AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:



Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5469

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 5 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 7 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:


AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 28 februari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

Transcriptie:

Raad vanstatc 201012059/1/V1. Datum uitspraak: 25 januari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 17 november 2010 in zaak nr. 09/48752 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister van Justitie.

201012059/1/V1 2 25 januari 2011 1. Procesverloop Bij besluit, verzonden op 10 augustus 2009, heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit, verzonden op 22 december 2009, heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 17 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 13 december 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister voor Immigratie en Asiel heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201012059/1/V1 3 25 januari 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.J.M. Schuyt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat. w.g. Schuyt lid van de enkelvoudige kamer w.g. Beerse ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011 382-636. Verzonden: 25 januari 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,

13/12/2018 15:59 028-6343491 DISTELPLEIN ADU PAG. 04/B7 ^ - 2 uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers: AWB 09/48752 (beroep) AWB 09/48753 (voorlopige voorziening) V-nr: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorztenmgenrechter in het geding tussen: geboren op, van Marokkaanse nationaliteit, eiseres gemachtigde: mr, J. Ruijs, advocaat te Amsterdam en: de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. I. Boon, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, Procesverloop Bij besluit van 10 augustus 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 30 juni 2009 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking "verblijf bij partner afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 22 december 2009 ongegrond verklaard. Op 31 december 2009 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook de partner en kinderen van eiseres waren ter zitting aanwezig. De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Overwegingen I. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 22 december 2009 het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard. Verweerder meent dat aan eiseres op goede gronden is tegengeworpen dat zij niet in het bezit is van een machtiging tot

13/12/2016 15:59 020-6343491 PAG. 05/07 Zaaknummers: AWB 09/48752 (beroep) en 09/48753 (voorziening) Pagina 2 van 4 voorlopig verblijf (mvv). 2. Eiseres stelt dat zij niet terugkan naar Marokko in verband met famüieproblemen. Haar vader is het niet eens met haar keuze voor een partner met een Irakese achtergrond en eiseres heeft via haar ZÜS vernomen dat haar vader haar daarom wil vermoorden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten haar niet kunnen beschermen tegen haar vader. 3. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat -los van de vraag of de familieproblemen asielgerelateerd zijn- geenszins is gebleken of aannemelijk is geworden dat de Marokkaans«autoriteiten eiseres niet kunnen beschermen tegen haar vader. 4. In beroep heeft eiseres betoogd dat verweerder in het kader van het door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermde recht op eerbiediging van haar familie- en gezinsleven een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt Daartoe heeft zij aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen en met de belangen van haar partner en kinderen. De kinderen zijn zeer jong en haar partner en kinderen zullen in Marokko problemen ondervinden als gevolg van hun Irakese achtergrond. 5. Niet in geschil is dat tussen de eiseres, haar partner en hun kmderen sprake is van familieen gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 T eerste lid* van het EVRM. Van inmenging in het recht op eerbiediging daarvan is evenwel geen sprake, aangezien de weigering eiseres hier te lande verblijf toe te staan er niet toe strekt een verblijfstitel te ontnemen die haar tot het uitoefenen van het familie- en gezinsleven in staat stelde. 6. Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof van de rechten van de mens (onder meer het arrest van 25 april 2O07 t nr. 16351/03, Konstatinov tegen Nederland; JV 2007/251) dient er, ongeacht of sprake is van een positieve of negatieve verplichting, een "fair balance" te worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het Nederlands algemeen belang anderzijds, 7. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit gemotiveerd op het standpunt gesteld da niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat sprake is van een verplichting tot verblijfsaanvaarding, Daarbij heeft verweerder de 2eer jonge leeftijd van de kinderen in aanmerking genomen. Van de kinderen kan gelet op de leeftijd gevergd worden om eiseres te volgen, aldus verweerder. Ook zijn er volgens verweerder geen objectieve belemmeringen om het familie- en gezinsleven in Marokko uit te oefenen. De stelling dat de familie problemen zal krijgen als gevolg van de Irakese achtergrond, is in het geheel niet onderbouwd. 8. Het geheel van de voor de te verrichten belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden geeft geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering eiseres een verblijfsvergunning te verlenen, niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. 9. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

13/12/2010 15:59 020-G343491 DISTELPLEIN ADU PAG. 06/07 Zaaknummers: AWB 09/487.12 rheroep) en 09/48753 (voorziening) Pagina 3 van 4 inzake 10. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Ten aanzien van het beroeo en het verzoek om een voorlopige voorziening 11. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.

13/12/2810 15:59 028-6343491 DISTELPLEIN ADU PAG. 07/07 Zaaknummers: AWB 09/48752 (beroep) en 09/48753 (voorziening) Pagina 4 van 4 Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 09/48752, verklaart het beroep ongegrond. De voorzien ingenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 09/48753, wijst het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. Rombouts, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R,A.J. Hubel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2010. De griffier De rechter Afschrift verzonden op: ^ -, MMI OfJIQ Conc.:SH Voor kopie cor Coll.: AR d*. griffie ^^Arrondissements- D: C rechtbanj?$jftor Bestuursrecht VK te AmsK Tegen de uitspraak op het berds^ltmti hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Rondwan State) Afdeling bestuursrechtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken, PÏKÏBps 16113/2500 BC *s-cravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier rajfckcritmust de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5\m d &wb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85. eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

2010 15:59 020-6343491 DISTELPLEIN ADU PAG. d v o c a t e n k a n t o o O i s t e I p I e i n Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC Den Haag Faxnummer: 070 3651380 RAAD VAN STATE INGEKOMEN "' 1 3 DEC 2010 mr. F.S.P. GfjsbertJ Hodenpip rm mr. A.M. Hllhorsl nr. J. Tuiljer mr. J. Ruïjs mw. mr. M.M.A. Appelman mr. ing. BJ.denHartog Dlstelpleln 10-14 1031 XH Amsterdam Postbus 37042 1030 AA Amsterdam Telefoon (020) 032 02 51 Telefax (020)6343491 Slak«'«Y<?**. 'ML «"«ttm&edflfc' P?4 : Amsterdam Ons kenmerk Uw kenmerk Betreft 9 december 2010 20100916JRjr 09/48752 Hoger beroep beslissing Rechtbank Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam. Zaaknummer: AWB 09/48752 geeft eerbiedig te kennen: seboren op. van Marokkaans nationaliteit wonende te., aan het adres te dezer zake woonplaats kiezende te Amsterdam aan het Distelplein 10-14, Postbus 37042 te (1030 AA) Amsterdam, ten kantore van advocaat mr, J. Ruijs, die hierbij verklaart te dezer zake door appellante bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om namens haar dit hoger beroepschrift in te dienen en te ondertekenen; Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de Rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, zaaknummer 09/48752, waarbij het beroepschrift van appellante ongegrond werd verklaard. Van de beschikking waarvan hoger beroep wordt als productie 1 een afschrift overgelegd. Algemeen: Appellante is, afgezien van haar persoonlijk belang bij dit hoger beroepschrift van mening dat de grieven hiervan rechtsvragen aan de orde stellen die 'mbet belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, en derhalve de aangevoerde grieven tot vernietiging van de aangevallen uitspraak behoren te leiden.

13/12/2010 15:59 020-6343491 DISTELPLEIN ADU PAG. 02/07 Advocatenkantoor Distelplein 2 Appellante verwijst daartoe tevens naar hetgeen door of namens haar in vorige instanties is verklaard en aangevoerd, waarvan de inhoud als hier woordelijk herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Appellante wenst de navolgende grief naar voren te brengen. Grieft: Ten onrechte overweegt de rechtbank, (op pagina 2, alinea 7 en 8) het volgende: "7. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat sprake is van een verplichting tot verblijfsaanvaarding. Daarbij heeft verweerder de zeer jonge leeftijd van de kinderen in aanmerking genomen. Van de kinderen kan gelet op de leeftijd gevergd worden om eiseres te volgen, aldus verweerder. Ook zijn er volgens verweerder geen objectieve belemmeringen om het familie- en gezinsleven in Marokko uit te oefenen. De stelling dat de familie problemen zal krijgen als gevolg van de Irakese achtergrond, is in het geheel niet onderbouwd 8. Het geheel van de voor de te verrichten belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden geeft geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering eiseres een verblijfsvergunning te verlenen, niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. " Toelichting: De rechtbank gaat hier ten onrechte voorbij aan het feit dat verweerder in het bestreden besluit in het geheel niet heeft gemotiveerd waarom niet is gebleken van bijzondere feiten of omstandigheden waardoor sprake zou moeten zijn van verblijfsaanvaarding. Ook de jonge leeftijd van de kinderen is in het geheel niet meegewogen, anders dan de rechtbank overweegt. Appellante is zich er terdege van bewust dat de rechtbank het beleid van verweerder terughoudend moet toetsen, echter mag de rechtbank wel een oordeel vellen over hetgeen naar voren gebracht door verweerder omtrent de uitleg van het beleid. Dit is ten onrechte niet gebeurd. Appellante merkt hierbij op: 1. Dat zij van oordeel is dat haar beroepschrift ten onrechte door de Rechtbank ongegrond is verklaard; 2. Dat zij Uw college hierbij verzoekt het hoger beroepschrift alsook het beroepschrift, gegrond te verklaren onder vernietiging van de bestreden beslissing van de Rechtbank van 17 november 2010, en alsnog te bepalen dat appellante wordt toegelaten op de gronden als verzocht en in vorige instanties aangevoerd, althans verweerder danwei de Rechtbank op te dragen (zulks) te beslissen met inachtneming van de uitspraak van Uw College;

13/12/2810 15:59 020-6343491 DISTELPLEIN ADU PAG. 03/07 Advocatenkantoor Distelplein 3 3. Dat zij U hierbij verzoekt verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, /waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van appellant. Namens 'ftc. J. Ruijs Bepaaldelijk gevolmachtigde