AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:



Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 28 februari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstatc /1/V3. Datum uitspraak: 13 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9565

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Transcriptie:

Raad vanstate 201103712/1/V1. Datum uitspraak: 18 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 3 maart 2011 in zaak nr. 10/31945 in het geding tussen: en de vreemdeling het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

20110371 2/1/V1 2 18 oktober 2011 1. Procesverloop Bij besluit van 7 september 2010 heeft het COa de verstrekkingen aan de vreemdeling op de voet van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 beëindigd. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 3 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 29 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Het COa heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201103712/1/V1 3 18 oktober 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat. w.g. Hent lid van de enkelvoudige kamer w.g. De Vink ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2011 154-597. Verzonden: 18 oktober 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, ^_ j^-^rsmr. H.H.C. Visser

^SCHRIFT flëchtbank 's-gravenhage «d w -, Assen Sector Bestuursrecht Vreemdel ingenkamer Zaaksnummer: AWB 10/31945 COAS6 Uitspraak van de rechtbank van 3 maart 2011 inzake: geboren op van Chinese nationaliteit, IND-dossiemummer: 0711.19.0439, V-nummer: eiser, gemachtigde: mr. F. van Dijk, advocaat te Groningen, tegen: Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te 's-gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. J.E. van der Werff, advocaat te 's-gravenhage. Procesverloop Bij besluit van 7 september 2010 heeft verweerder de verstrekkingen aan eiser krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) beëindigd. Bij beroepschrift van 13 september 2010 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiser gezonden en hem in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 januari 2011. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Motivering In geschil is de vraag of verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat er in het geval van eiser, die lijdt aan diabetes, geen sprake is van een acute medische noodsituatie waardoor hij gehouden zou zijn om de verstrekkingen niet te beëindigen.

Zaaknummer: AWB 10/31945 COA S6 2 Eiser heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niettegenstaande de beschikbaarheid van medische zorg buiten de opvang heeft miskend dat hij buiten de opvang niet alleen verstoken is van onderdak, doch ook van middelen om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, althans om voedsel tot zich te nemen op een verantwoorde en regelmatige wijze, hetgeen van groot belang moet worden geacht voor de gezondheid van een diabetespatiënt Eiser meent dat de inhoud van de door verweerder aangehaalde jurisprudentie hier niet aan af doet, nu niet is gebleken dat in deze uitspraken ook rekening is gehouden met de beantwoording van de vraag of een suikerpatiënt ook buiten de opvang in het licht van de aanhoudende medische behandeling voldoende en regelmatig toegang heeft tot noodzakelijk voedsel. Naar de mening van eiser kan in het licht van voorgaande niet langer worden volgehouden dat geen sprake zou zijn van een medische noodsituatie bij beëindiging van de verstrekkingen. Onder een acute medische noodsituatie verstaat het COA, in navolging van het Bureau Medische Advisering: "de situatie waarin betrokkene lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van onmiddellijke behandeling in deze fase van de stoornis zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke en/of lichamelijke schade. " Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het standpunt kunnen innemen dat eiser niet aan de hand van concrete en recente medische documentatie heeft aangetoond dat sprake is van een acute medische noodsituatie waardoor hij gehouden is de verstrekkingen niet te beëindigen. De enkele stelling dat het voor een diabetespatiënt van belang is dat hij regelmatig en voldoende toegang moet hebben tot noodzakelijk voedsel, en dat hij buiten de opvang geen middelen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu daarmee niet is aangetoond dat er sprake is van een acute medische noodsituatie als hiervoor bedoeld. De rechtbank wijst in dit kader nog naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 27 april 2004 (UN: AP1266) en die van 2 mei 2006 (UN: AX2495) waarin is uitgemaakt dat het COA, ingeval er sprake is van suikerziekte, geen aanleiding heeft hoeven zien om aan te nemen dat er sprake is van een acute medische noodsituatie. Naar het oordeel van de rechtbank moet - anders dan eiser heeft betoogd - uit voornoemde uitspraken worden geconcludeerd dat de ziekte diabetes als zodanig geen aanleiding vormt om een acute medische noodsituatie aan te nemen en dat in voornoemde uitspraken het feit dat een suikerpatiënt naast insuline ook voldoende en regelmatig moet eten en drinken is verdisconteerd. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het feit dat eiser suikerziekte heeft niet maakt dat verweerder gehouden is de verstrekkingen aan eiser voort te laten duren. Hetgeen verder is aangevoerd behoeft geen bespreking. Het beroep is, gelet op het voorgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Zaaknummer: AWB 10/31945 COA S6 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door A.P. Kuiters, griffier. A.P. Kuiters mr. N.A. Vlietstra In het openbaar uitgesproken op 3 maart 2011. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken ", postbus 16113, 2500 BC te 's-gravenhage. De vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. afschrift verzonden op: -3 MRT 2011 IFT CONFORM. VAN DE TE \s-gravenhagfc

Hansma Janse Van Dijk 1 ADVOCATEN M : 3 RAAD VAN STATE INGEKOMEN ZAAKNR. AAN: {/ [ BEHANDELD DD: 3 0 MRT 2011 3?/X PAR: mr. U. H. Hansma mr. H. J. Janse mr. F. van Dijk Kraneweg 47 9718 JG Groningen telefoon fax internet e-mail 050-3133433 050-3133533 www. kr anewe g47.nl info@kraneweg47.nl Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus 16113 2500 BC 's-gravenhage per post en per telefax: 070-365 13 80 datum inzake uw ref. onze ref. betreft 29 maart 2011 dhr. geboren op van Chinese nationaliteit FvD/08.122, AWB nr: 10/31946 hoger beroep uitspraak Rechtbank 's-gravenhage zittingsplaats Assen d.d. 3 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011 Geeft eerbiedig te kennen, Appellant is de heer, geboren op van Chinese nationaliteit, thans verblijvende te in deze zaak woonplaats kiezende te Groningen aan de Kraneweg 47 (9718 JG), ten kantore van advocaat mr. F. van Dijk, die hierbij verklaart door appellant bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van het hoger beroep. Bij besluit van 7 september 2010 heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers de verstrekkingen aan appellant krachtens de Regeling Verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) beëindigd. Tegen deze beschikking is bij beroepschrift van 13 september 2010 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011, heeft de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Assen het beroep ongegrond verklaard. Tegen laatstgenoemde uitspraak, die hierbij in afschrift wordt overgelegd als productie 1*, keert zich dit appelschrift. Appellant is suikerpatiënt. Hij dient zich dagelijks te injecteren met insuline en is voorts aangewezen op een regelmatig en adequaat voedselpatroon. Appellant heeft in de beroepsprocedure gesteld dat er een medische noodsituatie ontstaat indien appellant geen aanspraak meer kan maken op de verstrekkingen krachtens de Regeling Verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Hoewel insuline en middelen om die insuline toe te dienen ook na de beëindiging beschikbaar worden gesteld heeft verweerder Rekeningnummer Stichting Derdengelden ING bank 66.18.72.254 Aansprakelijkheid is beperkt tot het bedrag dat in het voorkomende geval door de beroepsaansprakelijkhodsverzekeraar wordt uitgekeerd. 1

Hansma Janse Van Dijk ADVOCATEN 1% geen rekening gehouden met de omstandigheid dat appellant naast insuline ook voldoende en regelmatig moet eten en drinken. Het appelschrift berust op de navolgende grief. Ten onrechte stek de rechtbank dat verweerder het standpunt heeft kunnen innemen dat appellant niet aan de hand van concrete en recente medische documentatie heeft aangetoond dat {bij of na het beëindiging van de verstrekkingen, FvD) sprake is van een acute medische noodsituatie waardoor verweerder gehouden is de verstrekkingen niet te beëindigen. Appellant meent dat hij ook in beroep afdoende, en met medische documentatie, heeft aangetoond dat na beëindiging van de verstrekkingen door verweerder bij ontstentenis van een regelmatig en adequaat voedingspatroon een medische noodsituatie zal ontstaan, ondanks de beschikbaarheid van insuline en de middelen om deze insuline toe te dienen. De rechtbank heeft weliswaar verwezen naar uitspraken van uw Afdeling van 27 april 2004 (LJN: API 266) en van 2 mei 2006 (LJN: AX2495) maar uit deze uitspraken blijkt niet dat het feit dat een suikerpatiënt naast insuline ook voldoende en regelmatig moet eten en drinken in de beoordeling van de casusposities is verdisconteerd. Nadere bestudering van de uitspraken leert dat deze zien op de vraag of onthouding van de verstrekkingen terwijl de medische behandeling van de suikerpatiënt wordt gecontinueerd een medische noodsituatie doet ontstaan, zonder dat daarbij een onderscheid wordt aangebracht tussen de situatie waarin toegang tot regelmatige en adequate voeding is gegarandeerd en de situatie waarin dat niet het geval is. Redenen waarom: Appellant U primair verzoekt: en subsidiair: de uitspraak van de rechtbank VGravenhage van 3 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011, te vernietigen, één en ander met veroordeling van verweerder in de kosten van dit geding, alsmede te doen wat de rechtbank had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond te verklaren met veroordeling van verweerder in de kosten van het geding bij de rechtbank als voornoemd, vernietiging van de beslissing van verweerder en met de opdracht aan verweerder om een nieuwe beslissing te nemen met machtnerning van hetgeen uw Afdeling heeft overwogen. de uitspraak van rechtbank 's-gravenhage van 3 maart 2011, verzonden op 3 maart 2011, te vernietigen, één en ander met veroordeling van verweerder in de kosten van dit geding, alsmede 2

^L Hansma Janse Van Dijk E ^ ADVOCATEN Hoogachtend, de zaak, voorzover nodig, terug te verwijzen naar de rechtbank 's-gravenhage, teneinde een nieuwe uitspraak in beroep te doen en voor het overige te doen wat de rechtbank had behoren te doen. ^-gemachtigde - * Productie(s): 1 3