De voor en de nadelen van de verkoop van een onroerend goed in vruchtgebruik en blote eigendom



Vergelijkbare documenten
TERBESCHIKKINGSTELLING VAN ONROERENDE GOEDEREN. GRONDIGE ANALYSE VAN ENKELE RECHTSFIGUREN

Erfpacht, recht van opstal en vruchtgebruik

Zakenrecht en zakelijke zekerheidsrechten

HOOFDSTUK I: DE LEER VAN DE INDELING VAN DE GOEDEREN 00

Deel 1. Btw-analyse van het zakelijk recht in de drie fazen 11. Hoofdstuk 1. Waarom een analyse van de drie fazen? 13

Inhoud Hoofdstuk I Een nieuwe kijk op drie oude zakelijke rechten: erfpacht, opstal en vruchtgebruik

Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE

INHOUDSTAFEL BOEK II. ZAKENRECHT... 1 TITEL I ZAKEN IN HET ALGEMEEN Inleiding... 3

Recht van erfpacht Opstal Natrekking

HET RECHT VAN ERFPACHT HEEFT DRIE ESSENTIELE KENMERKEN:

Aanloop tot wetswijziging

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

Auteur. Onderwerp. Datum

DE CONTRACTUELE MODULERING VAN DE GEBRUIKS- EN BESCHIKKINGSBEVOEGDHEDEN VAN DE VRUCHTGEBRUIKER Ruud Jansen en Koen Swinnen... 51

Commissie publiceert overzichtsadvies over zakelijke rechten op onroerende goederen Deel 1 : Vruchtgebruik

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

3 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK

Vak III. inkomsten van onroerende goederen. uitgangspunt bij de belastbare grondslag. België. Kadastraal Inkomen. Brutohuur. Buitenland.

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

Een goed plan draagt inzicht en perspectief

Commissie publiceert overzichtsadvies over zakelijke rechten op onroerende goederen Deel 2 : Opstalrecht

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN

Auteur. Onderwerp. Datum

DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

VRUCHTGEBRUIK. Mogelijkheden, beperkingen en innovaties. Vincent Sagaert Alain-Laurent Verbeke (eds.) Antwerpen Cambridge

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

Vruchtgebruik in vennootschap

DE OVERGANG ONDER LEVENDEN OM NIET VAN ROERENDE GOEDEREN DE VORM VAN EEN SCHENKING

aé=ñáëå~äé=éå=äçéâüçìçêéåüíéäáàâé=äéü~åçéäáåö=î~å= ÇáîÉêëÉ=ò~âÉäáàâÉ=êÉÅÜíÉå=áå=îÉêÄ~åÇ=ãÉí=çåêçÉêÉåÇ= ÖçÉÇ=EÉêÑé~ÅÜíI=çéëí~äI=îêìÅÜíÖÉÄêìáâF

Deel 0 ALGEMEEN RECHT 13

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Auteur. Onderwerp. Datum

Hoe beveilig ik mijn partner?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Omzendbrief 2014/2 ///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Vruchtgebruik en art. 344 W.I.B. 1992

Bespreking onroerende leasing in combinatie met een patrimoniumvennootschap

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

DOSSIER : VRAGENLIJST INZAKE EVENTUELE VERMINDERINGEN VAN REGISTRATIERECHTEN. GELIEVE STEEDS MET JA of NEEN TE ANTWOORDEN

Wat is een "gesplitste aankoop" en "vruchtgebruik"?

De registratierechten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

INHOUDSTAFEL VOORWOORD... DANKWOORD... LIJST VAN DE MEEST GEBRUIKTE AFKORTINGEN... INLEIDING...1 I. VOORSTELLING VAN HET ONDERWERP...3 II. METHODE...

Inhoudstafel. dossier. 1. Uw vennootschap als volle eigenaar Uw vennootschap als mede-eigenaar... 16

Antimisbruikbepaling - Fiscaal misbruik - Toepassingsgevallen - Registratie- en successierecht

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

VLAAMS GEWEST REGISTRATIERECHTEN BIJ ONDERHANDSE AANKOOP

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

De verkoop van een vruchtgebruik op een gebouw aan uw vennootschap zal steeds voor een notaris moeten gebeuren.

Vruchtgebruik in de Inkomstenbelastingen. Masterproef van de opleiding

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

BTW. Academiejaar samenvatting - Jeroen De Mets 1

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

Estate Planning. crashed.life / photocase.com HOEZO, GEGEVEN IS GEGEVEN?

Hof van Cassatie van België

ONROERENDE LEASING. Dirk Demunter. Head Real Estate Lease Belfius Lease Trainer Febelfin Academy

16 februari Deze omzendbrief vervangt vanaf 1 januari 2015 de omzendbrief 2014/2. Inhoudstabel

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

Burgerlijk recht. Leg volgende begrippen uit, die nodig zijn om bovenstaande artikels te begrijpen.

DOSSIER. De Burgerlijke Maatschap

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

De Private Stichting als modern alternatief voor successieplanning van ouders met een zorgenkind

DE ONTEIGENINGSVERGOEDING

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

INHOUDSTAFEL WOORD VOORAF... CONTRACTEN ONDER VOORWAARDE ALAIN VERBEKE & IRIS VERVOORT... 1

Ontbinding en vereffening

INHOUD. VOORWOORD... v

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

ALGEMENE VERKOOPVOORWAARDEN bloot eigendom van gronden GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

De plichten van de vruchtgebruiker kritisch doorgelicht.

Auteur. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET VRUCHTGEBRUIK: VAN DE HEMEL NAAR DE HEL?

Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking sinds 1 januari 2004 wijzigt het schenkingsrecht in Vlaanderen.

College 1: Algemene inleiding:

Inhoud. Voorwoord 5. 1 Algemeen Inkomstenbelasting 27

Instelling. Onderwerp. Datum

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt?

VR DOC.0453/2BIS

FAQ Onroerende inkomsten Nieuwe versie

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Algemene Bepalingen voor de verkoop en levering van bloot eigendom van gronden der gemeente s-gravenhage 2008

Luc Saliën Collegelid dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (DVB)

Deel II. Grondlijnen van het Belgisch belastingstelsel met betrekking tot de onroerende goederen... 7

Gewijzigde artikelen 1, 9, en 44, 3, 1, van het Btw-Wetboek vanaf 1 januari Eerste commentaar.

Overzicht van de recente wijzigingen inzake Vlaamse registratierechten. vermindering van de registratierechten

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Beperkte absolute rechten(die op zaken en rechten kunnen rusten): - Vruchtgebruik art. 3:201 BW

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

DE VERPLICHTING TOT REGISTRATIE...

Transcriptie:

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2008-2009 De voor en de nadelen van de verkoop van een onroerend goed in vruchtgebruik en blote eigendom Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Seys Karolien Stamnummer: 20041067 1 ste master rechten major: burgerlijk en strafrecht PROMOTOR: Prof. dr. Annelies Wylleman

INHOUDSTAFEL INLEIDING 1 DEEL I. BURGERLIJKE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK 3 Hoofdstuk 1. Begrip en kenmerken 3 1. Begrip 3 2. Kenmerken 4 2.1. Vruchtgebruik is een zakelijk recht 4 2.2. Vruchtgebruik is een recht op andermans zaak 5 2.3. Vruchtgebruik is een tijdelijk recht 5 2.4. Vruchtgebruik heeft een persoonsgebonden karakter 7 2.5. Is principieel niet van openbare orde 7 3. Maatschappelijke betekenis 7 Hoofdstuk 2. Voor vruchtgebruik vatbare zaken 8 Hoofdstuk 3. Bronnen van het vruchtgebruik 9 1. Wettelijk vruchtgebruik 10 2. Conventioneel vruchtgebruik 10 3. Vruchtgebruik door verjaring 12 Hoofdstuk 4. Wie kan een recht van vruchtgebruik vestigen 13 1. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een volle eigenaar 13 2. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een vruchtgebruiker 13 3. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een erfpachter 14 4. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een opstalhouder 14 Hoofdstuk 5. Modaliteit bij het vestigen van vruchtgebruik 14 Hoofdstuk 6. Vruchtgebruik onder voorwaarden 15 I

Hoofdstuk 7. Rechten en plichten van de vruchtgebruiker en de blote eigenaar 16 1. Bij het ontstaan van het vruchtgebruik 16 1.1. Vordering tot afgifte 16 1.2. Opstellen van de staat/inventaris door de vruchtgebruiker 16 1.3. Borgstelling door de vruchtgebruiker 19 2. Tijdens het vruchtgebruik 21 2.1. Rechten van de vruchtgebruiker 21 A. Genotsrecht en gebruiksrecht van de vruchtgebruiker 21 B. Beheersbevoegdheid van de vruchtgebruiker: verhuurrecht 23 C. Beschikkingsbevoegdheid van de vruchtgebruiker: met zakelijke rechten bezwaren of overdragen 26 2.2. Plichten van de vruchtgebruiker 27 A. Het genot als een goede huisvader 27 B. Onderhoudsplicht en herstelplicht van de vruchtgebruiker 28 C. Verplichting tot bijdrage in de lasten van het vruchtgebruik 30 D. Verplichting tot bijdrage in de schulden van het vruchtgebruik 31 2.3. Rechten van de blote eigenaar 32 A. Beschikkingsrecht 32 2.4. Plichten van de blote eigenaar 33 A. De zaak niet beschadigen 33 B. De bestemming eerbiedigen 33 C. De huurder niet uitzetten 33 D. Bijzondere lasten vallen ten koste van de blote eigenaar 33 E. Herstellingsplicht blote eigenaar 33 F. Daadwerkelijk verschaffen van genot 34 G. Vrijwaringsplicht 34 3. Bij het eindigen van het vruchtgebruik 34 3.1. Teruggaveplicht 34 3.2. Vergoedingsregeling van de werken door de vruchtgebruiker uitgevoerd 35 A. Onderhoudsherstellingen en grove herstellingen 35 B. Verbeteringen 35 Hoofdstuk 8. Einde van het vruchtgebruik 37 1. Wijzen van beëindigen 37 II

DEEL 2 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK 41 Afdeling 1. Algemeen 41 Afdeling 2. Fiscale aspecten bij de gesplitste aankoop van een onroerend goed 42 Hoofdstuk 1. Vruchtgebruikconstructies 42 Hoofdstuk 2. Fiscale aspecten bij het vestigen van het vruchtgebruik 45 1. Registratierechten 45 1.1. Algemeen 45 A. Evenredige registratierechten 46 B. Belastbare grondslag 47 C. Omzeilen van registratierechten 49 1.2. Vermindering van registratierechten 50 A. Klein beschrijf 51 B. Abattement 53 C. Meeneembaarheid 56 2. BTW 59 2.1. Algemeen 60 2.2. Recht van vruchtgebruik 60 A. Belastbaar feit 60 B. Berekening van BTW 62 C. BTW op de grond, het Europese oordeel 64 3. Inkomstenbelasting 67 3.1. Inkomsten uit onroerende goederen 67 3.2. Meerwaardebelasting 67 Hoofdstuk 3. Fiscale aspecten tijdens het vruchtgebruik 70 1. Inkomstenbelasting 70 1.1. Inkomsten uit onroerende goederen: de onroerende voorheffing en het kadastraal inkomen 70 1.2. Afschrijvingen 71 A. In hoofde van de vruchtgebruiker 71 III

B. In hoofde van de blote eigenaar 72 1.3. Aftrekken en belastingverminderingen 72 A. Gewone interestaftrek 73 B. Bijkomende interestaftrek en aftrek enige eigen woning 74 C. Belastingvermindering wegens kapitaalaflossing 75 Hoofdstuk 4. Fiscale aspecten bij het einde 75 1. Registratierechten 75 2. BTW 77 3. Inkomstenbelastingen 78 Afdeling 3. Fiscale addertjes: de wapens van de fiscale administratie 79 Hoofdstuk 1. Herkwalificatie 79 1. Algemeen 79 2. Versoepeld standpunt Dienst Voorafgaande Beslissingen 80 3. Mijlpaalarresten Gent en Cassatie 81 4. Gevolgen van herkwalificatie 83 Hoofdstuk 2. Veinzing 84 Hoofdstuk 3. Waardering 85 Hoofdstuk 4. Voordeel van alle aard 86 Hoofdstuk 5. Art. 49 WIB: Een nieuwe antimisbruikbepaling? 88 Hoofdstuk 6. Successierechten vermijden of toch niet: art. 9 W.Succ. 89 Afdeling 4. Overige knelpunten 91 Hoofdstuk 1. Vruchtgebruiker bouwt 91 Hoofdstuk 2. Beding conventionele terugkeer 92 IV

Hoofdstuk 3. Art. 7 W.Succ. 92 Afdeling 5. Eindbeoordeling vruchtgebruikconstructies 93 BESLUIT 98 V

INLEIDING 1. De laatste jaren is al heel wat inkt gevloeid rond het de rechtsfiguur van het vruchtgebruik. Vandaag de dag zoeken meer en meer mensen hun toevlucht in de vastgoedsector om hun geld met voldoende zekerheid te beleggen. Het komt er hierbij niet enkel en alleen op aan onroerende goederen op een fiscaal gunstige manier te verwerven. Het is namelijk ook van belang te zorgen dat achteraf geen monsterrekeningen de kop op steken, denken we bijvoorbeeld maar aan de fiscus die steeds een graantje wenst mee te pikken door middel van de heffing van registratierechten, successierechten of schenkingsrechten! 2. Vruchtgebruikconstructies zijn om deze reden zeer beheerd! Ze vormen een schoolvoorbeeld voor de keuze voor de minst belastbare weg. Kort geschetst komt het op het volgende neer, een belastingplichtige koopt een onroerend goed in blote eigendom, terwijl zijn vennootschap een tijdelijk recht van vruchtgebruik verwerft over dat goed. Hierdoor is het mogelijk om de kosten van het vruchtgebruik binnen de vennootschap af te schrijven. Tijdens de duur van het vruchtgebruik worden vaak verbeteringswerken uitgevoerd aan het onroerend goed die door de vennootschap gedragen zullen worden, én afgetrokken als beroepskosten. Op het einde van de looptijd wast het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom en verwerft de belastingplichtige, in principe zonder enige vergoeding, de volle eigendom van het gerenoveerde onroerend goed. Op deze manier is de natuurlijke persoon er in geslaagd een onroerend goed te verwerven waarbij de vennootschap het overgrote deel van het prijskaartje voor haar rekening heeft genomen en het vruchtgebruik na verstrijken van de duurtijd zonder enige belastingheffing bij de blote eigendom aanwast. Men kan bovendien nog verder gaan! Meer en meer mensen nemen vandaag de dag hun toevlucht tot het turbovruchtgebruik. Hierbij verwerft de belastingplichtige in plaats van een gebouwd onroerend goed, zoals in de gewone vruchtgebruikconstructie, een terrein. Opnieuw koopt de natuurlijke persoon de naakte eigendom en de vennootschap het vruchtgebruik. Zodra het onroerend goed verworven is, begint de vennootschap aan de bouw van een uit de kluiten gewassen gebouw. Terwijl de blote eigenaar zich in het gebouw gaat settelen, worden de kosten van het gebouw door de vennootschap afgeschreven gedurende de periode van het vruchtgebruik. Tijdens die periode is de vennootschap volle eigenaar van het gebouw en precies hier ligt het probleem. Bij het einde van het vruchtgebruik zal de belastingplichtige door het recht van natrekking eigenaar worden van het gebouw. Dit heeft tot gevolg dat de belastingplichtige extra belastbare inkomsten verwerft in de vorm van een voordeel van alle aard, dan wel een abnormaal voordeel of divers inkomen. Hoewel de techniek van het turbovruchtgebruik aanvankelijk fiscaal zeer gunstig is, komt het mechanisme neer op een loutere verschuiving van de kosten bij de verwerving van een onroerend goed. De rekening zal namelijk pas geserveerd worden bij het verstrijken van de looptijd van het vruchtgebruik. 1

3. Dergelijke constructie kan echter ook in een andere context voordelen bieden, m.n. de gesplitste aankoop van een onroerend goed in de familiale sfeer. Het komt er op neer dat ouders een onroerend goed in vruchtgebruik verwerven en de kinderen de blote eigendom. Bij het overlijden van de ouders wast het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom van de kinderen en worden deze volle eigenaars. Het voordeel dat dergelijke constructie biedt is dat de kinderen volle eigenaars worden van het onroerend goed uit kracht van de wet en niet ten gevolgde van de wettelijke devolutie. Op deze manier kunnen de hoge kosten van de successierechten worden omzeild. 4. Naast het gevaar van de eindrekening slechts na verloop van tijd gepresenteerd te krijgen, schuilt het gevaar ook in een andere hoek. Het hoeft immers geen verwondering te wekken dat de fiscus dergelijke constructies niet altijd warm onthaald! In het verleden heeft de fiscus al ettelijke malen geprobeerd deze constructies aan te vechten. De middelen die hij hiervoor gebruikt zijn zeer verschillend: de veinzingsleer, de anti- rechtsmisbruikbepaling, etc. Deze pogingen waren de ene keer met succes, de andere keren net iets minder. 5. Uit het voorgaande blijkt dus dat een en ander aandachtig dient te worden bestudeerd alvorens over te gaan tot de aanwending van dergelijke fiscale constructies. Deze studie heeft tot doelstelling de voor- en de nadelen van het verwerven van een onroerend goed in vruchtgebruik en blote eigendom te onderzoeken. Het onderwerp zal hierbij in twee grote luiken worden verdeeld. Enerzijds zullen de burgerlijke aspecten van het vruchtgebruik worden uitgediept. In dit deel is het vooral de verhouding tussen de vruchtgebruiker en de blote eigenaar die een rol zal spelen bij de keuze voor het gebruik van de rechtsfiguur vruchtgebruik voor het verwerven van een onroerend goed. Denken we bijvoorbeeld aan het grote verschil inzake de verplichtingen van de partijen tot herstellingen aan het onroerend goed tussen de huur en het vruchtgebruik! Anderzijds zullen de fiscale aspecten van het vruchtgebruik een centrale rol krijgen in deze studie. Wanneer we denken aan de voordelen komen we automatisch terecht bij de gedachte aan geld. Fiscaliteit valt hierbij uiteraard niet weg te denken, iedereen weet dat bij het verwerven van onroerende goederen een aardig prijskaartje hangt. Hierbij zal de nodige nadruk worden gelegd op de registratierechten, de BTW en de inkomstenbelastingen, hetzij de personenbelasting, hetzij de vennootschapsbelasting. Daarna zullen ook de verschillende wapens van de fiscale administratie in haar strijd tegen de vruchtgebruikconstructies worden toegelicht. 2

DEEL I. BURGERLIJKE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK Hoofdstuk 1. Begrip en kenmerken 1. Begrip 6. Het recht van vruchtgebruik wordt door ons Burgerlijk Wetboek omschreven als het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden 1. Deze wettelijke definitie wordt echter omwille van haar onvolledigheid bekritiseerd in de rechtsleer 2. Zo wordt gesteld dat de vruchtgebruiker niet geniet zoals de eigenaar zelf. Hij moet namelijk steeds de bestemming van het in vruchtgebruik gegeven goed eerbiedigen. Volledigheidshalve dient men ook te vermelden dat het vruchtgebruik een zakelijk recht is met een tijdelijk karakter. Bovendien mag men ook het persoonsgebonden karakter niet uit het oog verliezen. Samengevat kan men vruchtgebruik aldus definiëren als het zakelijk en tijdelijk recht, dat aan zijn houder de volle rechten verleent van gebruik en genot, evenals beperkte bevoegdheden van beheer en beschikking met betrekking tot een roerend of onroerend goed dat aan een ander toebehoort, maar onder de verplichting om het goed zelf in stand te houden en de bestemming ervan te eerbiedigen 3. 7. Door het vruchtgebruik wordt de eigendom gesplitst in de blote eigendom en het vruchtgebruik 4. Of anders gezegd, door het vruchtgebruik wordt de economische waarde van een goed verdeeld tussen de blote eigenaar en de vruchtgebruiker. Hierbij zal de vruchtgebruiker de inkomsten van het goed krijgen en het gebruik, de blote eigenaar daarentegen behoudt de kapitaalwaarde van het goed. Bij het eindigen van het vruchtgebruik dient de vruchtgebruiker het in vruchtgebruik gegeven goed te restitueren. 1 Art. 578 BW. 2 H. CASMAN, Zakenrecht, Brussel, Dienst uitgaven VUB, 2001, p. 53 (hierna verkort H. CASMAN, Zakenrecht); V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 341-342; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, TPR 1983, p. 53-55 (hierna verkort VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik ); P. VITS, Vruchtgebruik: burgerrechtelijke aspecten in D. MEULEMANS (ed.), Vruchtgebruik, erfpacht en opstal, Antwerpen, Maklu, 1998, p. 11 (hierna verkort VITS, P., Vruchtgebruik ). 3 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, Antwerpen, Standaard, 1998, p. 7 (hierna verkort P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik). 4 V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 341. 3

Tijdens de duurtijd van het vruchtgebruik is de eigenaar zakenrechtelijk ertoe gehouden de uitoefening van het vruchtgebruik te dulden 5. De blote eigenaar heeft noch het genot noch het gebruik, beide rechten behoren exclusief toe aan de titularis van het vruchtgebruik. Vruchtgebruik leidt m.a.w. tot dissociatie van de eigendomselementen, het genot en het gebruik komen toe aan de vruchtgebruiker, de eigenaar zelf rest enkel nog het beschikkingsrecht, zij het evenwel dat hij de rechten van de vruchtgebruiker steeds dient te eerbiedigen en de zaak dus niet materiaal mag vernietigen. 8. Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de rechtssituatie van een vruchtgebruik duidelijk te onderscheiden valt van een onverdeeldheid 6. Om van een onverdeeldheid te kunnen spreken dienen verschillende personen gelijktijdig dezelfde rechten op een welbepaald goed uit te oefenen. De vruchtgebruiker en de blote eigenaar hebben daarentegen rechten die duidelijk van verschillende aard zijn. Het is bijgevolg dan ook niet mogelijk de uitonverdeeldheidtreding overeenkomstig art. 815 BW te vorderen in dergelijke rechtsverhouding. Een onverdeeldheid is echter wel mogelijk tussen verschillende blote eigenaars onderling van eenzelfde goed of tussen verschillende vruchtgebruikers onderling van eenzelfde goed. 2. Kenmerken 2.1. Vruchtgebruik is een zakelijk recht 9. Eén van de essentiële kenmerken van het recht van vruchtgebruik is het zakenrechtelijk statuut 7. Dit zakenrechtelijk statuut vloeit enerzijds voort uit art. 543 BW dat het recht om van een zaak te genieten vermeldt onder de zakelijke rechten en anderzijds uit het feit dat het vruchtgebruik wordt gerangschikt onder de beperkingen van de eigendom. Zakelijke rechten zijn die rechten die rechtstreeks betrekking hebben op een zaak, ze geven een onmiddellijke heerschappij over een bepaalde zaak en dit zonder tussenkomst van een ander rechtssubject. 10. Het karakter van zakelijk recht brengt een aantal gevolgen met zich mee. Zo heeft de eigenaar van een in vruchtgebruik gegeven zaak geen enkele plicht tot prestatie ten aanzien van de vruchtgebruiker, zoals reeds gezegd oefent de vruchtgebruiker immers zijn recht uit zonder enige tussenkomst van wie 5 H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 54 6 H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 55; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 341; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 54. 7 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 75-80; H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 53; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 11. 4

dan ook. Gelet op het absoluut karakter van de zakelijke rechten kan de vruchtgebruiker zijn recht bovendien tegenwerpen aan derden, enige vereiste hierbij is de naleving van eventuele publiciteitsvereisten. De vruchtgebruiker beschikt hiervoor tevens over een zakelijke vordering om zich tegen iedere stoornis van derden te verzetten. Daarnaast is het vruchtgebruik ook behept met volg en voorkeurrecht. Dat vruchtgebruik volgrecht bezit betekent dat het zakelijk recht de zaak zelf volgt, in welke handen deze ook overgaat. Een voorrangsrecht verleent de vruchtgebruiker de mogelijkheid om zijn recht terug te nemen in een situatie van insolvabiliteit van de houder van de zaak, zonder dat deze zich evenwel dient te onderwerpen aan de pondspondsgewijze verdeling van aanwezige activa. Dit dient echter genuanceerd te worden, gelet op het feit dat het voorrangsrecht slechts geldig kan worden uitgeoefend op voorwaarde dat alle publiciteitsregels werden nageleefd. De regels van voorrechten en hypotheken zullen bovendien bepalen welke rangorde het voorrecht van de vruchtgebruiker zal innemen. Tenslotte dient ook nog te worden opgemerkt dat het aantal zakelijke rechten door de wetgever limitatief is vastgesteld, het zogenaamde numerus-claususbeginsel. Dit heeft tot gevolg dat het onmogelijk is om nieuwe zakelijke rechten conventioneel te creëren. 2.2. Vruchtgebruik is een recht op andermans zaak 11. Men kan geen vruchtgebruik vestigen voor zichzelf op eigen goederen. Het vruchtgebruik dient dus noodzakelijk te worden gevestigd op goederen van een ander rechtssubject naakte eigenaar 8. Juridische staan beide personen tegenover elkaar als derden, beide rechten zijn twee autonome zakelijk rechten die duidelijk van elkaar te onderscheiden vallen. Zoals reeds hoger werd gesteld bestaat er tussen de blote eigenaar en de vruchtgebruiker geen onverdeeldheid. Beiden oefenen hun rechten onafhankelijk van elkaar uit en kunnen elkaar niet voor de rechtbank dagen om de uitonverdeeldheid te vorderen. Hierop bestaat echter één uitzondering, de kapitalisatie van het vruchtgebruik in het kader van het erfrecht 9. De wet voorziet namelijk dat de langstlevende echtgenoot, of de kinderen uit een vorig huwelijk in welbepaalde gevallen kan vragen dat het vruchtgebruik wordt omgezet in kapitaal. 2.3. Vruchtgebruik is een tijdelijk recht 12. Het recht van vruchtgebruik is een recht dat per definitie tijdelijk van aard is, vruchtgebruik eindigt uiterlijk bij de dood van de vruchtgebruiker, dan wel bij het verstrijken van de overeengekomen termijn, dat evenwel niet langer mag zijn dan dertig jaar zo de vruchtgebruiker een rechtspersoon is 10. 8 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 51; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 54-55. 9 H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 55. 10 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 67-72; H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 53; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 342. 5

De regel dat het vruchtgebruik tenietgaat bij het overlijden van de vruchtgebruiker is een regel van openbare orde, het is de partijen niet toegestaan hiervan conventioneel af te wijken. Enige uitzondering hierop vormt het zogezegd vererfbare vruchtgebruik, waarbij het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd voor een vaste termijn die niet gebonden is aan het leven van de vruchtgebruiker 11. Wanneer deze vruchtgebruiker komt te sterven komt het recht toe aan diens erfgenamen. De achterliggende ratio van deze maximumduur is enerzijds terug te vinden in de oorspronkelijke rol van de vruchtgebruiker, m.n. in het levensonderhoud voorzien. Anderzijds is de reden van dit tijdelijk karakter van economische aard, vruchtgebruik is immers economisch vaak suboptimaal, de vruchtgebruiker heeft namelijk een korte termijnperspectief en probeert om die reden het goed zoveel mogelijk uit te putten. 13. Wat betreft de regel dat het overlijden van de natuurlijke persoon vruchtgebruiker het einde van het vruchtgebruik met zich meebrengt doet vragen rijzen wat betreft het vruchtgebruik toegestaan aan een rechtspersoon vruchtgebruiker. De oplossing hiervoor ligt in het beëindigen van het vruchtgebruik bij de ontbinding van de rechtspersoon, naar analogie met het overlijden van de vruchtgebruiker als natuurlijk persoon 12. Het overlijden van de natuurlijke persoon wordt m.a.w. gelijkgesteld met de ontbinding van de rechtspersoon. Gelet op het feit dat een rechtspersoon voor onbeperkte duur kan blijven bestaan heeft de wetgever voorzien dat het vruchtgebruik aan de rechtspersoon slechts voor maximumtermijn van 30 jaar kan worden gevestigd. 14. De regel dat de absolute maximumduur van het vruchtgebruik het leven van de vruchtgebruiker is dient echter genuanceerd te worden, denken we bijvoorbeeld aan het successief vruchtgebruik 13. We spreken van een successief vruchtgebruik, of vruchtgebruik bij opvolging, wanneer verschillende personen na elkaar tot het genot worden geroepen. Het is m.a.w. een vruchtgebruik dat wordt gevestigd onder het beding dat aan het einde van het vruchtgebruik dit recht zal toekomen aan een derde..de tweede vruchtgebruiker verkrijgt hierbij zijn recht van vruchtgebruik rechtstreeks van de oorspronkelijke eigenaar. Ook het gezamenlijk vruchtgebruik kan een nuancering vormen op de regel van de maximumduur 14. Bij gezamenlijk vruchtgebruik wordt het genotsrecht onmiddellijk gevestigd ten voordele van verschillende personen, komt een van hen te overlijden dan groeit zijn deel van het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom. Het is de partijen echter toegestaan hiervan af te wijken in de vestigingsakte, 11 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 70. 12 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 13. 13 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 71. 14 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 71-72. 6

zodat het gehele vruchtgebruik uiteindelijk komt aan te wassen bij het vruchtgebruik van de langstlevende vruchtgebruiker. 2.4. Vruchtgebruik heeft een persoonsgebonden karakter 15. Het recht van vruchtgebruik staat of valt met het leven van de vruchtgebruiker 15. Het vruchtgebruik neemt een einde wanneer de vruchtgebruiker overlijdt, dan wel wanneer de rechtspersoon ontbonden wordt. Het recht van vruchtgebruik wordt m.a.w. in principe niet vererfd, maar valt bij het einde van het vruchtgebruik toe aan de blote eigenaar. Men mag hier evenwel niet uit afleiden dat het recht van vruchtgebruik onoverdraagbaar of niet verhuurbaar zou zijn, het persoonsgebonden karakter geldt immers uitsluitend voor het bepalen van de duurtijd van het vruchtgebruik. Partijen hebben daarentegen wel de mogelijkheid dit conventioneel uit te sluiten. Dergelijke overdracht of verhuring heeft echter geen enkele invloed op de duur van het recht van vruchtgebruik, deze blijft immers nog steeds afhankelijk van het leven van de oorspronkelijke vruchtgebruiker. 2.5. Is principieel niet van openbare orde 16. De regels m.b.t. het vruchtgebruik dienen enkel de private belangen van de rechtssubjecten. Ze raken geenszins de openbare orde, uitgezonderd de regel van de maximumduur van het vruchtgebruik 16. Dit houdt dus in dat partijen vrij zijn om de modaliteiten van het recht van vruchtgebruik in te vullen. 3. Maatschappelijke betekenis 17. De jongste jaren is het vruchtgebruik aan een enorme comeback bezig. Ook in het verleden heeft de figuur van het vruchtgebruik reeds meerdere malen haar diensten bewezen. Vruchtgebruik leent zich uitstekend om familiale erfregelingen uit te werken, en dit zowel in het erfrecht als in het huwelijksgoederenrecht 17. Enerzijds het tijdelijk karakter en anderzijds de verplichting om de zaak te bewaren en te genieten als een goed huisvader zorgen voor het nuttige effect in dergelijke regelingen. Zo zal een vooroverleden man in het onderhoud van zijn vrouw kunnen voorzien door haar een recht van vruchtgebruik toe te kennen op zijn nalatenschap, en dit zonder echter zijn kinderen geheel in de 15 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 15; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 54. 16 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 12. 17 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 14-15; H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 56; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 343; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 55-57. 7

kou te laten staan. Zij verkrijgen immers ab initio de blote eigendom, zo wordt er op deze manier ook voor gezorgd dat de nalatenschap binnen de familie bewaard blijft. Het vruchtgebruik brengt m.a.w. de verdere devolutie naar de erfgenamen van de decujus niet in het gedrang. 18. Hoewel het vruchtgebruik in een aantal situaties het middel bij uitstek is, vertoont deze rechtsfiguur echter ook negatieve kanten. Zo kan het zijn dat tussen de blote eigenaar en de vruchtgebruiker tegenstrijdige belangen heersen, waarbij de kans bestaat dat dergelijke verhouding niet afdoende geregeld is. Toch moet worden opgemerkt dat dit in de praktijk niet altijd noodzakelijk is. De belangen van beide partijen kunnen immers gedeeltelijk gelijklopend zijn. Denken we bijvoorbeeld aan vruchtgebruik binnen ondernemingen of groepen van ondernemingen, of zelfs vruchtgebruik binnen de familiale sfeer. Wanneer beide partijen op langetermijnbasis denken hoeft dit m.a.w. geen problemen op te leveren. Ook het feit dat het vruchtgebruik de eigendom bezwaart en de verhandelbaarheid van de goederen belemmert worden vaak als negatieve aspecten van het vruchtgebruik naar voren geschoven. 19. Ondanks dergelijke bezwaren valt niet te ontkennen dat de laatste jaren het vruchtgebruik een enorme heropleving kent. In dergelijke nieuwe toepassingsvormen spelen vooral de fiscale motieven een grote rol. Hoofdstuk 2. Voor vruchtgebruik vatbare zaken 20. Het recht van vruchtgebruik kan overeenkomstig art. 581 BW worden gevestigd op alle soorten van roerende of onroerende goederen 18. Enige vereiste hierbij is dat het vruchtgebruik gevestigd wordt op een goed dat in de handel is. Vruchtgebruik is het recht op een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, men kan derhalve geen vruchtgebruik vestigen voor zichzelf op eigen goederen. Of zoals het adagium zegt: Res sua nemimi servit, mijn eigen zaak kan in mijn voordeel niet aan banden worden gelegd. Het karakter van het vruchtgebruik als zakelijk recht wordt bepaald door de zaak waarop het gevestigd is. Zo zal er sprake zijn van een onroerend zakelijk recht wanneer het vruchtgebruik gevestigd is op een onroerend goed. 18 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 29-66; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 57-60; VERHOEYE, J., Alternatieve vormen voor het verwerven van onroerend goed in ORDE VAN ADVOCATEN KORTRIJK, DEPARTEMENT VORMING EN OPLEIDING (ed.), Het onroerend goed in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2007, p. 73-74 (hierna verkort VERHOEYE, J., Alternatieve vormen voor het verwerven van onroerend goed ). 8

21. Het vruchtgebruik kan bovendien gevestigd worden op zowel lichamelijke als onlichamelijke zaken. Onlichamelijke goederen zijn die goederen die geen materiaal bestaan hebben, ze hebben enkel een juridisch bestaan. Een vruchtgebruik kan dus ook op onroerende zakelijke rechten worden gevestigd. Schoolvoorbeelden zijn het vruchtgebruik op een recht van opstal, op een erfrecht of zelfs op een recht van vruchtgebruik zelf. 22. Het vruchtgebruik kan worden gevestigd op een vermogen in zijn geheel, algemeen vruchtgebruik genoemd, wat vaak in het kader van het erfrecht wordt toegepast, dan wel op een fractie van het vermogen, vruchtgebruik onder algemene titel genoemd. Daarnaast spreekt men ook van vruchtgebruik onder bijzondere titel, m.n. wanneer het gevestigd wordt op een deel van een onroerend goed. 23. Vruchtgebruik kan tenslotte gevestigd worden, niet enkel op enkelvoudige zaken maar ook op samengestelde zaken ( algemeenheden ). Dergelijk onderscheid heeft zijn belang bij de teruggave van de vruchtgebruiker. Wanneer het vruchtgebruik slaat op een enkelvoudige zaak, dan wordt de vruchtgebruiker bij toevallig verlies van zijn plicht tot teruggave bevrijdt. Slaat het vruchtgebruik echter op een algemeenheid, dan is de vruchtgebruiker gehouden de verloren bestanddelen met de opbrengsten te vervangen, hij is immers gehouden de zaak in stand te houden. 24. Laatste punt die hierbij enige aandacht behoeft is het begrip oneigenlijk vruchtgebruik 19. Dit begrip houdt verband met het onderscheid dat in het vermogensrecht wordt gemaakt tussen verbruikbare en niet-verbruikbare goederen. Dergelijke verbruikbare goederen zijn niet vatbaar voor vruchtgebruik zonder dat dit het wezen van de goederen zelf aantast. Verbruikbare goederen gaan immers teniet door het eerste gebruik. Men spreekt om die reden van oneigenlijk vruchtgebruik of zelfs van quasi-vruchtgebruik. Art. 587 BW verleent de vruchtgebruiker in deze situatie het recht deze zaken te verbruiken, doch onder de verplichting bij het einde van het vruchtgebruik een gelijke hoeveelheid zaken van dezelfde hoedanigheid en waarde, of de geschatte waarde, terug te geven. Hoofdstuk 3. Bronnen van het vruchtgebruik 25. Vruchtgebruik wordt volgens ons burgerlijk wetboek gevestigd door de wet of door de wil van de mens 20. Volledigheidshalve dient men volgens de algemene rechtsbeginselen daar de verkrijgende verjaring aan toe te voegen. 19 V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 354. 20 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 97-99; H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 56; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 13-16; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, 9

1. Wettelijk vruchtgebruik 26. Vruchtgebruik kan rechtstreeks voortvloeien uit de werking van de wet, zonder ook maar enige menselijke tussenkomst 21. De wet kent namelijk in een aantal specifieke gevallen een vruchtgebruik toe. Het meest voorkomende wettelijk vruchtgebruik is het vruchtgebruik van de langstlevende echtgeno(o)t(e) 22. Andere vaak voorkomende vormen van wettelijk vruchtgebruik zijn het vruchtgebruik van de ouders op de goederen van hun minderjarige kinderen overeenkomstig art. 384 BW, het genotsrecht van de gemeenschap op de vruchten, inkomsten en interesten van de eigen goederen van de echtgenoten zoals art. 1405,2 BW bepaalt, evenals het vruchtgebruik van de overlevende ouders op een deel van de nalatenschap van hun vooroverleden kinderen die zij niet in eigendom hebben verkregen, mits de voorwaarden hiertoe zijn voldaan 23. 27. Er weze hier opgemerkt dat de indeling van art. 579 BW in de praktijk niet altijd even bruikbaar is. De kritiek dat een strikte aflijning tussen wettelijk en conventioneel vruchtgebruik niet steeds mogelijk is, komt voornamelijk naar boven wanneer we spreken over het erfrechtelijk vruchtgebruik. Wanneer dergelijk vruchtgebruik ontstaat op basis van het erfrecht is er in principe sprake van een samengaan van zowel wettelijke als conventionele bepalingen, zoals bijvoorbeeld bepaalde bedingen opgenomen in het huwelijkscontract tussen echtgenoten, of ook bedingen opgenomen in een schenkingsakte of testament. 2. Conventioneel vruchtgebruik 28. Vruchtgebruik kan eveneens ontstaan door het stellen van een rechtshandeling 24. Hierbij zijn twee situaties mogelijk. Enerzijds kan het gaan om een rechtshandeling ter oorzake des doods, m.n. een testament, anderzijds kan het ook gaan om een rechtshandeling onder de levenden, oftewel een overeenkomst. Conventioneel vruchtgebruik kan bovendien twee vormen aannemen. Bij de eerste vorm ontstaat het vruchtgebruik door vestiging of overdracht, zo kan de eigenaar bijvoorbeeld de blote eigendom Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 344-346; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 60-61. 21 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 103-110; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 13-14. 22 art. 745bis BW. 23 Art. 754 BW. 24 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 113-128; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 14-16; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 344. 10

behouden en zijn vruchtgebruik vervreemden, of kan de vruchtgebruiker zijn recht van vruchtgebruik overdragen. De tweede vorm betreft de situatie waarbij het vruchtgebruik tot stand wordt gebracht door retentie, hierbij vervreemdt de eigenaar de eigendom van het goed, maar dit met voorbehoud van het vruchtgebruik. Elke rechtshandeling, eenzijdig dan wel meerzijdig, komt in aanmerking voor het vestigen van het vruchtgebruik, op voorwaarde dat deze rechtshandeling een translatief karakter vertoont. Dergelijke rechtshandeling kan zowel onder bezwarende titel als om niet zijn. 29. Het vruchtgebruik dat ontstaat door middel van een testament is een van de meest voorkomende vestigingswijzen. Hierbij wordt het vruchtgebruik gevestigd door de eenzijdige wilsuiting van de testator. Opdat dergelijk testament uitwerking zou krijgen dienen twee voorwaarden cumulatief te zijn voldaan, m.n. het testament moet geldig zijn en bovendien het laatste zijn. Daarnaast dient de persoon in wiens voordeel het vruchtgebruik werd gevestigd het testament eveneens te aanvaarden. In de rechtsleer heeft er gedurende lange tijd controverse bestaan over de kwalificatie van een legaat van vruchtgebruik op een deel dan wel het geheel van de goederen van de decujus 25. Het arrest van het Hof van Cassatie van 2 mei 1952 bracht hier echter een einde aan. Zo stelde het hof dat de kwalificatie van het legaat bepaald wordt door de uitgestrektheid van de goederen waarop het rust, niet door de aard van het recht dat wordt verleend. Zo is een legaat van het gehele vruchtgebruik een algemeen legaat, een legaat van een deel van de goederen slechts een legaat onder algemene titel. Dit onderscheid heeft een aantal praktische gevolgen voor de legatarissen, zoals vb. de vraag of de afgifte van de goederen gevraagd dient te worden dan wel vanaf welke dag de legataris de vruchten verkrijgt. 30. Het vestigen van een recht van vruchtgebruik is een daad van beschikking, vruchtgebruik is immers een zakelijk genotsrecht en tast het eigendomsrecht van de eigenaar aan. Het recht van vruchtgebruik zal dus slechts rechtsgeldig tot stand komen indien de vestiger van het vruchtgebruik over de vereiste bekwaamheid beschikt 26. Men kan hierbij dus onmiddellijk een aantal personen uitsluiten, zoals de minderjarige, de in staat van verlengde minderjarigheid verklaarde, de gerechtelijk onbekwaamverklaarde en de onder gerechtelijke raadsman gestelde. Wat de vertegenwoordigers betreft die goederen van andere personen beheren, dient te worden nagegaan of dit wordt toegelaten door de wet of krachtens de overeenkomst. Een rechtsgeldige vestiging of overdracht van vruchtgebruik veronderstelt, naast de nodige bekwaamheid, dat ook de andere grondvoorwaarden van eigendomsoverdracht of aanwijzing zijn 25 VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 60. 26 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 118-119. 11

voldaan 27. Zo moet de overdrager effectief de eigendom of het vruchtgebruik van het goed, voorwerp van de overdracht, bezitten. Indien nodig dienen bovendien de publiciteitsregels m.b.t. eigendomsoverdragende of aanwijzende akten te worden nageleefd. Het bewijs en de tegenwerpelijkheid van het vruchtgebruik wordt namelijk geregeld volgens het gemeen recht. De verkrijger dient ook bekwaam te zijn om te ontvangen en de rechtshandeling dient eveneens een bepaald voorwerp en geoorloofde oorzaak te hebben. Tenslotte dienen de partijen hun toestemming te hebben gegeven, dan wel dient de overdrager of constituant zijn wil uitdrukkelijk kenbaar te hebben gemaakt. 3. Vruchtgebruik door verjaring 31. Vruchtgebruik kan net zoals alle andere zakelijke rechten op andermans goed verkregen worden door verjaring, vruchtgebruik is immers vatbaar voor bezit 28. Wanneer de toekomstige vruchtgebruiker gedurende een bepaalde periode bezitsdaden stelt die zijn wil om het vruchtgebruik te verwerven kenbaar maken, dan kan hij het vruchtgebruik door de verkrijgende verjaring bekomen. Vereist is echter dat de zaken niet buiten de handel zijn. 32. Bij het bepalen van de duurtijd van de termijn gedurende dewelke voldaan moet zijn aan de voorwaarden om zich op de verkrijgende verjaring te kunnen beroepen, dient men rekening te houden met de aard van de goederen evenals de omstandigheden. Wanneer een vruchtgebruiker van een onroerend goed zijn recht te goeder trouw en met een wettige titel heeft verkregen, dan volstaat de korte verjaringstermijn van 10 of 20 jaar 29. Woont de ware eigenaar binnen het rechtsgebied van het hof van beroep waarin het onroerend goed gelegen is, dan zal de tienjarige termijn volstaan, woont de eigenaar daarentegen buiten dit rechtsgebied, dan geldt de verjaringstermijn van 20 jaar. Betreft het echter het vruchtgebruik van een onroerend goed, anders dan te goeder trouw en op basis van een wettige titel verkregen, dan geldt de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van 30 jaar overeenkomstig art. 2262 BW. Een vruchtgebruiker voldoet slechts aan de voorwaarde van de goede trouw indien deze er rechtmatig op kon vertrouwen dat zijn rechtsvoorganger de vereiste beschikkingsbevoegdheid had, of 27 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 114-122. 28 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 14; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 346; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 61. 29 Art. 2265 BW. 12

anders gezegd, dat zijn rechtsvoorganger titularis was van het vereiste zakelijke recht betreffende het goed. Hij dient zich m.a.w. vergist te hebben over het bestaan of de omvang van de rechten van zijn rechtsvoorganger. Betreft het vruchtgebruik daarentegen een roerend goed, dan geldt de regel bezit geldt als titel, art. 2279 BW. Dergelijk bezit dient evenwel te goeder trouw te zijn evenals een effectief, voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar, niet dubbelzinnig bezit en dit bovendien als eigenaar. Hoofdstuk 4. Wie kan een recht van vruchtgebruik vestigen 33. Zoals hoger reeds werd gesteld kan een zakelijk recht op een goed slechts worden gevestigd of overgedragen voor zover die persoon zelf effectief over dergelijk recht beschikt, zoniet is de verkoop nietig 30. Voor de vestiging van een recht van vruchtgebruik komen een viertal mogelijkheden in aanmerking 31. 1. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een volle eigenaar 34. Volle eigendom kan worden opgesplitst in vruchtgebruik en blote eigendom. Hieruit volgt logischerwijs dat de volle eigenaar de bevoegdheid heeft om een recht van vruchtgebruik over zijn eigen goederen te vestigen in het voordeel van een derde. De volle eigenaar is hierbij bovendien niet gebonden aan de duur van zijn eigen leven of die van een eerste vruchtgebruiker, hij is volledig vrij en beslist soeverein. 2. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een vruchtgebruiker 35. Vruchtgebruik kan volgens art. 581 BW gevestigd worden op alle soorten van roerende en onroerende goederen. Hieruit kan worden afgeleid dat het de vruchtgebruiker toegestaan is om op zijn recht van vruchtgebruik een ander recht van vruchtgebruik te vestigen. Zo kan hij eveneens een recht van vruchtgebruik vestigen op de gebouwen die hij zelf heeft opgericht en waarvan hij op grond van zijn accessoir opstalrecht zelf eigenaar is gedurende de duurtijd van zijn vruchtgebruik. 30 Art. 1599 BW; P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 115. 31 VERSTAPPEN, J., Een nieuwe kijk op drie oude zakelijke rechten: erfpacht, opstal en vruchtgebruik in KONINKLIJKE FEDERATIE VAN HET BELGISCH NOTARIAAT (ed.), Zakelijke rechten en fiscaliteit, Antwerpen, Maklu, 2004, p. 56-57 (hierna verkort VERSTAPPEN, J., Een nieuwe kijk op drie oude zakelijke rechten ). 13

Verschillend van de situatie van een vruchtgebruik gevestigd door de volle eigenaar is dat de vruchtgebruiker slechts een recht van vruchtgebruik kan toestaan dat beperkt is tot de duurtijd van het initiële vruchtgebruik. 3. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een erfpachter 36. Overeenkomstig diezelfde bepaling van art. 581 BW kan men besluiten dat ook een recht van vruchtgebruik gevestigd kan worden op een recht van erfpacht, alle goederen komen in aanmerking, zowel lichamelijk als onlichamelijk, onroerende zakelijke rechten inbegrepen. Erfpacht is een overeenkomst waarbij de eigenaar van een onroerend goed tijdelijk het genot afstaat van dat goed, en dit onder de verplichting een jaarlijkse pacht te betalen, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruchten 32. Opnieuw geldt dezelfde beperking. Het vruchtgebruik op een erfpachtrecht is beperkt tot de duur van het erfpachtrecht zelf. 4. Vestiging van een recht van vruchtgebruik door een opstalhouder 37. Opnieuw dient te worden aangenomen dat art. 581 BW toestaat dat een opstalhouder een recht van vruchtgebruik kan vestigen op zijn opstalrecht. Alle onroerende zakelijke rechten komen in aanmerking voor de vestiging van een vruchtgebruik, het recht van opstal is hiervan niet uitgesloten. Opstal is het zakelijk recht om op andermans erf gebouwen, werken of beplantingen te bezitten 33. Het vruchtgebruik op een opstalrecht is eveneens aan dezelfde beperking van de maximum duurtijd van het opstalrecht zelf onderworpen. Dezelfde ratio, m.n. dat men geen rechten kan overdragen die men zelf niet bezit, ligt hieraan ten grondslag. Hoofdstuk 5. Modaliteit bij het vestigen van vruchtgebruik 38. Bij de vestiging van een recht van vruchtgebruik heeft men de keuze uit twee modaliteiten, enerzijds kan het vruchtgebruik kosteloos verleend worden, anderzijds ten bezwarende titel 34. Gelet op 32 C. ENGELS, Bijzondere overeenkomsten, Brugge, die Keure, 2006, p. 155 (hierna verkort C. ENGELS, Bijzondere overeenkomsten) 33 Art. 580 BW; C. ENGELS, Bijzondere overeenkomsten, supra noot 32, p. 152. 14

het feit dat vruchtgebruik voornamelijk voorkomt in de context van het erf en schenkingsrecht, waarbij het motief ligt in het begunstigen van familieleden of vrienden, zal het recht doorgaans ten kosteloze titel worden verleend. Het is echter niet ondenkbaar dat het vruchtgebruik tot stand komt in de context van commerciële relaties waarbij de vruchtgebruiker in ruil voor het genot en het gebruik van een zaak gehouden zal zijn tot betaling van een periodieke vergoeding aan de blote eigenaar. Men kan hierbij bedingen dat dergelijke periodieke vergoeding gekoppeld wordt aan een index waarbij, in tegenstelling tot huurregelgeving, geen matiging mogelijk is. Hoofdstuk 6. Vruchtgebruik onder voorwaarden 39. Vruchtgebruik kan worden gevestigd, zuiver en eenvoudig, dan wel voor een bepaalde tijd of onder voorwaarden 35. Een vruchtgebruik kan zuiver en eenvoudig zijn, zonder speciale voorwaarden of bedingen. Denken we bijvoorbeeld aan de termijn, wordt er niets bepaald dan gaat het vruchtgebruik in vanaf de datum van de vestigingsakte. Is er echter een uitstellende termijn bedongen, dan komt het vruchtgebruik pas tot uitwerking bij het verval van de bedongen termijn, op voorwaarde dat de vruchtgebruiker nog in leven is. Daarnaast is het de partijen volkomen toegelaten om het even welke voorwaarde te verbinden aan de vestiging of overdracht van een recht van vruchtgebruik. Enige beperking hierbij is dat het vruchtgebruik nooit langer mag duren dan het leven van de vruchtgebruiker, dan wel nooit langer dan dertig jaar wanneer de vruchtgebruiker een rechtspersoon is. De regels m.b.t. het vruchtgebruik raken in principe de openbare orde niet, partijen kunnen dus alles naar hun goeddunken regelen. Uiteraard mogen partijen hierbij niet zo ver gaan dat afbreuk wordt gedaan aan de essentiële kenmerken van het vruchtgebruik. Mogelijke voorwaarden die partijen kunnen bedingen zijn vb. een verbodsclausule om te vervreemden, termijnbepalingen, zowel tenietdoende als uitstellende termijnen, een recht van wederinkoop, enz. 34 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 16-17. 35 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 129-134. 15

Hoofdstuk 7. Rechten en plichten van de vruchtgebruiker en de blote eigenaar 1. Bij het ontstaan van het vruchtgebruik 1.1. Vordering tot afgifte 40. Bij de aanvang van het vruchtgebruik dient de vruchtgebruiker die niet over de saisine beschikt zich in het bezit te laten stellen van de goederen waarop het vruchtgebruik slaat, dit noemt men de vordering tot afgifte 36. Gelet op het feit dat het recht van vruchtgebruik een zakelijk recht is die erga omnes geldt, beschikt de vruchtgebruiker hiertoe over een zakelijke vordering, en soms ook over een persoonlijke vordering. Dergelijke zakelijke vordering kan de vruchtgebruiker instellen tegen eenieder die de goederen bezit, de constituant, de erfgenamen van deze, dan wel derden die de goederen intussen van de blote eigenaar hebben verkregen 37. Hierbij dient evenwel opgemerkt te worden dat de bezitter van roerende lichamelijke goederen hem art. 2279 BW zal kunnen tegenstellen. De vruchtgebruiker beschikt bovendien over een persoonlijke vordering tot afgifte tegen de constituant of zijn erfgenamen ingeval het vruchtgebruik ontstaat door overeenkomst dan wel testament. Heeft de vruchtgebruiker echter het bezitsrecht als wettig erfgenaam dan wel als algemeen legataris dan is deze afgifte niet nodig. 41. In tegenstelling tot de verhuurder dient de blote eigenaar de goederen waarop het vruchtgebruik slaan af te geven in de staat waarin ze zich bevinden. 42. De uitvoering van de afgifte is evenwel steeds onderworpen aan de voorafgaande voorwaarde van de opstelling van een staat of inventaris, evenals van de borgstelling 38. 1.2. Opstellen van de staat/inventaris door de vruchtgebruiker 43. De eerste verplichting van de vruchtgebruiker bestaat er in om een duidelijke beschrijving te geven van de zaken of de goederen die het voorwerp van het vruchtgebruik uitmaken. Deze beschrijving 36 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 151-153; H. CASMAN, Zakenrecht, supra noot 2, p. 57; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 346; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 61-62. 37 VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 61. 38 Zie infra randnummer 43-52. 16

gebeurt bij wijze van opstelling van een staat voor de onroerende goederen en een inventaris voor de roerende goederen 39. Het doel van deze bepaling is duidelijk 40. Enerzijds verschaft de staat of de inventaris aan de eigenaar een bewijs van al wat de vruchtgebruiker ontvangen heeft. Op die manier kan de blote eigenaar bepalen wat bij het einde van het vruchtgebruik dient te worden gerestitueerd en welke schadevergoeding moet worden uitgekeerd indien er bepaalde goederen verdwenen zijn of in waarde verminderd zijn. Zo wordt m.a.w. preventief voorkomen dat bij het einde van het vruchtgebruik betwistingen hieromtrent ontstaan. Denken we maar even terug aan het feit dat de goederen afgegeven worden in de staat waarin ze zich bevinden, in tegenstelling tot de situatie van huur, waar de goederen in een goede staat dienen te worden afgegeven. Anderzijds heeft de staat of inventaris ook belang voor de vruchtgebruiker. Zo wordt de verantwoordelijkheid van de vruchtgebruiker namelijk beperkt in de mate dat de staat en de inventaris de toestand omschrijven van de goederen op het ogenblik dat het genot een aanvang neemt. 44. Zowel de staat als de inventaris is aan geen enkele vormvereiste onderworpen 41. De enige vereiste is dat beide op tegenspraak dienen te worden opgesteld, waarbij de eigenaar hiertoe, bij wijze van deurwaardersexploot, wordt uitgenodigd door de vruchtgebruiker 42. Andere vormvoorwaarden worden niet gesteld. Zij kunnen bijgevolg zowel bij authentieke als bij onderhandse akte worden opgesteld, zij kunnen zelfs blijken uit andere akten. Hoewel partijen de vrije keuze hebben valt de authentieke akte toch enigszins te verkiezen boven de onderhandse akte, denken we bijvoorbeeld aan het probleem van de bewaring van een onderhandse akte, of aan het voordeel dat een notariële boedelbeschrijving enkel nog door middel van een procedure van valsheid in geschrifte op haar geloofwaardigheid kan worden aangetast. Niets belet partijen de beschrijving van de toestand van de goederen te omschrijven door gebruik te maken van stijlclausules waarin in algemene bewoordingen wordt verklaard dat de in vruchtgebruik gegeven goederen zich in goede staat bevinden 43. 45. Het opstellen van een staat of inventaris heeft voor de vruchtgebruiker ook nog een ander belangrijke consequentie. Zolang hij namelijk niet aan deze voorafgaande verplichting voldoet kan hij 39 Art. 600 BW; P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 134-141; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 17-18; V. SAGAERT, B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 346-347; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 62-64. 40 VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 62. 41 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 17. 42 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 135. 43 P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 17-18. 17

niet in het genot treden van de goederen die in vruchtgebruik worden gegeven 44. Hij kan m.a.w. geen gebruik maken van de zaak, noch de vruchten innen. De vruchtgebruiker zal pas de daadwerkelijke afgifte van de in vruchtgebruik verkregen goederen kunnen vragen wanneer voldaan werd aan de verplichting tot het opmaken van een staat of inventaris. Uit vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt dat door het ontbreken van de staat of de inventaris enkel de uitoefening van het recht op vruchtgebruik wordt opgeschort, het recht op zich blijft echter steeds bestaan 45. De blote eigenaar zal dus rekenschap verschuldigd zijn voor de vruchten die hij zolang voor de vruchtgebruiker heeft bewaard. 46. Gelet op het feit dat een staat of inventaris een verplichting vormt voor de vruchtgebruiker komen de kosten hiervan dan ook te zijnen laste. 47. De beschrijving van de in vruchtgebruik gegeven goederen dient in beginsel te worden opgesteld bij de ingenottreding, vooraleer de vruchtgebruiker enig gebruik van de goederen heeft kunnen maken 46. Is dit echter niet gebeurd dan zou de eigenaar het nog altijd kunnen eisen tijdens het vruchtgebruik, hoewel de beschrijving in vele van deze situaties reeds veel van zijn effectiviteit verloren zal hebben. 48. Deze verplichting geldt bovendien voor elk vruchtgebruik, geen enkele vruchtgebruiker wordt door de wet vrijgesteld 47. Enige uitzondering hierop vormt het erfrechtelijk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot. De langstlevende als reservataire erfgenaam verkrijgt immers het bezit van de goederen van rechtswege. Maar dit dient evenwel genuanceerd te worden, de blote eigenaars kunnen wel steeds een staat en inventaris eisen conform art. 745ter BW. Op de vraag of de partijen bij de aanvang van het vruchtgebruik een vrijstellingsbeding kunnen overeenkomen m.b.t. de verplichting tot staat of inventaris kan men in de rechtsleer en rechtspraak geen eenduidig antwoord vinden. Bepaalde auteurs menen dat art. 600 BW de openbare orde raakt en dat bijgevolg elk beding tot vrijstelling volstrekt nietig is. Een andere strekking in de rechtsleer meent echter dat deze regel niet de bescherming van fundamentele belangen van de maatschappij op het oog heeft, maar eerder de private belangen van de partijen wenst te vrijwaren. Bijgevolg zou een vrijstellingsbeding niet absoluut nietig zijn, doch enkel relatief. 44 VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 63-64. 45 Cass. 14 november 1958, RW 1958-1959, p. 888; CARLIER EN K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, Antwerpen, Standaard, 1998, p. 136; P. VITS, Vruchtgebruik, supra noot 2, p. 18; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 63-64. 46 VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 62-63. 47 P. CARLIER en K. VERHEYDEN, Vruchtgebruik, supra noot 3, p. 137-141; VANDENBERGHE, H., Actuele problemen van het vruchtgebruik, supra noot 2, p. 63. 18