AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:



Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 7 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste Nd, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2010:BL1497

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 28 februari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2013:14334

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN9458

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet - bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

Raad \ Afdeling bestuursrechtspraak vanstate

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie:

Raad vanstate 201108066/1 A/3. Datum uitspraak: 8 september 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 18 juli 2011 in zaak nr. 11/21552 in het geding tussen: en de vreemdeling de minister voor Immigratie en Asiel.

201108066/1/V3 2 8 september 2011 1. Procesverloop Bij besluit van 30 juni 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 18 juli 2011, verzonden op 19 juli 2011, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 25 juli 2011, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Het verzoek om schadevergoeding dient reeds hierom te worden afgewezen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201108066/1/V3 3 8 september 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. wijst het verzoek om schadevergoeding af. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. CE.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van staat. w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Roosmalen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2011 53-714. Verzonden: 8 september 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

WUI-KKUMNGSNX «lijmrsrt T-320 P-002/BH4 MM uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVeNHAGE Sector Besnjursrecbt Vreemdelingenkamer, enkelvoudig Nevenzlttingsplasts Rotterdam Reg-nr,;AWB 11/21552 V-nummer: Inzake: eiser, gemachtigde mr. R-W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, tegen; de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde mr. J.P. Mous. I Procesverloop 1 Eiser fielt te zijn geboren op: en de Chinese nationaliteit te bezitten. 2 Op 30 juni 2011 is beroep ingesteldtegenhet besluit van verweerder van 30jum' 2011 waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vrëemdelinoenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd. 3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 14 aprij 2011. Eiser ù ter zftting verschenen, bijgestaan door zyn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zfy'n gemachtigde. Tevens was aanwezig B. Farfda-Fong, tolk in de Chinese taai (Mandarijn;, ÏI Overwegingen 1 Ingevolge artikel 94, vierde üd, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of bet besluit tor oplegging van de vr[jhoidaonmemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afwoging van ajie betrokken belangen in redelijkheid nfet gerechtvaardigd 1$ te achten, 2 De rechtbank oordeelt als volgt, 2.1 Eiser betoogt dat rijn recht op rechtsbijstand I* geschonden, omdat hij ten njde van het verhoor als bedoeld in Artikel 50 van de Vw 2000 niet U bijgestaan door een raadsman, terwijl hij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij een raadman bjjj het gehoor wenste. 2.1.1 Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, van bet Vreemdelingenbeslirit 2000 (Vb 2000) wordt de vreemdeling, voordat hij op grond van artikel 59 van de Vw 2000 in bewaring wordt gesteld, gehoord. 2.1.2 Volgens paragraaf A6/5J.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 - voorzover thans van belang - wordt de vreemdeling in beginsel gehoord in het bqzyn van een advocaat Van dit recht moet door de bevoegde ambtenaar aan de vreemdeling tijdig mededeling gedaan worden (zie artikel 5.2, vijfde lid. Vb 2000). Tijdig' betekent in dît verbond dat, als de vreemdeling rechtsbijstand bij het gehoor wil, de ambtenaar belast met

TM-HIUKMIffrM nimmm ww P. CM/DM HU AWB11/21552 2 de grensbewaking of mec het toezicht op vreemdeling«zich zodanig dient in te spannen dat die bijstand in redelijkheid gerealiseerd kan worden. Ten aanzien van deze vorm vanrechtsbijstandkunnen zich de volgende situaties voordoen: - De vreemdeling wenst wel een advocaat bü het gehoor. Zo spoedig als mogelijk wordt de advocatenpiketdienst b j voorkeur per ftx ingelicht. Indien binnen twee uur na de verzending van het bericht geen advocaat aanwezig is» kan met het gehoor begonnen worden. Geeft de ad vocatenpiketdienst of de dienstdoende advocaat aan dat hij (de advocaat; n iet bij het gehoor aanwezig w{ zyn, dan kanroethet gehoor begonnen worden. - De vreemdeling wenst zyn (met naam genoemde) advocaat bij' het gehoor. Zo spoedig als mogelijk dient deze advocaat (ook 's nachts) eerst telefonisch en vervolgens per fax ingelicht te worden. Indien deze advocaat niet bij her gehoor aanwezig wil zijn of niet binnen twee uuroa het verzonden bericht aanwezig is, kan met het gehoor begonnen worden. Z1.3 ZoaJs ulr voornoemd beleid blijkt geldt voor de toepassing van de onder 2.1.1 en 2.3-2 genoemde bepalingen dat als de vreemdeling rechtsbijstand bij het gehoor wenst; de. vreemdelingendienst zich zodanig dient in te spannen, dat die bijstand in redelijkheid gerealiseerd kan worden en dat als de advocaat te kennen heeft gegeven niet b(j het gehoor aanwezig te willen zijn met het gehoor begonnen kan worden. Uit het op embraced opgemaakt proeei-verbaaj van bet op 30 juni 2011 gehouden gehoor blijkt dar eiser heeft verklaard een advocaat bg her gehoor te willen» waarna de advocatenpiketdienst per faxbericht is ingelicht Vervolgens is eiser zonder aanwezigheid van eenraadsmangehoord, Omdat; zoals het betreffende proces-verbaal vermeldt, de advocaat (mr. S. Zwiers) te kennen heeft gegeven niet bij het gehoor aanwezig te willen zijn. Gelet op het voorgaande heeft verweerder overeenkomstig 2yn beleid, welk beleid de rechtbank niet kennelijk onredelijk voorkomt gehandeld. Van een schending van het recht op rechtsbijstand fs derhalve geen sprake. Gestald noch gebleken is dat eiser bij aanvang van het gehoor de naam van een voorkeursadvocaat heeft opgegeven. 2.2 Ten aanzien van betoog van eiser dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel, overweegt de rechtbank als volgt Gelet op de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden die niet zijn bestreden door eiser, Is de rechtbank van oordeel dat verweerder, aan wie ter beoordeling voorligt ofde uitzetting met een minder belastend middel is veilig te atollen, zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet met een lichter middel dan bewaring kon worden vojstaan. In de door eiser aangevoerde omstandigheden heeft verweerder geen grond hoeven zien om de maatregel op te heften en hetrisico te aanvaarden dat eiser zich niet meer zal melden, zodra de uitzetting daadwerkelijk in zicht zal komen. 2.3 Niet fs gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is re achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de opheffing van de maatregel te bevelen of een wijziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten. 2.4 Het beroep Is ongegrond, 2.5 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.

rnn~hrahinuïma 4311028TW7 T-32D P.BW/vM HM A WB 11/21552 2.6* De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. m Beslissing Derechtbanlc, rechtdoende; 1 verklaart het beroep ongegrond; 2 wyst net verzoek om schadevergoeding af. *-\ Aldus gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, m tegenwoordigheid van mr. R. Simi, griffier. De griffier. De rechter, Uitgesproken in het openbaar op J8jull20ll, Reeb («middel Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 jtaat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, ean hef en onder d, van de Vw 2000 Staat geen afzonderlek hoger beroep open tegen de beslissing op hei verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. By het beroepschrift dfent een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten eu moet geadresseerd worden aan de Raad van State» Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 20019,2500 EA Den Haag. Voor informatie over de w{ ze van indienen van het hoger beroep kunt u wv*w.raadvanstate.n I raadplegen. Afschrift verzonden op; J J JIMI»*-. VOOR COPIE CONFORM De griffer van de y. rechtbank ^-^ te 'e-gravonhage^, J.J.A. Bastians wnd

MR R.W. KOEVOETS ADVOCATEN... r. V / I l *Ki ZAAKNR.döl AAN: \/J BEHANDRDrOD: INGEKOMEN 2 5.JÜL 2011 osofé PAR: MR S.C. VAN PARIDON MR W.L.C. RIJK My. MR J.M, TANG CWfF pi 0UKEAU Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC DEN HAAG PER POST EN PER FAX 070-365 13 80 inzake: /IND Uw réf.: Awb 11/21552 Onze réf.: v-05711/rwk Bijlagen:. 1 Datum: 25 juli 2011 Geacht College, Namens appellant die mij daartoe bepaaldelijk heeft gevolmachtigd, wordt hierbij hoger beroep ingediend tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nevenzittingsplaets Rotterdam) d.d. 19 juli 2011, verzonden op dezelfde dag. Afschrift van de aangevallen uitspraak gaat hierbij (bijlage 1). Appellant Kiest te dezer zake domicilie ten Kantore van ondergetekende gevolmachtigde te Rotterdam (3062 ör) aan de Kortekade 4 (correspondentie: Postbus 4384, 3006 AJ te Rotterdam), die hem bij de verdere behandeling van het hoger beroep zal bijstaan. Procesverloop: om. 1. Op 30 juni 2011 fs appellant in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen het opleggen en het voortduren van de vreemdelingenbewaring is op 30 juni 2011 beroep ingesteld bij de Rechtbank; 2. Op 14 juli 2011 is de zaak ter zitting behandeld (in de uitspraak staat abusievelijk de datum 14 april 2011 vernield), waarna de Rechtbank het onderzoek ter zitting heeft gesloten; 3. Op 18 jui 2011 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan. Hierbij wordt tegen voormelde uitspraak hoger beroep aangetekend. De gronden luiden als volgt. T: + 3 l(o) 10 425 78 00 F: + 3 I f D> t 0 244 00 52 POSTBUS 4 384 3006 AJ ROTTERDAM Appellant is op 30 juni 2011 te 15.30 uur in bewaring gesteld. Voorafgaand aan de inbewaringstelling is appellant gehoord, welk gehoor aanving om 15.05 uur. Appellant heeft voor het gehoor aangegeven dat hij gebruik wenste te maken van zijn recht om Dij het gehoor te worden bijgestaan door een raadsman. Het gehoor heeft niettemin zonder bijstand van een raadsman plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal van gehoor (M-110-B) is de piketadvocaat om 14.56 uur verwittigd van het gehoor dat om 15.05 uur heeft plaatsgevonden. Als reden dat appellant geen gebruik kon maken van de bijstand van een raadsman bij gehoor wordt blijkens voormeld procesverbaal opgegeven dat de raadsman niet bij het gehoor aanwezig wenste te zijn. KORTEKADE 4 3062 GR ROTTERDAM WWW, KOfVO CTS. INFO OP IEDERE OVÉWENKOflSTTOTWWJNiNC VAN MCWTÏIIJSTANDZI/N D AU5EMENE VOORWAARDEN VAN H«;»LIHU KOEVOETS ADVOCATEN 8V VAN TOIPASJING (Zlï ACHTER2IJDI) KVK. ROTTERDAM WUK

A D V O C A T E N 6. Vooropgesteld dient te worden dat - met name indien de vreemdeling rechtsbijstand bij het gehoor wenst - het uitgangspunt van de bepalingen zoals neergelegd In paragraaf A6/5.3.4.2 Vc 2000 is dat de Vreemdelingendienst zich zodanig dient in te spannen dat die bijstand in redelijkheid gerealiseerd kan worden. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats'zwolle, d.d. 30.12-2006 (LJN: BH0343). 7. Van eerdergenoemde inspanning Js niet kunnen blijken, nu de piketadvocaat eerst 9 minuten voor het gehoor is verwittigd. Bovendien is niet kunnen blijken dat verbalisanten bij de piketadvocaat hebben benadrukt dat appellant de wens had van aanwezigheid van een raadsman bij het gehoor. Evenmin Is kunnen blijken van een dusdanig spoedeisende situatie dat niet gewacht kon worden met het gehoor totdat wei de aanwezigheid van een raadsman gerealiseerd kon worden. 8. De effectuering ven het recht van appellant is kennelijk thans volledig afhankelijk gesteld van de welwillendheid van de piketadvocaat, waarbij de wens van appellant niet is betrokken danwel geïnformeerd Is aan de betreffende piketadvocaat. Niet kan blijken dat de onwelwillendheid van dé. piketadvocaat Is teruggekoppeld aan appellant, opdat appellant met een alternatief kon komen. Waarschijnlijk had appellant geopperd om zijn eigen vaste advocaat (ondergetekende) danwel een alternatieve advocaat te informeren. Op deze wijze wordt onderhavig recht van appellant op lichtzinnige wijze ter zijde geschoven. Aan de wens van de vreemdeling op effectueren van zijn rechten dient een zwaarder gewicht te worden toegekend dan aan de wens van een (piketadvocaat, 9. Een vreemdeling die uitdrukkelijk aangeef! van het recht op bijstand bij het gehoor dient een reële mogelijkheid te hebben dit recht te effectueren. Nu zulks in casu niet Is geschied, dient de uitspraak van 19 juli 2011 vernietigd te worden en het beroep gegrond te worden verklaard. 10. Voor zover een belangenafweging zou dienen plaats te vinden, dient de belangenafweging in het voordeel van appellant uit te vallen. Immers, zoals ter zitting betoogd, kan het maatschappelijk belang bij opleggen van de maatregel gerelativeerd worden. Cliënt is recentelijk (2010) vanuit Nederland teruggebracht naar België, gelet op zijn aldaar lopende verblijfsrechtelijke procedure. De raadsman bij het gehoor had - voordat de maatregel daadwerkelijk werd opgelegd - vrijwillige terugkeer aan de orde kunnen stellen. Radenen waarom: appellant uw Afdelino verzoekt de bestreden uitspraak d.d. 19 juli 2011 te vernietigen, alsmede verweerder te veroordelen tot het betalen van de proceskosten en schadevergoeding. evoets at / Gemachtigde WWW.KOEVOETS.INrO & i± e i$ $ fc ffi