Taal in de diagnostiek en behandeling van kinderen en jongeren met autisme Mariëtte Embrechts* Lian Nijland** Mariëlle Kieboom** * dr. Leo Kannerhuis ** Herlaarhof, Reinier van Arkelgroep Inhoud workshop Wat is autisme? Taalonderzoek bij autisme Inventarisatie uit de zaal Ingedeeld naar taaldomeinen Video Taaltherapie bij autisme Ideeën uit de zaal 2 Wat is autisme? (1) (ASS, PDD, ASD) Officiële classificatie: Kwalitatieve beperking in sociale interactie, Kwalitatieve beperking in de communicatie (en fantasiespel/sociaal imiterend spel), Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. 3 Wat is autisme? (2) (ASS, PDD, ASD) Pervasief = diep doordringend in het totale ontwikkelingsverloop Sociale vaardigheden en relaties Taal en communicatie Voorstellingsvermogen Motoriek Spel 4 Wat is autisme? (3) Verklaringsmodellen stoornis in informatieverwerking Centrale coherentie (CC) Executieve functies (EF) Theory of Mind (ToM) Per individu kan de balans tussen de 3 verschillen 5 6 NVLF 5-11-2010 1
Wat is autisme? (4) LIPI of PILI? Taalstoornis Kinderpsychiatrische stoornis (internaliserend en externaliserend) 50% tot 80% beide stoornissen (Blankenstijn & Scheper, 2003) Ontwikkelen zich tegelijkertijd? Psychiatrisch problemen leiden tot taalproblemen? Taalproblemen leiden tot psychiatrische problemen? Taaldiagnostiek bij autisme (1) Inventarisatie van wat wordt gebruikt en met welk doel. Welke handelingsgerichte informatie leveren de resultaten op? 7 8 Indelingen taalwetenschap Modulaire benadering Taaldiagnostiek bij autisme (2) fonologie semantiek syntaxis morfologie pragmatiek TAALVORM Fonologie Morfologie Syntax TAALINHOUD Semantiek (Schaerlaekens & Gillis, 1987) (Lahey, 1988) TAALGEBRUIK Pragmatiek 9 Kwalitatief kijken naar test (afname) Informatie uit anamnese ook observaties van anderen, bijv. leerkracht, sportclub Eigen observatie-instrumenten (niet genormeerd, wel informatief) Figuurlijk taalgebruik, grapjes Interpretatie van platen Interesse Spontaan gesprek, communicatieve functies Informatieverwerking (visueel, auditief) Verschillende situaties (1:1, groep etc)! 10 Taaldiagnostiek (3) CCC-2-NL H. Geurts, vertaling van D. Bishop (1999) CCC-2-NL (Bishop, vertaling H. Geurts) Vertelplaten/-taak: RAKIT, TalleK, nieuwe Schlichting, logische reeks, strip of zelf samengesteld Busverhaal vd Renfrew taalschalen (vertaald Jansonius-Schultheiss e.a.) Frogstory (vertaald Blankenstijn & Scheper) Nijmeegse Pragmatiektest (Embrechts, Mugge & v. Bon) 11 Vragenlijst voor ouders (leerkracht/therapeut) Doel screenen van kinderen met mogelijke spraak-/ taalmoeilijkheden identificeren van kinderen met communicatieproblemen. identificeren van kinderen met ASS 4 t/m 15 jaar 70 items, 10 Schalen 4 schalen mbt pragmatiek 1. Ongepaste initiatie; 2. Stereotype taal; 3. Gebruik van context; 4. Niet-verbale communicatie. 2 schalen mbt ASS: sociale relaties en interesses. 12 NVLF 5-11-2010 2
Vertelplaten Kwalitatief = beschrijvend Vertelplaten Observatielijsten Screeningsformulier narratieve vaardigheden (Tonnaer, 1998) Voordeel: Kan veel informatie over alle taaldomeinen uit gehaald worden Minder strak format Nadeel : niet genormeerd niet kwantitatief bruikbaar niet bruikbaar voor slagboomdiagnostiek Renfrew - busverhaal K.Jansonius, M.Borgers (Roelofs) e.a. Doelgroep 3;6-8;6 jaar Doel test: onderzoeken van de kwaliteit van de informatie overdracht, die door grammaticale problemen en door problemen inzake vertellen gedempt wordt. Naast onderdeel Benoemen en Actieplaten onderdeel Verhaalopbouw: het Busverhaal : navertellen van kort verhaal a.d.h.v.12 plaatjes Nederlandse aanpassing: analyse van de plotstructuur (en op niveau van woorden zijn aanpassingen gedaan) Busverhaal wordt nu in meerdere onderzoeken gebruikt; nu in stadium van normering 13 14 Frogstory Mayer 1980; Bewerking C.Blankenstijn en A.Scheper M.Embrechts, A.Mugge en W.van Bon, 2005 Plaatjesverhaal van 24 plaatjes bekijken en vertellen Taalstaal van opeenvolgende uitingen: vermogen van een kind om in een narratie informatie over te dragen op een begrijpelijke en aanvaardbare wijze ook grammaticale analyse mogelijk Uitgebreide analyse op alle taaldomeinen Wordt in NL nog uitgebracht Doelgroep: Kinderen van 4-7 jaar Doel: Pragmatiek productie meten in 3 categorieën: Communicatieve functies Conversatievaardigheden, inclusief presuppositie Verhaalopbouw Uitlokprocedure: aan de hand van een verhaaltje wordt het kind gevraagd hoe te reageren in die situatie Voorwerpen (telefoontjes), kaartjes en logische reeks Twee aanvullende vragenlijsten: Ouders Leerkrachten 15 16 Video M. (5 jaar): afname Nijmeegse Pragmatiektest 17 Taal in aspecten Taalinhoud: ASS gebruiken vaak lege woorden / echolalie / neologismen Beperkte woordenschat andere waarneming Of encyclopedische kennis maar niet doorleefd (bv een eskimo heeft 7 woorden voor sneeuw ) Moeite met omschrijven van emoties en abstracte woorden Taalvorm: niet altijd gestoord Meer opsommingen en minder samengestelde zinnen Taalgebruik = pragmatiek : weinig coöperatief gedrag Communicatieve intenties/ functies Conversatievaardigheden Presuppositie / afstemming Verhaal opbouw NB. Dit geldt zowel voor de taalproductie als ook het taalbegrip 18 NVLF 5-11-2010 3
Pragmatiek en Autisme (1) Pragmatiek en Autisme (2) Communicatieve functies/ conversatievaardigheden Abnormaal gebruik van een verzoek om informatie bv vraag stellen waarvan antwoord bekend is Falen in herkennen van bedoeling spreker Minder oogcontact, meer monotonie Moeite met toepassen van gespreksregels (beurtwisseling) Onvoldoende aansluiten bij conversatie Presuppositie/afstemming Kunnen taal letterlijk opvatten Moeite met affectieve (herkennen van gevoelens) en conceptuele perspectiefneming (kunnen afleiden van iemands gedachten, intenties en overtuigingen) 19 20 Pragmatiek en Autisme (3) Factoren die taalgebruik beïnvloeden Verhaalopbouw Details in verhaal staan op de voorgrond Te weinig kern informatie geven Lange en complexe verhalen Reactie luisteraar niet checken taalvorm en taalinhoud temperament fysiek welbevinden taalgebruik sociaalemotionele vaardigheden algemene ontwikkeling cultuur/opvoeding opgedane ervaringen zintuigen intelligentie 21 22 Taaltherapie bij autisme Taaltherapie bij autisme (2) Factoren om mee rekening te houden Altijd rekening houden met ASS gedrag: structuur en duidelijkheid bieden (time timer, rustige ruimte, wiebelkussen) Moeite met generaliseren en transfer naar andere situaties Vaak belaste thuis omgeving Plafond eerder bereikt, doel bijstellen Wat pak je aan? En waar doe je een beroep op? (denk ook aan CC, EF, ToM) In groepjes bedenken: Woordvinding Taal-denken Verhaalopbouw Communicatieve functies/ conversatievaardigheden Figuurlijk taalgebruik 23 24 NVLF 5-11-2010 4
Taaltherapie (3) Terugkoppeling (per groep 2 soorten oefeningen): Woordvinding (EF) Taal-denken (CC) Verhaalopbouw (EF, CC) Communicatieve functies / Conversatievaardigheden (ToM) Figuurlijk taalgebruik (ToM, CC) Taaltherapie (4) Nog dit: Woordvinding: structuur geven (materiaal, categorie, vorm, kleur, doel), bijv. mond vol taal Taal-denken: mindmapping, DGM (denkstimulerende gespreksmethodiek), logische reeksen. Verhaalopbouw: Wie, wat, waar, wanneer, waarom (clou), hoe (hoe loopt het af) Conversatievaardigheden, conversatieregels aanleren Communicatieve functies, bijv. kinderen beter leren communiceren Figuurlijk taalgebruik: ik snap er geen bal van, spreekwoorden/gezegden, non-verbale informatie. 25 26 Handvatten woordomschrijving Mindmapping Vorm Kleur Materiaal Functie Categorie 27 28 Taal-denken (DGM) Verhaalopbouw Oefenen met problemen die opgelost moeten worden Wat zou je doen als je thee wilt zetten en de waterkoker/fluitketel is weg. de tafel wilt dekken en er is geen bestek. aardappels wilt schillen en je kunt geen mesje vinden. televisie wilt kijken en de televisie is kapot. met je boodschappen bij de kassa staat en je hebt geen portemonnee op zak. wilt douchen en er is alleen koud water. wilt gaan fietsen en je band is lek. Of gewoon gaan doen! (DGM) WIE : Wie is de hoofdpersoon? WAT: Wat gebeurt er in het verhaal? WAAR: Waar speelt het verhaal zich af? WANNEER: Wanneer speelt het verhaal? Eventueel ook: WAAROM: Wat is de clou / moraal / kern van het verhaal? HOE: Hoe werd het gedaan? Hoe loopt het verhaal af? 29 30 NVLF 5-11-2010 5
Verhaalopbouw Narratieve taal-teken therapie [C. Blankenstijn] 31 32 Videofragment Willem is 19 jaar Klassiek autisme Moeite om zich te handhaven in een groep Veel miscommunicatie Lang uitweiden over eigen thema s Logopedie voor broddelen, conversatievaardigheden en verhaalopbouw Fragment voor en na enige tijd therapie 33 34 Conversatie/taalgebruikregels Communicatieve functies Er zijn 5 hoofdregels (Blankenstijn): Je moet meedoen en meewerken Je moet helder zijn Je moet eerlijk zijn Je moet informatief zijn Je taal moet passend zijn in de situatie Beginnende communicatie 0;9-2 jaar (L.van den Dungen, & N. den Boon, 2001) Kinderen beter leren communiceren (F.Kingma 2010) Stroomdiagram: contact maken onderwerp kiezen onderhouden afronden Communicatie matrix http://www.communicationmatrix.org/ (Charity Rowland) 35 36 NVLF 5-11-2010 6
Figuurlijk taalgebruik Ik snap er geen bal van Stripverhalen 37 38 Videofilmpjes Reclame youtube http://www.youtube.com/watch?v=7t1q1mfx-da Funny movies: http://video.google.com/videoplay?docid= 599893174475504710# Wat is oorzaak-gevolg, non-verbale/figuurlijke info, detail-info, waarom is het grappig, 39 NVLF 5-11-2010 7