationale trends, terwijl zij haar visie en ambities ten aanzien van niveau en kwaliteit leidend weet te houden. Drs. Paul Rullmann Vice-President for Education & Operations Technische Universiteit Delft 5

6

1 Beknopte samenvatting reacties op aanbevelingen Adviesrapport 2008 De Technische Universiteit Delft heeft met veel inzet en voldoening geparticipeerd in de pilot 2 e fase accreditatiestelsel. Met plezier wordt teruggekeken op een leerzaam, interessant en ook intensief traject. De auditcommissie die de TU Delft bezocht, voerde open gesprekken in constructieve sfeer. Er was grote bereidheid vanuit de instelling/ faculteiten om deel te nemen aan de gesprekken met de commissie. De betrokkenheid van de faculteiten was hoog. De instellingsaudit stimuleerde daarmee de kwaliteitscultuur. Ondanks het feit dat er, ten tijde van de bekendmaking ervan, aan het Adviesrapport over de Technische Universiteit Delft 2008 geen rechten konden worden ontleend, heeft de TU Delft het rapport behandeld alsof het rechtsgeldig was. De waardevolle resultaten en aanbevelingen van de commissie Mouwen hebben dan ook geleid tot concrete acties of zijn opgenomen in beleidsplannen met een langere looptijd. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste adviezen van de commissie en de reactie van de TU Delft hierop kort besproken. In het vervolg van dit rapport wordt ingegaan op de concrete activiteiten en beleidsplannen die mede hieruit zijn voortgevloeid. De commissie dringt erop aan dat de instelling meer met geaggregeerde managementinformatie gaat werken. Naar aanleiding van de constateringen en aanbevelingen van de commissie is in 2009 een onderzoek gedaan naar de behoefte aan managementinformatie bij de diverse klantengroepen van de directie O&S. Dat onderzoek heeft geresulteerd in de uitvoering van een project Managementinformatievoorziening O&S in 2010. De instelling moet op sommige aspecten nog bepalen wat centraal en decentraal geregeld moet worden (bijvoorbeeld rondom minoren) De TU Delft heeft op het terrein van de kwaliteitsborging van minoren een aanzienlijke stap gezet. Tevens is er op het niveau van de instelling aandacht gevraagd voor de inrichting van toetsbeleid; er is een project gestart om de faculteiten te faciliteren in het uitwerken en implementeren van toetsbeleid volgens een TU Delft format. De instelling zal de geldstromen binnen de organisatie inzichtelijker moeten maken De commissie geeft aan dat de TU Delft een begrotingsystematiek zou moeten hanteren die meer sturend is. De TU Delft is van mening dat dit een vraag is voor de Raad van Toezicht. Desalniettemin is de TU Delft vanwege verschillende redenen, welke in paragraaf 2.4 nader worden beschreven, aan de slag gegaan met de ontwikkeling van een nieuw intern allocatiemodel. De organisatie kan zich versterken op het gebied van alumnibeleid De relatie met de alumni van de TU Delft is de afgelopen jaren één van de speerpunten geweest van de Directie Marketing & Communicatie. Toevoegen van enkele essentiële elementen in Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Op basis van de ervaringen in en de terugkoppeling naar aanleiding van de pilot instellingsaudit is het Kwaliteitsplan aangepast. De belangrijkste elementen die zijn toegevoegd naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie, zijn een format voor toetsbeleid, een nieuw instrument Jaarrapport Minors en een onderzoek naar werknemerstevredenheid. 7

8

2 Ontwikkelingen in onderwijsstrategie en beleid 2009/2011 De visie van de TU Delft op het onderwijs is niet gewijzigd in de afgelopen tweeënhalf jaar. De TU Delft wil ingenieurs opleiden die vakbekwaam zijn, samenwerkingsbereid, gericht op de verdere ontwikkeling van het eigen kennisdomein, internationaal georiënteerd, initiatiefrijk en verantwoord handelen, zich rekenschap geven van de maatschappelijke context en bijdragen aan oplossingen voor urgente en duurzame maatschappelijke vraagstukken. Deze visie is als aanvulling bij de Kritische Zelfreflectie Onderwijs TU Delft geschreven en verder uitgewerkt. Twee thema s staan sinds 2008/2009 in het onderwijsbeleid centraal: studiesucces en doelmatigheid van onderwijs. Het verhogen van het studiesucces is al langer een belangrijk speerpunt, de meerjarenafspraken met de overheid hebben de aandacht voor dit onderwerp versterkt. Het beleid van de TU Delft sluit aan bij het rapport van de commissie Veerman, dat in 2010 verscheen. Andere belangrijke thema s in de onderwijsstrategie van de TU Delft zijn: het versterken van de onderwijscomponent in de loopbaan van wetenschappelijk personeel en internationalisering. 2.1 Doelmatigheid van het onderwijs Gedwongen door financiële omstandigheden is de universiteit gestart met een herijking van haar activiteiten en een grote bezuinigingsoperatie van 45 miljoen in vier jaar. Het recente voornemen van de overheid, om langstuderen te beboeten, zal de druk op de middelen verder vergroten. Deze bezuiniging heeft ook gevolgen voor het onderwijs. De uitdaging voor de opleidingen daarbij is om het onderwijs efficiënter in te richten, met behoud van niveau en kwaliteit. In december 2009 is door de Directeuren Onderwijs, hoofden O&S en beleidsmedewerkers O&S een nota geschreven met als titel Adviezen m.b.t. het efficiënter organiseren van onderwijs. In deze nota zijn tien adviezen opgenomen die de TU kan ondernemen om het onderwijs efficiënter in te richten. Voorbeelden van adviezen uit deze nota zijn: Extra aandacht aan de selecterende vakken in het eerste en tweede studiejaar, intensiveren en stroomlijnen van de studiebegeleiding, Strakkere criteria hanteren voor het aanbieden van minors, beperken van het aantal keuzevakken en de omvang van de keuzeruimte, minder kleine vakken aanbieden, Minimale deelname aantallen hanteren bij vakken, minors, opleidingen en tracks, Terughoudendheid in het aangaan van Erasmus Mundus / internationale joint degrees programma s, Kostendekkend tuition fee invoeren voor non-eer-studenten, Het flexibiliseren van de onderwijsroostering. Een aantal van deze adviezen is TU breed opgepakt, andere adviezen zijn door de faculteiten meegenomen in de implementatieplannen herijking van januari 2011 om te beschrijven hoe de bezuinigingstaakstelling op onderwijsgebied gerealiseerd gaat worden. 2.2 Instroom In 2009 en 2010 is het aantal studenten aan de TU Delft verder toegenomen. De groeiende studentenaantallen leggen steeds meer druk op de docenten en op de faciliteiten binnen de faculteiten. Hoewel de TU Delft graag haar bijdrage aan de Nederlandse kenniseconomie wil blijven leveren door zoveel mogelijk kwalitatief hoogwaardige ingenieurs af te leveren, is een aantal opleidingen helaas genoodzaakt om door middel van een numerus fixus de instroom te beperken. De bacheloropleidingen Bouwkunde en Industrieel Ontwerpen zullen met ingang van het collegejaar 2011 een numerus fixus met centrale selectie instellen. 9

De TU Delft wil studenten aantrekken, die met succes hun studie kunnen afronden. Dat betekent dat voorlichting en communicatie een zo helder mogelijk beeld moeten geven van de eisen en competenties die een student in huis moet hebben. Voorlichting en communicatie vinden onder meer plaats via het aanbieden van een online studiekeuzetest, voorlichtingsdagen, ouderavonden, proefstuderen, direct mailing en de website. 2.3 Studiesucces Het thema Studiesucces is onderverdeeld in drie aandachtspunten: het verminderen van de uitval in het tweede en derde jaar van de BSc o.a. door het versterken van de selecterende functie van het eerste jaar, het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar en het ontwikkelen van excellentieprogramma s, zowel in de bachelor- als in de masterfase van de studie. De invoering van het bindend studieadvies (BSA) bij cohort 2009 heeft ertoe geleid dat de uitval bij de TU Delft na het eerste studiejaar ongeveer 10% hoger ligt dan bij voorgaande cohorten. Het aantal studenten dat binnen de TU Delft een andere opleiding heeft gekozen (omzwaaiers) is vanwege het BSA ongeveer 25% hoger dan zonder BSA. Het BSc-rendement na vier jaar van cohort 2005 is iets gestegen ten opzichte van het rendement van het voorgaand cohort. Het effect van de invoering van de harde knip maatregel op de BSc-in-4 zal pas na september 2011 goed zichtbaar worden. De TU Delft neemt verder ingrijpende maatregelen die moeten leiden tot een verkorting van de gerealiseerde studieduur, zonder dat dit leidt tot een verlaging van het niveau. Deze maatregelen richten zich op een verbetering van het studiegedrag van de studenten, op de studieprogramma s en docenten, en op de extra-curriculaire activiteiten. 2.3.1 Bindend studieadvies Per september 2009 is het bindend studieadvies (BSA) ingevoerd bij alle bacheloropleidingen van de TU Delft 1. Dit betekent dat iedere eerstejaars bachelorstudent minimaal 30 studiepunten moet halen; dit is de helft van het totaal aantal te behalen punten in een jaar. Wanneer een student deze ondergrens niet haalt, kan hij zich gedurende vier studiejaren niet meer voor dezelfde opleiding inschrijven. Met de invoering van het BSA beoogt de TU Delft de student sneller op de voor hem of haar juiste opleiding te krijgen: de studievoortgang in de propedeuse is namelijk voorspellend gebleken voor de verdere studievoortgang. Door het BSA verwacht de TU Delft dat de selecterende functie van de propedeuse wordt versterkt en de uitval vervroegd, conform de meerjarenafspraken tussen VSNU en OCW. De eerstejaarsstudenten ontvangen gedurende het studiejaar drie tussentijdse (niet-bindende) studievoortgangadviezen, voordat in september het definitieve BSA wordt gegeven. Zo worden studenten zich vroeg bewust van hun studievoortgang en kunnen ze tijdig signaleren dat hun resultaten achterblijven. In de studievoortgangbrieven wordt nadrukkelijk gewezen op begeleidingsmogelijkheden, zoals hulp bij studie(her)keuze, en het belang van het melden van persoonlijke omstandigheden. Bij zwaarwegende overmachtsituaties is het mogelijk dat de student uitstel van het BSA krijgt (hardheidsclausule). 2.3.2 Bachelor-voor-Master-regel Per september 2006 is de Bachelor-voor-Master regel (ook wel harde knip genoemd) ingevoerd, hetgeen betekent dat vanaf september 2010 het bachelordiploma vereist is alvorens aan de masteropleiding begonnen kan worden. De harde knip is ingevoerd om recht te doen aan het feit dat de masteropleiding een aparte opleiding na de bacheloropleiding is, waarvoor eigen studenten net als zij-instromers moeten voldoen aan ingangseisen: met de invoering van de harde knip starten studenten met verschillende vooropleidingen op een gelijkwaardig kennisniveau met de masteropleiding. Voor cohorten van 2005 en ouder geldt de harde knip niet. Voor deze cohorten geldt een premaster-regeling. Studenten uit cohorten vanaf 2006 konden tot september 2010 aan deze premaster-regeling voldoen, daarna geldt voor hen de harde knip. Studenten kunnen, als ze toestemming willen krijgen om met de master te beginnen ondanks het feit dat zij nog niet 1 Uitgezonderd de bacheloropleiding Lucht- en Ruimtevaarttechniek: het bindend studieadvies is bij deze opleiding per september 2010 ingevoerd. 10

aan de toelatingsvoorwaarden voldoen, een beroep doen op de hardheidsclausule indien er sprake is van schrijnende omstandigheden. 2.3.3 Ontwikkelen excellentieprogramma s Voor getalenteerde studenten heeft de TU Delft zowel in de bachelor- als in de masterfase van de studie, excellentie programma s ontwikkeld. Deze zijn onderdeel van het landelijke Siriusprogramma. Bachelorfase Eind juli 2009 is uit het Sirius-programma M 1,9 subsidie beschikbaar gesteld aan de TU Delft om een excellentieprogramma voor bachelorstudenten te ontwikkelen en uit te voeren. Het programma heet Challent: Challenge the Talent en heeft het ontwikkelen en uitvoeren van extra onderwijs en uitdagende projecten voor de beste 5 a 7 % van de bachelorstudenten tot doel. Challent biedt een programma van minimaal 20 ECTS extra bovenop het normale bachelorprogramma (180 ECTS). In 2010 bieden vijf faculteiten een Challent programma aan, passend bij de onderwijsvisie van de faculteit. Eén faculteit biedt een pilot programma aan met als doel een helder en consistent beeld van excellentie(onderwijs) te vormen en bij de andere twee faculteiten is het excellentieprogramma in ontwikkeling. De studenten zijn verplicht om vijf ECTS aan activiteiten uit te voeren in het centrale Challent programma, waarin het oplossen van maatschappelijke problemen, academische vorming, ondernemerschap en het vormen van een community belangrijke onderdelen zijn. Initiatieven van de studenten worden zo mogelijk gehonoreerd door er programma onderdelen van te maken. Het enthousiasme onder studenten blijkt groot: de vijf facultaire programma s hebben in het tweede jaar meer deelnemers dan in het eerste jaar. De Delft Research Initiatives bieden in het centrale deel van het Challent programma projecten aan, waaraan groepen studenten van verschillende faculteiten deelnemen. Masterfase Al langer was er aandacht voor excellentie in de masterfase. Sinds het studiejaar 2004-2005 volgen ongeveer 25 studenten per jaar het Honours-Trackprogramma van de TU Delft. Dit programma is bedoeld voor excellente masterstudenten. Op 18 november 2010 is aan de TU Delft een cheque overhandigd van K 721 voor uitvoering van de Delft Honours Class, een excellentieprogramma voor masterstudenten. De bestaande Honours Track zal worden geïntegreerd in de Delft Honours Class. Een belangrijk kenmerk van de Delft Honours Class is gestructureerde keuzevrijheid. Dit betekent dat de student een hoge mate van eigen vrijheid heeft bij de invulling van zijn excellentieprogramma, maar dat de TU Delft wel structuur en randvoorwaarden biedt waarmee de student tot een optimale inrichting van zijn programma kan komen. De uitvoering van het project vindt plaats vanaf januari 2012. 2.3.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar De TU Delft kent op dit moment een bachelorrendement van ongeveer 20% in 4 jaar. De TU Delft is zich er terdege van bewust dat de huidige rendementen van de Delftse opleidingen aanzienlijk verbeterd en de studieduur verkort moeten worden. Maatregelen die tot op heden zijn ingezet ter bevordering van het studiesucces sorteren niet het gewenste effect. Eind november 2010 heeft het College van Bestuur daarom een werkgroep ingesteld om te adviseren over de bevordering van het studiesucces. De werkgroep heeft begin januari 2011 haar advies gepresenteerd in de notitie Naar een bachelordiploma in vier jaar. Gezien de ambitieuze doelstellingen om het studiesucces te bevorderen en het scala aan maatregelen waarop kan worden ingezet om die te bereiken, onderstreept de werkgroep het belang om een combinatie van maatregelen waarvan zij groot effect verwacht (door de onderlinge versterking) prioriteit te geven in de uitvoering. Deze maatregelen moeten worden beschouwd als package deal. De één kan niet zonder de ander worden ingevoerd; gezamenlijk en in onderlinge afstemming ingevoerd leiden de maatregelen tot zichtbaar resultaat. De maatregelen zijn verregaand (zie ook paragraaf 3.2.4); dit vraagt om een cultuuromslag, bij studenten, docenten en de organisatie. Er komt derhalve een universiteitsbreed beleid, 11

dat een actieve houding t.o.v. het studiesucces van alle partijen eist. Faculteiten zullen op basis van dit beleid een plan van aanpak opstellen waarvoor zij eindverantwoordelijk zijn. 2.4 Financiering onderwijs De afgelopen jaren heeft de TU Delft de eerste geldstroominkomsten voor onderwijs via een intern allocatiemodel aan de faculteiten doorgegeven op basis van aantallen eerstejaars, behaalde studiepunten en uitgereikte diploma s. Daarnaast ontvangen de faculteiten een vaste voet per bachelor- en masteropleiding en is er een strategische beleidsruimte voor onderwijsvernieuwing. Het betrekken van serviceonderwijs van een andere faculteit wordt via een subsidiëring gestimuleerd. Het laatste jaar zijn de facultaire eerste geldstroom budgetten vanwege verminderde en gewijzigde externe financiering bevroren en zijn er herijkingsafspraken gemaakt. Uit de evaluatie van het interne model is gebleken dat het systeem onvoldoende effectief en wendbaar is in tijden van aanzienlijke krimp van de beschikbare middelen. De huidige systematiek biedt onvoldoende ruimte om slagvaardig te kunnen anticiperen op veranderende externe omstandigheden. Het model leidt op de academische werkvloer tot complexe technische discussies over verdeling van middelen en het jaagt het essentiële interne wetenschappelijke debat onvoldoende aan. Daarnaast wordt het allocatiemodel als een financieel verdeelmodel geïnterpreteerd en leidt dit tot ongewenst strategisch handelen. De TU Delft is vanwege bovenstaande redenen bezig met het ontwikkelen van een nieuw intern allocatiemodel. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het nieuwe allocatiemodel moet streven naar stabiliteit, rust en een bepaalde mate van voorspelbaarheid van de eerste geldstroomtoekenning over de jaren heen. Daarnaast dient het allocatiemodel een eenvoudige opzet te kennen en een transparante werking. Hierbij wordt rekening gehouden met de hoofdlijn van het externe bekostigingsmodel van het Ministerie van OC&W. 2.5 Managementinformatie Tijdens de audit pilot 2 e fase accreditatiestelsel in 2008 zijn op het gebied van managementinformatie de volgende constateringen en aanbevelingen gedaan: Verder heeft de commissie tijdens de auditdagen geen geaggregeerde managementinformatie aangetroffen. De commissie dringt erop aan dat de instelling een managementinformatiesysteem gaat hanteren dat direct effectieve managementindicatoren oplevert. Hoewel er veel cijfermatige informatie beschikbaar is, lijkt deze niet samen te komen in een dergelijk systeem. De commissie acht dit een essentiële voorwaarde voor effectieve sturing en control van de kwaliteit. Concrete aanbevelingen: Zorg voor een managementinformatiesysteem dat geaggregeerde sturingsinformatie oplevert, Bepaal welke sturingsinformatie er nodig is om de resultaten van het beleid vast te kunnen stellen. Naar aanleiding van deze constateringen en aanbevelingen is in 2009 een onderzoek gedaan naar de behoefte aan managementinformatie bij de diverse klantengroepen van de directie O&S. Dat onderzoek resulteerde in de uitvoering van een project in 2010 Managementinformatievoorziening O&S, met als hoofddoelstelling: Het planmatig opzetten van een goed draaiende, overzichtelijke en samenhangende managementinformatievoorziening van de directie O&S, zowel intern als extern. en als afgeleide subdoelstellingen: i. Het opzetten van een informatiestructuur m.b.t. managementinformatie binnen de directie O&S die rekening houdt met de verschillende doelgroepen, de informatiebehoefte bij die groepen, de verschillende media en de toegangs- en inzagerechten, ii. Een zoveel mogelijk geautomatiseerde informatievoorziening opzetten waarin de benodigde informatie de klanten automatisch (en regelmatig) bereikt, of waarin de klanten daarin zelf kunnen voorzien d.m.v. beschikbare standaardrapportages, iii. Meer duidelijkheid scheppen bij alle betrokkenen (producenten en afnemers) over de gekozen informatieafspraken en informatiestructuur. 2.6 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Het College van Bestuur heeft eind 2009 het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft vastgesteld. De aanleiding voor de opdracht tot dit plan was tweeledig: ten eerste het verder stimuleren 12

van de kwaliteitscultuur van de TU Delft en daarmee de kwaliteit van het onderwijs, en ten tweede de invoering van een nieuw accreditatiestelsel. Bij het ontwerpen van het Onderwijskwaliteitsplan is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande instrumenten en best practices binnen de instelling. Het nieuwe is echter dat deze met een aantal nieuwe instrumenten in een instellingsomvattend kader zijn geplaatst. Op basis van de ervaringen in en de terugkoppeling naar aanleiding van de pilot instellingsaudit, is het Kwaliteitsplan aangepast. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de pilot-versie van september 2008 zijn de volgende: i. Er is een format voor toetsbeleid opgenomen dat gebaseerd is op het toetsbeleid van EWI (zie bijlage 6 van het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft). Hoewel in de pilotversie reeds werd gesteld dat toetsbeleid op het niveau van de faculteit/ opleiding moet worden geregeld, is dit standpunt wat preciezer geformuleerd: (a) Centraal wordt een (beperkt) format voor toetsbeleid voorgeschreven, (b) Facultair wordt er toetsbeleid opgesteld dat aan het format voldoet, en (c) Centraal wordt gemonitord dat het toetsbeleid is ontwikkeld, aan het format voldoet en wordt uitgevoerd, ii. Er is meer aandacht besteed aan de minors door een nieuw instrument toe te voegen: Jaarrapport Minors dat door de Monitorgroep Invoering Minoren moet worden uitgewerkt (zie pag. 15 en voetnoot 15 van het plan), iii. Onderzoek naar werknemerstevredenheid is explicieter als nieuw instrument toegevoegd (zie pag. 20 en voetnoot 19 van het plan), iv. Ook is geprobeerd duidelijker te formuleren waarom bij een interne opleidingsaudit aan de faculteit wordt overgelaten ook de inhoud van de opleiding(en) in deze audit te betrekken. 2.6.1 Toetsbeleid Met de vaststelling van het Onderwijskwaliteitsplan TU Delft heeft het CvB zich tevens uitgesproken over de implementatie van toetsbeleid. Het is een taak van de instelling er op toe te zien dat faculteiten toetsbeleid ontwikkelen en implementeren. De instelling delegeert een deel van deze verantwoordelijkheid naar de faculteit. Immers, bij toetsbeleid raken onderwijsdoelstellingen en onderwijsuitkomsten elkaar. Beiden behoren tot het domein van de opleiding en daarmee ook tot dat van de faculteit. Toetsbeleid is vastgesteld als het geheel aan richtlijnen en procedures met betrekking tot toetsen en examens die waarborgen dat studenten de beschreven doelstellingen (academische criteria) van de onderscheiden opleidingen ook daadwerkelijk realiseren. Facultair toetsbeleid dient zich ten minste op de onderstaande drie aspecten te richten. Hiervoor zijn vervolgens nadere richtlijnen geformuleerd. i. De rol van toetsing in het onderwijsproces, ii. De rol van de Examencommissie, iii. Kwaliteitszorg en borging toetsbeleid. 2.7 Studeren met een functiebeperking In het najaar van 2009 is een beleidsnotitie op het gebied van studeren met een functiebeperking binnen de TU Delft vastgesteld. Hierin zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: i. De leeromgeving is zodanig ingericht dat studenten ook studenten met een functiebeperking de kans krijgen om hun ambities te verwezenlijken en talenten te ontplooien, ii. De TU Delft streeft ernaar dat alle opleidingen fysiek goed toegankelijk zijn voor studenten met een functiebeperking, iii. De TU Delft streeft naar een goede studeerbaarheid van de studieprogramma s, iv. De TU Delft streeft ernaar eventuele studievertraging voor studenten met een functiebeperking te voorkomen dan wel te beperken, v. Studenten met een functiebeperking krijgen alle medewerking en ondersteuning om de opleiding met succes te kunnen voltooien zolang dit in overeenstemming blijft met de eindtermen van de opleiding, vi. Het nalaten van een doeltreffende aanpassing kan alleen gerechtvaardigd zijn, wanneer deze aanpassing een onevenredige belasting vormt voor de onderwijsinstelling, vii. Studenten met een functiebeperking hebben een eigen verantwoordelijkheid, viii. Doeltreffende begeleiding en ondersteuning kunnen alleen plaatsvinden als de problemen of belemmeringen van de student bekend zijn bij de instelling. 13

Uit meerjarige landelijke onderzoeken blijkt dat in het algemeen de gebruikers de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking in de periode tot 2008 negatief evalueren. Dit is vergelijkbaar met ervaringen bij andere universiteiten. De TU Delft heeft de ambitie om op alle aspecten beter scoren; de grootste winst lijkt te behalen op de aspecten begeleiding, voorlichting en intake. In de beleidsnotitie uit 2009 is de situatie van 2009 beschreven. De belangrijkste knelpunten ten aanzien van beleid voor functiebeperkte studenten zijn: Er is onvoldoende inzicht in de omvang van het aantal studenten met een functiebeperking binnen de TU Delft. Daardoor is gerichte communicatie en afstemming beleid op de doelgroep niet goed mogelijk, Voorlichting bereikt de studenten met een functiebeperking onvoldoende, waardoor onvoldoende bekendheid is met speciale faciliteiten, voorzieningen en regelingen, Er is geen regulier studentenplatform, Binnen de organisatie is onvoldoende bekend dat studenten met een functiebeperking recht hebben op voorzieningen, Er is nog geen algemeen klimaat van dienstverlening aan studenten met een functiebeperking. Zo is niet altijd duidelijk tot wie studenten zich moeten wenden als voorzieningen nodig zijn en wat zij kunnen verwachten. Er zijn geen heldere procedures beschikbaar, Het realiseren van voorzieningen voor studenten duurt te lang, De bewegwijzering voor studenten met een functiebeperking is niet in alle gebouwen optimaal, met name voor studenten met beperkt gezichtsvermogen. De volgende beleidsacties zijn derhalve voor 2009-2011 geformuleerd: Registratie van studentengegevens, Efficiënte en effectieve informatievoorziening, Inrichting van een herkenbare en werkbare zorgstructuur (procedures, richtlijnen), Initiatief, assertiviteit en verantwoordelijkheid van de student bevorderen door middel van het opzetten van een klankbordgroep functiebeperking, Toegankelijkheid en voorzieningen. 2.8 Versterken kwaliteit onderwijsinfrastructuur De TU Delft zorgt voor een stimulerende onderwijsomgeving en een goede logistieke ondersteuning van haar opleidingen. De TU Delft streeft naar een studententevredenheidsscore die vergelijkbaar is met die van de hoogst scorende universiteiten in Nederland. Dienstverlening moet aansluiten bij de verwachtingen van studenten, daarbij wel rekening houdend met de doelstellingen van de TU Delft. Uit informatie die de TU Delft jaarlijks vanuit studenten verkrijgt (Monitor Logistieke Kwaliteit, Nationale Studentenenquête), is gebleken dat studenten met name verbetering wensen op het gebied van ICT-faciliteiten en de inrichting van zalen. 2.8.1 ICT in het onderwijs ICTO is de inzet van ICT in het primaire onderwijsproces met als doel het huidige onderwijs te faciliteren, nieuwe onderwijsvormen mogelijk te maken en de werkdruk van docenten te verminderen. De afgelopen jaren heeft in het ICTO beleid de nadruk gelegen op een brede uitrol van ICTO toepassingen in het onderwijs, aangevuld met enkele specifieke aandachtspunten, waaronder Open Educational Resources. 2.8.2 Open Educational Resources De TU Delft publiceert sinds 2007 cursussen als OpenCourseWare op het web (zie ook http://ocw.tudelft.nl). Momenteel is het onderwijsmateriaal van ruim 50, voornamelijk mastercursussen, vrij beschikbaar voor de hele wereld. De belangrijkste doelen van het OpenCourseWare initiatief zijn versterken van de internationale reputatie van de TU Delft, verbeteren van de kwaliteit van onderwijsmateriaal en bijdragen aan wereldwijde kennisnetwerken. 2.8.3 Dienstverlening aan studenten: onderwijszalen en -gebouwen In het beleidsdocument Investeringsvoorstel onderwijszalen is een planning opgenomen om in drie jaar tijd 14 collegezalen (amphi-opstelling) integraal aan te pakken. Met het document Exploitatie onderwijszalen wordt aan het CvB een voorstel gedaan ten aanzien 14

van het beheer van onderwijszalen. Dit garandeert onder andere de kwaliteit van de onderwijsmiddelen. 2.9 Versterken belang van onderwijs in wetenschappelijke loopbaan De TU Delft vindt dat onderwijs en onderzoek in balans moeten zijn in het takenpakket van iedere wetenschapper. Uitgangspunt is dat onderwijs, met onderzoek, een belangrijke plaats heeft in de loopbaan van wetenschappelijk personeel. Daarom is de kwaliteit van geleverde prestaties in het onderwijs een belangrijk criterium in de selectie en bij loopbaanbeslissingen. Vanzelfsprekend hebben leidinggevenden aandacht en waardering voor onderwijs en zorgen zij voor beloning van inzet en resultaten op dit gebied. De diensten HR en O&S leveren hiervoor de benodigde faciliteiten. In de HR Strategie TU Delft 2010-2014 wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd over talentmanagement en loopbanen van wetenschappelijk personeel. De kernloopbaan wordt gevormd door de functies Universitair Docent, Universitair Hoofddocent en Hoogleraar, waarbij in elk van deze functies sprake is van een allround takenpakket van onderzoek, onderwijs en valorisatie. Voor een leidinggevende in een wetenschappelijke positie zijn daarnaast organisatorische en leiderschapskwaliteiten vereist. De TU hecht grote waarde aan de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in de kernloopbaan. Aantrekkelijk en effectief onderwijs is in hoge mate afhankelijk van de inzet van gemotiveerde en didactisch bekwame docenten die zich gewaardeerd weten in hun werk. In dat licht is per 1 januari 2010 het behalen van de Basiskwalificatie Onderwijs verplicht gesteld voor alle nieuwe docenten (hoogleraren, UHD s, UD s en docenten) met minder dan vijf jaar onderwijservaring en een aanstelling/onderwijstaak van meer dan 0,2 fte. Daarnaast is bij de selectie van nieuwe docenten het verzorgen van een proefcollege verplicht gesteld. Tevens wordt nagegaan op welke wijze bijvoorbeeld binnen het kader van de R&Ocyclus 2 met zittende docenten afspraken gemaakt worden over hun (verdere) didactische professionalisering. Daarnaast wil de TU Delft met training het onderwijskundige leiderschap van leidinggevenden versterken (o.a. Senior Kwalificatie Onderwijs). Hierbij wordt ook aandacht besteed aan een betere benutting van de bestaande instrumenten in het HR-beleid om prestaties op onderwijsgebied van docenten te stimuleren en te waarderen. 2.10 (Inter)nationale samenwerking onderwijs Het onderwijs van de TU Delft richt zich op zowel studenten uit Nederland als daarbuiten en wil hen een opleiding bieden die hen in staat zal stellen op de (inter)nationale markten een concurrerende positie te verwerven. De TU Delft ziet het ontwikkelen van samenwerkingsrelaties op het gebied van onderwijs als een noodzakelijke voorwaarde om in een globaliserende en competitieve omgeving als onderwijsinstelling zich met de wereldtop te kunnen meten. Hier draagt 3TU-samenwerking in het kader van de gezamenlijke 3TU masteropleidingen sterk aan bij. Ook de samenwerking in de regio is hierbij van belang. Een concurrerende positie betekent ook dat de TU Delft selectief is in de keuze van partners waarmee zij een relatie aangaat. Kwaliteit is daarbij een belangrijk criterium. De TU Delft past daarom, bijgestaan door een Toetsingscommissie Joint Education, bij de goedkeuring en het evalueren van nieuwe gezamenlijke opleidingen (joint education) het daartoe ontwikkelde toetsingskader strikt toe. Eind 2009 zijn mogelijke maatregelen geïdentificeerd om het onderwijs efficiënter te organiseren. Doel hiervan is om kwalitatief hoogstaand onderwijs te blijven garanderen, ook als de financiële middelen krapper worden. Ook op het terrein van de internationalisering is een aantal punten geïdentificeerd, waaronder een zekere mate van terughoudendheid ten opzichte van participatie (en vooral penvoerderschap) in Erasmus Mundus Master Courses. Dit vanwege dreigende versnippering en de grote administratieve bureaucratische lasten. Besloten is tot nader orde bij internationale samenwerking geen joint degrees maar, na zorgvuldige afweging, alleen double degrees aan te gaan. Daarnaast is geconstateerd dat het nodig is om het instellingscollegegeld voor non-eerstudenten te verhogen tot kostendekkend niveau met ingang van het collegejaar 2011/2012, voor alle cohorten die vanaf dat moment starten. Om te zorgen dat de TU Delft ook minder vermogende, getalenteerde studenten kan blijven ontvangen moet deze collegegeldverhoging 2 Resultaat & Ontwikkelingscyclus 15

worden gecombineerd met het creëren van fondsen voor tuition waivers 3 uit beursprogramma s (zoals het Van Effenfonds) en uit een deel van het profileringsfonds. 2.11 Alumnibeleid Met de ambitie World-class alumni relations with a world-class TU Delft concentreert de TU Delft zich op het intensiveren van contacten en het bevorderen van wederzijds vruchtbare relaties met voornamelijk werkzame TU Delft Alumni wereldwijd. Hierbij gaat het om het identificeren, informeren, motiveren en ontwikkelen van alumni via het aanbieden van aan hun behoeften georiënteerde communicatie, producten, diensten en activiteiten. Met als gevolg het proactief en efficiënt samenbrengen van vraag en aanbod tussen de TU Delft en betrokken alumni. De TU Delft wil met deze aanpak zaaien om te oogsten het volgende bereiken: Directe effecten Meer bewustzijn richting TU Delft als wereldwijde thinktank voor en met alumni, Meer inzicht bij TU Delft Alumni in kennisrelevante onderwerpen en netwerkmogelijkheden, Meer betrokkenheid bij de alma mater, Meer bereidheid en initiatief vanuit alumni om daadwerkelijk vakinhoudelijk en/of monetair iets terug te geven richting hun universiteit. Indirecte effecten Groei aantal stages / afstudeer- / onderzoeksprojecten, vacatures voor starters, Groei aantal gastsprekers bijv. tijdens wervingsbeurzen, voor lezingen en evenementen, Groei aantal postdocs, Groei aan feedback ter verbetering van onderwijscurriculum, Groei samenwerkingsverbanden ( public-private ), Groei 3 e / 4 e geldstroom. 2.12 Postinitieel onderwijs Delft TopTech (DTT), School of Executive Education van de TU Delft, biedt masteropleidingen en managementtrainingen met een internationale uitstraling en reputatie op het gebied van ecologie, energie, informatietechnologie, retail, ruimtevaart, telecommunicatie, transport en veiligheid. De programma s zijn bestemd voor managers en organisaties bij overheid en bedrijfsleven die hun innovatievermogen willen vergroten. De TU Delft is herkenbaar in de programma s die DTT aanbiedt. De masteropleidingen hebben een toegevoegde waarde ten opzichte van het aanbod dat de faculteiten al leveren. DTT valt onder de kwaliteitsborging van de TU Delft. De opleidingen van DTT worden door de interne Certificeringcommissie voor de Ontwerpers- en Beroepsopleidingen (COB) beoordeeld en gecertificeerd voor een periode van 4 jaar. Op dit moment bereidt DTT zich voor op de accreditatie van de postinitiële opleidingen die worden aangeboden. De COB adviseert DTT in dit traject. 3 Kortingen op de collegegeldtarieven 16

3 Behaalde resultaten wat heeft de TU Delft sinds de pilot gerealiseerd? 3.1 Doelmatigheid van het onderwijs Een aantal adviezen uit de nota Adviezen m.b.t. het efficiënter organiseren van onderwijs is op TU niveau opgepakt. Tuition fee non-eer studenten Eind 2010 heeft het CvB besloten het collegegeld voor non-eer studenten met ingang van september 2011 te verhogen (zie tevens paragraaf 3.8.1). Parallel aan deze maatregel zijn 16 zogenoemde Delft Research Initiative 4 (DRI) beurzen in het leven geroepen om excellente non-eer studenten aan de TU Delft te binden. Rooster Om de druk op de faciliteiten/gebouwen te verlagen is besloten met ingang van september 2011 een 10-urig rooster in te voeren. Dit besluit is in 2010-2011 voorbereid. Daarnaast is er op kleine schaal al mee geëxperimenteerd (bijvoorbeeld herkansingen van tentamens in de avonduren). Terughoudendheid nieuwe Erasmus Mundus initiatieven Het CvB heeft in een brief aan de faculteiten laten weten terughoudend te willen zijn in het goedkeuren van nieuwe Erasmus Mundus opleidingen. Dit heeft erin geresulteerd dat nieuwe initiatieven tot samenwerking op gebied van Erasmus Mundus meer weloverwogen tot stand komen en aansluiten bij reeds bestaande samenwerking op het gebied van onderwijs. Toetsingscommissie minors Om het aanbod van minors kwantitatief en kwalitatief te bewaken is een Toetsingscommissie Minors ingesteld (zie verder paragraaf 3.1.1). De overige adviezen uit de nota Onderwijs efficiënt zijn door de faculteiten meegenomen in de voorgenomen onderwijsmaatregelen, die beschreven staan in de implementatieplannen Herijking van januari 2011. In totaal moeten deze onderwijsmaatregelen 3,3 miljoen euro opleveren in 2014. De onderwijsmaatregelen uit de facultaire implementatieplannen verschillen sterk. De maatregelen van een faculteit kunnen betrekking hebben op: Het onderwijsaanbod. Keuzevakken met kleine studentaantallen schrappen, aantal minors verminderen, meer gemeenschappelijke vakken aanbieden, aantal tracks/profielen verminderen, samenvoegen van opleidingen, Nominaliteit verbeteren. Alle faculteiten willen de nominaliteit van hun programma s (verder) verbeteren. Er worden diverse voorstellen gedaan. Wel geldt dat de faculteiten aan deze maatregelen geen financiële doelstelling voor de korte termijn koppelen (dus niet te verzilveren voor eind 2014), maar wel voor de lange termijn. Deze maatregelen worden nauw afgestemd op de TU-brede maatregelen die worden genoemd in paragraaf 3.2.4, Reductie van personeel. In de implementatieplannen wordt gesproken over het opheffen van WP-functies, over wijzigen van het concept van het wiskunde serviceonderwijs, meer inzet van promovendi om de inhuur van studentassistenten te verminderen en minder externe inhuur. Deze reductie van personeel is mogelijk gezien ingrepen in bijvoorbeeld het onderwijsaanbod (zie hiervoor). Daarnaast zijn er allerhande concrete voorstellen om de bezuinigingsdoelstelling te bereiken zoals bijvoorbeeld het opheffen van computerzalen onder andere vanwege de grootschalige invoering van laptops voor studenten, het opnemen van computerzalen in de zalenpoule, elektronisch (digitaal) toetsen, herbezinning op practicumfaciliteiten, invoering numerus fixus, 4 De TU Delft heeft het onderzoek ondergebracht in vier Delft Research Initiatives (DRI s), op het gebied van Energy, Health, Infrastructures en Environment. 17

afschaffen demonstratievlucht. De faculteiten wordt in de periode 2011 2014 regelmatig gevraagd om te rapporteren over de voortgang van uitvoering van de implementatieplannen. De door het CvB ingestelde Taskforce Herijking speelt hierbij een belangrijke rol. 3.1.1 Toetsingscommissie Minors In 2010 heeft het College van Bestuur de Toetsingscommissie Minors ingesteld en de opdracht gegeven te komen tot een procedure en kwaliteitscriteria voor de toetsing van minors aan de TU Delft. De Toetsingscommissie Minors heeft een memo opgesteld d.d. 28 oktober 2010 om de kwaliteit van de minors te borgen. In het Directeuren Onderwijs overleg zijn de criteria voor toetsing en de te volgen procedure besproken en aangenomen. Voor nieuwe minors wordt een beknopt voorstel globaal beoordeeld op basis van de algemene criteria van de minors. Certificering van een minor vindt plaats twee jaar na de daadwerkelijke invoering, op basis van alle beschikbare informatie en via een gestandaardiseerde methode. Het resultaat is dat het CvB voor 3 jaar akkoord gaat met de minor. Geen akkoord betekent dat de minor wordt opgeheven. Verlenging van de certificering van een minor zal plaatsvinden vijf jaar na daadwerkelijke invoering, vervolgens driejaarlijks. Een formeel besluit door het CvB over de minor zal plaatsvinden na het consulteren van de Directeuren Onderwijs, Op advies van de Toetsingscommissie Minors, Achteraf (op basis van uitvoering), Mét inbreng van studenten, Toegespitst op het bereikt hebben van de doelstellingen van de minor, Met behulp van gestandaardiseerde methode met o.a.: - Studievoortgangsrapportage Minors TU Delft - Rapportage door de minor coördinator voorzien van een zelfreflectie - Online studentenenquête (Evasys) - Panelgesprek van Toetsingscommissie Minors met deelnemende studenten - Aspecten gebaseerd op algemene criteria voor de minors. In mei moeten alle rapportages en evaluaties binnen zijn. Certificering vindt plaats voor 1 september, dat wil zeggen voor de start van het derde jaar van de minor. Voor de eerste toetsronde zijn 6 nieuwe en 11 bestaande minors aangemeld en deze zijn getoetst in februari 2011. De Toetsingscommissie minors heeft zich op basis van de minorrapportages vanuit de faculteiten en de toetsingscriteria een advies gevormd. Dit advies d.d. 25 februari 2011 is besproken in het Directeuren Onderwijsoverleg. Het College van Bestuur heeft het advies van de Toetsingscommissie in zijn geheel overgenomen als besluit. Nog niet alle minors zijn getoetst en de TU Delft heeft nog een inhaalslag te maken op de toetsing. Voor de inhaalslag staat een 2 e en 3 e toetsronde gepland voor de zomer en het najaar van 2011. 3.2 Studiesucces 3.2.1 Bindend Studieadvies In de maanden voorafgaand aan de start van het collegejaar 2009/2010 is hard gewerkt aan de implementatie van het BSA. De studiebegeleiding bij de faculteiten is gestroomlijnd, de administratieve processen zijn voorbereid, de medewerkers en (aankomende) studenten zijn geïnformeerd. Tevens is uniforme regelgeving opgesteld die voor alle opleidingen geldt; alleen de opleiding Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek is in september 2010 gestart met het BSA en de Delfts-Leidse opleidingen Life Science & Technology en Molecular Science & Technology hanteren een norm van 40 studiepunten. Eind september 2010 kregen 615 studenten (23%) een negatief bindend studieadvies. 164 studenten (6%) beëindigden de studie vóór 1 februari 2010 en ontvingen dientengevolge geen advies meer en van 101 studenten (4%) werd het advies uitgesteld. De overige 1.798 studenten (67%) behaalden in het eerste studiejaar de norm van 30 ECTS. 18

De invoering van het BSA is voor de organisatie een groot project geweest. In korte tijd zijn de regelingen opgesteld en gecommuniceerd, ook is het studentenvolgsysteem OSIRIS ingericht voor het BSA. De administratie voorziet viermaal per jaar de eerstejaars van informatie over hun studievoortgang, en op de faculteiten zijn BSA- commissies ingesteld om aanvragen van studenten (bijvoorbeeld over overmachtsituaties en bijzondere omstandigheden) te beoordelen. 3.2.2 Bachelor-voor-Master-regel Vanaf 2006 is aan de invoering van de Bacholor-voor-Master regel (de harde knip) gewerkt. Allereerst aan de informatievoorziening voor de studenten van de desbetreffende cohorten, daarna aan het invoering van procedures. In het jaar van effectuering (2010) is de informatievoorziening naar studenten en studiebegeleiders nog verder geïntensiveerd. Op regelmatige basis zal de invoering van de harde knip geëvalueerd worden. Het aantal beroepen op de hardheidsclausule wordt gemonitord, in 2010 werd slechts een aantal maal beroep hierop gedaan, en in het studentenvolgsysteem OSIRIS wordt bekeken of en hoe frequent Bachelorstudenten Masteronderdelen afleggen. Deze masteronderdelen worden op verzoek van de student als extra vak bij de bacheloropleiding opgenomen. 3.2.3 Ontwikkelen excellentieprogramma s In 2009 zijn 80 studenten begonnen aan Challent, in 2010 117 studenten. In juni 2011 zullen de eerste Challent studenten hun Bachelor diploma halen (aantal nog onbekend), maar wel is bekend dat: De studenten tevreden zijn over het Challent programma, Studenten het programma aangrijpen om hun eigen opleiding meer inhoud en uitdaging te geven, o.a. door internationale samenwerking, Er minimaal twee Challent studenten een presentatie hebben gehouden op een internationaal congres, Er in mei 2011 een door EWI studenten georganiseerd Challent symposium plaatsvindt waar zij de resultaten van hun (undergraduate) research presenteren, Challent studenten zichelf gaan organiseren en ook een Europese tak gaan oprichten van het wereldwijde STeLA (Science and Technology Leadership Association). 3.2.4 Het verhogen van het BSc-rendement na vier jaar In de adviesnotitie ter bevordering van het studiesucces worden de volgende maatregelen voorgesteld: i. Blokonderwijs in de bacheloropleidingen in te voeren, De herziening van het onderwijs dient te worden ondersteund met het herwaarderen van curricula, In het nieuwe curriculum dient contacttijd daadwerkelijk te worden benut, ii. Compensatoir beoordelen in de bacheloropleidingen in te voeren, Met herkansingen wordt verstandiger omgegaan, Eerder in het curriculum wordt met toetsen gestart, iii. De BSA-norm te verhogen naar 45 ECTS, iv. Bijna Bindend Studie Advies van tenminste 45 ECTS voor herinschrijvers in te stellen, v. Extra-curriculaire activiteiten waar passend en mogelijk door examencommissie te laten verdisconteren in curriculum, vi. Acties ten behoeve van zittende studenten te starten en uitschrijfmogelijkheden herinschrijvers (0 ECTS/jaar) uit te zoeken. Wanneer het College van Bestuur bekendmaakt welke (combinatie van) maatregelen ingevoerd gaan worden in de komende jaren om het studiesucces en rendement te verhogen, zullen deelgroepen binnen de verschillende gelederen van de universiteit verder gaan om de besluiten werkbaar te maken en te implementeren in alle lagen van de organisatie. Actieve implementatie van het beleid om het studiesucces te verhogen is een vereiste voor succes. Verschillende doelgroepen worden in het proces betrokken, zoals docenten, studenten, opleidingsdirecteuren, studieadviseurs, examencommissies, opleidingscommissies, facultaire studentenraden etc. 19

3.3 Managementinformatie Het project Managementinformatievoorziening O&S is in december 2010 afgerond en heeft de volgende eindresultaten opgeleverd: Er is een nieuwe O&S-medewerker aangetrokken, die (o.a.) als taak heeft de managementinformatievoorziening volgens afgesproken standaarden op te zetten, verder in te richten en daarover contact te onderhouden met de diverse klantgroepen, Er is een groot aantal werkzaamheden verricht om standaardinformatievoorziening mogelijk te maken. Zo zijn er: - afspraken gemaakt over eenduidige definities, die in documentatie zijn vastgelegd en verspreid, - standaardrapportages geschreven, - aanpassingen in het studentinformatiesysteem Osiris verricht, Er zijn meerdere zogenaamde Dashboards ontwikkeld (zie ook bijlage 1), die inzage geven in kengetallen op een aantal voor de TU Delft belangrijke onderwijsthema s, zoals: - Studievoortgang, - In-, door- en uitstroom van studenten, - Bindend studieadvies, - VSNU-Meerjarenafspraken, - Internationale studenten, - Vooraanmeldingen en inschrijvingen. Deze Dashboards geven kengetallen op de drie (soms vier) voor de TU Delft belangrijke aggregatieniveaus: (nationaal), de instelling TU Delft, de acht faculteiten, en de vele opleidingen, Ook is een overzicht gemaakt (en verspreid) van alle belangrijke informatieproducten, en de daaraan gegevens als leverancier, deadline, en ontvanger, De tot nu toe beschikbare managementinformatie is geplaatst op een intranetsite, die beschikbaar is voor alle medewerkers van de TU Delft. Een punt van aandacht blijft het gebruik van eenduidige definities en kwantitatieve gegevens die in rapporten worden opgeleverd. 3.4 Onderwijskwaliteitsplan TU Delft Na de officiële vaststelling door het CvB is het Onderwijskwaliteitsplan in februari 2010 breed binnen de TU gemeenschap verspreid. De implementatie ervan is van start gegaan met een kick-off bijeenkomst, waarbij belangrijke stakeholders zijn uitgenodigd. Na de bijeenkomst zijn de Directeuren Onderwijs en de Directeuren van de Universiteitsdienst gevraagd de implementatie van de verschillende onderdelen op te pakken. Het projectteam Kwaliteitsplan TU Delft is gevraagd de implementatie te monitoren; het team heeft voor de implementatie een aantal prioriteiten benoemd: Toetsbeleid, Interne audits, met name het maken van een checklist voor faculteiten, Organisatie van centraal onderwijsbeleid (PCDA cyclus onderwijsbeleid inzichtelijk maken). Daarnaast is er een start gemaakt met het vervolmaken van het format jaarrapportage onderwijskwaliteit bacheloropleiding, het ontwikkelen van het format jaarrapportage masteropleiding en de verdere invulling van de facultaire kwaliteitsplannen. 3.4.1 Toetsbeleid Het projectteam Onderwijskwaliteitsplan heeft op basis van bovengenoemde aanzet een format voor facultair toetsbeleid eind 2010 uitgewerkt. Aan de Directeuren Onderwijs van elke faculteit is gevraagd een contactpersoon toetsbeleid aan te wijzen en deze persoon de komende tijd te belasten met de ontwikkeling van facultair toetsbeleid en de implementatie hiervan. Vervolgens heeft het projectteam de facultaire contactpersonen uitgenodigd om middels een intensieve workshop het format verder uit te werken, definitief te maken en ermee aan de slag te gaan. Het format onderscheidt een vijftal onderdelen: De verdeling van rollen en verantwoordelijkheden rondom toetsen en beoordelen, De rol van toetsing in het onderwijsproces, De rol van de examencommissie, Kwaliteitszorg en borging van kwaliteit van toetsen en beoordelen, Een activiteitenplan voorzien van tijdsplanning waarin staat aangegeven welke concrete activiteiten de faculteit onderneemt om nog niet gerealiseerd beleid te implementeren. 20