Magnetische materialen



Vergelijkbare documenten
1 Begrip magnetisatie.

1. Langere vraag over de theorie

INHOUDSOPGAVE MAGNETISME

Magnetisme. Hoofdstuk Inleiding. Doelstellingen

Fundamentele elektriciteit

Chapter 28 Bronnen van Magnetische Velden. Copyright 2009 Pearson Education, Inc.

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (1)

Glossary. Begrippenlijst magnetisme

Theorie Stroomtransformatoren. Tjepco Vrieswijk Hamermolen Ugchelen, 22 november 2011

3.3.2 Moment op een rechthoekige winding in een magnetisch. veld... 10

1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit

ABSTRACT Zonder magnetisme zou de wereld om ons heen er heel anders uitzien. De radio zou niet werken, computers zouden niet bestaan en op zee zou je

Magnetische toepassingen in de motorvoertuigentechniek (2)

Magnetisme - magnetostatica

Tentamen Fysica: Elektriciteit en Magnetisme (MNW)

Tentamen Fysica: Elektriciteit en Magnetisme (MNW en SBI)

Deeltoets II E&M & juni 2016 Velden en elektromagnetisme

V M.JACOBS INHAALCURSUS SLPL Paardenmarkt Antwerpen

Materialen en onderdelen. Nadruk verboden 1

Studiewijzer. de colleges in vogelvlucht

HOOFDSTUK 1: Fysische grondslagen van de elektrotechniek

I A (papier in) 10cm 10 cm X

Elektro-magnetisme Q B Q A

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

Hoofdstuk 13 Magnetische velden. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

1. Twee lichamen zijn op een afstand van 30 cm van elkaar opgesteld. Het ene lichaam is negatief geladen met een lading van

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (3D020)

HOGERE ZEEVAARTSCHOOL ANTWERPEN SCHEEPSWERKTUIGKUNDE. Basiselektriciteit. Author: Willem MAES

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Langere vraag over de theorie

Extra proeven onderofficier weerkundig waarnemer

TeTech. Cursus "Spoelen en Transformatoren".

MAGNETISME & ELEKTRICITEIT

8 College 08/12: Magnetische velden, Wet van Ampere

3 Zelfinducties. Andere criteria:

Fiche 7 (Analyse): Begrippen over elektriciteit

Vak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005

Toelichting bij de gap-berekening2.xls spreadsheet. TeTech, AUG 2004, Versie 1.3, Wim Telkamp. Copyright TeTech

. Vermeld je naam op elke pagina.

Tentamen E&M 25 Juni 2012

Hoofdstuk 29 Electromagnetische Inductie en de wet van Faraday. Copyright 2009 Pearson Education, Inc.

Tentamen. Elektriciteit en Magnetisme 1. Woensdag 22 juni :00-12:00. Schrijf op elk vel uw naam en studentnummer. Schrijf leesbaar.

Formules en begrippen Okt 2006

Inleiding Elektriciteit en Magnetisme

Addendum: Commentaar ivm de zelfinductie.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Hoofdstuk 6: Elektromagnetisme

Project 5 TEE: Wetenschappelijk onderzoek rond de werking van een inductiekookplaat.

FORMULE BLAD - VERON ZENDCURSUS

HOOFDSTUK 2: Elektrische netwerken

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

3. De éénfasige transformator

INVLOED VAN MATERIAAL (MEDIUM)

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (3D020)

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektromagnetisme. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

CURSUS ELEKTRICITEIT. B.Marckx

Dimensies, eenheden en de Maxwell vergelijkingen

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Tentamen ELEKTRISCHE OMZETTINGEN (et2 040)

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Hertentamen Elektromagnetisme: Theorie (NS-107B)

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

Opgave 3 Staafmagneten, hoefijzermagneten, naaldmagneten en schijfmagneten.

1 Overzicht theorievragen

1 ELECTROSTATICA: Recht toe, recht aan

HYSTERESIS. Vakoverschrijdend Practicum. 2 de Kandidatuur Burgerlijk Ingenieur. Prof. dr. Gaston Van Den Berge

Schriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme

Extra proeven onderofficier voor technische functie (en meteo)

Wettelijke Eenheden. volgens NBN C (1984)

Newton - HAVO. Elektromagnetisme. Samenvatting

Supergeleidende magneten in LHC. De beperktheid van traditionele magneten dwingen fysici supergeleidende

Overgangsverschijnselen

Oplossing oefeningen. Deel 1: Elektriciteit

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

1. Langere vraag over de theorie

Impedantie V I V R R Z R

Schriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme

De BalUn en aanpassingstrafo onder de loep

Het elektrisch stick-relais. Opleiding en Vorming

E3 H3 Elektromagneten. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Vrijdag 19 augustus, uur

Tentamen E&M 13-mei-2004

Extra College; Technieken, Instrumenten en Concepten

Hoofdstuk 2: Weerstand van een geleider

Elektromagnetische inductie

Woensdag 21 mei, uur

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

Cursus "Elektromagnetisme voor Antennes en Elektronica" M.H. Trompstraat HT Maarssen The Netherlands

Extra proeven onderofficier voor een technische functie

Practicum complexe stromen

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

Oplossing examenoefening 2 :

1. Weten wat elektrische stroom,spanning en vemogen is en het verband ertussen kennen 2. Elektrische netwerken kunnen oplossen

LES1: ELEKTRISCHE LADING DE WET VAN COULOMB. H21: Elektrische lading en elektrische velden

Rekenkunde, eenheden en formules voor HAREC. 10 april 2015 presentator : ON5PDV, Paul

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (3D020)

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme

Transcriptie:

1 Hoofdstuk 1: Fysische beschouwingen 1. Inleiding magnetische afstandswerking = afstandswerking tussen bewegende ladingen Om de krachtwerking tussen twee stroomvoerende geleiders te beschrijven voeren we het begrip magnetisch veld in: de eerste geleider veroorzaakt in zijn omgeving een magnetisch veld B, de tweede geleider ondervindt een kracht als gevolg van zijn aanwezigheid in het magnetisch veld van de eerste geleider. De juiste benaming voor B is de magnetische inductie, we zullen verder in dit hoofdstuk het onderscheid maken met de magnetische veldsterkte H.

2 Wet van Biot & Savart: µ 0 idl r db = 4 π r³ (v1.1) Eenheid van B is de Tesla = N/Am. µ 0 = permeabiliteit van het vacuüm (of lucht) = 4π.10-7 Tm/A.

3 oneindig lange rechte geleider: B µ I 2πr = 0 cirkelvormige stroomkring: µ 0 IR² B = 2 ( R² + x²) 2

4 spoel net N windingen: In het midden van de spoel: µ 0NI B = l Aan de uiteinden van de spoel is B: µ 0NI B = 2l De veldlijnendichtheid in het midden van de spoel is dus groter dan aan de uiteinden: een deel van de veldlijnen lekt door de wanden van de spoel naar buiten, men noemt dit de lekflux.

5 De elementaire magnetische kracht df die een stroomelement idl van een geleider in een magnetisch veld B ondervindt is gelijk: df = i( dl B ) De magnetische krachtwerking op een lading q met snelheid v. F = qv ( B )

6 Een stroomkring in een magnetisch veld ondervindt een krachtenkoppel gegeven door: T = µ B Hierin is µ het magnetisch moment van de stroomkring. De grootte van µ is S.i, met i de stroom en S het oppervlak van de stroomkring. De zin van µ wordt bepaald met de regel van de kurkentrekker ( zie figuur 1.4).

7 Magnetische veldlijnen zijn steeds gesloten lijnen waaruit volgt dat de oppervlakte-integraal van B over een gesloten oppervlak: BdS. = 0 (v1.9) De lijnintegraal van B langs een gesloten lijn is echter niet noodzakelijk gelijk aan nul. Volgens de stelling van Ampère is: Bdl. = µ i (v1.10) 0 waarin i de netto stroom is die door de kring wordt omsloten.

8 2. Het magnetisch veld in magnetische middenstoffen. Het magnetisch veld van de magnetische dipolen.

9

10 Beschouwen we nu een volume-element dv rond een bepaald punt P in de magnetische middenstof. Figuur 2.3 Een volume-element dv met B M, B 0 en B Het magnetisch veld B bestaat uit twee componenten: B : de magnetische inductie die representatief is voor het magnetisch veld in P dat veroorzaakt is 0 door bewegende vrije ladingen en door magnetische dipolen buiten dv. B : de magnetische inductie die representatief is voor het magnetische veld in P dat veroorzaakt is M door de magnetische dipolen in dv.

11 Het totale magnetische veld B in het volume-element dv is dan gelijk aan: B = B + B (v2.1) 0 M Voor een lineaire magnetische stof is B m evenredig met B : B m = χ m B (v2.2) χ m noemt men de magnetiseerbaarheid van de middenstof. Substitutie van (v2.2) in (v2.1) geeft: B0 B = χ 1 m Stellen we: 1 µ r = 1 χm (v2.3) Dan bekomen we: B = µ B (v2.4) r 0 µ r is de relatieve permeabiliteit en is een dimensieloze materiaalconstante.

12 3. De magnetische veldsterkte H. B onafhankelijk is van de materie in P 0 B /µ 0 is onafhankelijk van de middenstof in P 0 daar B 0= B/µ r geldt: B is onafhankelijk van de middenstof in P µ µ 0 r B H = µ µ 0 r en wij noemen deze grootheid de magnetische veldsterkte. H wordt uitgedrukt in A/m.

13 B0 B B B H = = = µ µ µ µ µ m 0 0 r 0 0 De grootheid B M/µ 0 noemen we de magnetisatie M. Aldus bekomen we: B=µ (H+M) 0 B=µ µh 0 r De magnetische inductie B in een volume-element dv bestaat dus uit 2 delen: µ 0 H welke te wijten is aan alle bewegende ladingen (stromen, vrije ladingen en magnetische dipolen) die zich buiten het volume-element bevinden, en µ 0 M veroorzaakt door de magnetisatie van de materie in het volume-element

14 In vacuüm is : B=µ H. 0 Dit geldt eveneens voor niet magnetiseerbare stoffen waarvoor χ m = 0 ( of µ r =1 ). Lucht is hiervan een voorbeeld.

15 4. De stelling van de kringintegraal van H. Een stroomvoerende geleider en een gesloten lijn L die hem omcirkelt. Wij verwijderen (in gedachten) de middenstof in de directe omgeving van de gesloten lijn B dl = µ i 0 0 In het rechter lid is de totale stroomsterkte opgenomen die het oppervlak waarvan L de randlijn is, doorboort. Het gaat enkel om i: de magnetische dipolen leveren immers geen bijdrage daar zij equivalent zijn met kringstroompjes die het vermeld oppervlak eens in de ene en eens in de andere zin doorboren.

16 B dl = µ i en B = µ B 0 0 B dl = i µ µ 0 r Hdl = i Dit geldt ongeacht de vorm van de stroomvoerende geleiders en ongeacht de samenstelling van de middenstof. r 0

17 5. Het magnetisch circuit. De wet van Hopkinson in een magnetische kring = de flux F B constant Figuur 5.1 Magnetische kring met veranderlijke doorsnede S en permeabiliteit µ r.

18 L L Hdl = Ni B dl = Ni µ µ 0 r L < B > dl = Ni µ µ 0 r L ΦB S µ µ 0 r dl = Ni Aangezien de flux F B een constante waarde heeft: dl Φ B = Ni S µ µ L 0 r

19 dl Φ B = Ni S µ µ L 0 r R = L dl Sµ µ 0 r en I =NI I Φ B = de wet van Hopkinson. R R noemen we de reluctantie [eenheid: A/W b ]. Deze is volledig bepaald door de geometrie en samenstelling van de magnetische kring. I =NI noemt men de magnetomotorische kracht of MMK en heeft als eenheid A, of soms ook A-windingen aangezien Iook evenredig is met het aantal windingen N.

20 R = L dl Sµ µ 0 r en I =NI I Φ B = de wet van Hopkinson. R Indien men bijvoorbeeld een gesloten magnetische kring heeft die uit twee gedeelte bestaat: een met lengte l 1, doorsnede S 1 en permeabiliteit µ r1 een met lengte l 2, doorsnede S 2 en permeabiliteit µ r2 dan is de totale reluctantie: l1 l2 R = + S µ µ S µ µ 1 0 r1 2 0 r2

21 6. Verschillende soorten van magnetisatie. Naargelang de waarde en het teken van χ m onderscheidt men: diamagnetische materialen. χ m -10-5 en dus µ r < 1 Cu, Ag, Au, Bi paramagnetische materialen. χ m = 10-5 à 10-2 in principe altijd aanwezig ferromagnetische materialen. hoge µ r (10 3 à 10 5 of meer) die op niet lineaire wijze afhangt van H. Fe, Ni en Co Curie temperatuur T c

22 Figuur 6.1 BH- curven van een ferro- en ferrimagnetisch materiaal

23 antiferromagnetisme χ m is klein (10-5 à 10-3 ) ferrimagnetisme de magnetische momenten van naburige atomen of ionen zijn eveneens antiparallel gericht maar ongelijk zodat een netto magnetisch moment ontstaat in afwezigheid van een uitwendig veld. De bijzonderste vertegenwoordigers van de ferrimagnetische materialen zijn samengestelde oxides die de zgn. spinelstructuur vertonen: XOFe 2 O 3 met X een metaal; men spreekt van ferrieten. Hun gedrag is gelijkaardig met dit van ferromagnetische materialen (gebied structuur, hysteresislus). De verzadigingsmagnetisatie is groot genoeg om commercieel bruikbaar te zijn maar kleiner dan bij ferromagnetische materialen. Ferrieten vertonen echter het voordeel van de zeer grote soortelijke weerstand.

24 Flux Fluxdichtheid Mmk Magnetische veldsterkte SI Weber (Wb) 1 Wb = 10 8 M Tesla (T) 1 T = 10 4 G ampèrewindingen ( Aw) 1 Aw = 1,257 Gilbert Aw/m 1 Aw/m = 0,01256 Oe cgs Maxwell (M) 1 M = 10-8 Wb Gauss (G) 1 G = 10-4 T Gilbert 1 Gilbert = 0,7958 Aw Oersted (Oe) 1 Oe = 79,6 Aw/m tabel met de SI-eenheden

25 Hoofdstuk 2: Overzicht der voornaamste ferro- en ferrimagnetische materialen.

26 Zacht magnetisch materiaal : wanneer de hysteresislus smal is en het remanent magnetisme klein Harde magnetische materialen : vertonen een brede hysteresislus, een sterk remanent magnetisme en een zeer grote coërcitieve veldsterkte. Figuur 2.1. B/H- curve van zacht en hard Figuur 2.2 Energieinhoud (B.H)max magnetisch materiaal

27 1. Zachte ferromagnetische materialen. Weekijzer of zachtstaal. Bestaat praktisch volledig uit Fe (koolstofgehalte < 0,05 %). IJzer-Silicium legeringen. Toevoeging van Si aan Fe verhoogt de resistiviteit, vermindert magnetische verliezen en verhoogt de permeabiliteit. IJzer - Nikkel legeringen Worden vnl. gekenmerkt door een zeer grote permeabiliteit. IJzer - kobalt legeringen Bepaalde ijzer - kobalt legeringen (bvb. Permendur = Fe + Co + V) verenigen een hoge permeabiliteit ( > 10000) met een hoge saturatieinductie ( 2T)

28 1 kg = 0.1 T Tabel 2.1 Typische eigenschappen van zachte ferromagnetische materialen.

29 2. Zachte ferrieten Zachte ferrieten komen in de handel voor onder de benaming ferroxcube. De voornaamste vertegenwoordigers zijn : Mn Zn ferrieten ( MnO - Fe 2 O 3 - ZnO ): ferroxcube 3 Ni Zn ferrieten ( NiO - Fe 2 O 3 - ZnO ): ferroxcube 4 Ni Zn ferrieten hebben een zeer hoge resistiviteit en zijn daarom het meest geschikt voor frequenties boven 1MHz. Mn Zn ferrieten hebben een hogere permeabiliteit en saturatieniveau.

30

31 3. Harde magnetische materialen Geen leerstof

32 Hoofdstuk 3: Technologie en eigenschappen van spoelen

33 1. Eigenschappen van zachte ferrieten. a) B /H-curve Deze curve geeft het verloop weer van de magnetische inductie B i.f.v. de magnetische veldsterkte H. Men maakt onderscheid tussen: de normale magnetiseringscurve de hysteresiscurve: Figuur 3.1 a) normale magnetiseringscurve b) open hysteresis + minor loop

34 b) De permeabiliteit de initiële permeabiliteit : µ i 1 B = lim H µ H Æ 0 0 de maximum permeabiliteit de incrementele permeabiliteit µ 1 B =. met bv. B < 0,2m T µ H 0

35 c) Verliezen in zachte ferrieten De verliezen in magnetische materialen bestaan uit 3 componenten: 1. de wervelstroomverliezen (Eddy current losses). 2. de hysteresisverliezen. 3. de residuele verliezen

36 1. de wervelstroomverliezen ε dφb db = = πr² dt dt i db db πr² rd dr = ε = dt = dt R 2πr ρ 2ρ ddr db πr³ d ² P = i² R = dt dr 2ρ

37 2. de hysteresisverliezen. De energie W opgehoopt in een magnetisch materiaal met volume V wordt gegeven door de uitdrukking: B W = V Ú HdB. PH = V HdB f Bmax 0 3. de residuele verliezen omvatten alle overige verliezen, bijvoorbeeld deze ten gevolge van magnetostrictie. Dit is de verandering van de relatieve lengte van een magnetisch materiaal o.i.v. een magnetisch veld. De grootste waarde van l/l treedt op bij saturatie.

38 De complexe permeabiliteit µ r µ = µ - j µ r r r Z = R K + jω L S = jω L 0. µ = j ω L ( µ - j µ ) r 0 r r met L 0 = µ 0. N 2 S l = zelfinductie van de luchtspoel. R K = ω L 0. µ r L s = L 0. ' µ r ω Ls µ r 1 = = R µ tg δ k r m

39 De verliesfactor tg δ/µ i. o beoordelingsgetal van een kernmateriaal o opgegeven in functie van de frequentie o Bij aanwenden van een luchtspleet: tg δ tg δ l = µ µ o houdt enkel rekening met de wervelstroomverliezen en de residuele verliezen en niet met de hysteresisverliezen. i e

40 Kernverliezen bij verschillende FXC- soorten, gemeten op standaard ringen bij kleine uitsturing.

41 De hysteresis materiaal constante η B tg δ µ e h = η. B B tg δ m = tg δ (wervelstroom-en residuele verliezen) + tg δ h (hysteresisverliezen)

42 Het specifiek vermogenverlies Het specifiek vermogenverlies van Ferroxcube 3C90.

43

44

45

46

47 2. Het gebruik van een luchtspleet. l la l = + = µ µ S µ S µ µ S 0 r 0 0 e effectieve permeabiliteit van de luchtspleetspoel: µ e µ r = 1+ µ Voor bijvoorbeeld µ r = 1000 en l a /l = 0,001 wordt µ e = 500. r la l Uit de uitdrukking voor µ e leidt men ook af : µ e µ r µ = µ µ µ e r r tg δ tg δ l = µ µ i e e

48 Men kan stellen dat : zolang µ r groot genoeg is (en er geen saturatie optreedt), is de effectieve permeabiliteit praktisch volledig bepaald door de geometrieparameters l a en l en niet door de magnetische stof zelf. Het magnetisch circuit is lineair en zelfs regelbaar. luchtspleetspoelen hebben een lagere zelfinductie dan bij afwezigheid van een luchtspleet; eventueel kan de zelfinductie verhoogd worden door meer windingen aan te brengen. de zelfinductie blijft constant tot veel hogere stroomwaarden dan bij een spoel zonder luchtspleet. de zelfinductie is veel minder afhankelijk van de temperatuur ; men moet echter wel rekening houden met de thermische uitzetting van de kern en de daaruit volgende gewijzigde afmetingen van de luchtspleet.

49 Figuur 3.6 a) Kernen met luchtspleet; invloed van de luchtspleet op de BH- curve

50 3. Eigenschappen van spoelen. de coëfficiënt van zelfinductie L : L = N² A l e e µ µ 0 r de eigencapaciteit C d en de eigenresonantiefrequentie f 0. f 0 1 = 2π LC d

51 a) b) Eigencapaciteit en meting van de eigenresonantiefrequentie van een spoel. Gedrag van een spoel in de buurt van de resonantiefrequentie.

52 de kwaliteitsfactor Q : ωls Q = R s De verliesweerstand R s kan samengesteld gedacht worden uit verschillende componenten: a) verliezen in de wikkeling (R w ) Ohmse verliezen Wervelstroom verliezen Diëlectrische verliezen b) verliezen in de kern (R K ). hysteresis-, wervelstroom en residuele verliezen: R K = ω L s tgδ m.

53 Figuur 3.9 Verliezen en Q- factor van een spoel. R K kan eventueel opgesplitst worden in R K = R h + R e + R r met R h B max.f (hysteresisverliezen) R e f 2.1/ρ (wervelstroomverliezen, ρ = soortelijke weerstand) R r f (residuele verliezen) temperatuursfactor α F : TC = α F. µ e