Elektro-magnetisme Q B Q A

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Elektro-magnetisme Q B Q A"

Stefan Goossens
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Elektro-magnetisme 1. Een lading QA =4Q bevindt zich in de buurt van een tweede lading QB = Q. In welk punt zal de resulterende kracht op een kleine positieve lading QC gelijk zijn aan nul? X O P Y <A> X Y <C> O <D> P Q A Q B 2. Bereken het totaal vermogen dat door de batterij geleverd wordt in de volgende schakeling. 2 = 2 = 1 = 4 <A> 69,8 W 685 W <C> 11,1 W <D> 48,0 W 24 V = 3 6 = 3 = 5

2 3. Een elektrische stroom loopt naar boven door een rechte stroomvoerende geleider. Evenwijdig aan deze geleider beweegt een positieve lading naar boven. Welke kracht werkt op deze lading? I v <A> Een kracht in het vlak van het blad naar links gericht. Een kracht in het vlak van het blad naar rechts gericht. <C> Een kracht wijzend naar voor, uit het vlak van het blad. <D> Een kracht wijzend naar achter, in het vlak van het blad.

3 4. Gegeven is de volgende schakeling. 1 =10 U= 100V 3 = =80 Welke grafiek geeft het best de verhouding van de waarde van de veranderlijke weerstand in functie van de stroomsterkte weer: 3 A 3 B I 10 I 3 C 3 D <A> grafiek A grafiek B <C> grafiek C <D> grafiek D 10 I 10 I

4 5. Twee even grote en tegengestelde ladingen Q en -Q bevinden zich oorspronkelijk op een bepaalde afstand van elkaar en oefenen op elkaar een kracht uit van N. Wanneer men de afstand tussen de twee vergroot met 60 mm, dan verkleint de Coulombkracht 9 maal. Hoe ver stonden de ladingen oorspronkelijk van elkaar? <A> 15 mm 20 mm <C> 30 mm <D> 40 mm 6. Een horizontale ijzeren staaf van 12 gram hangt aan 2 veren met dezelfde veerconstante. De staaf bevindt zich in een magnetisch veld van 0,40 Tesla en is 60 cm lang. De veldlijnen van het magnetische veld gaan in het vlak van het blad. In welke richting moet je een stroom sturen door de horizontale staaf en hoe groot moet die stroom zijn als je de spankracht in de veren wil opheffen? <A> De stroom is gericht naar rechts en bedraagt 0,50A De stroom is gericht naar links en bedraagt 0,25A <C> De stroom is gericht naar rechts en bedraagt 0,25A. <D> De stroom kan men niet berekenen, de veerconstante is niet gegeven. 7. Een trein van 150 ton die aan 108 km/h rijdt moet halt houden in een station om passagiers te laten uitstappen. Hoeveel kost het om de trein vervolgens terug op gang te trekken naar 108 km/h als 1 kwh 10 eurocent kost? <A> 0,9 1,9 <C> 2,9 <D> 3,6

5 8. Door een lange rechte geleider loopt 1A naar beneden. echts ervan loopt een stroom van 3A in een parallelle rechte geleider naar boven. Waar zal de magnetische inductie nul zijn? <A> M N <C> P <D> O I M N O P 3I 9. Op de Ampèremeter in de figuur lezen we een stroom van 0,65 A af. De voltmeter geeft 12,5 V aan. Bereken de weerstand van? <A> 19,23 5,77 <C> 83,3 <D> De weerstand kan niet berekend worden omdat de stroom door niet gekend is. A V Variant A: Twee even grote bollen A en B zijn geleidend en ongeladen. Ze worden met elkaar in contact gebracht. Vervolgens wordt een negatief geladen bol C rechts in de buurt van bol B gebracht. Bollen A en B worden terug van elkaar verwijderd. Bol C wordt tenslotte weer verwijderd. Wat is de lading van de bollen A en B? <A> Beide bollen zijn ongeladen Beide bollen zijn positief geladen <C> Bol A is positief geladen, bol B is negatief geladen <D> Bol A is negatief geladen, bol B is positief geladen A B - C

6 Variant B: Twee even grote bollen A en B zijn geleidend en ongeladen. Ze worden met elkaar in contact gebracht. Vervolgens wordt een negatief geladen bol C rechts in de buurt van bol B gebracht. Bol C wordt weer verwijderd. Bollen A en B worden tenslotte terug van elkaar verwijderd. Wat is de lading van de bollen A en B? <A> Beide bollen zijn ongeladen Beide bollen zijn positief geladen <C> Bol A is positief geladen, bol B is negatief geladen <D> Bol A is negatief geladen, bol B is positief geladen 11. Welke weerstand heeft het grootste vermogen in de volgende schakeling als alle weerstanden gelijk zijn? <A> 1 3 <C> 4 <D>

7 12. Tussen twee evenwijdige platen heerst een elektrisch veld met veldsterkte E. Een neutron en een proton worden loodrecht op de veldlijnen in het veld gestuurd. Welk van de onderstaande figuren geeft de correcte baan van het neutron en het proton weer? <a> n E E p p n p n p <c> n <d> E E <A> figuur a figuur b <C> figuur c <D> figuur d 13. Een elektron beweegt van links naar rechts tussen de platen van een vlakke condensator in een magnetisch veld van 0,02 T dat loodrecht staat op het vlak van dit blad. De afstand tussen de platen is 4 cm en ze staan onder een spanning van 4000 V. e v U=4000V Bij welke snelheid gaat het elektron rechtdoor? <A> m/s - m/s <C> m/s <D> m/s

8 14. Gegeven zijn 4 schakelingen met stroombron, een lamp en twee schakelaars. A B C D Bij welke schakeling kan men met beide schakelaars de lamp zowel aanzetten als uitzetten? <A> Schakeling A 15. Schakeling B <C> Schakeling C <D> Schakeling D In de figuur zijn twee geïsoleerde rechte stroomvoerende geleiders getekend. Ze vervoeren dezelfde stroomsterkte. 1 2 I In welk(e) punt(en ) van de figuur is de magnetische inductie nul? I <A> punt 1 punt 4 <C> punten 1 en 3 <D> punten 2 en 4 4 3

9 16. In de figuur is een schakeling van drie weerstanden gegeven. 1 =2 2 =6 P 2 =150W U= 48V Wat is de spanning over de weerstand van 2 ohm? <A> 48V 24V <C> 12V <D> 18V

10 17. In de figuren hieronder zijn gelijk geladen bollen met aangegeven massa en lading opgehangen aan twee touwen. De lengte van het touw in situatie 3 is het dubbel van de lengte in situaties 1 en 2. ijk. m m Q 1 Q 1 2 m 2 m Q 2 Q 2 m m Q 3 Q 3 Wat kan je zeggen over de ladingen Q2 en Q3 ten opzichte van Q1? <A> Q2 2. Q1 en Q3 2. Q1 Q2 2. Q1 en Q3 2. Q1 <C> Q2 Q1 en Q3 4. Q1 <D> Q2 2. Q1 en Q3 4. Q1

11 18. Een rechthoekig magnetische veld gaat loodrecht in het vlak van dit blad. Door een ringvormige geleider in het vlak van het blad gaat een stroom met tegenwijzerzin. C A I B D In welke zin beweegt de ringvormige geleider dan? <A> naar onder naar boven <C> naar links <D> naar rechts

12 19. Vier ladingen zijn gelijk in grootte en bevinden zich op de hoekpunten van een vierkant. Bij welke figuur is in het middelpunt van het vierkant de potentiaal gelijk aan 0 V en de elektrische veldsterkte gelijk aan 0 N/C? <A> <C> <D>

13 20. A In een open stroomkring is een ideale bron geschakeld aan een onbekende weerstand x. Tussen de punten A en B wordt een spanning gemeten van 4V. x B De stroomkring wordt nu gesloten door een weerstand van 2 ohm in de kring op te nemen. Tussen de punten A en B meet men nu een spanning van 2V. x A =2 B Hoeveel bedraagt de weerstand x? <A> 0,5 Ω 1 Ω <C> 2 Ω <D> 4 Ω

14 21. Twee lange rechte stroomvoerende geleiders L1 en L2 komen uit het vlak van het blad. Ze bevinden zich op de hoekpunten van een rechthoek met lengte 2d en breedte d. Door geleider L1 gaat een stroom van 4A. De resulterende magnetische inductie in punt x is op schaal getekend in de figuur. B x L 1 L 2 d Hoe groot is de stroom die gaat door L2? <A> 2 A 4 A <C> 8 A <D> 16 A

15 22. Een staafmagneet bevindt zich in de buurt van een spoel. Ze bewegen ten opzichte van elkaar met snelheid v. In welke figuur wordt in de spoel een stroom geïnduceerd die in de geleider onderaan naar links (van b naar a) gaat? <A> De magneet beweegt naar de spoel toe. De magneet beweegt naar de spoel toe. v S N v N S a b a b <C> De magneet beweegt van de spoel weg. <D> De spoel beweegt naar de magneet toe. v N S v S N a b a b

16 23. Twee stromen I1 en I2 verdwijnen in het vlak van dit blad, I2 is dubbel zo groot als I1. Welke figuur geeft dan best de krachten weer die werken op deze stroomvoerende geleiders? <A> I 1 I 2 I 1 I 2 <C> I 1 I 2 <D> I 1 I Twee weerstanden en een spanningsbron zijn geschakeld in een stroomkring. y y U b x U b x Men verbindt de punten x en y met een geleider. Welke stroom gaat dan door de geleider die men op de kring heeft verbonden? <A> nul <C> <D> U b 1 U b Ub 1 2

17 25. In het midden van de zijden van een rechthoek met zijden L en 2L bevinden zich puntladingen zoals aangegeven in de figuur. -2Q B C -Q A Q Welke vector is een voorstelling op schaal van de elektrische veldsterkte in het centrum van de rechthoek. D 2Q <A> vector A vector B <C> vector C <D> vector D

18 26. Een magnetisch veld verdwijnt loodrecht in het vlak van dit blad. Een vierkante winding ligt op tijdstip nul in het vlak van dit blad. De winding draait met constante hoeksnelheid rond haar zijde ab. a Welke figuur toont het best de grootte van de flux als functie van de tijd? <A> b / / / / <C> / / t <D> / / t t t

19 27. Gegeven is een elektrische schakeling. Hoeveel bedraagt de totale stroom door deze schakeling? U <A> <C> <D> 2. U 3. U 3. 2.U 3. U 2.

20 28. Twee tegengesteld geladen platen staan op een afstand van elkaar. Tussen deze platen heerst een elektrische veld. Het elektrisch veld wordt positief gerekend in de zin van de positieve x-as of y-as. x - Welke grafiek heeft de elektrische veldsterkte weer als functie van de afstand tot de positieve plaat? <A> E E x <A> x E E x x

Vergelijkbare documenten

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar.

Mkv Magnetisme. Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. Mkv Magnetisme Vraag 1 Twee lange, rechte stroomvoerende geleiders zijn opgehangen in hetzelfde verticale vlak, op een afstand d van elkaar. In een punt P op een afstand d/2 van de rechtse geleider is