Aflevering: 31. Te + infinitief



Vergelijkbare documenten
MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Huismoeder. Opvang voor kinderen. Werkvolk gezocht! 1 ste graad > Werk > lesmateriaal > beroepenwijzer

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Luisteren: muziek (A1 nr. 7)

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

BEGINNERSCURSUS DAG 1

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Handleiding basiswoordenschat.

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Luisteren: muziek (A1 nr. 10)

BEGINNERSCURSUS DAG 2

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

REGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Schoolreis met zwaailicht

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Ria Massy. De taart van Tamid

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

SPROET DE BRUID DE BRUILOFT

De Man van de Toekomst Module Theater Groep 7-8

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Leesboekje het huis. Leesboekje Het Huis Pagina 1

Melkweg. Help je mee? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Vrijwilligerswerk

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

*Tijdens dit thema leren de kinderen verschillende plaatsen te benoemen bijv. op de kast, in het bedje, onder de tafel enz.

Miauw! Miauw!

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Programma Nederlands Praten

BEGINNERSCURSUS DAG 8

Lieveling. Kim van Kooten. in makkelijke taal. naar het verhaal van Pauline Barendregt

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Leesboekje de kleding

Joepie!! Ik mag naar de basisschool. Welkom op basisschool De Mussenberg

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Met mijn rode paraplu

1b nr. 1 Wie of wat?

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

klasniveau Het verhaal Tekening 1 Tekening 4 Tekening 5 Tekening 2 Tekening 6 Tekening 3

Dit is een download bij het artikel Omdat je het kunt uit JOP COACH magazine, nr

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Bij H&M. Nederlandse Academie 02/ A2

Les 4. Naar de apotheek.

Melkweg. Kijk goed uit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: Veilig verkeer

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

werkbladen thema 5 werk

Ruth 1 - God gaat altijd met je mee!

Naam: Welkom op De Leer!

40 dagen sparen voor ons goede doel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

KLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

Een trainingsprogramma in woordenboekgebruik

Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126

Spreekopdrachten thema 7 Werken

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 58 naar Verschillende vormen van werkwoorden. Onderstreep nu de werkwoorden in je zinnen.

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

De school is van ons

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/ euro per maand 272 euro per maand

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Brieven van Ama welpen

Luisteren: muziek (A2 nr. 5)

Herhalingsoefeningen De Sprong, thema 7

Luisteren: muziek (A2 nr. 7)

Verhaal Palmpasen 25 maart 2018

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon. SPREKEN NIVEAU A1

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Inhoud. Mijn leven. mijn vrije tijd

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

De allerliefste tante

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

DADA EN POMPIDOM GROEP 1-2

Keuzestress of ontspannen kiezen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 8 OPLEIDINGEN

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Vragenlijstresultaat

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Alle Pieten dansen Tekst en muziek: Sander Berendsen

Honderd! Kees en Nelleke Folmer, Hoonderd!, 1

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Gezond thema: DE HUISARTS

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3

Transcriptie:

Te + infinitief A: Te + Infinitief: twee dingen tegelijk. Jan staat in de keuken. Hij doet de afwas. Jan staat in de keuken de afwas te doen. Tom zit op zijn stoel. Hij leest een boek. Tom zit op zijn stoel een boek te lezen. Anne ligt op de bank Zij kijkt T.V. Anne ligt op de bank T.V. te kijken. Kees loopt op straat. Hij zingt een liedje. Kees loopt op straat een liedje te zingen. De was hangt buiten. De was droogt. De was hangt buiten te drogen. Na de werkwoorden staan, zitten, liggen, lopen en hangen volgt te + infinitief als er twee dingen tegelijk gebeuren. B: Te + infinitief: helpen en leren. Ik help Joost zijn schoenen aan te doen. Anne helpt Karin het eten klaar te maken. De docent helpt de cursist de oefening te maken. De moeder van Joost leert Joost zijn veters te strikken. De leraar leert de kinderen netjes te schrijven. Bart leert Erik zijn fietsband te repareren. De cursisten leren de woorden op te zoeken. Na de werkwoorden helpen en leren volgt vaak te + infinitief. 1

C: Te + infinitief: iets, niets Hij heeft vanavond niks te doen. Heb jij al iets te drinken gehad? Zij krijgen niets meer te drinken. Er is bijna niets te zien. Valt er vanavond iets te beleven? Mogen wij iets te snoepen pakken? Zullen wij nog iets te zien krijgen? Kunnen wij nog iets te eten krijgen? Laten wij nog iets te drinken nemen. Willen jullie niets meer te eten hebben? Daar heb je niets mee te maken. Jullie hebben daar niets te zoeken. Zij krijgen vandaag niet veel te doen. Hebben jullie nog wat te snoepen? Er valt weinig aan te doen. Na de woorden iets, niets, wat, veel, weinig volgt vaak te + infinitief. Iets + te + infinitief staat op de plaats van het object.(zie ook aflevering 6) D: Te + infinitief: te te Hij is te moe om te werken. Zij is te ziek om op te staan. Dat pak is te groot om mee te nemen. De kinderen zijn te jong om die film te mogen zien. Je bent nooit te oud om te leren. Dat is te mooi om waar te zijn. Het is te vies om aan te pakken. Na te moe, te oud etc. volgt vaak om + te + infinitief.. 2

E: Te + infinitief: Het predikaat + om + te constructie. Het is leuk om naar de film te gaan. Ik vind het leuk om naar de film te gaan. Het is moeilijk om die opdracht te maken. Wij vinden het moeilijk om die opdracht te maken. Het is lastig om met de auto in het centrum te komen. Hij vindt het lastig om in het centrum te komen. Het is raar om te laat te komen. Ik vind het raar om te laat te komen. Het is dom om die boodschappen te vergeten. Zij vindt het dom om die boodschappen te vergeten. Het is niet verkeerd om die opdracht aan te nemen. Ik vind het niet verkeerd om die opdracht aan te nemen. Na een predikaat: (Bijv.: Het is leuk ) volgt vaak om + te + infinitief. Te + infinitief staat achteraan in de zin F: Te + infinitief: werkwoorden Het begint te sneeuwen. Het begint te regenen. Ik begin de toets te maken. De boze activist begint taarten te gooien. Jij hoeft vandaag niet te komen. Wij hoeven die toets niet te maken. Hij durft niet naar beneden te kijken. Zij durven niet in het water te springen. Hij weigert die rekening te betalen. Zij weigeren hun radio zachter te zetten. Hij tracht die moeilijke opdracht te maken. Zij trachten de kapotte auto te repareren. 3

Na de werkwoorden beginnen, hoeven, durven, weigeren en trachten volgt vaak te + infinitief. G: Te + infinitief: het werkwoord zijn. Wij kunnen de opdracht niet maken. De opdracht is niet te maken. Zij kunnen de boot goed zien. De boot is goed te zien. Ik kan de muziek niet horen. De muziek is niet te horen. Hij kan dat werk goed doen. Dat werk is goed te doen. Ik kan dat adres niet vinden. Dat adres is niet te vinden. Wij kunnen die afstand goed lopen. Die afstand is goed te lopen. De coureur kan die route niet rijden. Die route is niet te rijden. In de passieve zin met het werkwoord zijn staat vaak te + infinitief. ( Zie ook aflevering 33) H: Te + infinitief: Idioom Hij hoort elke dag op school te zijn. Je hoort op tijd te komen. Je dient op dat feest een stropdas te dragen. De patiënten dienen zich eerst te melden bij de receptie. De lessen komen te vervallen. Die afspraak komt te vervallen. 4

Er valt niet over te praten. Er valt niets aan te doen. Wij zijn van plan om naar die film te gaan. Ik heb geen zin om naar dat feest te gaan. Men is verplicht op het werk een helm te dragen Wij zijn voornemens om in juni te gaan trouwen. 5