Innovatiemanagement Samenvatting/Presentatie Hoofdstuk 3 Wat kun je innoveren? Door Anne Werkman en Els de Jong
3.1 De innovatieruimte Organisatiestrategie: 3 vragen die je jezelf moet stellen Wat? welke producten: goederen, diensten, en/of ideeën o Kenmerken bepalen inclusief prijs o Aanvullende elementen bepalen, zoals garanties en een helpdesk Voor wie? doelgroep bepalen Hoe? processen om het aanbod bij de doelgroep te brengen o Denk aan: Inkoop, Productie, Verkoop, etc. Alles om je heen kun je innoveren, het wordt pas als innovatie aangemerkt als het meerwaarde voor de afnemers betreft.
3.2 Productinnovatie Andere goederen of diensten aanbieden Kernproduct (bv. Fiets) of via aanvullende elementen (bv. Onderhoudsbeurt) Me-too -producten: Sterk lijkend op bestaand product, geen verschil voor klant Goedkopere producten: Verbeterd product: Radicaal nieuw product: - Winstmarge verlagen (minst aantrekkelijk voor bedrijf) - Via procesinnovatie kosten verlagen (duurzamer) - Werkzaamheden uitbesteden (bv. Via internet) - Voorzien in dezelfde behoeften maar zijn beter - Maatwerk uiteindelijke product aangepast aan wens klant - Voorzien in totaal nieuwe behoefte 3.3 Marktinnovatie Nieuwe doelgroep: als klanten buiten de oorspronkelijke doelgroep vallen Segmentatie: richten op specifieke groep binnen de doelgroep Vergelijkbare groep in ander gebied: (denk aan kledingzaken/supermarkten) - Schaalvoordelen: goedkoper inkopen - Beter leren kennen van de markt 3.4 Procesinnovatie Goed/dienst op andere manier Kostenverlaging - Goedkoper inkopen, Betere machines, werknemers trainen, Reclame kosten verminderen -Ander productontwerp (Verminderen aantal onderdelen, Assemblage vergemakkelijken, Gebruik componenten andere producten) - Schaalvergroting (grotere hoeveelheden) - Outsourcing Kwaliteitsverbetering: Goederen: Langere levensduur, minder onderhoud. Diensten: Minder vertraging/fouten, vriendelijkere omgang, betere diensten Hogere reactiesnelheid: Niet meer op voorraad maar op order gaan produceren.
3.5 Innovatieradar Doel: Management op een meer alomvattende manier na te laten denken WAT 1 Aanbod: Product of dienst 2 Platform: Producten in modules opbouwen eenvoudig kunnen wijken (auto s: standaarduitvoering maar eenvoudig een ander motorblok kunnen plaatsen) 3 Oplossingen: Klant koopt omdat ze een probleem hebben AAN WIE 4 Klanten: Het zoeken naar nog niet vervulde behoeften of nieuwe segmenten 5 Klantervaring: Ervaring van klant met aanbieder 6 Waardeverkrijging: Waarde verkrijgen via nieuwe prijssystemen (google kan gebruiker niet laten betalen, maar doet dit door adverteerders te laten betalen) HOE 7 Processen: Alle interne activiteiten 8 Organisatie: Structuur, Samenwerkingsverbanden, taken en verantwoordelijkheden medewerkers 9 Waardeketen: Stroom aan informatie, goederen en diensten om waarde te creëren voor de klant WAAR 10 Aanwezigheid: Plaats van contact aanbieder en klant 11 Netwerken: Gebruik maken van contact klant (bol.com: liefhebbers van dit boek bestelden ook ) 12 Merk: belofte aan klant, wellicht ook voor andere producten gebruiken (Diesel: Luchtje/kleding)
3.6 Bedrijfsmodelinnovaties Hoe wil een bedrijf (1) klanten waarde leveren en (2) zelf winst maken. Vaak een combinatie van vernieuwing in Product, Markt en Proces. 3.7 Sociale innovaties De wijze waarop wij met elkaar omgaan verbeteren en zwakkeren in de maatschappij kansen bieden. Bv investeren in medewerkers (ouderen aan het werk houden dmv investeringen) 3.8 De innovatieruimte in perspectief Innovatieruimte en productlevenscyclus Introductie: Productinnovatie Marktontwikkeling, klanten waardevermeerdering in laten zien. Groei: Productinnovatie productverbetering Volwassenheid: Procesinnovatie standaardisatie en kostenbeheersing Procesinnovatie kan ook in eerdere fasen van belang zijn vanwege bv sterke concurrentie (prijs) Onderlinge samenhang tussen innovatiedimensies Dimensies hebben samenhang innovatie in de een, gevolgen in de andere dimensies. Balans tussen vernieuwing en risico Nieuw product ontwikkelen Vernieuwing in alle dimensies Vergroting risico van innovatie 3 vragen m.b.t risico s in afbeelding. Antwoorden tekenen in figuur. Hoe groter de inhoud van de kubus, des te vernieuwender en risicovoller de innovatie!