Vzw info@osbj.be www.osbj.be!""#! "# Dit onderzoek had als doel na te gaan of autochtone en allochtone jongeren met gedrags-en/of psychische problemen op een verschillende wijze opgevangen worden binnen onze samenleving. Twee concrete vragen drongen zich hierbij op: leggen allochtone en autochtone jongeren met gedragsproblemen en psychische problemen een verschillend traject naar en binnen de hulpverlening af? En indien ja, welke mechanismen liggen aan de basis van deze verschillen? De onderzoekers besluiten dat allochtone en autochtone jongeren met gedragsproblemen en psychische problemen wel degelijk een verschillend traject naar en binnen de hulpverlening afleggen. Toch zijn er mogelijkheden voor een betere opvang. Het vertrouwen winnen van de jongeren en hun familie en een meer gestuurde hulpverlening kunnen oplossingen bieden. Een tijdige detectie van de problemen met een aansluitende hulpverlening kan het risico verkleinen (2005, Ina Lodewyckx). $% &' (' )(' *&+&' ),-$&+&(' *' )&' Hieronder geven we summier de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek weer. We doen dit naar aanleiding van een voorstelling van het onderzoek door Ina Lodewyckx op het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en gebaseerd op het uitgebreide onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het FOD Volksgezondheid. Voor een volledige lectuur van het onderzoek verwijzen we naar www.steunpuntgelijkekansen.be (cel allochtonen).. /!""# De laatste decennia zijn er verschillende diensten opgericht voor een vroegtijdige detectie van psychische problemen en gedragsproblemen bij kinderen en jongeren, maar zij krijgen nog steeds niet de nodige aandacht en begeleiding om deze rol op een efficiënte wijze uit te voeren (Schaeck, 2002). Binnen de jeugdhulpverlening erkent men reeds een aantal jaren dit probleem. Tal van jongeren lijken verloren te lopen in een niemandsland tussen de Bijzondere Jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie. Gemeenschapsinstellingen en voorzieningen van de Bijzondere Jeugdzorg zitten met de handen in het haar als het gaat over de steeds toenemende begeleiding van jongeren met psychiatrische problemen. Omgekeerd weet men binnen het kader van een ziekenhuis geen raad met jongeren met een al te uitgesproken gedragsprobleem (Oikoten, 2004). Er bestaan aanwijzingen dat allochtone jongeren moeilijker toegang krijgen tot centra voor algemeen welzijnswerk (CAW) en centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGGZ). In de meer repressieve en penitentiaire vormen van opvang en behandeling zouden ze dan weer oververtegenwoordigd zijn. Mogelijk heeft dit te maken met een gebrekkige toegankelijkheid van de aangeboden hulpverlening en een te beperkt hulpverleningsaanbod. Welke factoren bij dit proces een rol spelen, is echter weinig onderzocht. Dit onderzoek heeft als doel na te gaan of autochtone en allochtone jongeren met gedrags-en/of psychische problemen op een verschillende wijze opgevangen worden binnen onze samenleving. Twee concrete vragen dringen zich hierbij op: leggen allochtone en autochtone jongeren met gedragsproblemen en psychische problemen een verschillend traject naar en binnen de hulpverlening af? En indien ja, welke mechanismen liggen aan de basis van deze verschillen?! 0 121 1
De eerste vraag beantwoorden de onderzoekers aan de hand van de literatuur en cijfergegevens over de geestelijke gezondheidszorg en de Bijzondere Jeugdzorg. Voor een antwoord op de tweede vraag maakten ze een analyse van interviews met hulpverleners uit de Bijzondere Jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg. Aan de hand hiervan poogden de onderzoekers inzicht te verwerven over de aard van opvang en behandeling van allochtone en autochtone jongeren en eventuele mechanismen en knelpunten in de dienstverlening die de verschillende trajecten tussen beide groepen kunnen verklaren. In totaal werden 11 interviews met hulpverleners gehouden. Ook jongeren die in contact zijn gekomen met de Bijzondere Jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg werden geïnterviewd.deze interviews werden voornamelijk gebruikt voor hun perceptie op de hulpverlening en het hulpverleningsproces. Voor het kwantitatieve luik maakten de onderzoekers een analyse van dossiers die in het jaar 2002 bij de jeugdrechtbank te Antwerpen gestart werden. De observatie-eenheden van het bestand zijn personen van wie in 2002 een dossier bij de jeugdrechtbank te Antwerpen geopend werd. Voor het onderzoek werden zowel POS- als MOF-dossiers geregistreerd. Om de toegang tot de psychiatrische instellingen van de doelgroep na te gaan, werden de Minimale Psychiatrische gegevens (MPG) voor de jaren 2000-2003 van een aantal ziekenhuizen in Vlaanderen bestudeerd. 3 + /4452/261 Samenvatting van de belangrijkste bevindingen voor de sector Bijzondere Jeugdzorg. $%&' (&' "%' & )!*+, &!+, % )- $% %' $&. /&' (%-%' 0. ' "%-%' - Het aantal kinderen en jongeren met antisociaal gedrag wordt geschat op 4 tot 10% van de totale Vlaamse populatie. Het is de meest voorkomende psychische problematiek bij kinderen en adolescenten (OASE, 2004). - Gedragsstoornissen komen meer voor bij jongens dan bij meisjes en vaker bij kinderen van ouders uit lagere sociaal-economische klassen (OASE, 2004). - Prognose: Vlaanderen, 2005: 15% van de 0 tot 17 jarigen hebben problemen. Hiervan hebben 5% zware problemen en 1% zeer zware problemen (Geets, Vanderwaeren en Timmerman, 2001) - Resultaten uit nationaal en internationaal onderzoek geven aan dat jaarlijks 20% tot 30% van de kinderen en jongeren lijden aan een psychiatrische aandoening. Bij 10% van de jeugdige bevolking is er sprake van een aandoening die voortduurt tot in de volwassenheid of het functioneren ook als volwassene ernstig beïnvloedt. In België zijn er tussen 300 000 en 400 000 kinderen en jongeren met een psychiatrische aandoening die hun ontwikkeling en functioneren in ernstige mate hindert (Deboutte, 2003). $%&' (&' "%' & +, 1 ' %. ' "%-%' : - Allochtone jongeren die in de gedwongen hulpverlening terechtkomen, krijgen andere maatregelen opgelegd dan autochtone jongeren. Allochtone jongeren met een MOFdossier worden vaker in een gemeenschapsinstelling geplaatst, autochtone jongeren vaker in een OOOC of open inrichting. - Bij jongeren met een POS-dossier valt op dat allochtone gezinnen minder vaak gezinsbegeleiding krijgen dan autochtone gezinnen. - Het intrekken van een maatregel omwille van vrijwillige hulpverlening komt zeer vaak voor bij allochtone jongeren en meer dan bij autochtone jongeren. Dit wijst erop dat allochtone gezinnen wel bereid zijn tot vrijwillige hulp, maar dat ze moeilijk zelf de stap zetten. - Het aantal allochtone minderjarigen dat opgenomen wordt in de psychiatrie, ligt zeer laag. - Allochtone gezinnen hebben een ander verwachtingspatroon van hulpverlening. Marokkaanse mensen: binnen sommige allochtone gemeenschappen is het onderscheid tussen hulpverlening en vriendschap eerder vaag. 2
Waarschijnlijk vanuit de vroegere context: iemand die helpt is ook uw vriend. Hier is er een afstand tussen een hulpverlener en een hulpvrager. Dat komt heel hoogdrempelig over voor hen. Een andere cultuur vereist een andere aanpak, bv ronde tafels: mensen uit Oost- Europa komen uit een hiërarchische logica. Daarom is het niet goed om al onmiddellijk al de betrokkenen rond de tafel te zetten. Dat vertrekt namelijk vanuit een horizontale logica. Ouders en het thuismilieu zijn bepalend: daar veel weerstand, omwille van schaamte, niet erkenning van problematische opvoedingssituatie, Mogelijke verklaring: allochtonen onder 16 jaar zijn ondervertegenwoordigd omdat ze nog teveel afhankelijk van hun ouders zijn. allochtonen + 16 jaar: oververtegenwoordigd: wanneer ze een beetje losgekomen van hun ouders zoeken ze hulp in de hulpverlening. Vaak ook jongeren die gebroken hebben met hun thuismilieu. Bij autochtonen is de groep 10-14-jarigen veel groter, waarschijnlijk omdat ouders daar een redding zijn en aankloppen bij de hulpverlening. - Proportioneel worden meer allochtone jongeren opgenomen in kinder-en jeugdpsychiatrie voor schizofrenie en psychotische stoornissen dan autochtone jongeren. Opmerkelijk is het hoge percentage diagnose onbekend bij de allochtone opnames. (-% )%! 2, ' /%&./ ' (%!)%+&2&%/%!&131&% ' +, 1 ' %. ' "%-%' - Gebrek aan kennis van de hulpverlening (HV) - Taal-en cultuurbarrière - Meer nood aan gestuurde HV (motivatieverhogend, kennis van HV, ouders betrekken) - Wantrouwen tav HV - Ander verwachtingspatroon tov HV - Andere familiale dynamieken dan autochtonen (ouders meer gezag, schaamte over HV, ) - Alternatieve wegen voor bestrijding van psychologische problemen: iman, - Het belang van de vriendengroep (kan zowel beschermings-als risicofactor zijn) (-% )%! 2, ' /%&./ ' (%, 3)%-%' &' " - Wachtlijsten - Motivatie als belangrijkste criterium: reden van een laag cijfer jongeren in psychiatrie, want er is motivatie nodig om ze op te nemen. Jongeren die gemotiveerd zijn, krijgen voorrang. Situatie hier zelfde bij zowel autochtonen als allochtonen. Volgens onderzoekers: vooral allochtonen die problemen anders uitdrukken - Geen mogelijkheid tot afdwingen van hulp, dit is het geval zowel bij allochtonen als autochtonen. Bijvoorbeeld bereiken de CLB s veel de middenklasse, aangezien deze zelf naar het CLB komen. - Oneigenlijke plaatsingen: jongeren die nergens anders opgevangen kunnen worden, komen terecht in gemeenschapsinstellingen, maar eigenlijk zijn ze daar niet op hun plaats. Ze hebben psychische problemen, maar vinden de weg niet naar psychiatrische voorzieningen en GGZ. Enige mogelijkheid: maatregel van hoogdringendheid. Dit creëert de mogelijkheid om jongeren te motiveren voor vrijwillige hulpverlening. Hulpverleners hebben aantal dagen om te observeren en te bekijken wat nodig is qua HV. $%&' (&' "%' &.%3"((%&' 4 3%' 1&% %' )!*+, )1, "&% 3
- Hyperactiviteit gecombineerd met gedragsproblemen wordt geassocieerd met een verhoogde kans op recidivisme die ook blijft voortduren wanneer de betrokkene volwassen is (Vermeiren, 2000) - Grootste risicogroep voor een delinquente ontwikkeling: die kinderen waarbij de ontwikkeling reeds in de eerste drie levensjaren niet alleen door omgevingsfactoren maar ook door neurobiologische risicofactoren gehypothekeerd werd. Bij ernstige vormen van delinquent gedrag door jongeren is de problematische opvoedingssituatie vaak eerder een gevolg van een psychiatrische stoornis en mogelijks één van de factoren die een rol spelen in het voortduren ervan (Deboutte, 2003) - Uit divers onderzoek blijkt dat omgevingsfactoren dienen gerelativeerd te worden wanneer het gaat over ernstig delinquent gedrag van jongeren. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat er een sterke relatie bestaat tussen recidivisme, het voorkomen van psychiatrische stoornissen en een significant slechter cognitief functioneren. Een goede opvang van mensen met gedragsproblemen en psychische problemen, leidt naast een hoger welbevinden voor de betrokkene en zijn/haar directe omgeving tot een verhoogde veiligheid voor de samenleving - Het percentage jongeren die een delict pleegden met psychische problemen ligt hoog: Ulzen en Hamilton (1998) vonden 75% van jongeren die een delict pleegden die met psychische problemen te kampen hebben, gedragsproblemen niet meegerekend. Dit percentage zou hoger liggen bij meisjes dan bij jongens - Bij de MOF-dossiers komt plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (of een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis) weinig voor, ook de aanstelling van een deskundige komt zelden voor. Verschillende oorzaken liggen hier aan de basis (zie eerder bij drempels). + beperkt aanbod van forensische jeugdpsychiatrie in Antwerpen (zie onderzoek) - Indien we vroegtijdig de jongeren met gedragsproblemen kunnen detecteren en begeleiden bestaat de kans dat we deze jongeren uit de criminaliteit kunnen houden. - Een exploratief onderzoek onder meisjes in een justitiële inrichting in Groningen (Lenssen, Dorreleijers, Van Dijk en Hartman, 1999) kwam tot de bevinding dat bij 80% van de meisjes sprake was van enkelvoudige of gecombineerde psychiatrische problematiek. Het ging om: Hechtingsproblematiek Posttraumatische problemen Zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornissen. - Diagnose bij opname psychiatrische ziekenhuizen: Kind-en adolescentiestoornissen (34% van autochtone en 22% van allochtone patiënten) Eetstoornissen Stemmingsstoornissen Stoornissen middelengebruik - Het spreekt voor zich dat tijdens de adolescentie het belang van de vriendengroep niet te onderschatten is. Een studie over opvoedingsondersteuning en Bijzondere Jeugdzorg (Carette, 2003) meldt dat jongeren in de Bijzondere Jeugdzorg vrienden tot de meest belangrijke personen van hun sociaal netwerk rekenen. $%&' (&' "%' & "%%!1%&./% "%5 ' (, %&(!5 -" - 25% van het cliënteel van de CGG is minderjarig (-18jaar). - Patiënten komen via allerhande wegen tot opname. Vooral op eigen initiatief en initiatief van de familie/omgeving. Ook via andere voorzieningen binnen de gezondheidszorg (psychiater, huisarts, ) $%&' (&' "%' & -%"&!1-1&% - Afwezigheid van goede registratiegegevens zowel in de Bijzondere Jeugdzorg als in de geestelijke gezondsheidszorg: goede registratie is onontbeerlijk voor beleidsondersteunend sociaal-wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot een efficiënte en effectieve hulpverlening. 4
- Weinig goede registratiegegevens met betrekking tot allochtonen. Ook de welzijnssector en de geestelijke gezondheidszorg kampen met dit probleem. - Sinds 1996 registreren psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van ziekenhuizen minimale psychiatrische gegevens (MPG), zij omvatten onder andere: Socio-economische kenmerken Diagnose Problemen bij opname Behandelingsgegevens Overblijvende problemen bij ontslag. 7 * 6 /22 /21 Tijdens de bespreking op het FOD Volksgezondheid werden een aantal mogelijkheden geopperd voor een advies naar de overheid, op basis van dit onderzoek. Hieronder vindt u de belangrijkste: - Vroegtijdige detectie: Dit gebeurt nog veel te weinig bij allochtone jongeren. Het enige signaal dat werkt is het als misdrijf omschreven feit, om allochtone jongeren in de hulpverlening te krijgen. - Mogelijkheden: opnameplicht van psychiatrische voorzieningen verstrengen of capaciteit verruimen, want de wachtlijsten vormen probleem. - CLB s moeten een belangrijkere functie krijgen in het bereiken en motiveren van jongeren. Vele jongeren en hun gezin geraken niet bij CLB s omdat zij enkel op vrijwillige basis kunnen werken. - Registratie: zeer belangrijk. Pas dan kan onderzoek worden gedaan. - Vlaamse overheid moet het signaal geven dat deze problematiek belangrijk is en dat eraan moet gewerkt worden. - Dubbele maatregelen momenteel niet mogelijk: daar moet iets aan gedaan worden. Bv. jongeren kunnen niet tezelfdertijd hulp ontvangen vanuit Vlafo en BJB. Dit voorbeeld is sectoroverschrijdend, maar ook binnen sector zelf kunnen er tezelfdertijd geen twee vormen van hulpverlening aangeboden worden.. Er is wetenschappelijk bewezen dat er een verband is tussen jeugddelinquentie en geestelijke gezondheid. Daar moeten ook maatregelen naar getroffen worden. Een flexibilisering van de werkvormen zou baat hebben. Dit houdt in dat men zonder een nieuwe beslissing van de jeugdrechter, zou kunnen overschakelen van residentiële opvang naar ambulante begeleiding. - Moeilijkheidsgraad van het onderzoek is zeer hoog omwille van de minimale registratiegegevens. - Wachtlijsten geestelijke gezondheidszorg gecombineerd met motivatiecriterium zijn zeer belangrijk: allochtonen vertonen minder motivatie veel minder, dus vallen er vlugger uit. Risico op uitval veel groter bij allochtonen. - Meer gezinsbegeleiding en toezicht sociale dienst bij allochtonen is nodig. - Tevens nodig: informatiecampagne over GGZ bij allochtonen. Wie hierop wil reageren, kan dit doen via e-mail naar lies.deruyver@osbj.be. November 2005. Lies De Ruyver Stafmedewerker OSBJ Cellebroersstraat 16 1000 Brussel 5